Organisatie | Hilversum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Velbeleid Hilversum 2013-2030 |
Citeertitel | Velbeleid Hilversum 2013-2030 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | kap |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-06-2013 | 21-11-2017 | Nieuwe regeling | 02-04-2013 Gooi- en Eemlander, 30 mei 2013 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum
BELEIDSREGELS VOOR HET VELLEN VAN BOMEN
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,
overwegende dat het wenselijk is objectieve criteria vast te stellen voor de beoordeling van aanvragen omgevingsvergunning voor het vellen van bomen, voor herplant, voor instandhouding, voor schades, voor monumentale bomen en andere ongebonden bevoegdheden ten aanzien van bomen;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede op zijn bevoegdheid om op grond van artikel 4.5.2, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 van de Algemene plaatselijke verordening Hilversum 2010 te beslissen op aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het vellen van bomen;
Het vellen van bomen is in de gemeente Hilversum aan regels gebonden. Deze regels zijn opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening gemeente Hilversum (APV).
Bomen buiten de bebouwde kom vallen in bepaalde omstandigheden (artikel 4.5.2 lid 2 sub h APV) niet onder de APV, maar onder de Boswet.
Een boom (openbaar of particulier) kan voor de gemeente een waarde vertegenwoordigen op grond van o.a. soort, afmeting, leeftijd en standplaats. Voor het vellen van bomen is in veel gevallen een omgevingsvergunning noodzakelijk. De vergunning voor het vellen van bomen is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo.
De gemeente Hilversum kent regels voor het vellen van bomen. Voor bomen die, gemeten op een hoogte van 1,30 meter boven de grond, een stamdiameter hebben van 20 centimeter of meer, is een omgevingsvergunning voor het vellen vereist. Dit geldt zowel voor bomen op particulier terrein als voor bomen in de openbare ruimte
Dode bomen vallen niet onder het velverbod van artikel 4.5.2 APV met dien verstande dat het vellen van een dode boom vier weken voor de voorgenomen datum van vellen gemeld moet worden bij de gemeente. Pas nadat het bevoegd gezag heeft getoetst en toestemming heeft gegeven, mag een dode boom worden geveld.
De Amerikaanse vogelkers valt niet onder het velverbod van artikel 4.5.2 APV met dien verstande dat het vellen van een Amerikaanse vogelkers vier weken voor de voorgenomen datum van vellen gemeld moet worden bij de gemeente. Pas nadat het bevoegd gezag heeft getoetst en toestemming heeft gegeven, mag een Amerikaanse vogelkers worden geveld.
2.4. Noodvelling (artikel 4.5.4. lid 3APV)
Indien het bevoegd gezag constateert dat er sprake is van direct gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang dan kan het bevoegd gezag op grond van artikel 6.2 Wabo bepalen dat de omgevingsvergunning direct na bekendmaking aan de eigenaar in werking treedt. In geval van spoed kan het bevoegd gezag de bekendmaking aan de eigenaar of gemachtigde telefonisch of mondeling mededelen. Er kan dan direct tot noodvelling worden overgegaan.
Aan een omgevingsvergunning voor een noodvelling wordt een voorschrift tot herplant verbonden.
Nadat een aanvraag is ingediend, wordt iedere afzonderlijke boom ter plaatse beoordeeld op een aantal vaste boomtechnische aspecten zoals de stamdiameter, groeifase, standplaats, conditie, veiligheid en beheerbaarheid.
Wanneer de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een boom wordt behandeld, wordt beoordeeld of de boom een bijdrage levert aan de esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische kwaliteit van de stad.
De volgende criteria worden gehanteerd voor de esthetische kenmerken:
De volgende criteria worden gehanteerd voor de cultuurhistorische kenmerken:
De volgende criteria worden gehanteerd voor de ecologische kenmerken:
Wanneer de boom voldoet aan tenminste één van de selectiecriteria dan wordt de boom ingedeeld in de 1ste, 2de of 3de categorie (zie bijlage 1, 2 en 3). Deze indeling is gebaseerd op de Hilversumse groenstructuur zoals die staat beschreven in het Groenbeleidsplan.
De boomcategorieën vormen de basis voor de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
Dit zijn de bomen van een hoogwaardige kwaliteit, e.e.a. bepaald door omvang/leeftijd of door de standplaats binnen de hoofdstructuren. Ook bomen waarvoor een standplaatsverbetering is toegepast, maken onderdeel uit van deze categorie (zie bijlage 1).
Dit zijn bomen die van belang zijn op wijk- en buurt niveau, voor landgoederen en voor gebouwde en groene monumenten (zie bijlage 2).
Dit zijn bomen die van belang zijn voor landschapselementen van lokale betekenis en/of kleine woonbuurten (zie bijlage 3).
3.3Boomwaarde bij illegale velling
Om de boomwaarde van een illegaal gevelde boom te bepalen wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).
Aan de hand van de boomsoort, de functiecategorie, de standplaats, de verwachte eindleeftijd, de afschrijvingsfactor en de herplantkosten wordt met de richtlijnen NVTB de boomwaarde berekend.
In beginsel wordt terughoudend omgegaan met het verlenen van omgevingsvergunningen voor het vellen van bomen. Het vellen van een boom leidt immers tot een onomkeerbare situatie. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen dient het belang van de boom te worden afgewogen tegen het belang van de aanvrager.
In algemene zin gelden de volgende afwegingen:
In uitzonderlijke gevallen van algemeen belang kan er gemotiveerd worden afgeweken van de bovenstaande afwegingen.
4.2 Afwegingen bij belemmering realisatie van bouwwerk of andere aanleg (bijv. herprofilering van straten)
Sinds de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vindt er bij een aanvraag omgevingsvergunning voor verschillende activiteiten (bouwen, slopen, vellen, aanleggen) een integrale afweging plaats voor die activiteiten. Het is echter volgens de Wabo ook nog steeds mogelijk om voor de afzonderlijke activiteiten een vergunning aan te vragen.
Dit kan er toe leiden dat bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, maar een omgevingsvergunning voor vellen wordt geweigerd.
Bij de afweging van het boombelang tegen het belang van de aanvrager, zijn niet alleen de te vellen bomen van belang maar ook wordt gekeken worden naar de te behouden bomen in relatie tot het bouwplan/de aanleg en de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van die bomen.
Bij de belangenafweging wordt aan het bouwplan/de aanleg een bepaalde prioriteit toegekend. Daarbij wordt de volgende indeling aangehouden:
Prioriteit Hoog: Bouwwerk of aanleg van groot maatschappelijk belang, waaronder belangen van sociale en economische aard, waarbij het bouwwerk of de aanleg in ieder geval maatregelen ten behoeve van milieu, veiligheid, gezondheid of het algemene nut moeten dienen. Het belang moet voor een lange termijn van ten minste 10 jaar gelden;
4.3Afweging bij overlast of schade
In het geval van overlast of schade door bomen zal altijd worden afgewogen of de overlast of schade kan worden beperkt of weggenomen met instandhouding van de boom. Ook redelijkerwijs te verwachten toekomstige overlast of schade wordt op deze manier bezien.
Bij de afweging bij overlast of schade wordt de volgende richtlijn gehanteerd:
Een omgevingsvergunning voor vellen kan geweigerd worden indien:
Deze afwegingen gelden in principe in alle categorieën maar het spreekt voor zich dat het bomenbelang in de 1ste categorie zwaarder weegt dan in de categorieën 2 en 3. In geval van twijfel is de categorie dan ook bepalend voor het al dan niet verlenen van een vergunning.
4.4 Afweging bij gevaar of ziekte van boom
Bij de afweging voor zieke bomen wordt de volgende richtlijn aangehouden.
Een omgevingsvergunning voor vellen kan geweigerd worden indien:
In geval van verschil van mening tussen belanghebbenden over de conditie en te verwachten levensduur van een boom wordt alleen een rapport, opgesteld door een gediplomeerde boomveiligheidscontroleur of European Tree Technician erkend.
Bij het vervangen van laanbeplanting, waarvan ten minste twee derde van de bomen in een dusdanige staat verkeren dat zij voor vergunningverlening in aanmerking komen, kan het college, in het belang van het stadsgezicht en kostenefficiëntie, besluiten een omgevingsvergunning te verlenen voor het vellen van de gehele bomenlaan.
4.5Afweging bij belemmering groei andere boom of beplanting
Bomen kunnen dicht bij elkaar staan en daardoor elkaar beconcurreren in het opvangen van zonlicht (boomkroon) en het verkrijgen van water en voedingsstoffen (boomwortels).
Gevolg hiervan is dat ofwel deze bomen zich eenzijdig gaan ontwikkelen door te groeien in de richting waar nog licht en ruimte is, ofwel een boom de andere bomen gaat domineren. Door de kwalitatief beste boom te handhaven en de concurrerende bomen te verwijderen kunnen de te handhaven bomen duurzaam in stand worden gehouden.
Bij de afweging bij belemmering van degroei van een andere boom of beplanting is de volgende richtlijn het uitgangspunt.
Een omgevingsvergunning voor vellen kan worden verleend indien:
5.1 Herplantplicht (artikel 4.5.5 APV)
Bomen leveren een wezenlijke bijdrage aan de esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische kwaliteiten van de stad. Het beleid van de gemeente is er daarom op gericht het bomenbestand, in kwantitatieve en kwalitatieve zin, duurzaam in stand te houden. Herplant is daarbij een middel. Herplant wordt opgelegd:
Voorwaarde bij omgevingsvergunning
Een herplantplicht wordt altijd opgelegd bij een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen. Elke boom moet in principe worden herplant. (kwantitatieve herplant)
Er zijn echter twee uitzonderingen op deze regel.
Als het vellen plaatsvindt in een zogenaamde ‘afbouwstraat’ wordt de herplant uitgesteld totdat het grootste deel van de bomen in die straat is gekapt zodat in één keer de gehele straat- of laanbeplanting geplant kan worden. Voor afbouwstraten geldt een limiet van 3 jaar: duurt de vervanging van alle laanbeplanting in die straat langer dan 3 jaar dan wordt wel een herplantplicht opgelegd.
Keuze tussen herplant of storting in het herplantfonds
Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen krijgt de aanvrager de keuze tussen herplant of storting van een geldelijke bijdrage in het gemeentelijke herplantfonds.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de gehele gemeente Hilversum en anderzijds de uitzonderingsgebieden (zie bijlage 4), te weten:
Voor deze uitzonderingsgebieden geldt dat de aanvrager genoemde vrije keuze tussen fysieke herplant of storting in het herplantfonds niet heeft, vanwege het beeldbepalende karakter van bomen voor het stadsgezicht. De wijze van herplanten (fysieke herplant of de keuze tussen herplant of storting van een geldelijke bijdrage) wordt in de uitzonderingsgebieden in de omgevingsvergunning bepaald.
De maat van herplant of de hoogte van de storting is af te leiden uit tabel 1.
Tabel 1 richtlijn stamdiameter bij herplant. De financiële waarde is het prijspeil per 1 januari 2013 en zal jaarlijks volgens de CBS norm worden geïndexeerd.
Kwalitatieve herplant in plaats van kwantitatieve herplant
In het geval van grootschalige herinrichting of groot onderhoud kan gekozen worden voor het opleggen van een kwalitatieve herplantverplichting. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning dient de aanvrager een concreet plan in waarin de financiële waarde van de te herplanten bomen minstens gelijk is aan de herplantwaarde van alle bomen waarvoor een vergunning tot vellen wordt aangevraagd.
In artikel 4.5.5 lid 3 van de APV is bepaald dat, indien herplant ruimtelijk niet mogelijk is, de vergunningaanvrager een financiële compensatie wordt opgelegd ter grootte van de herplantwaarde (zie tabel 1). Ook als de aanvrager gekozen heeft te storten in het herplantfonds wordt een financiële compensatie ter grootte van de herplantwaarde opgelegd.
Het opgelegde bedrag wordt gelijktijdig met de leges geïnd, waarna het wordt gestort in het gemeentelijke herplantfonds.
Het herplantfonds wordt beheerd door de afdeling Openbare Werken, team Groen en Begraafplaatsen. Het herplantfonds wordt gebruikt voor een plan voor herplant in de nabije omgeving van de gevelde bomen of in een door het college aan te wijzen prioriteitsgebied. Als dit niet mogelijk is dan wordt gezocht naar een geschikte plaats op een andere plek in Hilversum. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het herplantfonds alleen wordt gebruikt voor het aanplanten van extra bomen en niet voor bijvoorbeeld reguliere vervanging van gemeentebomen.
Als bij nacontrole blijkt dat de herplant om welke reden dan ook teniet is gegaan dan wordt dat als (illegale) velling beschouwd (artikel 4.5.2 APV) en zal de daarbij behorende procedure worden gevolgd.
Wanneer de aanvrager heeft aangegeven te gaan herplanten of in het geval van een fysieke herplantverplichting in de uitzonderingsgebieden zal nauwkeurig in de omgevingsvergunning worden omschreven waar de herplant aan moet voldoen, te weten.:
De boomsoort wordt bepaald overeenkomstig de herplanttabellen van de drie boomcategorieën. Er kan dus een andere soort voorgeschreven worden dan de gevelde boom. Doel hiervan is om zoveel mogelijk de gewenste groenstructuur voor Hilversum te benaderen.
In tabel 1 worden richtlijnen gegeven voor de minimale maat (stamdiameter) van de te herplanten boom. Van deze richtlijn kan worden afgeweken als de gewenste soort niet in de aangegeven maat in de handel verkrijgbaar is of als de gewenste soort moeilijk aanslaat als deze te groot wordt geplant.
Bij de herplant in het kader van het vervangen van straat- en laanbomen wordt voor de gehele straat of laan één stamdiameter gehanteerd. De beschikbare ondergrondse ruimte is daarbij bepalend.
Indien de te herplanten bomen in bosverband geplant worden kan eveneens van de minimale maat afgeweken worden en een kleinere maat worden voorgeschreven.
De locatie van de herplant wordt bepaald overeenkomstig de herplanttabellen van de drie boomcategorieën. Daarbij kan dus een andere plek worden voorgeschreven dan die van de gevelde boom. Doel hiervan is om zoveel mogelijk de gewenste groenstructuur van Hilversum te bevorderen.
4 Termijn waarbinnen herplant plaats moet vinden
De herplant dient uiterlijk plaats te vinden in het plantseizoen direct volgend op het vellen van de boom of direct na de realisatie van een (bouw-) werk. Er kunnen echter zwaarwegende argumenten zijn om deze termijn te verlengen als de herplant binnen die termijn fysiek nog niet mogelijk is of als dat de levenskansen van de te herplanten boom ten goede komt.
5 Termijn waarbinnen niet aangeslagen beplanting moet worden vervangen
Als een boom, die ten gevolge van een herplantplicht geplant is, niet binnen drie jaar aanslaat dient deze te worden vervangen volgens de genoemde specificaties in de omgevingsvergunning.
5.2Illegale velling (artikel 4.5.6 lid 2 van de APV)
Wanneer een illegale velling wordt geconstateerd zal een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) proces verbaal opstellen. In ernstige gevallen kan strafrechtelijke vervolging plaatsvinden.
Indien er illegale velling heeft plaatsgevonden legt het bevoegd gezag een herplantplicht met dwangsom op. Hierbij wordt afgewogen of er een omgevingsvergunning voor het vellen zou zijn verleend.
Zou er volgens de beleidsregels geen vergunning zijn verleend dan wordt een herplantplicht opgelegd, waarbij de oorspronkelijke situatie zoveel mogelijk moet worden hersteld. Een boomdeskundige berekent de boomwaarde van de illegaal gevelde boom, en daarmee de herplantwaarde. De boomdeskundige maakt daarbij gebruik van de richtlijnen NVTB. De kosten hiervan worden doorberekend aan de eigenaar van de illegaal gevelde boom.
Zou er wel omgevingsvergunning zijn verleend dan wordt de illegale velling via een vergunningprocedure gelegaliseerd. In de uitzonderingsgebieden wordt of een fysieke herplantverplichting of een storting in het herplantfonds overeenkomstig tabel 2 opgelegd. In de overige gebieden wordt een financiële herplantverplichting opgelegd overeenkomstig tabel 2. In het geval van het illegaal vellen van een herplantboom wordt de stamdiameter van de oorspronkelijk gevelde boom aangehouden.
Tabel 2Herplantwaarde bij illegale velling. De herplantwaarde is het prijspeil per 1 januari 2013 en zal jaarlijks volgens de CBS norm worden geïndexeerd.
5.3Instandhoudingplicht (artikel 4.5.2 lid 1 en 4.5.6 lid 3APV)
Instandhoudingplicht houdt in dat de eigenaar van een boom verantwoordelijk is voor het duurzaam in stand houden van zijn boom.
Het toezicht op de instandhoudingplicht is vastgelegd in het Handhavingsbeleid Omgevingsrecht (april 2009). Het in hoofdstuk 2.3 van dit beleid beschreven gebiedsgericht toezicht is het meest geëigende instrument om de naleving van instandhoudingplicht te controleren.
De omgevingsvergunning voor het vellen van één of meerdere bomen, of de weigering van een omgevingsvergunning, wordt twee keer gepubliceerd op de bekendmakingenpagina in de Gooi- en Eembode en op www.hilversum.nl:
Op een verleende omgevingsvergunning kunnen belanghebbenden binnen zes weken bezwaar indienen.
Soms is het nodig een groot aantal bomen tegelijk te kappen. Indien dit gebeurt onder regie van de gemeente worden extra communicatiemiddelen ingezet. Bijvoorbeeld: een brief aan omwonenden, persbericht of een artikel op de gemeentepagina in de Gooi- en Eembode.
Bomen van een hoogwaardige kwaliteit, bepaald door omvang/leeftijd of door de standplaats binnen de hoofdstructuur in landschap of stad.
Op landschaps- of stadsniveau zijn de bomen van belang wanneer die, in esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische zin, in belangrijke mate bijdragen aan de hoofdstructuur.
In het buitengebied wordt de hoofdstructuur bepaald door vier landschapstypen, namelijk: heidelandschap, coulisselandschap, veenweidegebied en boslandschap.
Het heidelandschap kenmerkt zich door zijn openheid. De kenmerkende bomen bestaan hier uit solitairen of boomgroepen (o.a. berken, dennen). Op de overgangen naar bos staan meer bomen.
De kenmerkende bomen voor het coulisselandschap staan in houtwallen/struwelen en (moeras)bos dat de open ruimte begrenst. Ook kenmerkend zijn boomgroepen en solitaire bomen die in de open ruimtes staan, meestal gevormd door eiken.
Voor het veenweidegebied zijn de boomsingels (o.a. els, berk) langs watergangen, op erven en langs wegen kenmerkend. Ook knotbomen (o.a. wilg) zijn karakteristiek. Incidenteel komen moerasbosjes (o.a. wilg, els, es, berk) voor. Bijzonder zijn de solitaire bomen of kleine boomgroepen op weilanden die tot doel hebben/hadden schaduw te bieden aan het vee (overwegend eik). Op erven staan vaak fruit- of notenbomen die thans geen economische waarde meer hebben maar wel nadrukkelijk bijdragen aan het landschapsschoon.
Het boslandschap kenmerkt zich door aaneengesloten gebied met bomen van overwegend inheemse houtsoorten van de 1ste grootte, hoogte 18-25 meter (o.a. eik, beuk, den, lariks en douglas). Daaronder groeit vaak houtopstand van de 2de grootte, hoogte 12-18 meter of de 3de grootte, hoogte 6-12 meter (o.a. taxus, berk, Drents krentenboompje, lijsterbes). Zeer waardevol zijn de (dubbele) lanen door bossen (overwegend eik of beuk) en solitaire bomen of boomgroepen op open plekken in het bos.
Ook van belang in deze categorie zijn de bomen bij rijksmonumenten en objecten waarvoor deze status is aangevraagd. Het gaat hier om de bomen die wezenlijk bijdragen aan het monumentale karakter (de omgeving) van het object.
Daarnaast zijn de bomen langs de hoofdinfrastructuur (wegen, watergangen en spoorwegen) karakteristiek.
De stad kent diverse groene ‘vlakken’ waarin kenmerkende bomen staan. Op een aantal plaatsen dringt het groen, dat de stad omringt, het stedelijk gebied binnen. Deze ‘Groene Vingers’ vormen aantrekkelijke groene verbindingen, zowel voor de mens als voor flora en fauna.
Ook de private bomen in de villaparken zijn kenmerkend in de stad. Het gaat hier om de private bomen in de villaparken als geheel en tevens om zowel esthetische als ecologische kenmerken. In de villaparken staan veel bomen die voor 1946 zijn geplant. Van belang zijn vooral de bomen die deel uitmaken van de kenmerkende kamerstructuur (hoge beplanting langs de randen van een kavel) . Deze staan in een brede strook langs de erfgrenzen (ca. 5 - 10 meter aan beide zijden van de grens). Binnen de komgrens zijn in de eerste plaats de (dubbele) bomenrijen langs de hoofdwegen (buitenring, centrumring en enkele radialen) kenmerkend. Het tracé Godelindeweg – G. van Mesdagweg van de buitenring heeft daarbij een bosachtig karakter. Deze bomen vormen het groene casco op stadsniveau.
Een bijzonder element vormen de zichtassen. Deze zorgen voor een visuele relatie tussen stad en buitengebied. Bomen spelen een belangrijke rol bij het begeleiden van het zicht.
De spoorlijnen die Hilversum doorkruisen, worden (grotendeels) begeleid door spoorbermen waarin hier en daar bomen staan. Deze bomen zijn zowel ecologisch als visueel belangrijk. Hetzelfde geldt voor bomen langs de oeverzones van de (hoofd)watergangen.
Brinken en pleinen vormen belangrijke openbare ruimten in de stad. Bomen dragen hier in grote mate bij aan het beeld. Hetzelfde geldt voor belangrijke plantsoenen en parken en de bomen rondom sportvelden. Tevens zijn de bomen in het kernwinkelgebied kenmerkend. Het gaat hier om de beplanting op de Groest, de brinken/pleinen (oa. Keiplein, Wagenmakersplein) en de solitaire bomen op plaatsen waar daar ruimte voor is (oa. hoek Leeuwenstraat/Kampstraat, kruising Kerkstraat/Zeedijk). In het centrum staan traditioneel inheemse bomen (o.a. linde, kastanje, beuk, eik) maar bij de herinrichting van de binnenstad zijn ook exoten toegepast (o.a. valse christusdoorn, tulpenboom).
Tabel 1: bomen van de 1ste categorie
Tabel 1: herplant bomen van de 1ste categorie
Bomen die van belang zijn op wijk- en buurtniveau, voor landgoederen en voor gebouwde en groene monumenten
In deze categorie zijn, in het buitengebied, de bomen bij landgoederen, buitenplaatsen en monumenten (MIP-lijst) kenmerkend, voor zover deze niet onderdeel zijn van de hoofdstructuur. Het gaat hier zowel om (dubbele) bomenrijen, bos/struweel, boomgroepen als solitaire bomen. Ook kenmerkend zijn de bomen in ‘Tuinen de Uytwijck’ (Provinciaal monument).
Voor al deze bomen geldt wel dat deze een wezenlijke bijdrage moet leveren aan het monumentale karakter van het beschermde object.
Op wijkniveau zijn de straat- en laanbomen langs de tangentiële hoofdwegen van belang. Ook de straat- en laanbomen langs de radialen, die niet tot de hoofdstructuur behoren, zijn kenmerkend (driften). Daarnaast is er een aantal overige lanen met kenmerkende bomen op wijkniveau. Bomen, buiten de hoofdstructuur, in de grotere plantsoenen, op brinken/pleinen en in winkelgebieden zijn eveneens op wijkniveau kenmerkend.
Naast deze in algemene zin kenmerkende bomen, zijn er ook karakteristieken die gelden voor een specifieke wijk. De indeling die daarbij wordt aangehouden is gebaseerd op de typologieën van de openbare ruimte. Deze indeling komt overeen met de indeling in Hilversum Buiten (deel 1: Visie Openbare Ruimte, Hilversum, januari 2004). Daarbij worden de volgende typologieën onderscheiden: centrum, vroege uitbreidingen (tot ca. 1920), uitbreidingsplan (1910-1960), villagebied, villapark, 60-er en 70-er jaren, recente en nieuwe uitbreidingen, bedrijven en kantoren & media.
Het centrum van Hilversum was van oorsprong boomrijk maar in de Tweede Wereldoorlog zijn veel bomen gekapt. Ook ten gevolge van de stedelijke verdichting zijn veel bomen verdwenen, terwijl er weinig plek overbleef voor herplant. Bij de herinrichting van het winkelgebied zijn er in de publieke ruimte echter weer bomen terug gekomen op de plekken waar dat mogelijk was (o.a. Groest, brinken). Hierdoor is het beeld in het centrum, dat zich in de jaren ’80 nog kenmerkte als stenig en boomarm, inmiddels een stuk verbeterd. Op privaat terrein zijn bomen die van oorsprong ‘nuttig’ waren, karakteristiek voor het centrum (o.a. vrucht- of notenbomen, wilg, populier). Hetzelfde geldt voor bomen met architectonische vormen (o.a. leilinde). Kernmerkend zijn vooral de bomen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, in het historische buurtje en bij monumentale panden. Ook kenmerkend op wijkniveau zijn de straat- en laanbomen in woonstraten.
De vroege uitbreidingen (tot ca. 1920) kenmerken zich door stedelijke verdichting en smalle wegprofielen. De kenmerkende bomen staat hier vooral op centrale plaatsen (oa. Lavendelplein) en bij belangrijke openbare gebouwen (scholen, kerken). In deze wijken zijn ook vaak straat- en laanbomen van de 2e of 3e grootte geplant als onderdeel van een verkeersremmende constructie. Deze verkeersoplossingen hebben het oorspronkelijke straatbeeld vaak behoorlijk aangetast. Deze bomen dragen thans wel enigszins bij aan het karakter van de omgeving maar zijn niet kenmerkend. Op privé-terreinen in deze buurten is vaak onvoldoende ruimte voor bomen. Soms is er echter een overhoek of grotere tuin waar een boom staat. Deze levert dan juist een belangrijke bijdrage aan het dorps- en/of stadsschoon.
In de wijken in het gebied van het uitbreidingsplan 1910 –1960 zijn de bomen die deel uitmaken van monumentale totaalcomposities in het stedenbouwkundige ontwerp karakteristiek. Het gaat daarbij om bomen in plantsoenen en langs zichtassen en waterpartijen die wezenlijk onderdeel zijn van het stedenbouwkundige ensemble. Ook dragen bomen in voortuinen in belangrijke mate bij aan het groene beeld. Bomen in achtertuinen zijn soms door hun maat van belang.
In de villagebieden dragen de privé-tuinen zorg voor het groene beeld. De bomen in deze tuinen zijn op dit schaalniveau dan ook kenmerkend. De straat- en laanbomen in dit gebied zijn ook kenmerkend op wijkniveau (voor zover geen onderdeel van de hoofdstructuur).
De kenmerkende bomen in de villaparken op stadsniveau staan grotendeels in het private gebied. Hoewel meestal het publieke groen structuurbepalend is en het private groen secundair, is dat in de villaparken andersom. De straat- en laanbomen, die niet tot de hoofdstructuur behoren, zijn in de villaparken dan ook kenmerkend op wijkniveau. Ook boomgroepen/bosjes op/aan kruisingen en splitsingen van wegen zijn karakteristiek op wijkniveau.
De wijken uit de 60-er en 70-er jaren hebben een heldere hiërarchische opbouw (wijk, buurt, blok, woning). Het openbare groen ondersteunt die structuur. De kenmerkende bomen op wijkniveau bevinden zich in de centrale groengebieden, groengordels en langs de hoofdontsluitingswegen. Solitaire bomen in achtertuinen zijn ook kenmerkend voor deze wijken.
De recente uitbreidingen in Hilversum zijn divers van opzet. Plan Diependaal ligt op de overgang van stad naar bos. Bij de bouw van de wijk is een flink aantal bestaande bomen gespaard gebleven. Deze bomen staan nu in de privé-tuinen en zijn van belang op wijkniveau. Hetzelfde geldt voor de bomen die geplant zijn in de openbare ruimte van deze stedelijke uitbreiding. Bij de ontwikkeling van het plangebied Anna’s Hoeve en Monnikenberg zullen bomen een belangrijke bijdrage leveren aan de groenstructuur. Deze wijken liggen op de overgang van stad en natuur en zullen een ‘groen’ karakter krijgen. Deze bomen zullen in de toekomst eveneens van betekenis zijn op wijkniveau.
Op de bedrijventerreinen in Hilversum staan weinig bomen. Over het algemeen zijn op wijkniveau de bomen niet kenmerkend. De houtwallen op het bedrijventerrein aan de Oscar Romerolaan en Fransiscusweg zijn van belang op stadsniveau, de overige bomen zijn van belang op buurtniveau. Op het kantorenpark Arena en het mediapark staan wel veel bomen die kenmerkend zijn op wijkniveau (lanen, bosjes/struweel, houtwallen).
Tabel 2: bomen van de 2de categorie
Tabel 2: herplant bomen van de 2de categorie
Bomen van belang voor landschapselementen van lokale betekenis en/of kleine woonbuurten
Landschapselement van lokale betekenis (buitengebied)
Tot de bomen die kenmerkend zijn voor landschapselementen van lokale betekenis worden gerekend:
bomen (in een brede strook) langs de grenzen van tuinen en erven bij (voormalige) agrarische bedrijven en de paden (oprijlaan) er naar toe. Ook de bomen die op deze erven zijn geplant om reden van geldelijk gewin (o.a. vruchtbomen, wilgen, populieren) doch als zodanig zijn economische betekenis verloren hebben, zijn kenmerkend;
Kleine woonbuurt (20 à 50 woningen)
De kenmerkende bomen in kleine woonbuurten zijn van belang voor de directe omgeving maar maken geen deel uit van een structuur op stads- of wijkniveau. Het gaat hier om bomen die voldoen aan één van de criteria:
-de publieke ruimte van een woonerf, -straat of -hof;
Per wijk zijn verschillende karakteristieken te benoemen. Op hoofdlijnen worden die hieronder beschreven.
In het centrum zijn op buurtniveau vooral solitaire bomen kenmerkend. Doorgaans zijn deze van de 1e of 2e grootte en van een inheemse houtsoort (o.a. acacia, berk, wilg). De bomen staan vaak opvallend dicht bij bouwwerken. Omdat de rooilijn van de gebouwen overwegend gelijk valt met de erfgrens (aan de voorzijde) staan de bomen meestal in zij- of achtertuinen. Met name de bomen in zijtuinen zijn vaak beeldbepalend. De bomen zijn echter niet alleen esthetisch van belang maar leveren ook een bijdrage aan de stedelijke ecologie (met name van belang voor vogels). Omdat er zo weinig bomen zijn is dit echter wel een kritische factor.
De vroege uitbreidingen (tot ca. 1920) zijn zeer compact bebouwd. Er is doorgaans weinig ruimte voor bomen. Toch zijn er plekken waar bomen van de 1e grootte groeien. Doordat er weinig groen in deze buurten is, zijn deze ‘incidentele’ bomen vaak beeldbepalend. In straten waar geen straat- of laanbomen staan zijn bomen in tuinen beeldbepalend. Met name als het gaat om gezonde, volwassen en/of bloeiende bomen (o.a. magnolia, sierkers).
De buurten in het uitbreidingsplan (1910-1960) kenmerken zich door de planmatige opzet. Onderdeel van deze opzet zijn de straat- en laanbomen die dan ook op buurtniveau esthetisch en ecologisch van belang zijn. In privé-tuinen zijn met name bloeiende bomen (o.a. magnolia, sierkers) en bomen van de 2e grootte (o.a. els, berk) kenmerkend.
De bomen in het villagebied, de villaparken en de recente uitbreidingen zijn van belang voor de hoofdstructuur of op wijkniveau. Het buurtniveau is derhalve niet relevant.
De wijken uit de 60-er en 70-er jaren bestaan vaak uit een hoofdontsluiting met woonerven of –hoven. De bomen binnen deze erven en hoven zijn karakteristiek op buurtniveau. De bomen in tuinen zijn eveneens kenmerkend op buurtniveau.
Bomen van de 1e en 2e grootte op de kleine en middelgrote bedrijventerreinen zijn van belang op buurtniveau.
Tabel 3: bomen van de 3de categorie
Tabel 3: herplant bomen van de 3de categorie
Velbeleid Hilversum 2013- 2030
Beleidsregels voor de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen
3.3 Boomwaarde bij illegale velling
4.2 Afwegingen bij belemmering realisatie van bouwwerk of andere aanleg
4.3 Afweging bij overlast of schade
4.4 Afweging bij gevaar of ziekte van boom
4.5 Afweging bij belemmering groei andere boom of beplanting