Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Geertruidenberg

Nota Bijzondere bijstand aan Chronisch zieken en gehandicapten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGeertruidenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota Bijzondere bijstand aan Chronisch zieken en gehandicapten
CiteertitelNota Bijzondere bijstand aan Chronisch zieken en gehandicapten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum en wijze van publicatie van deze nota is niet bekend. De nota is op 12 mei 2005 door toezending bekendgemaakt aan diverse instanties.

De regeling is in 2006, 2007 en 2008 gehandhaafd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-200501-01-2015Nieuwe regeling

01-02-2005

Onbekend

1 februari 2005, nr. 24

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota Bijzondere bijstand aan Chronisch zieken en gehandicapten.

 

 

Hoofdstuk 1. Huidige situatie

Ouderen, chronisch zieken en gehandicapten die geconfronteerd worden met ziekte gerelateerde uitgaven die niet gecompenseerd worden door de zorgverzekeraar, kunnen daarvoor bijzondere bijstand aanvragen. Kosten die relatief vaak via de bijzondere bijstand worden vergoed zijn: eigen bijdrage huishoudelijke hulp, bewassingskosten, dieetkosten, slijtagekosten kleding etc. De individuele bijstand geeft ons de mogelijkheid om deze kosten volledig te compenseren. Wij doen dit in principe ook, als de noodzaak van de kosten en het recht op bijstand onderzocht is. De noodzaak en de hoogte van de kosten worden in de meeste gevallen vastgesteld en onderzocht door een externe deskundige, Argonaut. Of iemand recht heeft op een vergoeding van de gemeente wordt mede bepaald door de hoogte van het inkomen en het vermogen. Men moet een inkomen hebben op bijstandsniveau en het vermogen mag niet meer bedragen dan het vrij te laten vermogen zoals in de Wet vermeld staat. Eventuele draagkracht in het inkomen of vermogen Wordt in mindering gebracht op de kosten.

In ons huidige minimabeleid wordende volgende middelen als draagkracht in aanmerking genomen:

  • -

    Vermogen dat boven het vrij laten vermogen uitkomt: 100%

  • -

    Inkomen tot 120% van de bijstandsnorm: 0%

  • -

    Het meerinkomen (inkomen boven 120% van de bijstandsnorm): 35%

  • -

    We hanteren geen drempelbedrag ( behoudens de administratieve drempelvan € 25,-).

 

Hieronder worden in het kort weergegeven waarmee bij de verstrekking van bijzondere bijstand rekening wordt gehouden:

  • -

    er vindt een toets plaats van de individuele bijzondere omstandigheden;

  • -

    vastgesteld wordt tot welke kosten die bijzondere omstandigheden kunnen leiden;

  • -

    vastgesteld wordt tot welk bedrag de kosten niet kunnen worden voldaan uit de norm en aanwezige draagkracht;

  • -

    vastgesteld wordt of, en zo ja, tot welk bedrag, betrokkene de kosten maakt.

 

Met name op dit laatste punt onderscheidt de individuele bijzondere bijstand zich van de categoriale regelingen. In het kader van die regelingen kunnen verstrekkingen plaatsvinden zonder dat hoeft nagegaan te worden of de betreffende kosten in het individuele geval ook daadwerkelijk gemaakt zijn,

 

Voordeel individuele bijstand

Maatwerk wordt geboden. Door individueel naar de situatie en de kosten te kijken, bieden we maatwerk. De vergoeding wordt afgestemd op de feitelijke kosten die men maakt. Daarvoor gelden wel normbedragen.

 

Nadeel individuele bijstand voor de cliënt

Doordat men zelfde kosten moet aanvragen, kan dit drempels opwerpen, Men moet een aanvraag indienen, aantonen welke kosten gemaakt worden, inzage geven in financiële gegevens en vaak wordt een medisch advies aangevraagd. Een aantal mensen zal waarschijnlijk hierdoor bewust niet gebruik maken van de voorziening bijzondere bijstand omdat het hen teveel geregel, tijd en energie kost.

Verborgen (onzichtbare) kosten worden niet vergoed, want kosten moeten voor de bijzondere bijstand direct aantoonbaar zijn.

We noemen een aantal voorbeelden van meerkosten veroorzaakt door handicap of ziekte die minder ‘hard’ te maken zijn en daardoor niet voor bijzondere bijstand in aanmerking kunnen komen: het bezorgen van boodschappen, extra kosten in verband met klussen rondom het huis, lidmaatschapkosten van belangenverenigingen of patiëntenorganisaties, bloemetje voor mantelzorg etc.

 

Nadeel voor de gemeente

Individueel per aanvraag moet worden vastgesteld of er sprake is van noodzakelijke kosten en of deze kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn. Daarnaast wordt het recht op bijzondere bijstand getoetst aan de hand van het inkomen en vermogen. Dit is een vrij uitvoerige toets die aanzienlijk veel tijd in beslag neemt.

Hoofdstuk 2 De doelgroep chronisch zieken en gehandicapten

2.1 Doelgroep chronisch zieken en gehandicapten

Bij het vaststellen van de doelgroep en vervolgens de omvang van deze doelgroep spelen een aantal zaken een rol, De doelgroep chronisch zieken en gehandicapten is niet aan de hand van specifieke kenmerken te specificeren. Iedere ziekte of handicap is anders en brengt ook specifieke meerkosten met zich mee. Om die reden wordt voorgesteld de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten voor de categoriale bijzondere bijstand niet te bepalen aan de hand van specifieke kenmerken, maar aan de hand van het ontvangen van een bepaalde uitkering of voorziening i.v.m. handicap of ziekte, Hieronder worden de uitkeringen en / of voorzieningen benoemd die ontvangen moet worden om voor de categoriale regeling in aanmerking te komen.

Personen met een ernstige handicap of aandoening zijn vaak niet in staat om te werken, daardoor bevinden ze zich In een ongunstiger financiële situatie. Deze groep ontvangt een bijstands- of een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Uit onderzoek blijkt dat volledige arbeidsongeschiktheid (80 -100%) een kostenhogend effect kan hebben. Niet alleen de aard van de problematiek speelt hierbij een rol, ook het feit dat een groot deel van deze mensen (langdurig) uitgesloten is van de arbeidsmarkt en de kans op positieverbetering in de toekomst klein is, heeft invloed op het bestedingsniveau. Het gaat hierbij alleen om personen waarvoor geen arbeidsmedisch onderzoek meer plaats hoeft te vinden.

WVG’ers jonger dan 65 zelfstandig wonend met een voorziening in de vorm van een rolstoel, traplift enz. is een aanvaarde doelgroep. Zij hebben een medische indicatie voor deze voorziening en hebben extra kosten in verband met kledingslijtage, extra waskosten enz.

Personen die langdurig (= langer dan 12 maanden) thuiszorg hebben via Stichting Maasmond, Dit zijn over het algemeen ouderen, Vanaf 2004 worden zij geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage waar geen vergoeding tegenover staat.

Personen met een bijstandsuitkering (WWB/Ioaz/Ioaz) die volledig arbeidsongeschikt zijn en waarvan de arbeidsongeschiktheid langdurig (=langer dan 12 maanden) is.

 

In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel personen een bepaalde uitkering of voorziening hebben

Gemeente Geertruidenberg: Aantal

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (80°/o- 100%): 600

uitgesloten van medisch onderzoek WVG jonger dan 65 jaar: 350

Cliënten thuiszorg Stichting Maasmond: 8

Bijstandscliënten: 40

Totaal doelgroep: 998

 

Niet vast te stellen is of dit aantal ook daadwerkelijk de grootte van de doelgroep van de regeling zal zijn. Er zit een overlap in het ontvangen van een uitkering en een voorziening, personen met WAO, bijstandsuitkering en thuiszorg kunnen ook een voorziening in het kader van de Wvg hebben. Daarnaast is niet vast te stellen hoeveel personen die een WAO-uitkering ontvangen of personen tot 65 jaar die een Wvg-voorziening hebben qua inkomen beneden de inkomensgrens zitten. Een ander probleem voor het vast stellen van het aantal personen dat van de regeling gebruik zal gaan maken is het niet-gebruik van de regeling. Op landelijk niveau is er nog geen onderzoek gedaan naar het niet-gebruik van bepaalde regelingen onder burgers.

Wel is door het Nibud specifiek in de gemeente Etten-Leur onderzoek gedaan naar het niet-gebruik van categoriale regelingen. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat 15 tot 20% van de vooraf bepaalde doelgroep slechts een aanvraag ingediend heeft voor een categoriale regeling (m.u.v. de groep uitkeringsgerechtigden). Uit telefonische informatie van het Nibud blijkt dat er geen andere onderzoeken naar het niet-gebruik op klantniveau zijn uitgevoerd. Wel is er in opdracht van het ministerie een onderzoek gedaan naar het al dan niet gebruikmaken van de mogelijkheden tot het invoeren van categoriale regelingen door gemeenten. Dit onderzoek zegt echter niets over het niet- gebruik op klantniveau.

Het totaal aantal van de geformuleerde doelgroep voor de categoriale regeling is 998, Hiervan ontvangen 40 personen een bijstandsuitkering. Indien de ervaring van de gemeente Etten-Leur representatief is voor onze gemeente betekend dit een aantal aanvragen van 192 (20% van 948) plus de 40 bijstandscliënten is totaal 232.

In hoofdstuk 3 worden voorstellen gedaan voor communicatie om niet-gebruik zoveel als mogelijk terug te dringen. Verwacht wordt dat door intensieve voorlichting 50 0/0 van de doelgroep een aanvraag voor de regeling In zal dienen. Het aantal aanvragen bedraagt dan 50% van 948 plus 40 is 514.

 

2.2 Leeftijd

Op grond van de WWB is het niet alleen mogelijk om een categoriale regeling in het leven te roepen voor chronisch zieken en gehandicapten, maar ook voor personen van 65 jaar en ouder. Dit voorstel beperkt zich alleen tot chronisch zieken en gehandicapten tot 65 jaar. Alleen voor de ouderen met langdurige thuiszorg is een uitzondering gemaakt. Zowel de AOW-norm als de WWB-norm voor personen van 65 jaar en ouder is hoger dan iemand jonger dan 65 jaar in dezelfde situatie. De WWB-norm voor personen van 65 jaar en ouder is afgestemd op de AOW-norm. Deze normen zijn hoger dan normen voor personen jonger dan 65 omdat het rijk bij de vaststelling van deze normen er al vanuit is gegaan dat ouderen hogere kosten hebben dan jongeren. De norm voor een alleenstaande jonger dan 65 jaar bedraagt op

01-01-2005 €804,89 en voor een alleenstaande ouder dan 65 jaar €866,93. Naast een hogere norm, komen ouderen ook in aanmerking voor een gedeeltelijke pensioenvrijlating bij de vaststelling van hun inkomen voor de bijzondere bijstand.

Aangezien de meerkosten i.v.m. leeftijd voor personen van 65 jaar en ouder al gecompenseerd worden door de hogere vastgestelde norm zijn de ouderen geen doelgroep van de categoriale bijzondere bijstand.

 

2.3 Normbedragen voor ziektegerelateerde kosten

Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) geven personen met beperkingen ongeveer tweemaal zoveel uit aan ziektegerelateerde kosten dan mensen zonder beperking. Ook mensen met een chronische aandoening geven ongeveer twee keer zoveel uit dan mensen zonder chronische aandoening.

Uit de gegevens van het SCP blijkt dat personen met beperkingen gemiddeld ongeveer €35,00 per maand uitgeven aan ziektegerelateerde kosten en personen zonder beperkingen gemiddeld €15,00 per maand (meerkosten in vergelijking met ‘gezonde’ mensen: €20, per maand, €240, - per jaar). Mensen met een chronische aandoening geven gemiddeld ongeveer €27,00 per maand uit (meerkosten €12, - per maand, €144, - per jaar).

Op grond van de huidige beleidsregels bijzondere bijstand kan een maximale vergoeding worden verstrekt conform onderstaande tabel.

 

Kosten - Maximale vergoeding

Extra telefoonkosten - €136,-

Extra kosten voor dieetproducten - €240,- (gemiddeld)

Aangepaste schoenen - €70,-

Medicijnen (niet vergoed) - Individueel

Eigen bijdrage huishoudelijke hulp - €218,-

Extra energiekosten - Individueel

Extra kledingkosten i.v.m. slijtage -€400,-

Extra kosten pedicure - €60,-

Extra kosten batterijen gehoorapparaat - Geen vaste vergoeding

Verborgen kosten (zie hoofdstuk 1) bijv. bloemetje, mantelzorg of klussen in en om het huis enz. - Geen.

 

De bovenstaande tabel laat zien dat als een cliënt al deze kosten zou maken hij/zij een bedrag van €1100,- aan bijzondere bijstand zou kunnen aanvragen. Het is echter niet waarschijnlijk dat een cliënt al deze kosten maakt. Wel komt het vaak voor dat een vergoeding wordt verstrekt voor een van deze kostensoorten. Het gaat dan vaak om huishoudelijke hulp of kledingkosten.

Op jaarbasis zijn de extra kosten van chronisch zieken en gehandicapten gemiddeld tussen de €144,- en €240,-. De hoogte van de categoriale bijzondere bijstand moet op een gemiddeld bedrag van deze bedragen worden vastgesteld, om de regeling effectief te laten zijn voor de doelgroep. Voorgesteld wordt om het gemiddelde van beide bedragen te nemen en de bijdrage vast te stellen op €200,-.

 

Voorstel 1

De doelgroep voor de categoriale regeling chronisch zieken en gehandicapten als volgt vast te stellen

- personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/Wajong/Waz van 80 - 100%) waarvoor geen arbeidsmedisch onderzoek meer plaats vindt;

- WVG’ers jonger dan 65 jaar met een voorziening;

- personen met een bijstandsuitkering die op grond van een onafhankelijk medisch advies volledig en langdurig (=minimaal 12 maanden) arbeidsongeschikt zijn verklaard;

- personen die langer dan 12 maanden (= langdurig) aangewezen zijn op thuiszorg

 

voorstel 2

- De bijdrage voor 2005 vast te stellen op €200,- per persoon.

 

2.4 Draagkracht in inkomen en vermogen

 

2.4.1 Draagkracht in het inkomen

In de huidige situatie wordt voor personen met een inkomen tot 120% van het bijstandsniveau verondersteld géén draagkracht aanwezig te zijn. Van het meerinkomen is de draagkracht 35%. Dit is het beleid van de individuele bijzondere bijstand. Voor deze regeling stellen we voor om hier bij aan te sluiten voor de inkomensgrens. Dit betekent dat er voor de categoriale bijzondere bijstand een inkomensgrens wordt gehanteerd van maximaal 120% van bijstandsniveau. Personen met een inkomen hoger dan 120% van het bijstandsniveau komen niet in aanmerking voor de regeling, Voor de medewerkers als voor burgers is het eenvoudig om voor de categoriale bijzondere bijstand een duidelijke inkomensgrens te stellen.

 

2.4.2 Draagkracht in het vermogen

8ij bijstandsverlening moet een grens aan het vermogen worden gesteld en een vermogenstoets plaatsvinden. Het college bepaalt zelf welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. We kunnen kiezen geen middelen te toetsen, alle middelen te toetsen, of een deel van de middelen te toetsen. Voor deze regeling adviseren we om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de categoriale regeling van 65 jaar en ouder. Vermogenstoets conform de bijstandsnormen en vermogen in de eigen woning vrijlaten.

 

Voorstel 3

Een inkomensgrens van 120 % van het bijstandsniveau te hanteren;

- De vermogenstoets zoals ook geldend voor de algemene bijstand te hanteren, met als uitzondering de meerwaarde van een eigen woning buiten beschouwing te laten;

- Als peildatum voor het vaststellen van vermogen 01 januari 2005 te hanteren;

- De categoriale bijstand ad C 200, - per persoon als drempel aan te merken voor de individuele bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringscriteria

3.1 Aanvraag

Categoriale bijzondere bijstand dient te worden aangevraagd. De aanvraag dient zo eenvoudig mogelijk te zijn voor de cliënt (om niet-gebruik tegen te gaan) en voor de uitvoerder (om de uitvoeringstaken zo beperkt mogelijk te laten blijven).

Van de aanvrager, die géén bijstand ontvangt worden de inkomsten steekproefsgewijs gecontroleerd. Op verzoek dient ingeleverd te worden:

  • -

    laatste bankafschrift

  • -

    laatste salarisstrook

De ingangsdatum van deze regeling is bepaald op 1 januari 2005, Er zal een simpel aanvraagformulier ontwikkeld worden. Aan personen met een Wvg voorziening en de arbeidsongeschikte bijstandsgerechtigden zal een aanvraagformulier toegezonden worden.

Voor de overigen wordt op de gemeentepagina een aanvraag gepubliceerd met vermelding van inkomens-en vermogensnormen.

Wanneer de cliënt kan aantonen dat de ziektegerelateerde uitgaven hoger zijn dan de categoriale vergoeding, vindt een individuele beoordeling plaats van de situatie. We zullen niet alleen de kosten hierin betrekken, maar ook de noodzaak ervan en de voorliggende voorzieningen.

 

3.2 Voorliggende voorziening / belasting

Als er een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand heeft plaatsgevonden mogen die kosten niet als aftrekbaar bij de belastingdienst worden opgevoerd. Aanvragers zullen dus een keuze moeten maken wat voor hun voordeliger is: of bijzondere bijstand of een beroep doen op de buitengewone uitgavenaftrek (BU) c.q het Tijdelijk Besluit Tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU). Om recht te hebben op een aftrek van buitengewone uitgaven moeten de uitgaven boven een bepaald drempelbedrag uitkomen. De fiscale tegemoetkoming heeft nooit betrekking op de gehele kosten, maar alleen op een deel ervan. Meestal krijgt men via de belasting 1/3 terug van de kosten, terwijl de bijzondere bijstand uitgaat van de feitelijke kosten (categoriaal en eventueel aangevuld met individuele bijzondere bijstand). De TBU en de BU worden bovendien pas in het volgende jaar terugbetaald.

n onze voorlichtingsactiviteiten zullen cliënten worden gewezen op de mogelijkheden die zij hebben om via de bijzondere bijstand en de teruggave inkomstenbelasting compensatie te krijgen voor de ziektekosten.

 

3.3 Communicatie

Om bekendheid te geven aan de regeling zullen we de volgende instrumenten inzetten:

  • -

    cliënten uit het WVG bestand krijgen persoonlijk bericht;

  • -

    de bijstandscliënten die volledig en langdurig arbeidsongeschikt zijn, zijn geselecteerd en

ontvangen eveneens persoonlijk bericht;

  • -

    in de gemeentekrant zal ieder kwartaal aandacht aan de regeling worden besteed;

  • -

    op de website van de gemeente zal aandacht worden besteed aan de regeling;

  • -

    aan huisartsen zal een informatieve brief over de regeling worden verzonden met het verzoek deze in hun wachtkamer neer te leggen;

-deze nota zal ter kennisname aan het gehandicaptenplatform worden aangeboden.

 

Voorstel 4

- Voor de aanvraag een verkorte procedure te hanteren;

- De regeling via diverse media onder de aandacht van de burger te breng en.

Hoofdstuk 4 Financiën

De door het rijk beschikbaar gestelde extra middelen in 2004 (€89.000,-) voor de regeling chronisch zieken en gehandicapten zijn overgeheveld naar 2005 en als doeluitkering begroot. Naast dit bedrag wordt er in 2005 circa €20.000,- beschikbaar gesteld voor deze regeling. In 2005 is er dus €109.000,- beschikbaar voor de categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de regeling een open einde regeling is. Er is geen financieel plafond voor de regeling vastgesteld. Indien het aantal aanvragen veel hoger uitvalt dan begroot, zullen de extra kosten in eerste instantie op de post bijzondere bijstand worden opgevangen.

Onduidelijk is in hoeverre het rijk ook in de komende jaren extra middelen beschikbaar stelt voor deze doelgroep. Om die reden wordt voorgesteld om deze specifieke regeling in eerste instantie alleen voor het jaar 2005 vast te stellen. Er kan tot 31 december 2005 een aanvraag voor deze regeling worden ingediend. In 2005 zal het minimabeleid zoals dit in 2004 is vastgesteld worden geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie kan bekeken worden of de middelen die voor de verschillende regelingen zijn begroot, effectief zijn ingezet en benut. Naar aanleiding van deze evaluatie kunnen de middelen m.b.t. de diverse regelingen voor minima (waaronder ook de (categoriale) bijzondere bijstand) eventueel herschikt worden.

 

- €200,- op jaarbasis

Bereik doelgroep 20% aantal aanvragen 232 - €46.400,-

Bereik doelgroep 50% aanvragen 514 - €102.800,-

 

De wijze waarop deze bedragen/aantallen zijn berekend, is terug te vinden

in hoofdstuk 2.

 

Besparing uitvoeringskosten

Met de invoering van een categoriale bijzondere bijstandsregeling is het niet meer nodig om te toetsen of de betreffende kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt en noodzakelijk zijn. Door dit achterwege te laten, worden de uitvoeringstaken beperkt.

De verwachting is dat de categoriale bijzondere bijstand in de meeste gevallen voldoende kostendekkend is. Slechts in een aantal gevallen zullen we naar verwachting aanvullende individuele bijzondere bijstand moeten verstrekken. De uitvoeringslasten zullen hierdoor lager worden, omdat voor de categoriale regeling een eenvoudige procedure is vastgesteld.

De nieuwe regeling kan als effect hebben dat de uitgaven op de post bijzondere bijstand lager zullen zijn. Om die reden is ook voorgesteld om het eventuele tekort op de categoriale regeling in eerste instantie te dekken uit de bijzondere bijstand,

 

Voorstel 5

- Uit financieel oogpunt de regeling in eerste instantie alleen voor het jaar 2005 vast te stellen;

- De aanvraagprocedure vast te stellen van 1 april 2005 tot en met 31 december 2005;

- De regeling te financieren uit de beschikbaar gestelde budgetten van het rijk (voor 2004 en 2005 samen t 109.000, -);

- Een eventueel tekort op te vangen binnen de post bijzondere bijstand.

 

Overzicht voorstellen

Voorstel 1

De doelgroep voor de categoriale regeling chronisch zieken en gehandicapten als volgt vast te stellen:

personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/Wajong/Waz van 80- 1OO%) waarvoor geen arbeidsmedisch onderzoek meer plaats vindt;

  • -

    WVG’ers jonger dan 65 jaar met een voorziening;

  • -

    personen met een bijstandsuitkering die op grond van een onafhankelijk medisch advies volledig en langdurig (= minimaal 12 maanden) arbeidsongeschikt zijn verklaard;

  • -

    personen die langer dan 12 maanden (= langdurig) aangewezen zijn op thuiszorg

     

Voorstel 2

-De bijdrage voor 2005 vast te stellen op € 200, - per persoon.

 

Voorstel 3

  • -

    Een inkomensgrens van 120 % van het bijstandsniveau te hanteren;

  • -

    De vermogenstoets zoals ook geldend voor de algemene bijstand te hanteren, met als

uitzondering de meerwaarde van een eigen woning buiten beschouwing te laten;

  • -

    Als peildatum voor het vaststellen van vermogen 01 januari 2005 te hanteren;

  • -

    De categoriale bijstand ad € 200, - per persoon als drempel aan te merken voor de individuele bijzondere bijstand.

     

Voorstel 4

  • -

    Voor de aanvraag een verkorte procedure te hanteren;

  • -

    De regeling via diverse media onder de aandacht van de burger te brengen.

     

Voorstel 5

-Uit financieel oogpunt de regeling In eerste instantie alleen voor het jaar 2005 vast te stellen;

-De aanvraagprocedure vast te stelten van 1 april 2005 tot en met

31 december 2005;

-De regeling te financieren uit de beschikbaar gestelde budgetten van het rijk

(voor 2004 en 2005 samen € 109.000, -);

-Een eventueel tekort op te vangen binnen de post bijzondere bijstand.