Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Leudal |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Leudal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-02-2012 | 01-01-2012 | 18-07-2013 | Wijziging | 20-12-2011 Streekbode 8 februari 2012 | Onbekend |
08-07-2010 | 01-07-2010 | 09-02-2012 | Nieuwe regeling | 22-06-2010 Streekbode 7 juli 2010 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidtoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de WWB of het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, twede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ.
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel een verplichting uit de WWB, of een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ – schendt, of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt c.q. schendt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 3 Horen van de belanghebbende
Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7, van de WWB, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB, of artikel 13 van IOAW/IOAZ;
Artikel 4 Berekeningsgrondslag en de ingangsdatum
Tenzij in de verordening anders is bepaald, gaat de maatregel in met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van een maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm of uitkeringsnorm
Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel (verjaring)
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de maatregelwaardige gedraging meer dan 1 jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 5 jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 6 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid van deze verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarvoor de hoogste maatregel geldt.
HOOFDSTUK 2 Niet of in onvoldoende mate medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de WWB of artikel 37 IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting bedoeld in artikel 37, eerste lid onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
HOOFDSTUK 3 Het niet of te laat nakomen van de inlichtingenplicht
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 17 van de WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ en/of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet voldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of niet behoorlijk mededeling doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op zijn recht op WWB c.q. IOAW/IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan bijstand of uitkering;
het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet, waarvan de jongere redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op zijn recht op WWB c.q. IOAW/IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot een ten onrechte of tot een te hoog verleend bedrag aan bijstand of uitkering.
Bij toepassing van artikel 17, eerste lid, van de WWB dient als onverwijld te worden verstaan: bij het eerste rechtmatigheidonderzoeksformulier of, indien dit niet van toepassing is, vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit dan wel de omstandigheid als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet zich heeft voorgedaan.
HOOFDSTUK 4 Overige gedragingen die leiden tot verlaging
Artikel 12 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB, wordt, met uitzondering van hetgeen in lid 3 staat vermeld, een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
Hoofdstuk 4a Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012
Artikel 14b Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak
Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren’ als bedoeld in artikel 7, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.