Organisatie | Nederweert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Nederweert 2009 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Nederweert 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
- Nadere regels ‘Geluidbeleid bij evenementen en overige activiteiten’(APV)
- Nadere regels ter uitvoering van artikel 3:3 APV
- Nadere regels plaatsen – inrichten terrassen (APV)
- Nadere regels veiligheid, openbare orde, volksgezondheid en milieu bij evenementen en overige activiteiten (APV)
- Nadere regels Oud Limburgs schieten bij evenementen
- Beleidsregels ontheffing artikel 35 Drank –en Horecawet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2009 | 04-07-2014 | nieuwe regeling | 31-03-2009 | 2009-25 | |
01-05-2009 | Nieuwe verordening | 31-03-2009 Weekblad van Nederweert 09-04-2009 | Raadsvoorstel 2011-48 |
De raad van de gemeente Nederweert;
gelezen het voorstel van het college van 19 maart 2009;
gelet op de artikelen 147,149, 151a, 151b, 154, 154a en 156 Gemeentewet;
overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter bescherming en handhaving van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, bescherming van het milieu en overige onderwerpen in het belang van de gemeente;
vast te stellen de volgende 'Algemene plaatselijke verordening Nederweert 2009'.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b.
b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b Wegenverkeerswet 1994.
c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de gemeenteraad, respectievelijk gedeputeerde staten, de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig de artikelen 20a Wegenverkeerswet en 27 tweede lid Wegenwet.
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 Bouwverordening gemeente Nederweert.
g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c Woningwet.
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
Artikel 1:2 Beslistermijn/Ontvangstbevestiging
Het bestuursorgaan kan vanwege de ingewikkeldheid van het onderwerp de termijn voor ten hoogste vier weken verlengen. Deze verlengingstermijn is, in afwijking van artikel 3:18 lid 2 Algemene wet bestuursrecht, eveneens van toepassing indien afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht op een aanvraag van toepassing is.
Het bevoegd bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een aanvraag om een vergunning of ontheffing zo snel mogelijk. De ontvangstbevestiging bevat de volgende informatie:
a. de beslistermijn en de verleningsmogelijkheid bedoeld in de leden 1 en 2.
b. de beschikbare rechtsmiddelen om tegen de te nemen beschikking op te komen
c. indien paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht van toepassing is wordt tevens vermeld dat de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig op de aanvraag is beslist.
In het geval van een verplichting of bevoegdheid van het bestuursorgaan om op een melding nader te beschikken binnen een gestelde termijn, is lid 4 van overeenkomstige toepassing. Het bepaalde in lid 2 omtrent de bevoegdheid tot verlenging van de beslistermijn is niet van toepassing op een melding bedoeld in dit lid, tenzij er een nadere voorbereidingsprocedure is bepaald.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. In het geval van meldingen bedoeld in artikel 1:2 lid 6 geldt dezelfde bevoegdheid.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Aan een melding bedoeld in artikel 1:2 lid 6 kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist of de melding moet worden gedaan.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning, ontheffing of melding
De vergunning, ontheffing of melding is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning, ontheffing of melding
De verguning, ontheffing of de andere beschikking op een melding bedoeld in artikel 1:2 lid 6 kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, vergunning of een nadere beschikking op een melding, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning, ontheffing of melding is vereist;
c. indien de aan de vergunning, ontheffing of melding verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning, ongheffing of melding geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:3 Melding betoging op openbare plaatsen
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. datum waarop de betoging wordt gehouden en tijdstip van aanvang en beëindiging;
d. plaats en, voor zover van toepassing, route en plaats van beëindiging;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Indien het tijdstip van de melding valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de melding gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid, genoemde termijn verkorten en een mondelinge melding in behandeling nemen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg of andere openbare plaats
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of andere openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan
Het is verboden de weg of een weggedeelte of andere openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud;
b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. het beoogde gebruik hinder of overlast oplevert voor de omgeving;
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien er wordt gehandeld in strijd met door de gemeente als eigenaar en beheerder van haar wegen vastgestelde en bekendgemaakte toestemmingsregels.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Afdeling 7 Toezicht op evenementen
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met de volgende categorie-indeling:
a. kleine evenementen met een beperkt karakter op buurt- of straatniveau, geen of weinig gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie, maximaal 350 gelijktijdige bezoekers en geen mechanische of live muziek voor 07.00 uur en na 23.00 uur;
b. middelgrote evenementen op buurt- of wijkniveau, beperkte gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie, maximaal 350-1500 gelijktijdige bezoekers;
c. grote evenementen met een (boven-)locaal/regionaal of hoger karakter, gevolgen voor de locale verkeers- en bereikbaarheidssituatie, gelijktijdige bezoekers >1500
Geen evenementen als bedoeld in lid 1 zijn:
b. markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspel als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betoging, samenkomst en vergadering als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
h. wedstrijd op of aan de weg en optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;
Het verbod bedoeld in lid 1 geldt niet voor een evenement bedoeld in artikel 2:24 lid 1 onder b. indien er een organisator is die ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester en het geen gevaar oplevert voor de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of het milieu.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurt- of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de toepassing van de in het vierde lid vermelde weigeringsgronden houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, op zaterdag en zondag, carnavalsmaandag, -dinsdag en –woensdag, de christelijke feestdagen en Koninginnedag en, voor de dorpskern waar de jaarlijkse kermis wordt gehouden, op kermismaandag, -dinsdag en –woensdag tussen 03.00 en 07.00 uur.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen;
b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekladden of doen bekladden met kalk, krijt, teer of met een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die aangelijnd is;
b. buiten de bebouwde kom op de weg los en zonder toezicht;
c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
d. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen (gereserveerd/vervallen)
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:47 t/m 2:50 of 2:73 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutiebeleid e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;
h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2;
6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
a. de persoonsgegevens van de exploitant;
b. de persoonsgegevens van de beheerder; en
c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.
f. de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van ten minste 1:100 (bestaande en nieuwe situatie);
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
• bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
• de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 Wetboek van Strafrecht;
• de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 Wegenverkeerswet 1994;
• de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b Wet op de kansspelen;
• de artikelen 2 en 3 Wet op de weerkorpsen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek Wetboek van Strafrecht, de Opiumwet en de Wet wapens en munitie; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen enop de tijden bedoeld in het eerste lid.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan of beheersverordening;
c. er aanwijzigingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f Wet van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van het woon- en leefklimaat;
d. in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
e. in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid;
f. in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
g. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder of nieuwe beheerders, indien de exploitant het bevoegd bestuursorgaan hiervan vooraf in kennis heeft gesteld en het bevoegd bestuursorgaan de kennisgeving heeft aanvaard, danwel na de ontvangst van de kennisgeving acht weken zijn verstreken. Het bepaalde in artikel 1:2 lid 2 ten aanzien van de verlening van de termijn is niet van toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan een of een klein aantal inrichtingen is verbonden, zoals carnaval, kermis, koninginnedag;
e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan een of een klein aantal inrichtingen;
f. onversterkte muziek: muziek die niet electronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college op jaarbasis aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. Het aanwijzingsbesluit wordt tijdig bekend gemaakt indien zich wijzigingen voordoen ten opzichte van een eerdere aanwijzing.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek
- hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit
- uiterlijk om 01.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is inclusief onversterkte muziek en bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het verbod en het vereiste van een ontheffing gelden niet voor zover er sprake is van activiteiten of evenementen die geregeld zijn in de artikelen 2:24 en 2:25, daaronder begrepen op grond van artikel 2:25 zesde lid gestelde nadere regels. Deze uitzonderingen gelden eveneens voor zover op grond van het derde lid, al dan niet in samenhang met artikel 2:25 zesde lid, nadere regels zijn gesteld.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
g. overige op de Groene Kaart, bedoeld in lid 2, gegeven specifieke criteria.
Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat in het geval van het eerste lid de termijn, bedoeld in artikel 3:16 van die wet, voor het naar voren brengen van zienswijzen twee weken bedraagt.
Artikel 4:12 Afstand openbare beplanting tot erfgrens
De afstand tussen beplanting, die door en op eigendom van de gemeente is gerealiseerd vanwege openbaar nut of ten behoeve van dorps- en/of landschapsschoon en de erfgrens bedoeld in artikel 5:42, eerste lid, Burgerlijk Wetboek, wordt overeenkomstig het tweede lid van dat artikel vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en nihil voor hebben en heesters.