Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel voor het opleggen van een bestuurlijke boete WWB, IOAW IOAZ |
Citeertitel | Beleidsregel boeteoplegging WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Hoorn |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 620 maatschappelijke begeleiding en advies |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-08-2013 | 05-02-2015 | nieuwe regeling | 06-08-2013 Gemeenteblad 2013-27b | - |
Besluit de beleidsregel Bestuurlijke boete WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Hoorn vast te stellen
In deze beleidsregel zijn de begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere gewezen zelfstandigen, de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en wordt verstaan onder:
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
Het college geeft bij schending van de inlichtingenplicht een schriftelijke waarschuwing als:
Artikel 3. Verwijtbaarheid bij opleggen van een boete
Het college beoordeelt op grond van de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij/zij de inlichtingenplicht had moeten nakomen of het niet of niet behoorlijk nakomen ervan aan de belanghebbende kan worden verweten.
In artikel 2a lid 2 van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten staat in welke situaties er in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid of ontbreken van verwijtbaarheid als:
In beide situaties wordt de belanghebbende geacht iemand te zoeken die de correspondentie begrijpt en/of de belangen kan behartigen
Artikel 4. Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Het college halveert de boete als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
Het college ziet af van het opleggen van een boete bij het ontbreken van verwijtbaarheid.
In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet of waarin toepassing leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de belanghebbende kan het college besluiten om op individuele gronden af te wijken.
Schending van de inlichtingenplicht
De belanghebbende moet op verzoek of uit eigen beweging mededeling doen van alle feiten en omstandig-heden die van invloed zijn op het recht op en op de hoogte van de uitkering of inkomensvoorziening. Dit kan gaan om informatie over inkomsten of het vermogen van de belanghebbende (of partner en/of zijn inwonende kinderen) maar ook over de woonsituatie van de belanghebbende en verblijf buiten Nederland.
Gebeurt dit niet dan is er sprake van schending van de inlichtingenplicht. Dit is ook het geval als de belanghebbende gegevens of informatie moet verstrekken en dit niet (binnen de gestelde) termijn doet.
Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om te volstaan met een waarschuwing bij schending van de inlichtingenplicht. In dit artikel staan de voorwaarden genoemd.
Als de belanghebbende in de voorafgaande 2 jaar eerder een waarschuwing heeft gehad dan is het college verplicht om een boete op te leggen (ook als het gaat om een nulfraude).
Artikel 3 en 4. Verwijtbaarheid bij opleggen van een boete en hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de boete te verlagen bij verminderde verwijtbaarheid.
De mate van verwijtbaarheid wordt bepaald op grond van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid:
Het college beoordeelt de situatie op het moment waarop de belanghebbende de verplichting moest nakomen.
In artikel 3 is opgenomen wat hier niet onder valt. Daarnaast wordt verwezen naar artikel 2a lid 2 van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten. Hierin staat dat er in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid als:
In artikel 4 staat hoe het college omgaat met boeteoplegging bij het ontbreken van verwijtbaarheid en bij verminderde verwijtbaarheid.
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om af te zien van boete bij dringende redenen. Het moet gaan om zeer uitzonderlijke situaties in het individuele geval waarin het opleggen van een bestuurlijke boete onaanvaardbare gevolgen heeft voor de belanghebbende.
Dit artikel spreekt voor zich.