Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Deelsubsidieverordening Voorschoolse voorzieningen Den Helder |
Citeertitel | Deelsubsidieverordening voorschoolse voorzieningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Bijlage 2 |
Deze regeling vervangt de Deelsubsidieverordening Peuterspeelzalen 2005.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-08-2013 | 01-01-2019 | nieuwe regeling | 01-07-2013 Stadsnieuws 2013, 32 | RB13.0031 |
kinderopvangtoeslag: bijdrage in de kosten voor kinderopvang. Kinderopvangtoeslag bestaat uit een overheidsbijdrage en een werkgeversbijdrage. Deze wordt via de belastingdienst uitgekeerd. Alleen die gezinnen waarin beide ouders een betaalde baan hebben of alleenstaande ouders met een betaalde baan komen in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag;
peuterspeelzaalwerk, niveau 2: peuteropvang gericht op spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen, waarbij de werkzaamheden uitsluitend door gekwalificeerde beroepskrachten worden verricht, in deze zin dat er twee (op minimaal SPW-3 niveau) geschoolde pedagogisch medewerkers op de peutergroep staan;
Voor de uitvoering van deze verordening geldt een subsidieplafond. De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld bij de begroting. Voor zover de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad geldt voor de hoogte van het budget het zogenaamde begrotingsvoorbehoud conform artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Subsidie voor aanbieders van peuteropvang en voorschoolse educatie
Aanbieders van peuteropvang kunnen aanspraak maken op:
De ouder/ouders van wie het kind gebruik maakt van peuteropvang komen, via de aanbieder, in aanmerking voor peutertoeslag:
Aanbieders van kinderopvang kunnen aanspraak maken op:
2. Vereisten bij de subsidieaanvraag peuteropvangaanbieders
In aanvulling op de gegevens vermeld in artikel 2:2 Algemene subsidieverordening dienen bij aanvraag per peuteropvangvoorziening (-locatie) de volgende gespecificeerde gegevens schriftelijk te worden overgelegd:
het aantal doelgroepkinderen voor wie in het boekjaar peuterplaatsen voorschoolse educatie in de peuteropvang wordt aangeboden, met kopieën van bewijsstukken waaruit blijkt dat er voor de betreffende kinderen aanspraak is op voorschoolse educatie (verwijsformulier GGD Hollands Noorden), per 1 september in het lopende jaar;
3. Voorwaarden bij de subsidieaanvraag peuteropvangaanbieders
Het college rekent bij subsidiering met een uurtarief dat niet meer dan € 8,77 bedraagt. De peuteropvangaanbieder stelt een uurtarief vast voor peuteropvang op basis van de kostprijs. Wanneer de kostprijs en uurtarief hoger zijn dan € 8,77 is de aanbieder verantwoordelijk voor de bekostiging, vanaf € 8,77.
4. Vereisten bij de subsidieaanvraag kinderdagopvangaanbieders
In aanvulling op de gegevens vermeld in artikel 2:2 Algemene subsidieverordening 2013 dienen bij aanvraag per kinderdagopvangvoorziening (-locatie) de volgende gespecificeerde gegevens schriftelijk te worden overgelegd:
5. Voorwaarden bij de subsidieaanvraag kinderdagopvangaanbieders
De subsidieaanvrager dient behalve aan de algemene voorwaarden genoemd in de Algemene subsidieverordening te voldoen aan de voorwaarden genoemd in:
6. Vereisten bij aanvraag peutertoeslagvoor ouders/verzorgers
Het college kan model aanvraagformulieren vaststellen.
Vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dient de subsidieaanvrager bij het college een subsidieaanvraag in. Voor het eerst vóór 1 oktober 2013.
1. Subsidie voor peuteropvangaanbieders
De te verlenen subsidie per peuterplaats peuteropvang met voorschoolse educatie wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief tot een maximum van € 8,77 vermenigvuldigd met het aantal uren 12, verhoogd met het genoemde forfaitaire bedrag voor extra bijkomende werkzaamheden voorschoolse educatie van € 360 en verminderd met de ouderbijdrage voor het 1e en het 2e dagdeel.
2. Subsidie voor kinderdagopvangaanbieders met voorschoolse educatie
3. Hoogte van de peutertoeslag
Op grond van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) betalen ouders van doelgroepkinderen voorschoolse educatie niet meer dan zij op grond van de Wet Kinderopvang zouden betalen indien zij de maximale toeslag ontvangen. Voor ouders van doelgroepkinderen is de maximale ouderbijdrage daarom € 288 (12 uur per week x 40 weken x € 0,60) per jaar.
Artikel 6 Verantwoording en subsidievaststelling
In aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 4 van de Algemene subsidieverordening 2013 legt de subsidieaanvrager verantwoording af over:
alle peuters die in het boekjaar hebben deelgenomen aan een door het college gesubsidieerd aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie met opgave van de periode die zij gedurende het boekjaar hebben deelgenomen en, indien van toepassing, of zij tot de doelgroep behoren waarbij:
het totaal aantal daadwerkelijk bezette peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie gedurende het boekjaar afgeleid van de gegevens onder lid a, waarbij voor de berekening van een peuterplaats die gedurende een deel van het boekjaar is bezet het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien de peuterplaats na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 16e van de maand is beëindigd en naar boven wordt afgerond indien de peuterplaats voor de 16e van de maand is bezet en/of na de 15e van de maand is beëindigd, waarbij vervolgens voor de bepaling van de gerealiseerde peuterplaats de volgende formule wordt gehanteerd: A (= het aantal maanden dat de peuterplaats is bezet) : 12 = B (= de omvang van een peuterplaats die een gedeelte van het kalenderjaar is bezet afgerond op 2 decimalen achter de komma);
Voor de bestaande aanbieders geldt uitsluitend in het eerste jaar van de inwerkingtreding van deze verordening een overgangsregeling in die zin dat zij niet meer dan 10% minder subsidie ontvangen dan zij op grond van de Deelsubsidieverordening Peuterspeelzalen 2005 zouden ontvangen in vergelijkbare situatie en vergelijkbare bezetting.