Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor het vergunnen van een inrit |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-04-2013 | 06-07-2016 | Tekstuele aanpassingen | 29-04-2013 | Onbekend |
Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen
Artikel 3 Criteria voor weigering van uitwegvergunningen
Artikel 4 Criteria voor weigering van uitwegvergunning ten behoeve van bedrijven inclusief bedrijfswoningen
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 wordt een vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg ten behoeve van een bedrijf, eventueel met een bedrijfswoning, in ieder geval geweigerd indien na verlening:
Artikel 5 Criteria Health Campus Boxmeer en bedrijvenpark SterckWijck
Om de Health Campus Boxmeer en bedrijvenpark Sterckwijck zijn hoogwaardige uitstraling te laten behouden dient een uitweg aan de volgende criteria te voldoen:
De beleidsregels treden in werking op de eerste dag volgende op die waarop de bekendmaking heeft plaatsgevonden.
Toelichting ‘Beleidsregels aanvragen uitwegvergunningen’
Om een uitweg te maken naar de weg, voor het hebben van de uitweg en voor het veranderen van een bestaande uitweg is op grond van artikel 2:12 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning van burgemeester en wethouders nodig. Volgens het derde lid van dit artikel kan een vergunning worden geweigerd in het belang van:
Aan de hand van deze weigeringsgronden kunnen beleidsregels worden vastgesteld, waarin wordt aangegeven wanneer wel of niet tot het verlenen van een uitwegvergunning wordt overgegaan.
Het vaststellen van beleidsregels die objectieve algemeen bekendgemaakte criteria aangeven, die bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden gehanteerd, is blijkens de jurisprudentie toegestaan. Hierna wordt ingegaan op de weigeringsgronden.
Verdere toelichting op punt a.
Indien door het maken of veranderen van een uitweg openbare parkeerplaatsen moeten verdwijnen, de structuur van een verkeersgebied moet worden aangetast, de afbakening tussen een voetgangers- en autogebied wordt aangetast of indien er reeds meer uitwegen zijn ten behoeve van de onroerende zaak, is de bruikbaarheid van de openbare weg niet langer gewaarborgd.
In deze omstandigheden wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg een aangevraagde uitwegvergunning in elk geval geweigerd.
Verdere toelichting op punt b.
Het veilig en doelmatig gebruik van de weg komt in het gedrang indien de uitweg zou worden gemaakt bij wegkruisingen en –splitsingen, zou uitmonden op opstelstroken op een rijbaan van de weg, op een plaats waar nauwelijks zicht is op de weg en/of indien er belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden van bestaande garages. Wanneer de openbare weg slechts bereikt kan worden indien vanaf de uitweg een fiets- of voetgangerspad zou moeten worden bereden, komt daardoor ook het veilig en doelmatig gebruik van de weg waaronder ook paden worden begrepen, in het gedrang.
Verdere toelichting op punt c.
Het uiterlijk aanzien van de omgeving moet voldoen aan redelijke eisen. Deze zijn o.a. aangegeven in het vastgestelde IBOR (intergraal Beheer Openbare Ruimte). Het uiterlijk aanzien wordt verder bepaald door de ruimtelijke belevingswaarde van het betreffende gebied, de aanwezigheid van moeras- en/of waterpartijen en dergelijke. Indien door het maken of veranderen van een uitweg naar het oordeel van burgemeester en wethouders sterk afbreuk zou worden gedaan aan de belevingswaarde van een gebied, (zoals het doorsnijden van moeras- of waterpartij ten behoeve van de uitweg) is het uiterlijk aanzien in het geding en moet een uitwegvergunning worden geweigerd.
Verdere toelichting op punt d.
De weigeringsgrond bescherming van de groenvoorzieningen kan gebruikt worden ter weigering van een vergunning voor het maken van een uitweg als daarbij een gemeentelijk plantsoen, of een gedeelte daarvan moet wijken. Het algemene belang vereist ook dat een waardevolle houtopstand en een of meer houtopstanden in een rij waardevolle beeldbepalende straatbomen worden beschermd en niet behoeven te wijken in verband met het hebben van een uitweg. Verstoring en/of versnippering van groenvoorzieningen maken onder bepaalde omstandigheden ook inbreuk op de wijkstructuur.
Aan de hand van de in de Algemene plaatselijke verordening opgenomen en hierboven toegelichte weigeringsgronden zijn in de artikelen 3,4 en 5 van de beleidsregels de criteria voor weigering opgenomen.
De artikelen 3,4 en 5 bevatten in feite dus, de criteria waaraan aanvragen kunnen worden getoetst.
In de Algemene plaatselijke verordening komt in artikel 2:12 lid 1 het woord ‘uitweg’ voor. Een definitie daarvan ontbreekt. Uit de bewoording van het eerste lid blijkt dat het gaat om het uitwegen op een openbare weg en het hebben van de uitweg. Een uitweg is derhalve een middel om ergens uit te komen, meestal een weg van beperkte lengte en meestal gelegen tussen de grens van een onroerende zaak en een rijbaan van de aangrenzende openbare weg.
Van een uitweg moet onderscheiden worden het begrip ‘inrit’. Ook wel of tevens ‘uitrit’ genoemd. Een in- of uitrit is de verkeersruimte boven de uitweg en geeft meer de constructie van die ruimte aan.
De wijze waarop een aanvraag om omgevingsvergunning moet worden ingediend wordt voorgeschreven in het Besluit omgevingsrecht en de Regeling omgevingsrecht. In artikel 2 wordt voorts aangegeven welke gegevens en bijlagen nodig zijn.
De criteria voor weigering van een uitwegvergunning zijn aan de hand van in de Algemene plaatselijke verordening opgenomen weigeringsgronden omschreven. Verwezen wordt verder naar het algemene gedeelte van deze toelichting. De bij de nadere toelichting gevoegde voorbeelden geven een verduidelijking ten aanzien van een aantal in de praktijkvoorkomende situaties:
In artikel 5 zijn de inrichtingseisen voor Health Campus Boxmeer en bedrijvenpark SterckWijck volgens de inrichtingsvisie, inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan opgenomen.
Voor het verkrijgen van een uitwegvergunning zijn leges verschuldigd.
Daarnaast worden de kosten van aanleg bij de aanvrager in rekening gebracht. De kosten worden door de afdeling R-MRM berekend en vooraf doorgegeven.
Zodra een vergunning verleend is en de kosten zijn voldaan, wordt de uitweg door dan wel namens de gemeente aangelegd.
De uitweg mag niet door, dan wel namens de aanvrager, zelf aangelegd worden.
De artikelen 7 en 8 behoeven geen toelichting.
Nadere toelichting beleidsregels voor het verlenen van een vergunning
In situaties, waarin het gaat om hoek- of eindwoningen, is het verlenen van een uitwegvergunning mogelijk, indien het perceel grenst aan een trottoir of een groenstrook die niet breder mag zijn dan drie meter. Aantasting van aankledingsgroen is niet wenselijk en waardevolle houtopstanden behoeven niet te worden opgeofferd. De afdeling R-MRMvan de Gemeente Boxmeer zal de situatie beoordelen.
Wanneer er door de aanleg van een uitweg één of meerdere parkeerplaatsen vervallen, zal men niet akkoord gaan met de aanleg indien er in de buurt te weinig parkeergelegenheid is.
Bij een combinatie van bovenbedoelde mogelijkheden (dus zowel een doorsnijding van groenvoorzieningen als opofferen van parkeerplaatsen) zal dit een te grote ingreep betekenen in de structuur van de wijk: het verlenen van een uitwegvergunning is derhalve dan niet mogelijk.
In situaties, waar woningen met de achterzijde zijn gesitueerd aan een “achter-ontsluiting”, is het verlenen van een uitwegvergunning niet mogelijk, indien hierdoor belemmeringen zouden ontstaan voor bestaande garages.
Voor het overige is het verlenen van een uitwegvergunning mogelijk: Alsdan is namelijk sprake van een optimaal benutten van de ruimte.
In deze situaties grenzen woningen aan een achterterrein of binnengebied. Het verlenen van een uitwegvergunning is hier niet mogelijk, indien daardoor functioneel groen verdwijnt, parkeerplaatsen moeten worden opgeofferd of op een andere wijze de structuur wordt aangetast, bijvoorbeeld het verdwijnen van een verkeersluw en een verkeersintensief gebied.
Bij het ontwerp van de wijk heeft er meestal een duidelijke afbakening plaatsgevonden tussen het voetgangers- en autogebied.
Deze opzet is essentieel voor de structuur van de wijk. Ook situaties, waarin een voetpad en/of een achterpad veranderd worden in een rijweg zijn niet aanvaardbaar, aangezien dit een te grote ingreep betekent voor de wijkstructuur.
In situaties waarin aan de zijkant van een woning een garage kan worden gebouwd, is het verlenen van een uitwegvergunning mogelijk, indien de ruimte vόόr de garage op eigen terrein meer dan 5 meter bedraagt.
Minder dan 5 meter is uit verkeerstechnische overwegingen onaanvaardbaar.