Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Toepassingskader Bestuurlijke Strafbeschikking milieu in Drenthe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingToepassingskader Bestuurlijke Strafbeschikking milieu in Drenthe
CiteertitelToepassingskader Bestuurlijke Strafbeschikking milieu in Drenthe
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2013, 15

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Besluit om afdoening,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-05-201312-05-201217-01-2018nieuwe regeling

23-05-2013

Provinciaal blad, 2013, 15

2013003170

Tekst van de regeling

Intitulé

Toepassingskader Bestuurlijke Strafbeschikking milieu in Drenthe

Voor de toepassing van de BSBm in Drenthe is een toetsingskader gemaakt waarin de kaders vermeld staan die gelden voor de toepassing van de Bestuurlijke Strafbeschikking milieu. De te hanteren kaders en voorwaarden worden in dit toepassingskader toegelicht. De kennisgevingen voor de bestuurlijke strafbeschikking zullen door de provincie Drenthe getoetst worden aan de hand van dit toepassingskader en de feitenlijst BSBm.

Inhoud

Geldigheid

Dit toepassingskader is voor onbepaalde tijd geldig. Van eventuele wijzingen naar aanleiding van de jaarlijkse evaluatie van de toepassing van de BSBm zullen GS en de samenwerkingspartners BSBm op de hoogte worden gesteld.

1, Strafrechtelijk kader

Besluit OM-afdoening

In het Besluit OM-afdoening zijn grenzen gesteld aan de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid. De bevoegdheid tot het toepassen van de bevoegdheid voor de BSBm blijft beperkt tot strafbare feiten die worden genoemd in bijlage II, hoofdstuk 1, van het Besluit Om afdoening, en dan uitsluitend, voor zover zij van geringe ernst of eenvoudige aard zijn (artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening).

Van de bevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt, indien:

a.    het een strafbaar feit betreft dat is begaan door een persoon die jonger is dan achttien jaar (zie stap 2 in § 4);

b.    het een strafbaar feit betreft dat is begaan door een openbaar lichaam (zie stap 3 in § 4);

c.     degene onder wie een of meer voorwerpen in beslag zijn genomen, weigert afstand te doen;

d.    voor opsporing van het strafbare feit is internationale rechtshulp nodig;

e.    het strafbare feit wordt geconstateerd met een of meer andere strafbare feiten waarvoor de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid is verleend, indien het gezamenlijk boetebedrag voor economische milieufeiten hoger is dan € 2.000,-- voor een natuurlijk persoon of € 10.000,-- voor een rechtspersoon;

f.     het strafbare feit wordt geconstateerd met een of meer andere strafbare feiten waarvoor de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid is verleend, indien het gezamenlijk boetebedrag voor niet-economische milieufeiten hoger is dan € 2.000,-- voor een natuurlijk persoon of een rechtspersoon;

g.    sprake is van aanwijzingen voor een wederrechtelijk verkregen voordeel van (vermoedelijk) meer dan € 5.000,--;

h.    het strafbare feit een wederrechtelijke gedraging betreft waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan dieren of planten wordt veroorzaakt, dan wel dreigt te worden veroorzaakt.

Indien een strafbaar feit wordt geconstateerd dat weliswaar voorkomt in de lijst van milieufeiten, maar buiten de in het Besluit OM-afdoening gestelde grenzen valt, dan wordt het door de betrokken opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van de geconstateerde overtreding(en) rechtstreeks ingestuurd naar de ter zake hiervan bevoegde regionale vestiging van het Functioneel Parket. 

Bestuursrecht of strafrecht

Voor de feiten waarvoor een strafbeschikking kan worden opgelegd, kan tevens een bestuursrechtelijke herstelsanctie als een last onder bestuursdwang of dwangsom worden opgelegd.

De toekenning van de strafbeschikkingsbevoegdheid maakt het mogelijk om per overtreding te bekijken welke sanctie of combinatie van sancties in het concrete geval het meest effectief en passend is. Hiermee kan het complementaire karakter van beide soorten sancties goed tot zijn recht komen.

Sommige feiten lenen zich niet voor een herstelsanctie, en dan ligt de keuze voor uitsluitend de bestuurlijke strafbeschikking voor de hand. In gevallen waarin de overtreding nog niet is beëindigd of de gevolgen nog kunnen worden beperkt of ongedaan gemaakt, zal een combinatie van een bestuurlijke strafbeschikking en last onder bestuursdwang vaak het meest aangewezen zijn. Als algemene regel wordt door GS gehanteerd dat voor de feiten die genoemd zijn in dit toetsingskader, naast een bestuurlijke strafbeschikking, ook een herstelsanctie wordt oplegt wanneer een overtreding voortduurt en de gevolgen van die overtreding beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden (zie stappen 15 en 16 in § 4).

In de provincie Drenthe zijn tussen de handhavings- en opsporingspartners afspraken gemaakt over de aanpak van milieudelicten. Deze afspraken worden vastgelegd in de Handhaving en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving van Provincie Drenthe (vast te stellen in mei 2012). Het hierin beschreven stappenplan wordt bij overtredingen van 'grijze' milieufeiten ook bij de toepassing van de BSBm gehanteerd. Bij de 'groene' milieufeiten zal de overtreder, voordat er wordt overgegaan van een kennisgeving van BSBm, eerst een waarschuwing ontvangen (zie stap 13 in § 4).

2, Strafvordering kader

Verdachte

Toepassing van de BSBm betekent dat de boa's in Drenthe een strafvorderlijk instrument in handen hebben, waarbij geen sprake is van een overtreder maar van een verdachte. De boa dient deze verdachte dan ook de cautie aan te zeggen. Vóór de afsluiting van het opsporingsonderzoek dient de betrokken opsporings­ambtenaar degene die wordt verdacht van de overtreding, in de gelegenheid te stellen om een verklaring af te leggen over het geconstateerde feit, nadat hem de cautie is gegeven (zie stap 14 in § 4). Dit wil zeggen dat hem of haar wordt meegedeeld dat er geen plicht is om over de overtreding een verklaring af te leggen of op door de opsporingsambtenaar gestelde vragen antwoord te geven. De verklaring wordt vastgelegd in het proces-verbaal. Indien een rechtspersoon wordt verdacht van de overtreding, dient namens de rechtspersoon iemand te worden gehoord die gerechtigd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen.

De verdachte zal door de boa op de hoogte gesteld moeten worden van het feit dat hij indien hij het niet eens is met de kennisgeving van BSBM, dat hij deze niet moeten betalen en binnen twee weken na ontvangst van de beschikking in verzet moeten komen. In de richtlijn Bestuurlijke Strafbeschikking is namelijk opgenomen dat zodra er betaald wordt of niet in verzet wordt gekomen binnen de gestelde termijn, dat daarmee de schuld vaststaat. Er is dan geen verzet mogelijk.

Het Besluit OM-afdoening bepaalt dat, indien een overtreding wordt begaan in het kader van (bedrijfsmatige) activiteiten van een rechtspersoon, dat dan de rechtspersoon als verdachte kan worden aangemerkt. Met rechtspersoon worden in het Wetboek van Strafrecht gelijkgesteld: maatschap en vennootschap onder firma.

In gevallen waarin het bevoegd gezag van mening is dat, gelet op de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, een nadrukkelijk verwijt moet worden gemaakt aan een of meer hierbij betrokken natuurlijke personen, kan van deze hoofdregel worden afgeweken. 

Naast of in plaats van de rechtspersoon kan een natuurlijk persoon in drie rollen als verdachte worden aangemerkt (zie stap 4.in § 4):

  • a. als degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging van de rechtspersoon,

  • b. als degene die opdracht heeft gegeven tot de verboden gedraging van de rechtspersoon,

  • c. als degene die de overtreding feitelijk heeft begaan (de materiële dader), mits het overtreden voorschrift mede is gericht tot deze persoon*. Hiervan is in elk geval sprake als een ieder normadressaat is.

*     Hierbij kunnen twee situaties worden onderscheiden. Situatie 1: het overtreden voorschrift geldt voor eenieder. Situatie 2: het overtreden voorschrift geldt alleen voor daarbij aangegeven personen, bijvoorbeeld degene die een inrichting drijft; in dat geval kan de werknemer die de strafbare gedraging heeft verricht, hiervoor niet worden bestraft.

Wanneer een overtreding buiten het verband van een rechtspersoon wordt begaan, kan uitsluitend een natuurlijk persoon als verdachte worden aangemerkt. Dit is ook het geval als de overtreding is begaan in het verband van een eenmanszaak.  

Bewijsregels (zie stap 5 in Stappenplan BSBm)

Voor alle elementen van het strafbare feit moet er voldoende bewijs zijn, anders mag er geen strafbeschikking worden uitgevaardigd. Het is de taak van de opsporings­ambtenaar die de overtreding heeft geconstateerd, om het bewijs te vergaren en in een onder ambtseed op te maken proces-verbaal vast te leggen.

Ten aanzien van feiten die vallen onder artikel 1 of 1a van de Wet op de economische delicten, zal uit het proces-verbaal duidelijk moeten blijken of en, zo ja, in hoeverre zij opzettelijk zijn begaan.

Ook zal aan de hand van het proces-verbaal moeten kunnen worden beoordeeld of dat de voor de bewijsvergaring ingezette opsporingsbevoegdheden rechtmatig zijn toegepast, dat wil zeggen niet in strijd met het Wetboek van Strafvordering of de Wet op de economische delicten.

Schuldvaststelling (zie stap 6 in § 4)

Op basis van het proces-verbaal van de behandelend opsporingsambtenaar moet de schuld van de verdachte kunnen worden vastgesteld. Een strafbeschikking mag niet worden uitgevaardigd wanneer het strafbare feit niet aan de overtreder kan worden verweten. Indien er twijfel bestaat over diens schuld, mag er geen strafbeschikking worden uitgevaardigd.

Horen van de verdachte door bevoegd gezag

Er is geen verplichting voor het bevoegd gezag om de verdachte te horen voordat een bestuurlijke strafbeschikking wordt uitgevaardigd. In gevallen waarin het voornemen bestaat een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen in combinatie met een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking waarover de betrokkene op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet worden gehoord, is het echter wel gewenst dat hij dan tevens als verdachte wordt gehoord over de bestuurlijke strafbeschikking. In dit geval zijn de procedurevoorschriften voor het horen in de Algemene wet bestuursrecht leidend. Tevens is het wenselijk dat van het horen een schriftelijk verslag wordt opgemaakt. Dit dient in dat geval bij het proces-verbaal te worden gevoegd.

Evenredigheid (zie stap 10  in § 4)

Wanneer het voornemen bestaat een bestuurlijke strafbeschikking uit te vaardigen, zal telkens moeten worden beoordeeld of het opleggen van de in de feitenlijst aangegeven hoogte van de geldboete in het concrete geval evenredig is in verhouding tot de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de overtreding voor de overtreder zelf. Van het uitvaardigen van een strafbeschikking zal in elk geval moeten worden afgezien indien:

  • a. de overtreding een zo geringe inbreuk op de rechtsorde is of zo weinig schade heeft veroorzaakt, dat de voor het feit vastgestelde geldboete onevenredig hoog is in verhouding tot wat heeft plaatsgevonden, of

  • b. het feit, door samenwerking van meer dan een persoon gepleegd, op zichzelf wel ernstig genoeg is voor een geldboete, maar het aandeel van de verdachte daarin zo gering is, dat de voor het feit vastgestelde geldboete onevenredig zwaar zou zijn,

  • c. de verdachte door de overtreding zelf ernstige financiële schade, rechtstreeks uit het feit voortvloeiend of door verplichte schadevergoeding, lijdt of heeft geleden, dat de voor het feit vastgestelde geldboete onevenredig hoog is in verhouding tot die schade.

Ne bis in idem (zie stap 8 in § 4)

Er kan niet tweemaal een strafbeschikking worden uitgevaardigd voor hetzelfde feit. Wanneer iemand gelijktijdig twee of meer overtredingen pleegt, kan hij wel voor beide afzonderlijk worden gestraft, mits:

  • - de som van de boetes voor economische milieufeiten niet hoger is dan € 2.000,-- (natuurlijk persoon), onderscheidenlijk € 10.000,-- (rechtspersoon) of

  • - de som van de boetes voor niet-economische milieufeiten niet hoger is dan €2.000,-- (natuurlijk persoon of rechtspersoon) of

  • - de som van de boetes voor keurfeiten niet hoger is van € 1.500,-- (natuurlijk persoon), onderscheidenlijk € 2.000,-- (rechtspersoon).

Soms kan bij overtreding van twee of meer voorschriften toch sprake zijn van hetzelfde feit. Dit is soms lastig vast te stellen. Drie situaties kunnen worden onderscheiden:

  • a. één gedraging valt 'automatisch' onder verschillende strafbepalingen (eendaadsesamenloop).

       In dit geval moeten de overtredingen te worden behandeld als een feit. Er wordt een boete opgelegd. Indien het boetebedrag voor de te onderscheiden strafbepa­lingen in de feitenlijst verschilt, wordt gekozen voor de hoogste boete;

  • b. verschillende gedragingen worden gelijktijdig verricht zonder dat sprake is van een inhoudelijke samenhang (meerdaadsesamenloop).

       In dit geval worden de overtredingen worden behandeld als afzonderlijke feiten waarvoor afzonderlijke boetes worden opgelegd;

  • c. verschillende gedragingen worden gelijktijdig verricht onder omstandigheden waaruit blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid en de wezenlijke samenhang in het handelen en in de schuld van de dader, dat sprake is van hetzelfde feit.

Nadat is vastgesteld wat het feit is, wordt de hierbij behorende boete opgelegd.

Aangesloten moet worden bij de jurisprudentie over artikel 68 Wetboek van Strafrecht.

Contra-indicaties (zie stap 11 in § 4)

Om een nadere afbakening te maken van wat tot het bestuurlijke, respectievelijk het strafrechtelijk domein behoort, zijn  in de AMvB vier clusters van contra-indicaties ontwikkeld. In de gevallen waarin de toepassing van de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid ongewenst is, moet de zaak ter afdoening aan het OM moet worden overgedragen. Na het constateren van een milieufeit dient door de boa telkens te worden nagegaan of, naast de in de feitenlijst genoemde contra-indicaties, een of meer van de volgende contra-indicaties van toepassing zijn.

1.    Er is sprake van een of meer volgende strafvorderlijke omstandigheden die toepassing van de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid te zeer compliceren:

  • a. degene onder wie een of meer voorwerpen in beslag zijn genomen met het oog op verbeurdverklaring, weigert afstand te doen (toelichting: indien geen afstand wordt gedaan, beslist de strafrechter over verbeurdverklaring op vordering van de officier van justitie);

  • b. degene onder wie een of meer voorwerpen in beslag zijn genomen met het oog op onttrekking aan het verkeer, weigert afstand te doen (toelichting: indien geen afstand wordt gedaan, beslist de strafrechter over onttrekking aan het verkeer op vordering van de officier van justitie);

  • c. voor opsporing is internationale rechtshulp nodig (toelichting: dit is niet verenigbaar met een beoogde slagvaardige inzet van de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid).

N.B.

Bij afstand van inbeslaggenomen voorwerpen moet kennisgeving van inbeslagneming worden gestuurd naar de regionale vestiging van het Functioneel Parket, zodat het daar juridisch kan worden afgehandeld (artikel 116, tweede lid, Sv).

2.    Er is sprake van een of meer van de volgende omstandigheden die de bewijsopdracht voor de buitengewoon opsporingsambtenaar verzwaren of wijzen op een ernstige inbreuk op beschermde belangen:

  • a. een wederrechtelijke gedraging waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan dieren of planten wordt veroorzaakt, dan wel dreigt te worden veroorzaakt, een wederrechtelijke gedraging waardoor aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water wordt veroorzaakt, dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

  • b. een wederrechtelijke gedraging met een gevaarlijke afvalstof;

  • c. een wederrechtelijke gedraging met overige afvalstoffen in niet verwaarloosbare hoeveelheden;

  • d. een wederrechtelijke gedraging in of handeling met een inrichting waar een gevaarlijke activiteit wordt verricht of waar gevaarlijke stoffen of preparaten worden opgeslagen of gebruikt, waardoor buiten die inrichting de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan dieren of planten wordt veroorzaakt, dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

  • e. een wederrechtelijk verhandelen van specimens van beschermde in het wild levende dier- of plantensoorten of delen of afgeleide producten in een niet verwaarloosbare hoeveelheid van deze specimens of met een niet te verwaarlozen invloed op de instandhouding van de soort;

  • f. een wederrechtelijke gedraging waardoor aanzienlijke schade wordt of dreigt te worden toegebracht aan de habitat van een beschermde dier- of plantensoort;

  • g. een wederrechtelijke gedraging waardoor aanzienlijke schade wordt of dreigt te worden toegebracht aan een beschermde habitat.

Voor het inschatten van de mate van (dreigende) schade als bedoeld onder b, g en h, kunnen de vermoedelijke opruimingskosten in veel gevallen een indicator zijn.

3.    Er is sprake van een of meer van de volgende omstandigheden die wijzen op een aanmerkelijk calculerende, dan wel malafide instelling van de overtreder:

  • a. er zijn aanwijzingen voor een wederrechtelijk verkregen voordeel van (vermoedelijk) meer dan € 5.000,--;

  • b. agressief of dreigend gedrag ten opzichte van een toezichthouder of opsporingsambtenaar tijdens of na de constatering van de overtreding;

  • c. meerdaadse samenloop van overtredingen waarvoor de bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid is verleend, indien het gezamenlijke boetebedrag voor deze overtredingen hoger is dan € 2.000,-- voor een natuurlijk persoon of € 10.000,-- voor een rechtspersoon. Afhankelijk van de concrete situatie kan ervoor worden gekozen om hetzij niet voor alle overtredingen een boete op te leggen, teneinde onder de grens te blijven, hetzij het proces-verbaal over te dragen aan het OM;

  • d. samenloop met een of meer milieufeiten waarvoor geen bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid is verleend;

  • e. samenloop met ernstige commune misdrijven, bijvoorbeeld valsheid in geschrift (artikel 225 en volgende Wetboek van Strafrecht) en omkoping van ambtenaar (artikel 177, 177a Wetboek van Strafrecht);

  • f. volgens de gegevens waarover de (organisatie van) het bevoegd gezag of de betrokken opsporingsambtenaar beschikt, is sprake van een meer dan incidenteel tekortschietend nalevingsgedrag (dat wil zeggen in een periode van vijf jaar is ten minste driemaal door een toezichthouder of een opsporingsambtenaar een relevante overtreding van omgevingsrechtelijke of economische regelgeving geconstateerd, waartegen sanctionerend is opgetreden).

  • 4) Er is geen of onvoldoende bewijs dat een geconstateerd economisch delict opzettelijk is begaan, terwijl in de lijst met milieufeiten geen onderscheid wordt gemaakt tussen de opzet- en de overtredingsvariant van dat delict.

  • h. In gevallen waarin sprake is van een contra-indicatie, zal een proces- verbaal van de geconstateerde overtreding(en) dienen te worden opgemaakt dat rechtstreeks wordt gestuurd naar het Functioneel Parket. Indien in de verzetsfase het OM constateert dat een bestuurlijke strafbeschikking is uitgevaardigd terwijl een contra-indicatie van toepassing was, kan dit voor de officier van justitie reden zijn om gebruik te maken van zijn bevoegdheid krachtens artikel 257e, achtste lid, Sv tot wijziging van de strafbeschikking. Zie § 7.

3, Feitenlijst BSBm

Aan de hand van Bijlage 1 van de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten wordt het feitenboekje Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten gehanteerd. Voor provincie Drenthe en haar partners is de feitenlijst aangevuld met de vastgestelde boetebedragen en toegevoegd aan dit Toepassingskader (zie stap 7 in § 4). Met ingang van 1 juni 2012, en tot wijziging van het feitenboekje, kan in Drenthe voor de hierin opgenomen feiten aan overtreders een bestuurlijke strafbeschikking milieu toegekend worden. De processen verbaal zullen door provincie Drenthe op basis van de feitenlijst getoetst worden. 

4, Stappenplan BSBm

Hierna wordt de toepassing van de BSBm in Drenthe in een vereenvoudigd stappenplan weergegeven.

 

Stappenplan toepassing BSBm in Drenthe

 

Mogelijkheid BSBm?

1

Is er sprake van heterdaad dan wel betrokkenheid die ter plaatse is vast te stellen?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

2

Is de verdachte ouder dan 18 jaar op het moment van constateren van de overtreding?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

3

Betreft de verdachte GEEN openbaar lichaam?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

4

Is er sprake van een rechtspersoon of een natuurlijk persoon?

nee ¿

Nee

 

 

 

 

5

Is er sprake van voldoende bewijs wat wordt vastgelegd in een proces verbaal?

 

Nee

 

¿ ja

 

 

6

Kan op basis van het proces verbaal de schuld aan de verdachte worden toegerekend?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

7

Komt het geconstateerde feit voor in het feitenboekje van de BSBm?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

8

Is er in het geval van constatering van meerdere feiten GEEN sprake van tweemaal hetzelfde feit en/of sprake van een som van geldboetes hoger dan € 2000,- (bij natuurlijk persoon) of € 10000 (bij rechtspersoon)?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

9

Is er sprake van aantoonbaar verwijtbaar handelen of een gevaarlijke situatie ?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

10

Is er sprake van evenredigheid van de hoogte van het bij het feit behorende geldbedrag in verhouding tot de ernst van het feit, mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de overtreding voor de overtreder zelf ?

nee ¿

Nee

 

¿ ja

 

 

11

Is er sprake van GEEN van de voor de BSBm van toepassing zijnde contra-indicaties? 

nee ¿

Nee, proces verbaal OM

 

¿ ja

 

 

12

Betreft het feit een zogenoemd 'groen milieufeit'

nee ¿

Ja

 

¿ ja

 

 

13

Is voor hetzelfde feit aan dezelfde overtreder eerder een waarschuwing gegeven voor kennisgeving van de BSBm?

ja  ¿

Ja

 

¿ja

 

 

14

Indien de verdachte verhoord gaat worden, is dan de cautie aangezegd?

ja ¿

Ja

 

 

 

 

15

Is er sprake van voortduring van de overtreding?

ja ¿

Ja, en evt. bestuurlijke maatregel

16

Is er sprake van gevolgen die beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden?

ja ¿

Ja, en evt. bestuurlijke maatregel

BIJLAGE: NADERE UITWERKING TOEPASSINGSKADER BESTUURLIJKE STRAFBESCHIKKING MILIEU

Mei 2012 hebben gedeputeerde staten van de provincie Drenthe het toepassingskader voor de bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBm) vastgesteld.

In dat toepassingskader is de beleidslijn opgenomen wanneer de BSBm toegepast mag worden door de BOA's van de provincie en organisaties met een samenwerkingsovereenkomst.

De lijn voor de toepassing bij de zogeheten 'grijze' feiten vloeit voort uit de handhavings- en gedoogstrategie Drenthe. Deze is een verdere uitwerking van eerder beleid en dekt daardoor goed de bedoeling van de inzet van het bestuurs- en strafrecht door de provincie.

Voor de zogeheten 'groene' feiten, of vrije veld feiten, is een algemene regel opgenomen. Deze regel stelt dat bij de 'groene' milieufeiten de overtreder, voordat er wordt overgegaan van een kennisgeving van BSBm, eerst een waarschuwing moet hebben ontvangen. Deze regel is bedoeld om bij vaak kleinere overtredingen in het vrije veld er zeker van te zijn dat sprake is van bewust handelen in strijd met de regelgeving.

Voor veel kleinere feiten is er ook de mogelijkheid de politie strafbeschikking uit te schrijven. Deze kan zonder waarschuwing, maar geldt daarna in het kader van de BSBm wel als waarschuwing. Denk daarbij aan loslopende honden, verzamelen van mos, kleine hoeveelheden afval weggooien.

De praktijk sinds de inwerkingtreding van de BSBm en het toepassingskader heeft enkele lastige situaties aan het licht gebracht. Er zijn feiten waarbij het eerst waarschuwen voordat de BSBm uitgeschreven wordt ongewenst uitpakt. Dit gaat om de 'grotere' feiten die veel opsporing vergen om een dader op heterdaad te kunnen betrappen.

Concrete feiten die zich hebben voorgedaan zijn illegale ontgrondingen, het uitzetten van fazanten en het vrij laten van 'wilde' zwijnen.

Voor deze feiten is gebruik gemaakt van het overgangsrecht dat tot 1 januari 2013 geldt. Namelijk dat deze nog met een standaard PV aan het Functioneel Parket aangeboden mogen worden. Sinds 1 januari 2013 is dat niet meer mogelijk.

Besloten is daarom voor een aantal feiten een uitzondering op de waarschuwingsplicht te maken. Het betreft dan de overtredingen Flora- en Faunawet, aangevuld met 4 andere feiten. De toetsing vindt plaats door de gemandateerde BSBm (De teamleiders VTH zijn mei 2012 gemandateerd voor de BSBm). Toekomstige kleine, jaarlijkse, wijzigingen die het Openbaar Ministerie in de feitenlijst kan aanbrengen zullen conform de geschetste provinciale uitgangspunten door de gemandateerde BSBm verwerkt worden in de bijlagen bij deze aanpassing van het toepassingskader.

Besloten is om het begrip 'waarschuwing' beter te definiëren.

Onder een waarschuwing wordt het volgende verstaan.

  • Een eerdere soortgelijke (hierbij kan gedacht worden aan storten, verbranden, begraven of afgeven van afval. Of aan niet naleven van gedragsvoorschriften zoals gelden voor een natuurterrein, zoals verstoren van inheemse diersoorten, plukken van beschermde flora etc. Veelal feiten binnen één cluster zoals opgenomen in het feitenboekje) overtreding waarbij door een toezichthouder of opsporingsambtenaar betrokkene aangesproken heeft (dit kan blijken uit de registratie in BRS dat voor alle BOA's toegankelijk is of uit eigen aantekeningen). Bij een volgende soortgelijke overtreding kan dus een BSBm uitgereikt worden.

  • Een eerdere soortgelijke overtreding waarbij een (voornemen tot) sanctie is uitgereikt. Dit kan zowel bestuurrechtelijk als strafrechtelijk zijn. Bij een volgende soortgelijke overtreding kan dus een BSBm uitgereikt worden.

  • Het constateren van de overtreding waarbij de toezichthouder of opsporingsambtenaar betrokkene verzoekt (bij het constateren van een overtreding volgt het verzoek de (gevolgen van de) overtreding ongedaan te maken indien dat mogelijk is. Dit verzoek van de toezichthouder wordt gezien als een waarschuwing. Het hieraan niet binnen de afgesproken termijn voldoen wordt beschouwd als een herhaling. Hierbij kan gedacht worden aan het verzoek van de toezichthouder aan betrokkene de hond aan te lijnen en daar niet binnen enkele minuten gehoor aan gegeven wordt, of het verzoek gedumpt afval op te ruimen en de veroorzaker dat niet doet. De constatering van het BSBm feit vindt dan plaats op het moment als de hersteltermijn is verstreken omdat de toezichthouder dan de BOA informeert) om, indien mogelijk, de overtreding ongedaan te maken of te beëindigen. Indien binnen een redelijke termijn niet voldaan wordt aan het verzoek kan dus een BSBm uitgereikt worden.

Besloten is om in het toepassingskader BSBM het afwegingskader van de handhavings- en gedoogstrategie Drenthe van toepassing te verklaren op alle bedrijfsmatige activiteiten. Dus ook bij 'groene' milieufeiten.

Onder bedrijfsmatige activiteiten wordt verstaan dat de activiteit of plaatsvindt vanuit een inrichting zoals gedefinieerd in de milieuregelgeving of plaatsvindt als activiteit in het kader van beroepsuitoefening of een activiteit met een commercieel belang of een activiteit die een grote mate van regelmaat kent.

Dit in tegenstelling tot de niet bedrijfsmatige activiteiten die veelal particulieren betreffen die eenmalig in het vrije veld vanuit gemakzucht een overtreding begaan.

Bijlage I, Feiten die waarvoor de 'grijze' beleidsregel vanuit de handhavings- en gedoogstrategie Drenthe van toepassing is (bij bedrijfsmatige activiteiten)

Nummers BM 001 - BM 010:   Wet Milieubeheer

Nummers BM 029 - BM 042:   Europese Verordening OverbrengingAfvalstoffen (EVOA)

Nummer   BM 011:                 Besluit inzamelen afvalstoffen

Nummers BM 012 -                BM 015: Besluit beheer autowrakken

Nummer   BM 016:                 Besluit beheer batterijen en accu's 2008

Nummers BM 017 - BM 021:   Regeling beheer batterijen en accu's 2008

Nummer   BM 022:                 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur

Nummers BM 023 - BM 026:   Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

Nummers BM 027 - BM 028:   Regeling meetmethoden verbranden afvalstoffen

Nummers BM 043 - BM 044:   Asbestverwijderingsbesluit (Avb)

Nummers BM 045 - BM 066:   Besluit gebruik meststoffen (BGM)

Nummers BM 067 - BM 078:   Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz)

Nummers BM 079 - BM 081:   Ontgrondingenwet (Ogw)

Nummers BM 082 - BM 089:   Wet bodembescherming (WBB)

Nummers BM 090 - BM 104:   Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)

Nummers BM 105 - BM 112:   Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Nummers BM 119 - BM 126:   Besluit detectie radioactief besmet schroot

Nummers BM 127 - BM 135:   Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)

Nummers BM 136 - BM 165:   Vuurwerkbesluit (Vwb)

Nummers BM 166 - BM 168:   Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)

Nummer  BM 169 en BM 332: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Nummers BM 170 - BM 172:   Wet milieubeheer BRZO 4

Nummers BM 173 - BM 220,    Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Barim)

Nummers BM 221 - BM 223:   Regeling Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Rarim)

Nummers BM 224 - BM 229:   Waterwet (Wtw)

Nummers BM 230 - BM 233:   Waterbesluit (Wtb)

Nummers BM 234 - BM 235:   Waterregeling (Wtr)

Nummers BM 236 - BM 239:   Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

Nummers BM 240 - BM 255:   Drinkwaterbesluit (Dwb)

Nummers BM 256 - BM 259 en

nummers BM 322 - BM 323:    Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

Nummers BM 324 - BM 326:   Lozingbesluit open teelt en veehouderij (Lot)

Nummers BM 327 - BM 328:   Besluit Glastuinbouw (Bgtb)

Nummers BM 260 - BM 277 en

BM 331:                                Flora- en faunawet (FFW) inheems

Nummers BM 278 - BM 291:   Flora- en faunawet (FFW) uitheems

Nummers BM 292 - BM 294:   Boswet (Bw)

Nummer   BM 295:                 Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998)

Nummer   BM 296:                 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

Nummer   BM 297:                 Wet op de economische delicten (Wed)

Nummers BM 298 - BM 321:   Model Keur

Bijlage II, Feiten die waarvoor de 'groene' beleidsregel, vooraf waarschuwen van toepassing is (bij vrije veld, eenmalige, niet-bedrijfsmatige activiteiten)

Nummers BM 001, BM 002 en

BM 003:                                Wet Milieubeheer

Nummers BM 045 - BM 066:   Besluit gebruik meststoffen (BGM)

Nummers BM 079 - BM 081:   Ontgrondingenwet (Ogw)

Nummers BM 082 - BM 089:   Wet bodembescherming (WBB)

Nummers BM 090 - BM 104:   Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)

Nummers BM 224 - BM 229:   Waterwet (Wtw)

Nummers BM 230 - BM 233:   Waterbesluit (Wtb)

Nummers BM 236 - BM 239:   Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

Nummers BM 256 - BM 259 en

nummers BM 322 - BM 323:    Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

Nummers BM 260,  BM 262 :   Flora- en faunawet (FFW) inheems

Nummers BM 293,  BM 294:    Boswet (Bw)

Nummer   BM 295:                 Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998)

Nummer   BM 297:                 Wet op de economische delicten (Wed)

Nummers BM 298 - BM 321:   Model Keur

Bijlage III, Feiten die waarvoor de 'groene' beleidsregel 'vooraf waarschuwen' niet van toepassing is (bij vrije veld, eenmalige. niet-bedrijfsmatige activiteiten)

Nummers BM 043, BM 044:     Asbestverwijderingsbesluit (Avb)

Nummer   BM 169:                 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Nummers BM 260 - BM 277 en

BM 331:                                Flora- en faunawet (FFW) inheems

Nummers BM 278 - BM 291:   Flora- en faunawet (FFW) uitheems

Nummer   BM 292:                 Boswet (Bw)

Toelichting

De provincie kan overgaan tot het zonder waarschuwing vooraf opleggen van een BSBm indien er sprake is van onomkeerbare gevolgen van de overtreding. Dit kan bij de volgende feiten.

Nummers BM 043, BM 044:     Asbestverwijderingsbesluit (Avb)

Deze 2 feiten richten zich expliciet en uitsluitend op particulieren.

Nummer BM 169:                   Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De feiten onder deze feitcode richten zich bij a en c expliciet en uitsluitend op particulieren.

Nummers BM 260 - BM 277 en

BM 331:                                Flora- en faunawet (FFW) inheems

Indien sprake is van planmatig, weloverwogen handelen.

Nummers BM 278 - BM 291:   Flora- en faunawet (FFW) uitheems

Indien sprake is van planmatig, weloverwogen handelen.

Nummer BM 292:                        Boswet (Bw)

Dit feit betreft eenmalig onomkeerbaar handelen.