Organisatie | Leerdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeente Leerdam |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-06-2012 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 14-06-2012 Het Kontakt, 27-06-2012 | Onbekend |
Besluit: het Huisvestingsbesluit.
Huisvestingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet.
Huurprijsgrens: het bedrag dat wordt genoemd in artikel 13, eerste lid onder a, van de Wet op de huurtoeslag.
Inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de huurtoeslag.
Onttrekkingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 30 van de Wet.
Rekenhuur: de rekenhuur zoals is bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag.
Splitsingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet.
Wet: de Huisvestingswet.
beschermd wonen: woon- en verblijfsvormen met 24-uurs nabije zorg en bescherming (inclusief toezicht). Bewoners komen uitsluitend in aanmerking voor deze woonvorm op grond van een AWBZ-indicatie zorg en verblijf. Het gaat hier om intramurale woonvormen in verpleeghuizen en in verzorgingshuizen, maar ook in kleinschalige vormen van groepswonen, zoals kleinschalige woonprojecten voor dementerende ouderen of gehandicapten.
toegankelijk wonen/geschikt wonen: geschikte / toegankelijke woningen zijn woningen die geschikt zijn voor en waar nodig met voorrang worden toegewezen aan ouderen of mensen met een beperking. De woningen zijn gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk en (gedeeltelijk) rolstoeldoorgankelijk. Er is geen intensieve verpleging of verzorging mogelijk.
Woonwagen: zoals benoemd in artikel 1, eerste lid, onder f van de Wet.
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.1 Vergunningsvereiste
Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, in de gemeente waar de woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1 zich bevindt, via een daartoe bestemd formulier en gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende blijkt dat voldaan wordt aan bij of krachtens deze verordening gestelde eisen.
Artikel 2.2.3 Eisen voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding
Een huisvestingsvergunning wordt aan iedere aanvrager verleend indien de woonruimte door de eigenaar gedurende een termijn van tenminste 6 weken, gerekend vanaf de datum waarop de eerste advertentie als bedoeld in lid 3 is verschenen, zonder resultaat is aangeboden aan woningzoekenden die krachtens het bepaalde in artikel 2.2.3 voor die woonruimte in aanmerking komen en de eigenaar heeft voldaan aan de in de overige in dit artikel gestelde voorwaarden.
De woonruimte moet zijn aangeboden tegen een redelijke huurprijs, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 26, tweede lid van de Wet.
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
Paragraaf 2.3 Passendheidseisen voor huurwoningen
Artikel 2.3.1 Verhouding inkomen – rekenhuur
De in de tabel gebruikte huurprijs- en inkomensgrenzen worden jaarlijks door burgemeester en wethouders aangepast aan de bedragen overeenkomstig artikel 27 van de Wet op de Huurtoeslag.
Artikel 2.3.2 Bezettingsnorm grote huurwoningen
Een vergunningplichtige huurwoning met 4 slaapkamers of meer wordt, onverminderd de toetsing aan artikel 2.3.1, bij voorrang toegewezen aan een huishouden bestaande uit 4 personen of meer.
Bij de toets aan passendheidseisen kunnen burgemeester en wethouders onderscheid maken naar woningtypen, die in het bijzonder zijn voorbehouden voor volkhuisvestelijk te onderscheiden doelgroepen, te weten:
Personen met een medische indicatie op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) of een GGD-advies;
Artikel 2.4.1 Register van woningzoekenden
Artikel 2.4.2 Aanvraag tot inschrijving
Artikel 2.4.3 Bewijs van inschrijving
Artikel 2.5.1 Urgent woningzoekenden
Er zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie:
Ingezetenen van de regio, die in een om medische redenen (fysiek/psychisch) onhoudbare woonsituatie verkeren en om die reden een indicatie voor andere woonruimte hebben ontvangen, kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Datzelfde geldt voor ingezetenen van de gemeente die te maken hebben met een als gevolg van de woonsituatie zeer progressief ziektebeeld. Indien in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning verhuizing wordt aanbevolen in verband met ergonomische belemmeringen door ernstige fysieke belemmeringen kan aan ingezetenen van de regio urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is.
Burgemeester en wethouders kunnen bij afgifte van de urgentie als hierboven bedoeld bepalen dat betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Wanneer geen passend aanbod als bedoeld in paragraaf 2.3. kan worden geboden in het ingrijpend verbeterde dan wel nieuwgebouwde complex, kan eenmalig een passend aanbod tot terugkeer elders in de woonbuurt worden gedaan.
Artikel 2.5.2 Aanvraag en besluitvorming tot urgentie
a. De aanvraag voor een volkshuisvestelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend schriftelijk door de eigenaar van een woning bij burgemeester en wethouders worden ingediend.
De aanvraag voor een maatschappelijke indicatie voor urgentie kan uitsluitend worden ingediend bij burgemeester en wethouders door (personen die verblijven in) een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de regio of een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de regio, waarover met betrekking tot de toewijzing van woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt.
Artikel 2.5.3 Beperkte keuzemogelijkheid urgenten
Burgemeester en wethouders kunnen van het zoekprofiel afwijken, wanneer het belet dat de urgent woningzoekende lokaal een passende woning krijgt toegewezen omdat in de lokale woningvoorraad bepaalde woningtypen ontbreken of naar verwachting niet binnen 6 maanden vrij voor verhuur komen en huisvesting in de woongemeente sociaal of maatschappelijk, noodzakelijk wordt geacht.
Paragraaf 2.6 Toewijzen van woonruimte
Artikel 2.6.1 Systeem voor de toewijzing van huurwoningen
Burgemeester en wethouders kunnen bijzondere categorieën woningzoekenden en woningzoekenden met een indicatie urgent door bemiddeling medewerking verlenen bij het verkrijgen van woonruimte, indien zij er niet in slagen binnen 6 maanden na afgifte urgentie op eigen initiatief passende woonruimte te vinden. Deze bemiddeling vindt binnen 12 maanden plaats nadat de urgentieverklaring is afgegeven.
Volgordebepaling van woningzoekenden vindt plaats met in achtneming van:
Het in dit artikel bepaalde ten aanzien van de volgorde van toewijzing blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap, voorgenomen woningruil) en als de woning betrokken wordt door de eigenaar.
Burgemeester en wethouders kunnen voor de huisvesting van woningzoekenden met een urgentie op grond van een medische of sociaal-maatschappelijke indicatie zoals bedoeld in artikel 2.5.1. onder 3 woonruimte reserveren voor actieve bemiddeling met een maximum van 5% van het jaarlijkse aanbod. Deze woonruimten worden buiten het aanbodsysteem gehouden.
Van de toe te wijzen woningen wordt maximaal 50% bestemd voor urgenten. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan afwijken bij grootschalige of complexe stadsvernieuwingsprojecten onder de voorwaarde dat wijzigingen daarin ter kennis van de gemeenteraad worden gebracht en dat hieraan op de gebruikelijke wijze algemene bekendheid wordt gegeven.
Paragraaf 2.7 Standplaatsen voor een woonwagen
Ter aanvulling op het bepaalde in artikel 2.2.3 wordt voor een standplaats voor een woonwagen een huisvestingsvergunning verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
voor het plaatsen van de woonwagen op de standplaats is aan de huurder een bouwvergunning verleend op grond van de Woningwet of een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten, met uitzondering van woonschepen (schepen die uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of bestemd zijn) en ligplaatsen voor woonschepen.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereisten
Het is verboden om zonder vergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang minder zwaar weegt dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, wordt de vergunning verleend indien aanvrager bereid is compensatie te bieden als bedoeld in art. 3.1.5. en wordt voldaan aan de door burgemeester en wethouders hiermee verband houdende voorwaarden en voorschriften.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu van de woonruimte dan wel de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.
Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte (reële compensatie) dient de aanvrager binnen vier weken na de verzenddatum van het besluit van burgemeester en wethouders een waarborgsom te betalen – dan wel een bankgarantie te stellen – aan het in het vierde lid bedoelde fonds, overeenkomstig het bedrag dat geboden zou moeten worden in geval van financiële compensatie.
De waarborgsom vervalt definitief aan het in het vierde lid bedoelde fonds wanneer niet binnen vijf jaar na het besluit tot vergunning, gelijkwaardige vervangende woonruimte aan de voorraad is toegevoegd. Alleen wanneer binnen vijf jaar vervangende woonruimte is toegevoegd, ontvangt de aanvrager de waarborgsom terug.
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1 te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:
een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten;
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in de wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachte vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:
burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;
het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aanhouden, indien voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de wet ruimtelijke ordening van kracht is.
De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 3.7 van de wet ruimtelijke ordening is vervallen.
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen en jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN.
Met de opsporing van de bij artikel 4.3 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheid als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.
Vergunningen verleend krachtens Huisvestingsverordening 2009 Leerdam blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
De intrekking van de (naam in te trekken huisvestingsverordening noemen) heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening gegeven waarschuwingen en gedane aanschrijvingen met betrekking tot de toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, indien en voor zover het gebod of verbod waarop de waarschuwingen of aanschrijvingen betrekking hebben ook vervat zijn in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.