Organisatie | Echt-Susteren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Gemeente Echt-Susteren 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening is vervangen door de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Echt-Susteren 2015. (CVDR://349853_1)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | intrekking | 18-12-2014 | 382930 | |
06-06-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-05-2013 't Waekblaad, 29-05-2013 | 239699 |
De raad van de gemeente Echt-Susteren,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 26-3-2013 en BBV nummer 222701;
gezien het advies d.d. 14 maart 2013 van het cliëntenplatform maatschappelijke voorzieningen;
gelet op het bepaalde in artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20 IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20 IOAZ;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 3. Hoogte en duur van de verlaging
De duur van de verlaging als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 4. Het besluit tot toepassen van een verlaging
In het besluit tot het opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.
Artikel 7. Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere inde IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging toegepast. Deze verlagingen worden gelijktijdig toegepast, tenzij dit gelet op artikel 3, eerste lid, niet verantwoord is.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 8. Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de
IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 9. De hoogte en duur van de verlaging
In afwijking van het eerste lid, onder c, legt het college, indien belanghebbende een uitkeringontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 8, derde lid, onder a, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een verlaging op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.
Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerdearbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
Artikel 12. Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van IOAW en IOAZ, als bedoeld in artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ, wordt een verlaging toegepast van minimaal twintig procent van de uitkering gedurende een maand.
Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.
Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de
bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.
De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.
In afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering
binnen deze verordening als verlaging aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.
Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.
Daar de in artikel 20, tweede lid IOAW opgenomen bevoegdheden tot het toepassen van een verlaging, blijkens dat artikel,daar enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.
Zoals reeds aangegeven wordt de verlaging toegepast op de netto norm.
Dit artikel bepaalt de algemene duur van een verlaging op 1 maand. Door de duur van de verlaging in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een verlaging wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakt hier een algemene uitzondering op, door bij recidive de duur te verdubbelen.
Het verlagen van een uitkering op grond van deze verordening vindt plaats door
middel van een besluit. Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar en beroep
indienen. In artikel 2 van deze verordening is aangegeven wat in het besluit in ieder
geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Awb en dan
met name uit het motiveringsvereiste. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in
dat een besluit kenbaar is en van een deugdelijke motivering is voorzien.
Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de WWB-afstemmingsverordening is opgenomen:
Afzien van verlaging (artikel 3 afstemmingsverordening WWB 2013 versie 2)
Ingangsdatum en tijdvak (artikel 4 afstemmingsverordening WWB 2013 versie 2
Samenloop van gedragingen (artikel 12 afstemmingsverordening WWB 2013 versie 2)
Ten opzichte van de WWB-afstemmingsverordening zijn in deze bepaling geen gedragingen
opgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de IOAW en IOAZ de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. De sanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk (hoofdstuk 3 van deze verordening) opgenomen .
In het tweede lid is uitwerking gegeven aan de binnen de IOAW geboden mogelijkheid om ook bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) te weigeren. De alternatieve bepaling voorziet in de mogelijkheid tot het (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering voor onbepaalde tijd.
Indien gekozen wordt voor volledige weigering, kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppen voor een aanvulling in het kader van de WWB. Binnen het kader van de WWB zal dan moeten worden beoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwijking van de IOAW en IOAZ kent de WWB een beperkte vermogensvrijlating en een ruimer inkomensbegrip) en in hoeverre het afstemmingswaardige gedrag ook binnen de WWB tot een verlaging zou hebben geleid.
In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de IOAW en IOAZ bieden om de uitkering te weigeren volledig uitgewerkt.
Dit artikel is identiek aan hetgeen hierover in de WWB-afstemmingsverordening (artikel 11) is opgenomen.
Artikel 13. Inwerkingtreding en toepassingsbereik
Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013.
Met de inwerkingtreding van deze verordening per 1 januari 2013 is de afstemminsverordening IOAW IOAZ gemeente Echt-Susteren 2010 enkel nog van toepassing op gedragingen voor 1 januari 2013.