Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Deelsubsidieverordening Voorschoolse voorzieningen Den Helder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDeelsubsidieverordening Voorschoolse voorzieningen Den Helder
CiteertitelDeelsubsidieverordening voorschoolse voorzieningen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 1 Bijlage 2

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Deelsubsidieverordening Peuterspeelzalen 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
  3. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Den%20Helder/624627/CVDR624627_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-08-201301-01-2019nieuwe regeling

01-07-2013

Stadsnieuws 2013, 32

RB13.0031

Tekst van de regeling

Intitulé

Deelsubsidieverordening Voorschoolse voorzieningen Den Helder

 

 

Artikel 1 Begrippenkader

  • -

    Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening 2013;

  • -

    boekjaar: kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder;

  • -

    doelgroepkind: kinderen met een leerlingengewicht en/of een indicatie op (risico op) een taalachterstand afgegeven door de jeugdgezondheidszorg in overeenstemming met de gemeentelijke uitvoeringsnotitie onderwijsachterstandenbeleid;

  • -

    eigen bijdrage: de financiële vergoeding die ouders/verzorgers moeten betalen voor deelname van hun kind(eren) aan peuteropvang;

  • -

    kinderdagopvang: mogelijkheid om kinderen op te vangen en heeft primair als doel de arbeidsparticipatie van ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot4 jaar te bevorderen;

  • -

    kinderopvangtoeslag: bijdrage in de kosten voor kinderopvang. Kinderopvangtoeslag bestaat uit een overheidsbijdrage en een werkgeversbijdrage. Deze wordt via de belastingdienst uitgekeerd. Alleen die gezinnen waarin beide ouders een betaalde baan hebben of alleenstaande ouders met een betaalde baan komen in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag;

  • -

    leerlingengewicht: het leerlingengewicht in het basisonderwijs bepaalt hoeveel geld de gemeente krijgt voor het wegwerken van taal- en onderwijsachterstanden. Daarbij bepaalt het opleidingsniveau van de ouders welk gewicht een kind krijgt;

  • -

    maximaal uurtarief: het tarief dat door aanbieders maximaal in rekening wordt gebracht voor een uur peuteropvang bij 2 dagdelen van 3 uur per week en 40 weken per jaar;

  • -

    overdrachtsformulier: het document dat door alle voorschoolse voorzieningen wordt gebruikt bij de overgang van een kind naar het basisonderwijs;

  • -

    peutergroep: een groep bestaande uit maximaal 14 of 15 kinderen, afhankelijk van de leeftijden in de groep;

  • -

    peuteropvang: gecombineerde groep van peuterplaatsen, waar peuterspeelzaalwerk op niveau 2 plaatsvindt, die deels wordt gesubsidieerd door het college en deels wordt gefinancierd vanuit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • -

    peuterplaats: rekeneenheid die overeenkomt met 2 dagdelen van 3 uur bezoek aan de peuteropvang gedurende maximaal 40 weken per jaar;

  • -

    peuterspeelzaalwerk, niveau 2: peuteropvang gericht op spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen, waarbij de werkzaamheden uitsluitend door gekwalificeerde beroepskrachten worden verricht, in deze zin dat er twee (op minimaal SPW-3 niveau) geschoolde pedagogisch medewerkers op de peutergroep staan;

  • -

    peutertoeslag: de gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten voor de peuteropvang aan ouders op grond van deze verordening. Ouders/verzorgers ontvangen de hen toegekende toeslag via de peuteropvangaanbieder;

  • -

    subsidieaanvrager: aanbieders van peuteropvang en voorschoolse educatie;

  • -

    toeslagjaar: het betreffende boekjaar waarin de ouder/verzorger peutertoeslag heeft ontvangen;

  • -

    VNG: Vereniging voor Nederlandse Gemeenten;

  • -

    Voorschoolse Educatie: taalstimuleringsprogramma voor doelgroepkinderen die plaatsvindt in de peuteropvang gedurende 4 dagdelen van 3 uur per week en in de kinderdagopvang minimaal 10 uur per week.

Artikel 2 Subsidieplafond

Voor de uitvoering van deze verordening geldt een subsidieplafond. De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld bij de begroting. Voor zover de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad geldt voor de hoogte van het budget het zogenaamde begrotingsvoorbehoud conform artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 De subsidieaanvraag

1. Subsidie voor aanbieders van peuteropvang en voorschoolse educatie

Aanbieders van peuteropvang kunnen aanspraak maken op:

  • a.

    subsidie voor de uitvoering van een aanbod peuteropvang (2 dagdelen van 3 uur per week) en/of;

  • b.

    subsidie voor de uitvoering van een aanbod peuteropvang met voorschoolse educatie (4 dagdelen van 3 uur per week);

  • c.

    peutertoeslag voor ouders, als onderdeel van de subsidie genoemd onder a. en b.

De ouder/ouders van wie het kind gebruik maakt van peuteropvang komen, via de aanbieder, in aanmerking voor peutertoeslag:

  • o

    Indien peuteropvang gericht is op kinderen van 2 tot 4 jaar.

  • o

    Voor doelgroepkinderen voorschoolse educatie voor 4 dagdelen van 3 uur, voor 40 weken in het jaar, zijnde alle weken buiten de schoolvakanties.

  • o

    Voor overige kinderen maximaal 2 dagdelen van 3 uur, voor 40 weken in het jaar, zijnde alle weken buiten de schoolvakanties.

  • o

    Indien de geplaatste kinderen woonachtig en ingeschreven zijn in de gemeente Den Helder.

  • o

    De ouder/ouders komt/komen niet in aanmerking voor de peutertoeslag wanneer zij aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag.

  • o

    Als de ouder/ouders in aanmerking komt/komen voor de kinderopvangtoeslag voor minder uren in geval van een peutertoeslag, kan aanvullend voor die meer-uren op een peutertoeslag aanspraak worden gemaakt.

  • d.

    Bij peuteropvang komen peuterplaatsen alleen in aanmerking voor subsidie als bedoeld onder a. indien de ouders/verzorgers geen recht hebben op fiscale kinderopvangtoeslag.

  • e.

    Ouders van doelgroepkinderen als bedoeld onder b. die wel recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen over het 1e en 2e dagdeel kinderopvangtoeslag aan. De kosten van het 2e en 3e dagdeel worden, in het kader van het aanvullende aanbod voorschoolse educatie, gesubsidieerd door het college.

  • f.

    Geen subsidie als bedoeld onder a. of b. wordt verleend wanneer ouders een gemeentelijke tegemoetkoming ontvangen op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in het kader van arbeidsintegratie.

  • g.

    Geen subsidie als bedoeld onder a., b. of c. wordt verleend wanneer de aanbieder geen voorschoolse educatieprogramma biedt.

     

Aanbieders van kinderopvang kunnen aanspraak maken op:

  • h.

    Subsidie voor de uitvoering van een aanbod voorschoolse educatie, het zogenaamde jaarbedrag voorschoolse educatie per geplaatste peuter.

 

2. Vereisten bij de subsidieaanvraag peuteropvangaanbieders

In aanvulling op de gegevens vermeld in artikel 2:2 Algemene subsidieverordening dienen bij aanvraag per peuteropvangvoorziening (-locatie) de volgende gespecificeerde gegevens schriftelijk te worden overgelegd:

  • ·

    registratienummer landelijke register, locatienaam, adres- en contactgegevens;

  • ·

    het aantal kinderen voor wie in het boekjaar peuterplaatsen peuteropvang wordt aangeboden, waarvan de ouders geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag;

  • ·

    het aantal doelgroepkinderen voor wie in het boekjaar peuterplaatsen voorschoolse educatie in de peuteropvang wordt aangeboden, met kopieën van bewijsstukken waaruit blijkt dat er voor de betreffende kinderen aanspraak is op voorschoolse educatie (verwijsformulier GGD Hollands Noorden), per 1 september in het lopende jaar;

  • ·

    een opgave van het voor het boekjaar geldende uurtarief van de peuteropvangaanbieder;

  • ·

    een opgave van de ouderbijdrage per peuterplaats peuteropvang op grond van de vastgestelde Tabel 1 genoemd in Artikel 3;

  • ·

    De naam van het voorschoolse educatieprogramma

 

3. Voorwaarden bij de subsidieaanvraag peuteropvangaanbieders

  • a.

    De subsidieaanvrager dient behalve aan de algemene voorwaarden genoemd in de Algemene subsidieverordening te voldoen aan de voorwaarden genoemd in:

  • -

    de Verordening ruimte en inrichtingseisen peuterspeelzaalwerk gemeente Den Helder;

  • -

    de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, en

  • -

    te voldoen aan de eisen uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • b.

    Het college rekent bij subsidiering met een uurtarief dat niet meer dan € 8,77 bedraagt. De peuteropvangaanbieder stelt een uurtarief vast voor peuteropvang op basis van de kostprijs. Wanneer de kostprijs en uurtarief hoger zijn dan € 8,77 is de aanbieder verantwoordelijk voor de bekostiging, vanaf € 8,77.

  • c.

    De peuteropvang maakt gebruik van het overdrachtsformulier en verzorgt een gedegen overdracht naar de basisschool op grond van het Convenant Voor- en vroegschoolse Educatie Den Helder.

  • d.

    De peuteropvang werkt biedt peuterspeelzaalwerk niveau 2.

     

4. Vereisten bij de subsidieaanvraag kinderdagopvangaanbieders

In aanvulling op de gegevens vermeld in artikel 2:2 Algemene subsidieverordening 2013 dienen bij aanvraag per kinderdagopvangvoorziening (-locatie) de volgende gespecificeerde gegevens schriftelijk te worden overgelegd:

  • a.

    registratienummer landelijke register, locatienaam, adres- en contactgegevens;

  • b.

    het aantal doelgroepkinderen voor wie in het boekjaar voorschoolse educatie wordt aangeboden;

  • c.

    de naam van het voorschoolse educatieprogramma.

     

5. Voorwaarden bij de subsidieaanvraag kinderdagopvangaanbieders

De subsidieaanvrager dient behalve aan de algemene voorwaarden genoemd in de Algemene subsidieverordening te voldoen aan de voorwaarden genoemd in:

  • -

    de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, en

  • -

    te voldoen aan de eisen uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

     

6. Vereisten bij aanvraag peutertoeslagvoor ouders/verzorgers

  • a.

    Bij verlening van de toeslag wordt uitgegaan van een door de ouder(s) opgegeven gezamenlijk toetsingsinkomen voor het betreffende toeslagjaar. Ouders tonen dit aan door het indienen van een jaaropgaaf of loonstrookje bij de aanbieder.

  • b.

    De ouders overleggen het formulier ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ aan de aanbieder waaruit blijkt dat rechtmatig aanspraak wordt gemaakt op peutertoeslag.

     

7. Aanvraagformulier

Het college kan model aanvraagformulieren vaststellen.

 

8. Datum aanvraag subsidie

Vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dient de subsidieaanvrager bij het college een subsidieaanvraag in. Voor het eerst vóór 1 oktober 2013.

Artikel 4 Subsidieopbouw

1. Subsidie voor peuteropvangaanbieders

  • a.

    De maximale subsidie per kind bedraagt € 8,77 per uur voor maximaal 240 uur per jaar (2 dagdelen per week x 3 uur x 40 weken).

  • b.

    Voor doelgroepkinderen is een aanvullende subsidie beschikbaar voor het 3e en het 4e dagdeel van maximaal € 8,77 per uur voor maximaal 240 uur per jaar.

  • c.

    De onder b. genoemde aanvullende subsidie voor elke geplaatst doelgroepkind is bepaald op maximaal € 360.

  • d.

    De subsidie is gekoppeld aan een minimaal bezettingspercentage op jaarbasis. Het gewenste gemiddelde bezettingspercentage voor peuteropvang is 93%.

  • e.

    De te verlenen subsidie per peuterplaats peuteropvang wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief tot een maximum van € 8,77 vermenigvuldigd met het aantal uren 6 en verminderd met de ouderbijdrage.

  • f.

    De te verlenen subsidie per peuterplaats peuteropvang met voorschoolse educatie wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief tot een maximum van € 8,77 vermenigvuldigd met het aantal uren 12, verhoogd met het genoemde forfaitaire bedrag voor extra bijkomende werkzaamheden voorschoolse educatie van € 360 en verminderd met de ouderbijdrage voor het 1e en het 2e dagdeel.

  • g.

    De hoogte van de subsidie rekenheden genoemd onder a. en c., wordt jaarlijks bepaald op grond van de Consumentenprijsindex (CPI).

     

2. Subsidie voor kinderdagopvangaanbieders met voorschoolse educatie

  • a.

    De te verlenen subsidie per peuterplaats voorschoolse educatie in de kinderdagopvang wordt bepaald op de hoogte van het genoemde forfaitaire bedrag voor extra bijkomende werkzaamheden voorschoolse educatie € 360.

  • b.

    De hoogte van de subsidie rekeneenheid genoemd onder a., wordt jaarlijks bepaald op grond van de Consumentenprijsindex (CPI).

     

3. Hoogte van de peutertoeslag

  • a.

    Het college hanteert de Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG, met uitzondering van de inkomenscategorieën 1. en 2., voor het bepalen van de hoogte van de peutertoeslag.

  • b.

    Op grond van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) betalen ouders van doelgroepkinderen voorschoolse educatie niet meer dan zij op grond van de Wet Kinderopvang zouden betalen indien zij de maximale toeslag ontvangen. Voor ouders van doelgroepkinderen is de maximale ouderbijdrage daarom € 288 (12 uur per week x 40 weken x € 0,60) per jaar.

  • c.

    Tabel 1. Ouderbijdrage peuteropvang is geldig met ingang van 2013.

  • d.

    In opvolgende jaren worden de opvolgende tabellen van de VNG voor de betreffende jaren gehanteerd. Hierdoor kan de hoogte van de genoemde peutertoeslag onder a. de hoogte van de maximale ouderbijdrage onder b. wijzigen.

  • e.

    Peuteropvangaanbieders ontvangen de ouderbijdragen. Zij zijn verantwoordelijk voor het innen van deze bijdragen zoals vastgesteld met toepassing van de tabel en dragen het bijbehorende risico van dubieuze debiteuren.

     

Tabel 1. Ouderbijdrage peuteropvang

Gezamenlijk toetsingsinkomen gezin Den Helder

Ouderbijdrage peuteropvang per uur o.b.v. € 8,77

Ouderbijdrage peuteropvang per maand o.b.v. € 8,77

 

1

Lager dan

23.030

(1.777 p.m)

0, -

0, -

2

23.030

26.490

3,20

64, -

3

26.491

36.451

3,64

73, -

4

36.452

49.579

4,11

82, -

5

49.580

71.267

5,23

105, -

6

71.268

98.756

6,79

136, -

7

98.757

En hoger

8,63

173, -

 

Artikel 5 Beschikking en uitbetaling

  • 1.

    Op een subsidieaanvraag wordt uiterlijk op 1 december voorafgaande aan het boekjaar waarvoor subsidie is aangevraagd beslist.

  • 2.

    De subsidie wordt volgens de Algemene subsidieverordening jaarlijks op basis van voorschot uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Artikel 6 Verantwoording en subsidievaststelling

In aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 4 van de Algemene subsidieverordening 2013 legt de subsidieaanvrager verantwoording af over:

  • 1.

    alle peuters die in het boekjaar hebben deelgenomen aan een door het college gesubsidieerd aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie met opgave van de periode die zij gedurende het boekjaar hebben deelgenomen en, indien van toepassing, of zij tot de doelgroep behoren waarbij:

    • a.

      voor peuteropvang per gesubsidieerde peuterplaats kopieën van het formulier ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ worden overgelegd waaruit blijkt dat rechtmatig aanspraak wordt gemaakt op peuteropvang;

    • b.

      voor voorschoolse educatie per gesubsidieerde peuterplaats door de subsidieaanvrager gewaarmerkte kopieën van het verwijsformulier voorschoolse educatie GGD Hollands Noorden worden overgelegd waaruit blijkt dat rechtmatig gebruik gemaakt wordt van voorschoolse educatie;

    • c.

      een opgave per gesubsidieerde peuterplaats van de werkelijk gefactureerde ouderbijdragen in het kalenderjaar wordt overgelegd;

    • d.

      het totaal aantal daadwerkelijk bezette peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie gedurende het boekjaar afgeleid van de gegevens onder lid a, waarbij voor de berekening van een peuterplaats die gedurende een deel van het boekjaar is bezet het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien de peuterplaats na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 16e van de maand is beëindigd en naar boven wordt afgerond indien de peuterplaats voor de 16e van de maand is bezet en/of na de 15e van de maand is beëindigd, waarbij vervolgens voor de bepaling van de gerealiseerde peuterplaats de volgende formule wordt gehanteerd: A (= het aantal maanden dat de peuterplaats is bezet) : 12 = B (= de omvang van een peuterplaats die een gedeelte van het kalenderjaar is bezet afgerond op 2 decimalen achter de komma);

    • e.

      de uitvoering van de ontwikkelingsgerichte voorschoolse educatieprogramma’s.

  • 2.

    Het college kan nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

  • 3.

    Voor 1 juni van het betreffende boekjaar wordt door de subsidieaanvrager een tussentijds schriftelijk overzicht ingediend waaruit de bezetting blijkt.

  • 4.

    Het college kan formats vaststellen voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

Artikel 7 Overgangsregeling

Voor de bestaande aanbieders geldt uitsluitend in het eerste jaar van de inwerkingtreding van deze verordening een overgangsregeling in die zin dat zij niet meer dan 10% minder subsidie ontvangen dan zij op grond van de Deelsubsidieverordening Peuterspeelzalen 2005 zouden ontvangen in vergelijkbare situatie en vergelijkbare bezetting.

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Deelsubsidieverordening Voorschoolse Voorzieningen”

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar openbare bekendmaking.

     

Aldus besloten in de raadsvergadering van 1 juli 2013

Koen Schuiling, voorzitter

mr. drs. M. Huisman, griffier

Schematisch overzicht voorschoolse voorzieningen

Bijlage 1

Rekenmodel

Bijlage 2