Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Artikelsgewijze toelichting |
Geen
Hoofdstuk IV Wet gemeenschappelijke regelingen, Artikel 5.1 Wabo en het Besluit risico’s zware ongevallen 1999
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2013 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 09-10-2012 InforMeer 23-01-2013 | 2012.0057163 |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn en Zaanstad en gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2009 in een package deal afspraken hebben gemaakt over de uitvoering van een basistakenpakket door verscheidene omgevingsdiensten;
Gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Haarlemmermeer en Zaanstad in december 2011 een bestuursopdracht hebben vastgesteld om te komen tot een voorstel voor de oprichting van een Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;
het Rijk en het Interprovinciaal Overleg in maart en april 2012 afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop de taken voortvloeiend uit het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 door zogeheten landsdelige omgevingsdiensten worden uitgevoerd;
Hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de toestemming van provinciale staten van Noord-Holland en de toestemmingen van de raden van Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn en Zaanstad ex artikel 51, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
De regeling wordt getroffen ter ondersteuning van de colleges bij de uitvoering van hun taken op het gebied van het omgevingsrecht in het algemeen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het bijzonder, alsmede de taken op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten. Voorts wordt de regeling getroffen ter behartiging van de taken voortvloeiend uit het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
Het bestuur van de Omgevingsdienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het algemeen bestuur aan.
De colleges wijzen uit hun midden ieder één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in het eerste lid, bij afwezigheid. Hetgeen in deze regeling bepaald is omtrent het lid van een algemeen bestuur, is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid.
Artikel 7 Meervoudig stemrecht
Het lid van het algemeen bestuur, aangewezen door gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland heeft twintig stemmen.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als het daartoe besloten heeft.
1. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
1. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het bestuur van het openbaar lichaam en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overlegd.
1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.
Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 14 Belangenverstrengeling
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht neemt een lid van het algemeen bestuur niet deel aan een stemming over:
1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.
1. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht, met inachtneming van artikel 7.
1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.
Artikel 18 Ambtelijke bijstand
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.
Artikel 19 Openbaarheid vergaderingen
1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
Artikel 20 Besluitvorming in besloten vergadering
1. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen, ter zake van de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening.
De colleges kunnen ieder het door hen in het algemeen bestuur aangewezen lid te allen tijde ontslaan wanneer dit lid het vertrouwen van het betreffende college niet langer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier andere door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden, waarbij de leden aangewezen door de colleges van Amsterdam, Haarlemmermeer en Zaanstad, alsmede het lid aangewezen door gedeputeerde staten van Noord-Holland in elk geval zitting hebben.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste één lid daar de voorzitter om verzoekt.
Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Op het ontslagbesluit zijn de artikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 26 Benoeming, schorsing en ontslag
1. De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd.
1. De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.
Artikel 31 Overdracht bevoegdheden
Aan het bestuur van de Omgevingsdienst worden geen bevoegdheden overgedragen.
1. De colleges kunnen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de secretaris mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van het betreffende college, voor zover deze binnen het belang van deze regeling vallen. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht moet het dagelijks bestuur instemmen met de mandaatverlening door het betreffende college.
Gedeputeerde staten van Noord-Holland en de colleges van de gemeenten verplichten zich er voor zorg te dragen dat namens hun bestuur ten minste de bevoegdheden noodzakelijk voor de uitvoering van het basistakenpakket en de VTH-taken voor BRZO- en IPPC4-bedrijven aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de secretaris in mandaat worden opgedragen. Voor de toezichts- en handhavingsbevoegdheden zal het mandaat voor 2013 worden opgedragen, voor de vergunningverlenende taken zal dit voor 2014 gebeuren.
Artikel 33 Privaatrechtelijke bevoegdheden
1. De privaatrechtelijke bevoegdheden van de Omgevingsdienst worden ingekaderd door de begroting, en nader ingevuld in onder meer het delegatiebesluit, directiereglement en treasurystatuut. Bij de ter inzagelegging van de ontwerpbegroting wordt melding gemaakt van voorgenomen rechtshandelingen die een bedrag van € 2,5 miljoen te boven gaan.
Het algemeen bestuur kan slechts bij vijf zesde meerderheid besluiten tot:
het aangaan van overeenkomsten tot koop-, verkoop- huur- of lease voor roerende zaken, en koop- , verkoop-, huur- en leaseovereenkomsten van onroerende zaken die nodig zijn voor de bedrijfsvoering indien deze een bedrag van € 2,5 miljoen te boven gaan. Het algemeen bestuur beslist hier slechts toe indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang
Artikel 34 Treffen gemeenschappelijke regeling
1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter zijn bevoegd een gemeenschappelijke regeling te treffen met het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter van een ander openbaar lichaam in de zin van artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor zover dit binnen het belang van de regeling valt, als bedoeld in artikel 2.
Artikel 35 Dienstverleningshandvest
1. Het algemeen bestuur stelt een dienstverleningshandvest op, dat geldt als algemene voorwaarden voor de dienstverlening aan deelnemers en derden. In het dienstverleningshandvest worden in elk geval opgenomen:
Artikel 36 Dienstverleningsovereenkomst
De Omgevingsdienst zal meerjarige, jaarlijks te actualiseren, dienstverleningsovereenkomsten sluiten met de provincies en de gemeenten met betrekking tot de uit te voeren taken, zowel structurele als incidentele taken, de financiële vergoeding daarvoor en eventuele aanvullende afspraken daaromtrent. Bij de dienstverleningsovereenkomst kan niet worden afgeweken van het in artikel 35 bedoelde dienstverleningshandvest, tenzij het algemeen bestuur hier met vijf zesde meerderheid mee instemt.
Artikel 37 Algemene bevoegdheden
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 57 van de Wet gemeenschappelijke regelingen berusten alle bevoegdheden tot regeling en bestuur van de Omgevingsdienst bij het algemeen bestuur, voor zover deze niet bij of krachtens de wet, algemene maatregel van bestuur of deze regeling zijn toegekend aan het dagelijks bestuur of de voorzitter.
Artikel 38 Overdracht van bevoegdheden
1. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 30 bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen deze overdracht verzet.
2. Het algemeen bestuur kan in elk geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
a. het vaststellen of wijzigen van de begroting;
b. het vaststellen van de jaarrekening;
c. het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de Omgevingsdienst;
d. het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de Omgevingsdienst; en
e. de bevoegdheden bedoeld in artikel 30, artikel 33, tweede lid, artikel 34 en 35.
Artikel 39 Inlichtingen en verantwoording
1. Een lid van het algemeen bestuur geeft het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college worden gevraagd.
2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
3. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vertegenwoordigende organen.
5. Het algemeen bestuur geeft de vertegenwoordigende organen mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen.
1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van de Omgevingsdienst.
2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en beslissingen moet worden gebracht.
3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de beslissingen van het algemeen bestuur, tenzij bij de regeling of bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.
4. Het dagelijks bestuur is bevoegd de ambtenaren van de Omgevingsdienst, met uitzondering van de directeur, te benoemen, te schorsen en te ontslaan.
5. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
6. Het dagelijks bestuur is bevoegd, tenzij het algemeen bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen, tot het procederen in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering.
7. Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien ingevolge enig wettelijk voorschrift aan de Omgevingsdienst of aan het bestuur van de Omgevingsdienst hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.
8. Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.
9. Het dagelijks bestuur beheert de inkomsten, uitgaven en het vermogen van de Omgevingsdienst.
Artikel 41 Mandaat en overdracht
1. Het dagelijks bestuur kan mandaat verlenen aan een of meer leden van het dagelijks bestuur.
2. Het dagelijks bestuur kan tevens mandaat verlenen aan de directeur, voor zover de aard van de bevoegdheid zich niet tegen mandatering verzet. Het dagelijks bestuur kan de directeur toestaan ondermandaat te verlenen.
3. Het algemeen bestuur kan, op voordracht van het dagelijks bestuur, bevoegdheden van het dagelijks bestuur overdragen aan een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 30.
Artikel 42 Inlichtingen en verantwoording
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van het algemeen bestuur gevraagde inlichtingen voor zover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.
3. Het dagelijks bestuur geeft de vertegenwoordigende organen mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen.
1. De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de Omgevingsdienst.
2. Hij heeft de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
3. Hij ondertekent alle stukken welke van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
Artikel 44 Vertegenwoordigheidsbevoegdheid
De voorzitter vertegenwoordigt de Omgevingsdienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.
Artikel 45 Inlichtingen en verantwoording
1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.
2. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van het algemeen bestuur gevraagde inlichtingen voor zover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.
3. De voorzitter geeft de vertegenwoordigende organen mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen
1. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, die de uitgangspunten voor de toerekening van de kosten bevat. Het besluit tot het vaststellen van een bijdrageverordening wordt in afwijking van artikel 16, eerste lid, genomen met een vijf zesde meerderheid.
1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig artikel 190 van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
De gemeenten en de provincie zullen er steeds zorg voor dragen, overeenkomstig de systematiek voor kostentoedeling opgenomen in de bijdrageverordening, bedoeld in artikel 46, eerste lid, dat de Omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen, onverminderd het bepaalde in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
1. Voor alle aan de Omgevingsdienst opgedragen taken brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de van de gemeenten of de provincies te ontvangen bijdragen en andere financiële middelen die naar verwachting kunnen worden aangewend.
1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de vertegenwoordigende organen.
Artikel 51 Vaststelling begroting
1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. In afwijking van artikel 16, eerste lid, wordt de begroting met vijf zesde meerderheid vastgesteld.
Artikel 52 Jaarrekening en jaarverslag
1. Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.
De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat onrechtmatige totstandkoming van in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staat, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.
9. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Een bestuursorgaan kan een verzoek tot toetreding ter kennis brengen van het algemeen bestuur.
Een lid kan in het algemeen bestuur slechts voor toetreding stemmen, dan nadat hij hiervoor de instemming van het college dat hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit college kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van het vertegenwoordigend orgaan als bedoeld in artikel 51, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
1. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. Gedurende drie jaar na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.
1. Het dagelijks bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.
Artikel 56 Opheffing en Liquidatie
1. Het dagelijks bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot opheffing van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.
1. Het bestuur van de Omgevingsdienst is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.
Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur van de Omgevingsdienst, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een verordening vast.
Het college van Zaanstad wordt belast met de inzending van deze regeling aan gedeputeerde staten van Noord-Holland.