Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening 2013 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 147 Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2013 | 21-03-2014 | Nieuwe regeling | 04-07-2013 InforMeer 17-07-2013 | 2013-0031225 |
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven Afdeling 8a Bijzondere bepalingen horecabedrijven als bedoeld in de
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
In de Algemene Plaatselijke Verordening is een aantal afdelingen/artikelnummers vervallen of zijn gereserveerd. Deze trefwoorden worden niet in dit register benoemd.
Aanlegplaatsen (passanten) 5:31B
Aantasting groenvoorziening 5:11
Aanwezigheid (gesloten horecabedrijf) 2:31
Aanwijzing collectieve festiviteiten 4:2
Afvalstoffen verbanden (verbod) 5:34
Beschadigen waterstaatswerken 5:28
-verkeer in natuurgebieden 5:33
Bezigen van consumentenvuurwerk 2:73
Binnentreden (woningen) 2:41, 6:3
-Hinderlijke of schadelijke 2:60
Diensten en/of goederen (aanbieden) 5:14
Gedrag (bij of in gebouwen) 2:49
Geld of goederen (inzamelen) 5:13
Goederen en/of diensten (aanbieden) 5:14
Houtopstanden 4:10 t/m 4:12BOnderwerp Artikel
Intrekking vergunning of ontheffing 1:6
Inwerkingtreding verordening 6:4
Inzameling (geld of goederen) 5:13
Kampeerplaatsen (aanwijzing) 4:19
Kampeerterreinen (begripsbepaling) 4:17
Kennisgeving incidentele festiviteiten 4:3
Lichtreclame (vergunningsplicht) 4:16
Nachtverblijf (buiten kampeerterreinen) 4:18
Onbeheerd achterlaten motorvoertuigen 2:1B
Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 4:13
Paracommerciële instellingen 2:34A t/m 2:34C Parkeerexcessen
Persoonlijk karakter vergunning 1:5
Positieve (fictieve) beschikking 1:10
-Hinderlijke of gevaarlijke 4:15
Rookverbod (in bossen en natuurterreinen) 2:18
Sluitingstijden (horecabedrijf) 2:29
-Afwijkende sluitingstijden 2:30
Stankoverlast meststoffen 4:14
Stankverspreidende stoffen 5:10
Terrassen (horecabedrijf) 2:10, 2:27, 2:28B
Tijdelijk verkeersmaatregelen 2:10
Uitzichtbelemmerende voertuigen 5:9
Veiligheidsrisicogebieden 2:76
Verontreiniging (van de weg) 2:23B
Verspreiding gedrukte stukken 2:6
Verstoring openbare orde e.d. 2:1C
Voorwerpen (op of aan de weg) 2:10, 2:15
Voorwerpen (op, in of boven openbaar water) 5:24
Voorzieningen (verkeer en verlichting) 2:21
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
uitstallingen: voorwerpen en/of stoffen geplaatst op de weg ten behoeve van een bedrijf, dan wel enig ander bedrijf. Uitgezonderd is een standplaats als bedoeld in artikel 5:15 van deze verordening en een terras bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:27 van deze verordening. Onder uitstalling wordt mede begrepen zelfstandige en vrijstaande banieren (hoogte maximaal 2,5 m en breedte maximaal 0,5 meter).
terras bij een bedrijf (anders dan een horecabedrijf): een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het bedrijf (anders dan een horecabedrijf) waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar alcoholvrije dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden verstrekt.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het gezag besluiten de aanvraag niet te behandelen, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1A Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:1C Verstoring van de openbare orde en dergelijke
Onverminderd het bepaalde in artikel 424, 426bis en 431 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden op of aan de weg, of in een voor het publiek toegankelijke gebouw op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie daarvan en/of het opbreken van openbare grond
Een vergunning bedoeld in het eerste lid of een melding als bedoeld in lid 4, onder c kan worden geweigerd indien: het beoogde gebruik schade kan toebrengen aan de weg, gevaar kan opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
7. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswetgeving 1994 of de Wegenverordening Noord-Holland.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje als bedoeld in het eerste lid op de weg of op een openbare plaats te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van die winkel of, indien de winkel is gelegen in een winkelcomplex, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcomplex. Als onmiddellijke omgeving wordt aangemerkt: de weg of een weggedeelte, grenzend aan de winkel of het winkelcomplex en tevens aan een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:22B Bestrijding van gladheid
De hoofdgebruikers van binnen de bebouwde kom gelegen gebouwen of terreinen en bij gebreke daarvan de zakelijke gerechtigden daarop, zijn verplicht de voor voetgangers bestemde weggedeelte of de voetpaden die direct langs die gebouwen of terreinen zijn gelegen, zodra dit redelijkerwijs verlangd kan worden, ter breedte van 1,50 meter sneeuwvrij te maken en bij gladheid met een voor bestrijding van gladheid geschikte stof te bestrijden.
Artikel 2:23B Verontreiniging van de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden of een calamiteit de weg of een openbare plaats wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht of anderszins verantwoordelijk is voor de stoffen of voorwerpen die de verontreiniging veroorzaken, alsmede indien dezen in opdracht handelen hun opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen (direct) gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het beëindigen van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.
De burgemeester kan uiterlijk 48 uur voordat een klein evenement plaatsvindt besluiten om beperkingen op te leggen aan het organiseren van een evenement of het evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
wijn: drank die door alcoholische gisting van het sap van druiven, alsmede de drank die met toepassing van bijzondere technische bewerkingen of met toevoeging van andere bestanddelen is verkregen uit bovenbedoeld sap, voorzover deze toepassing of toevoeging in het land van oorsprong van zodanige drank bij de bereiding daarvan gebruikelijk is.
Artikel 2:28A (Exploitatie)vergunning horecabedrijf
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien: a. de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, of; b. de exploitant of de beheerder van slecht levensgedrag is, of; c. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Hierbij houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het is verboden een voor het publiek toegankelijk terras dat deel uitmaakt van een horecabedrijf te exploiteren of te doen exploiteren wanneer het terras:
De burgemeester kan algemene regels opstellen ten behoeve van de inrichting en het gebruik van terrassen bij horeca-inrichtingen.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en het voorkomen van overlast nadere regels stellen aan de exploitatie van een terras.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de nadere regels.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Het is verboden sterke drank te verstrekken in een inrichting: a. waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren worden verkocht, zoals belegde broodjes, patates frites e.d.; b. die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt: - voor het geven van onderwijs; - door jeugdorganisaties of –instellingen; - door sportorganisaties of –instellingen;
3.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34B Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Een paracommerciële rechtspersoon dat zich voornamelijk richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard kan, onverminderd het artikel waarin sluitingstijden zijn geregeld (artikel 2:29 APV), uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 1 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van een rechtspersoon.
Een paracommerciële rechtspersoon dat zich richt op het organiseren van activiteiten waarbij het faciliteren van sociale interactie een voorname rol speelt, zoals jongereninstellingen en dorpshuizen, kan onverminderd het artikel waarin sluitingstijden zijn geregeld (artikel 2:29 APV) alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 1 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van een rechtspersoon.
Een paracommerciële rechtspersoon dat zich richt op het organiseren van activiteiten op de terreinen kunst, cultuur en informatie en daarmee een educatieve, ondersteunende en faciliterende functie heeft met een breed pakket mogelijkheden voor cultuurdeelname voor alle leeftijdscategorieën (bv: een centrum voor kunst en cultuur, poppodium). Een dergelijke instelling kan alcoholhoudende drank verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 1 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.
Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen onverminderd het artikel waarin sluitingstijden zijn geregeld uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 1 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het is verboden om alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke bij zich te hebben op de weg die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied of elders wanneer hierdoor overlast ontstaat of kan ontstaan voor de omgeving of wanneer er sprake is van drinken in groepsverband en de groep bestaat uit twee of meer personen.
Artikel 2:50A Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50B Liggen of slapen op of aan de openbare weg
Het is verboden, al dan niet met gebruikmaking van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto, op of aan de weg:
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op marktterrein, kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is gemaakt aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de muilkorf aanwezig zijn;
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:73A Bezigen van consumentenvuurwerk
1.Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast.
2.Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
3.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
1.Het is verboden op of aan de weg of op een voor het publiek toegankelijk terrein met gebruikmaking van carbidgas, een ander soort gas of (vloei)stof een busdeksel, blikdeksel of ander projectiel af te schieten.
2.Het verbod, als bedoeld in het vorige lid, geldt niet in de periode tussen 31 december na 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur binnen door het college aangewezen gebieden voor zover: a. het schieten gebeurt door personen ouder dan 16 jaar en; b. een bal als weg te schieten projectiel wordt gebruikt.
3.Het is verboden om een vat, bus, fles, of een ander voorwerp dat er kennelijk toe dient om carbidgas, een ander soort gas of (vloei)stof tot ontploffing te brengen op de weg te vervoeren of voorhanden te hebben op andere tijden dan in de periode tussen 31 december na 10.00 uur en 1 januari voor 02.00 uur.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en camera-toezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikelen 2:1A,2:1C,2:10, 2:11, 2:16, 2:21, 2:22A, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50A, 2:73, 2:74, of 5:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde gezag is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:9 Straat en raamprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid hij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen als bedoeld in het eerste lid.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd gezag op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd gezag een besluit is genomen.
2.Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd gezag met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet voor inrichtingen op “Oud en Nieuw” en “Koninginnedag” en ten hoogste twee, nader door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten.
Artikel 4.113 lid 1 van het Besluit geldt, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet voor inrichtingen op de zaterdag voor Pinksteren (Luilak) en ten hoogte twee, nader door het college ten behoeve van collectieve festiviteiten aan te wijzen dagen of dagdelen per kalenderjaar.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente. De in het eerste en tweede lid bedoelde beperking van respectievelijk 4 en 3 dagen of dagdelen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 eerste lid van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste vier weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien:
de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, hetzij op grond van het overschrijden van het maximum van twaalf incidentele festiviteiten, hetzij wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of (recreatie)toestellen, geluidsapparaten, (bouw)machines, motorvoertuigen of bromfietsen in werking te hebben, dan wel op andere wijze handelingen te verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.
Het verbod in lid 1 geldt niet voor evenementen waarvoor geen vergunning is vereist en waarvoor tijdig een melding is gedaan ingevolge artikel 2:25. Voor deze evenementen geldt: het langtijdgemiddelde geluidsniveau LAr.LT veroorzaakt door toestellen als bedoeld in lid 1 bedraagt niet meer dan 70 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen.
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan het door het college vast te stellen voorschrift ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Het is verboden met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 1, onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarvan het ledig gewicht vermeerder met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door Burgemeester en wethouders bij openbaar bekend te maken besluiten aangewezen weg te rijden.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Gevelwerkzaamheden
Het is verboden om gevelwerkzaamheden te verrichten als daardoor de bescherming van het milieu, in de vorm van stof-, nevel- en geluid in gevaar wordt gebracht.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
een houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
In afwijking van artikel 1:8 kan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden worden geweigerd in het belang van de: - natuur- en milieuwaarde van de houtopstand; - landschappelijke waarde van de houtopstand; - cultuurhistorische waarde van de houtopstand; - waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; - waarde voor recreatie en/of leefbaarheid; - de beeldbepalende waarde van de houtopstand.
Artikel 4:11A Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden en de bomenrooilijst van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn en met inachtneming van het bepaalde in lid 5.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegde gezag te geven aanwijzingen binnen een daarbij te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Indien een houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Artikel 4:11B Maatregelen in verband met iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college verspreiding van de iepziekte of vermeerdering van iepenspintkevers opleveren, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen twee weken: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen en/of;c. de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een plaats in de open lucht, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, op te slaan of opgeslagen te houden: oude en nieuwe materialen en stoffen (mestopslag en grond daaronder begrepen), waaronder mede begrepen al dan niet aan hun bestemming ontrokken werktuigen en machines, motor- en andere rij- en voertuigen, vaar- en vliegtuigen of onderdelen daarvan.
Het is verboden materialen en stoffen als bedoeld in het eerste lid aan het oog te onttrekken of onttrokken te houden met gebruikmaking van enig middel dat vanaf de weg zichtbaar is, indien het college in een aanschrijving aan de rechthebbende op het daarbij betrokken perceel hebben verklaard dat het middel naar hun oordeel niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
1.Het is verboden op of aan een onroerende zaak, dan wel in de openbare buitenruimte binnen de gemeentegrenzen van Haarlemmermeer zonder schriftelijke toestemming van het college op enige manier handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding.
2.Onder reclame wordt mede verstaan borden of bordjes bedoeld om een route naar een handelsbedrijf of haar (tijdelijke) vestigingsplaats of arbeidsterrein aan te duiden terwijl er voor die vestigingsplaats of arbeidsterrein op grond van de BAG (Basisregistraties Adressen en Gebouwen) een adres is vastgesteld en bekend gemaakt.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers, inclusief de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten en de aan de wegen liggende steigers of soortgelijke constructies of objecten die voor het stallen van voertuigen bruikbaar zijn.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, aan en of op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden om in door het college aangewezen plaatsen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Afdeling 3 Goederen en diensten
Artikel 5:14 Aanbieden van goederen en/of diensten
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke gelegen plaats goederen aan te bieden of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
De vergunning kan naast de in artikel 1:8 genoemde weigeringsgronden tevens worden geweigerd wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor consumenten ter plaatse in gevaar komt. Tevens kan de vergunning worden geweigerd als er gebruik wordt gemaakt van openbare (betaalde) parkeerplaatsen.
Artikel 5:17 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:18 Vaststellen locaties en maximaal uit te geven vergunningen voor standplaatsen
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde voorwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen
Onverminderd het bepaalde in de Landschapsverordening Noord-Holland 2005 en het Binnenvaartpolitiereglement is het aan de rechthebbende op woonschepen en overige vaartuigen verboden deze zonder ontheffing van het college binnen de gemeente te laten verblijven buiten de door de raad bij besluit van 10 september 1996 aangewezen openbare ligplaats zijnde aan de Ringvaart-Cruquiusdijk ter hoogte van de percelen 200 tot en met 274 te Vijfhuizen.
Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan in ieder geval worden geweigerd in verband met: het belang van het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersvrijheid of veiligheid, de milieuhygiëne voor zover de Wet Milieubeheer niet van toepassing is, de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, voor zover de Landschapsverordening Noord-Holland 2005 niet van toepassing is, de veiligheid, of indien er sprake is van strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde, kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:31B Gebruik passantenaanlegplaatsen voor de recreatievaart
Onverminderd de bevoegdheid van het Hoogheemraadschap van Rijnland als waterkeringbeheerder, kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven tot het innemen van een ligplaats bij en het gebruik van een van gemeentewege aangelegde passantenaanlegplaats voor de recreatievaart, met het oog op een doelmatig en evenwichtig gebruik van deze plaats en voorts in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente. Het hierboven gestelde is van overeenkomstige toepassing op de directe omgeving van de passantenaanlegplaats.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoel in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden, dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod. Deze ontheffing kan geweigerd worden in het belang van het voorkomen of beperken van overlast, in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden of in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het is ruiters verboden zich buiten de voor de ruitersport bestemde en als zodanig aangegeven paden en terreingedeelten te begeven of te bevinden of met het rijdier overlast te bezorgen. Ruiters moeten zich houden aan de bepalingen uit artikel 8 RVV 1990. Indien naast de weg geen ruiterpad aanwezig is, mag de weg uitsluitend over de rechterzijde daarvan bereden worden.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet indien er sprake is van een tijdig vooraf bij de burgemeester schriftelijk gemelde verbranding van een beperkte hoeveelheid schoon hout dat afkomstig is van een huttendorp behorende bij een kindervakantieweek of –spel. De burgemeester kan de verbranding altijd in het belang van de openbare orde verbieden.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en van voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de op grond van de verordening verleende vergunningen of ontheffingen, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.