Organisatie | Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Boeteoplegging Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI) 2013 |
Citeertitel | Beleidsregel Boeteoplegging Kromme Rijn Heuvelrug 2013 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2013 | 10-09-2015 | nieuwe regeling | 06-02-2013 huis- aan huisbladen deelnemende gemeenten | Onbekend |
Het Dagelijks Bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug;
stelt vast dat het noodzakelijk is een aantal aspecten van het opleggen van een bestuurlijike boete in een beleidsregel te regelen;
en besluit de volgende beleidsregel vast te stellen:
BELEIDSREGEL BOETEOPLEGGING REGIONALE DIENST WERK EN INKOMEN KROMME RIJN HEUVELRUG (RDWI) 2013
Bij schending van de inlichtingenplicht wordt in beginsel een waarschuwing gegeven als:
Van dit uitgangspunt kan in bijzondere omstandigheden gemotiveerd worden afgewezen.
Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de boete lager vastgesteld; hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken.
Verwijtbaarheid wordt verondersteld tenzij het wordt aangevochten en het tegendeel wordt bewezen.
Er is sprake van verminderde verwijtbaarheid, als bedoeld in artikel 18a, lid 7, onder a, Wet werk en bijstand, in de situaties als beschreven in artikel 2a, lid 2, Boetebesluit sociale zekerheidswetten.
Geen verminderde verwijtbaarheid
Er is géén sprake van verminderde verwijtbaarheid, als bedoeld in artikel 18a, lid 7, onder a, Wet werk en bijstand, als:
3 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, als bedoeld in artikel 18a, lid 7, onder a, Wet werk en bijstand:
Bij een verzoek van belanghebbende, als bedoeld in artikel 60b, lid 2, Wet werk en bijstand, besluit het Dagelijks Bestuur zoals zij volgens de Verordening Beslagvrije voet ten aanzien van de verrekening van een zelf opgelegde boete zou doen.
Het Dagelijks Bestuur kan in de gevallen waarin de beleidsregel niet voorziet, dan wel in gevallenwaarin toepassing van deze beleidsregel leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor debelanghebbende, besluiten om op individuele gronden van de verordening of deze beleidsregel af tewijken.
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel Boeteoplegging Kromme Rijn Heuvelrug 2013.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking ervan.
Aldus vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling “Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug” in zijn vergadering van 6 februari 2013.
Deze beleidsregels met betrekking tot boeteoplegging gaan over een aantal bevoegdheden die het Dagelijks Bestuur met inwerkingtreding van de fraudewet heeft gekregen:
Het vierde lid van artikel 18a van de Wet werk en bijstand biedt de mogelijkheid te volstaan met een waarschuwing als het schenden van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag (“nulfraude”). Dit kan alleen als er in de twee jaren voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht niet zo’n waarschuwing gegeven is.
Van deze mogelijkheid wordt in principe gebruikt gemaakt. Er kan in bijzondere omstandigheden gemotiveerd van worden afgewezen.
Onderdeel a van het zevende lid van artikel 18a van de Wet werk en bijstand biedt de mogelijkheid de boete te verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het gaat hierbij om omstandigheden ten tijde van de gedraging.
In welke situaties er in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid staat in het tweede lid van artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.
In dit artikel van deze beleidsregels wordt bepaald dat er naast de in het Besluit sociale zekerheidswetten geen situaties worden aangewezen waarin in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
Wel worden er twee situaties aangewezen die niet zonder meer leiden tot verminderde verwijtbaarheid:
In beide situaties wordt betrokkene geacht iemand te zoeken die de correspondentie begrijpt en/of de belangen kan behartigen.
Als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de boete verlaagd. Verminderde verwijtbaarheid is er in allerlei soorten en maten. Alle soorten en maten leiden tot verlaging van de boete tot 50%; bij recidive leidt verminderde verwijtbaarheid tot een verlaging tot 125%.
Artikel 60b, eerste lid, biedt bij recidive de mogelijkheid de boete met de uitkering te verrekenen zonder toepassing van de beslagvrije voet. Dit kan ook bij de zogenaamde pseudoverrekening: de boete-opleggende gemeenten verrekend met een uitkering van een andere gemeente.
Artikel 60b, tweede lid biedt de mogelijkheid hiervan af te zien op verzoek van de klant. Dit artikel regelt dat we dit soort verzoeken afdoen als ware het een verrekening van een zelf opgelegde boete.