Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwegein

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent instructie voor de leerplichtambtenaar Ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar Gemeente Nieuwegein 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwegein
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent instructie voor de leerplichtambtenaar Ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar Gemeente Nieuwegein 2013
CiteertitelAmbtsinstructie voor de leerplichtambtenaar Gemeente Nieuwegein 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlageAmbstinstructie leerplichtambtenaar

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 16 lid 4 Leerplichtwet 1969

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-09-2016artikel 16, bijlagen 1, 2, 3

20-09-2016

Gemeenteblad 2016, 132680

.
08-08-201321-09-2016nieuwe regeling

04-06-2013

De Molenkruier 7-08-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar van de Gemeente Nieuwegein

 

Burgemeester en Wethouders van Nieuwegein

Gelet op:

artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969 artikel 17 van de Leerplichtwet 1969 betreffende het aangaan van een gemeenschappelijke regeling betreffende het toezicht op naleving van de Leerplichtwet

 

Overwegende:

dat het wenselijk is om de samenhang tussen het toezicht op de naleving van de leerplicht en de kwalificatieplicht in de instructie vast te leggen alsmede om de bestaande ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar van de Gemeente Nieuwegein aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten aan te passen. Wanneer een leerling 18 jaar is, draagt de leerplichtambtenaar het leerlingdossier over aan de Regionaal – en coördinatiefunctie (RMC).

Besluiten:

 

de ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar van de Gemeente Nieuwegein vast te stellen als volgt:

 

In deze instructie wordt verstaan onder:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    de wet: de Leerplichtwet 1969;

  • b.

    de RMC-wetgeving: de regeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten volgens de Wet van 6 december 2001 (Stb. 2001, 636);

  • c.

    college: burgemeesters en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

  • d.

    leerplichtambtenaar: de ambtenaar, door de burgemeester benoemd in de functie van medewerker leerplicht, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd;

  • e.

    administratief medewerker: de ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de medewerker leerplicht, onder andere door het verrichten van de leerlingenadministratie en controle;

  • f.

    directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast ; dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet als bedoeld in artikel 28 Wet voortgezet onderwijs (VO), artikel 47a Wet op de Expertisecentra (WEC) en artikel 8.1.8. Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB);

  • g.

    ouders/verzorgers: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;

  • h.

    de jongere: een persoon in de leeftijd van 5 tot 18 jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is;

  • i.

    regio RMC: Regio Lekstroom;

  • j.

    last onder dwangsom: de last onder dwangsom dient er toe een overtreding ongedaan te maken dan wel een herhaling van een overtreding te voorkomen.

 

Artikel 2 Preventie

  • 1.

    De leerplichtambtenaar van de Gemeente Nieuwegein, hierna te noemen de leerplichtambtenaar, draagt er zorg voor dat in een zo vroeg mogelijk stadium door middel van voorlichting via bijvoorbeeld het internet, in schoolgidsen, brochures en beantwoording van telefonische vragen proactief informatie wordt verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken instellingen.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar zendt aan de ouders van de 4-jarigen die, 3 maanden voordat zij 5 jaar worden, nog geen schoolinschrijving hebben, tijdig een brief om hen te stimuleren hun kind in te schrijven.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar controleert actief bij het ROC of de jongeren die het VMBOhebbenverlaten (geslaagd) zich al hebben aangemeld/ingeschreven voor een vervolgopleiding. Indien nodig en gewenst bemiddelt de medewerker leerplicht bij het inschrijven voor een vervolgopleiding.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat afstemming plaatsvindt met het onderwijsveld. Het management van de scholen (PO, VO, MBO en REC) in de gemeente wordt minimaal een maal per jaar geïnformeerd over de werkzaamheden van de leerplichtambtenaar. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en de afspraken omtrent het melden en vervolgen van verzuim en een toelichting gegeven op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar, gewijzigde wetgeving etc.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties (Zorg- en adviesteams (ZAT), Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) plaatsvindt. Ketenpartners bespreken jongeren met een complexe problematiek. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie, welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld.

  • 6.

    De medewerker leerplicht draagt er zorg voor dat de voor hem geldende afspraken uit het (regionale) convenant betreffende de verwijsindex risicojongeren worden nageleefd.

Artikel 3 Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim (artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

  • 1.

    Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de leerplichtambtenaar en de administratief medewerker.

  • 2.

    In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar.

  • 3.

    De mutaties in de basisadministratie persoonsgegevens met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden ten minste wekelijks en zo mogelijk dagelijks in de leerlingenadministratie verwerkt.

  • 4.

    De administratief medewerker controleert of de mutaties van de verschillende scholen met betrekking tot in- en afschrijvingen van jongeren binnengekomen zijn. De leerplichtambtenaar onderneemt actie naar directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.

  • 5.

    Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan roept de leerplichtambtenaar de directeur op voor een gesprek en houdt hiervan een dossier bij.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan het verwijtbaar in gebreke blijven van de directeur signaleren bij de Inspectie voor het Onderwijs, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen va herhaling daarvan.

  • 7.

    De administratief medewerker controleert aan de hand van de gegevens van DUO de in- en uitschrijvingen. Via DUO wordt er dagelijks gecontroleerd of leerlingen uit onderwijs/middelbaar beroepsonderwijs en of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Met betrekking tot het primair onderwijs geldt dat deze controle plaatsvindt na aanvang van de lessen van de school en daarna maandelijks. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt een brief verstuurd. In de brief is aangegeven dat binnen 14 werkdagen gereageerd dient te worden. Als wordt teruggemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd. Wanneer er geen reactie is gekomen op een tweede brief en de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan volgt een actie zoals omschreven in artikel 7 van deze instructie (absoluut verzuim).

  • 8.

    Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.

  • 9.

    Bij verhuizing buiten de woongemeente, waarbij veel zorgen zijn rondom een kind/jongere, en/of een actueel leerlingdossier aanwezig is, worden de gegevens vanuit leerplicht verstuurd naar de nieuwe woongemeente na toestemming van ouders. Wanneer de ouders geen toestemming geven, kunnen de school-historische gegevens wel naar de nieuwe woongemeente verstuurd worden.

  • 10.

    De administratief medewerker stuurt de kwalificatieplichtige voortijdig schoolverlater een brief met het verzoek de vervolgopleiding en/of eventueel werk te melden.

Artikel 4 Leerlingdossier

  • 1.

    De leerplichtambtenaar legt slechts een leerlingdossier aan over een jongere indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

    • g.

      situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg (Zorg Advies team,ZAT);

    • h.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing;

    • i.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties;

    • j.

      spreekuur.

  • 2.

    In het leerlingdossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op:

    • a.

      Burgerservicenummer;

    • b.

      voornamen en achternaam;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en -plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • g.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • h.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • i.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • j.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • k.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

    • l.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere;

    • m.

      aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere;

    • n.

      de melding in de verwijsindex;

    • o.

      afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

    • p.

      afschrift van proces-verbaal van de jongere;

    • q.

      eventueel behaalde diploma’s;

    • r.

      persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerlingdossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.

Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden (artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag voor verlof terstond aan de ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen de leerplichtambtenaar een besluit zal nemen. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school gezonden. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de leerplichtambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de ouders mee en wijst hij de ouders op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar geeft de ouders een termijn van ten minste een week en ten hoogste drie wekenom een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de zienswijze van de ouders bij een voorgenomen beslissing die geheel of gedeeltelijk van de aanvraag afwijkt, schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar kan de jongere en/of de ouders in de gelegenheid stellen zijn zienswijze kenbaar te maken.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan bepalen op welke plaats aan de directeur, de ouders of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem kenbaar te maken.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerlingdossier.

  • 8.

    Bij de beoordeling van een aanvraag van meer dan tien dagen, controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van omstandigheden die buiten de wil of invloedsfeer van de ouder of de leerling zijn gelegen, zoals familieomstandigheden, medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag voor verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder.

  • 10.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Artikel 6 Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren (artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

  • 1.

    De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratief medewerkers. Jongeren die onderwijs volgen aan het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs worden gemeld via DUO. Jongeren die onderwijs volgen aan het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet –bekostigd onderwijs worden gemeld middels een kennisgeving (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier.

  • 2.

    Binnen een week meldt de administratief medewerker via DUO de betreffende melder, welke leerplichtambtenaar actie zal ondernemen. Voor de onderwijsvormen waarvan de meldingen niet via DUO gedaan kunnen worden zoals het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet-bekostigd onderwijs geldt ook dat er binnen een week gemeld wordt aan de schoolinstelling welke leerplichtambtenaar actie zal ondernemen naar aanleiding van de kennisgeving vermoeden ongeoorloofd verzuim.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving contact met de ouders, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.

  • 4.

    Indien er daadwerkelijk sprake is van ongeoorloofd verzuim heeft de leerplichtambtenaar een gesprek met de ouders/leerling. De leerplichtambtenaar maakt een verslag van het gesprek. De leerplichtambtenaar verstrekt, indien nodig, aan de ouders en/of de jongere kort en bondig een brief waarin de gemaakte afspraken zijn opgenomen. Van de gemaakte gespreksverslagen maakt de leerplichtambtenaar een notitie in het leerlingdossier.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar draagt zorg voor terugkoppeling in het Zorg Advies Team van de school van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere, voor zover deze bekend zijn bij hem en alleen wanneer de jongere al in het ZAT besproken is.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar legt alleen of samen met een collega een huisbezoek af, wanneer hij dat nodig acht.

  • 8.

    De leerplichtambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling zendt de medewerker leerplicht in ieder geval een schriftelijk bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan. De leerplichtambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan de ouders/jongere, ketenpartners die bij de verzuimsituatie zijn betrokken. De administratie sluit de melding voor jongeren die onderwijs volgen aan het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroeps Onderwijs, af bij het verzuimloket van DUO.

  • 10.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven staat in artikel 17 van deze instructie. Indien de leerplichtambtenaar voornemens is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbank te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank.

  • 11.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan maakt de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar een Halt verwijzing op en stuurt deze rechtstreeks naar Halt of maakt een proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is een Halt verwijzing of een proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een Halt verwijzing of een proces-verbaal op te maken.

  • 12.

    De leerplichtambtenaar is bevoegd om, het opmaken van proces-verbaal achterwege te laten, en de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing te geven indien sprake is van:

verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen

van een overtreding; en,

  • -

    een eerste overtreding bij zorgverzuim; en,

  • -

    verzuim van lichte aard, namelijk korter dan 16 uur binnen 4

aaneengesloten weken.

  • 13.

    De leerplichtambtenaar kan overgaan tot het opleggen van een (preventieve) last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling. De hoogte van de dwangsom is €10,-- per uur tot een maximum van €250,--.

  • 14.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt een directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar een signaal afgeven bij de Inspectie van het Onderwijs.

  • 15.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

  • 16.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding:

Artikel 7 Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatie-plichtige jongeren (artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien blijkt dat een leerplichtige en kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoekt de leerplichtambtenaar onverwijld, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt (zie ook artikel 3 lid 7 van deze instructie). (artikel 6, leden 3 tot en met 13, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien niet is gebleken dat sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de leerplichtambtenaar onverwijld contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Ouders worden uitgenodigd om op gesprek te komen. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt de leerplichtambtenaar tevens contact met de jongere.

  • 3.

    Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, wordt gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het leerlingdossier. Is het advies niet opgevolgd dan volgt in principe een proces-verbaal, eventueel een zorgmelding en bij 17-jarigen een melding aan de Sociale Verzekeringsbank.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar kan overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling. De hoogte van de dwangsom is €500,-- per week tot een maximum van €5.000,--.

  • 5.

    Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

Artikel 8 Kennisgeving in- en afschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering) (artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikel 47a 162b WEC of artikel 8.1.8 en 8.3.2. WEB)

  • 1.

    De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van afschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten worden door de administratief medewerker ontvangen. Er wordt een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerlingdossier.

  • 2.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan gaat de leerplichtambtenaar met de directeur in gesprek en maakt hij een dossier (van bevindingen). De leerplichtambtenaar beslist of het dossier ter signalering aan de Inspectie van het Onderwijs wordt verstuurd (bij overtreding van artikel 18 van de Leerplichtwet).

  • 3.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeurenuitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.

Artikel 9 Vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.

  • 2.

    Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) worden gevoerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard, over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.

Artikel 10 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs (artikel 4a en 15 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

    • 2.

      B

  • 2.

    Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de leerplichtambtenaar acht op:

    • -

      de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie;

    • -

      de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs;

    • -

      of dat er op een andere wijze in een leerdoel/dagbesteding wordt voorzien.

    • Indien een 17-jarige in dienst wil treden bij defensie, levert hij/zij aan de leerplichtambtenaar een kopie van de aanstellingsbrief bij Defensie, waarin Defensie verklaart dat de 17-jarige bij Defensie in dienst is en voor welke functie hij/zij is bestemd. In de aanstellingsbrief wordt de 17-jarige opgedragen een kopie van de aanstellingsbrief bij de leerplichtambtenaar van zijn/haar woongemeente in te leveren.

Artikel 11 Vrijstelling van de inschrijvingsplicht (artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 5a, 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin hij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling.

  • 2.

    Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, verzoekt de leerplichtambtenaar ouders om een schriftelijke verklaring van een specialist/deskundige over de geschiktheid van de jongere.

  • 3.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders zo spoedig als mogelijk, na ontvangst van de verklaring van de deskundige.

  • 4.

    Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders zo spoedig als mogelijk.

  • 5.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 6.

    In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 7.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8.

    Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft genoten.

Artikel 12 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet(artikel 1a, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

  • 1.

    Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie.

  • 3.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 13 Aanwijzing deskundige (artikel 17 Leerplichtwet)

Er worden ad hoc afspraken gemaakt met een arts, pedagoog of psycholoog die een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling geeft.

Artikel 14 Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming (artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)

 

Indien de leerplichtambtenaar een proces-verbaal tegen de jongere in verband met relatief verzuim aan de Officier van Justitie zendt, zendt het Openbaar Ministerie een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 15 Melding Verwijsindex

De leerplichtambtenaar meldt alle leerlingen bij de eerste DUO melding in de landelijke verwijsindex, behalve degenen die worden gemeld in verband met luxe verzuim. Hij neemt de melding op in het leerlingdossier.

 

Artikel 16 Melding aan het Bureau Jeugdzorg/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

  • 1.

    Indien de leerplichtambtenaar bij een onderzoek naar aanleiding van (ouder- en/of kind)signalen komt tot het vermoeden van verwaarlozing van de belangen van een jongere/kind kan hij een rapport van zijn bevindingen naar Stichting Geynwijs dan wel naar Samen Veilig Midden-Nederland (Save-team Nieuwegein of AMHK/Veilig Thuis) sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan Stichting Geynwijs dan wel aan Samen Veilig Midden-Nederland te zenden schriftelijk mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerlingdossier.

  • 2.

    Indien de leerplichtambtenaar op basis van (ouder- en/of kind)signalen een vermoeden heeft van huiselijk geweld en kindermishandeling hanteert de leerplichtambtenaar de Meldcode zoals opgenomen in Bijlage

Artikel 17 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank (artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

 

  • 1.

    De leerplichtambtenaar kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan; verzuim van 16 uur in een periode 4 weken of meer, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bij de SVB, roept hij ouders en jongere behoorlijk op om hen van de voorgenomen melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar zet de afspraken op papier in de vorm van een gespreksverslag, welke naar ouders en jongere verstuurd worden.

Artikel 18 Melding aan de Inspectie van het Onderwijs (artikel 17 Leerplichtwet, toezicht op de directeur/Inspectie van het Onderwijs)

  • 1.

    Wanneer een leerplichtambtenaar bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers, tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de leerplichtambtenaar de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen, in verband met de diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.

  • 2.

    Wanneer een leerplichtambtenaar bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders/verzorgers signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de leerplichtambtenaar de school verzoeken om alsnog te voldoen en kan de leerplichtambtenaar een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.

  • 3.

    Het schriftelijk signaal wordt afgegeven bij het Loket Signalenbox van de Inspectie van het Onderwijs. De school of onderwijsinstelling wordt hiervan op de hoogte gesteld.

  • 4.

    Het schriftelijk signaal omvat een omschrijving van de waargenomen feiten door de leerplichtambtenaar. Tevens omschrijft de leerplichtambtenaar op welke wijze hij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.

  • 5.

    Als de leerplichtambtenaar in het kader van toezicht op leerlingen en ouders/verzorgers, nadat hij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handel, doet hij een melding aan de onderwijsinspectie conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven.

Artikel 19 Jaarverslag leerplicht (artikel 25 Leerplichtwet; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB).

De leerplichtambtenaar verantwoordt het in het schooljaar al dan niet in regionaal verband, gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan, aan het college door middel van een jaarverslag. Tevens draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim en de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten voor 1 oktober respectievelijk 1 december, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn.

Artikel 20 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC (artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar voert periodiek overleg met de leerplichtambtenaren van de andere gemeenten in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de wet en de RMC-wetgeving. De leerplichtambtenaar neemt zo nodig het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg. Hij neemt een samenvatting van wat in het overleg is besproken op in zijn voorstel voor het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de leerplichtwet door in het regionale overleg (in het Platform leerplicht) voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval:

    • -

      afspraken over het onderhouden van contacten met scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

    • -

      afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

    • -

      afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die leerplichtambtenaren uit de regio geven aan de scholen in de regio;

    • -

      afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

    • -

      afspraken over de organisatie en inhoud van het overleg met het Openbaar Ministerie;

    • -

      Het Platform is de plek waar de RMC coördinator informatie aan de leerplichtambtenaren in de regio verstrekt en krijgt voor onderlinge afstemming.

     

  • 3.

    De leerplichtambtenaar doet in het regionale overleg zo nodig voorstellen over:

    • -

      de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden);

    • -

      de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond

    van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof

    respectievelijk andere gewichtige omstandigheden);

    • -

      de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de leerplichtambtenaar).

  • 4.

    De leerplichtambtenaar pleegt overleg met de leerplichtambtenaar van de woongemeente van een jongere indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

 

Artikel 21 Samenwerking met diensten en instellingen (artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

De leerplichtambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. De leerplichtambtenaar controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren, waarheen zijn doorverwezen.

Artikel 22 Beleidsontwikkeling

  • 1.

    De teamcoördinator van de afdeling leerlingzaken heeft regelmatig overleg met de beleidsmedewerker van onderwijs.

  • 2.

    De teamcoördinator blijft goed op de hoogte van de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken die van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.

Artikel 23 Slotbepalingen

  • 1.

    Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit Nieuwegein staan ingeschreven en aan de in bijlage 1 genoemde instellingen, door toezending van dit besluit.

  • 2.

    Deze instructie treedt in werking 1 dag na de dag van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

  • 3.

    De instructie wordt aangehaald als: "Ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar Gemeente Nieuwegein 2013".

  • 4.

    Met de inwerkingtreding van deze instructie komt de oude “Instructie voor de medewerker leerplicht” te vervallen.

  • 5.

    Bij toekomstige wetswijzingen zal de ambtsinstructie op het betreffende onderdeel worden aangepast. Het college van burgemeester en wethouders zal hierover worden geïnformeerd.

Aldus vastgesteld op 3 juni 2013 vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein

TOELICHTING OP DE “AMBTSinstructie voor de LEERPLICHTAMBTENAAR GEMEENTE NIEUWEGEIN 2013”

 

1. Toelichting op de instructie

 

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaar. Hierin wordt vermeld hoe de wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Ook dient aangegeven te worden hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.

 

De instructie voor de leerplichtambtenaar is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.

 

In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht en de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp).

 

De instructie gaat er van uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als BOA beschikt, zodat voor strafrechtelijke handhaving de medewerking van de politie niet noodzakelijk is.

 

De artikelen die gebruikt zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen uit de Leerplichtwet. Bij ieder artikel staat wel genoemd met welke wettelijke artikelen er een relatie is.

 

1.1 Taakverdeling

In het totale takenpakket van leerplicht zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: leerplichtambtenaar, administratief medewerker en de teamcoördinator.

 

1.2 Mandaatverlening

Mandaat betekent letterlijk volmacht. Burgemeester en wethouders kunnen rechtstreeks de leerplichtambtenaar mandateren. De gemandateerde leerplichtambtenaar neemt dus namens burgemeester en wethouders een beslissing of toetst het beroep op vrijstelling. Anders zou hij dit doen als vertegenwoordiger en dan is er sprake van delegeren.

 

De leerplichtambtenaar is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:

- 3a Leerplichtwet, vervangende leerplicht;

- 3b Leerplichtwet, vervangende leerplicht laatste schooljaar,

- 5 Leerplichtwet, gronden voor vrijstelling van inschrijving,

- 5a Leerplichtwet, trekkend bestaan, en

- 15 Leerplichtwet, vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

 

1.3 Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.

 

De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de leerplichtambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

 

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de leerplichtambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:

- artikel 5:12: legitimatie tonen (volgens een door de minister van Justitie aangewezen

model 12);

- artikel 5:13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;

- artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van

het bestuursorgaan;

- artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een

woning

zonder toestemming van de bewoner, zonodig met behulp van de sterke arm, en

vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

- artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

- artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van

kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

- artikel 5:20: een ieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te

verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

 

1.4 Last onder dwangsom

In een aantal artikelen in de instructie (artikel 6, lid 13 en artikel 7, lid 4) is de bevoegdheid voor de leerplichtambtenaar opgenomen om voorstellen aan het college te doen voor het toepassen van last onder dwangsom. Dit bestuursrechtelijke handhavingsinstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat bevoegdheid daartoe bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan het college de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet zijn belast. Artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dan aan het college ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen. Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan de “klassieke” strafrechtelijke sancties (het opmaken van proces-verbaal), vooral wanneer voor voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden. Het onderscheid tussen strafrechtelijk optreden en bestuursrechtelijke optreden kan zo getypeerd worden:

  • 1.

    In het strafrecht wordt de overtreding als zodanig bestraft;

  • 2.

    In het bestuursrecht worden maatregelen genomen om de niet toegestane situatie ongedaan te maken of om te zorgen dat de overtreding niet voortduurt of herhaald wordt.

 

In beginsel kunnen het strafrechtelijke en het bestuurlijke optreden naast elkaar bestaan. Daarover bestaat in de juridische literatuur wel overeenstemming. De overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die krachtens de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de betrokkenen (ouder, leerling) in verzuim blijven, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32, tweede lid Awb, ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bijvoorbeeld ernstig luxe verzuim) in principe een passend instrument.

In artikel 5:32, vierde lid, staat onder meer aangegeven dat het als dwangsom vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan, de gemeente. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

 

2.1 Toelichting artikel 1

Artikel 1, begripsbepalingen: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker en jongere.

 

In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB is het volgende bepaald:

“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene

a. op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt;

b. die niet in het bezit is van een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 [WVO] dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; en

c. die

1. het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden niet meer volgt; of

2. bij de school wordt in- of uitgeschreven of van de school wordt verwijderd.” In het kader van de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De ‘echte’ directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die zo’n melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.

 

2.2 Toelichting artikel 2

Artikel 2, preventie: Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 4 en lid 5 wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol.

 

2.3 Toelichting artikel 3

Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee de leerplichtambtenaar in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen.

 

Artikel 3, lid 3, tussentijdse mutaties: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. In de tekst is de suggestie opgenomen om dit wekelijks bij te houden, zodat zowel de actualiteit als de werklast beheersbaar is. De aangifte van verhuizing behoort bij de beheerder van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) binnen te komen. Als er sprake is van het ontvangen van een schoolmutatie, kan tevens gecontroleerd worden of de verhuizing op juiste wijze is gemeld.

 

Mutaties van in- en afschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en afschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld. Overtreding van deze bepaling is genoemd in de opsomming van strafbare feiten, in artikel 27, aanhef en onder b, Leerplichtwet.

 

Hoewel het niet wettelijk verplicht is, is het wenselijk om met de scholen en instellingen goede afspraken te maken over het tijdig melden van in- en afschrijvingen van niet leerplichtigen. Voor leerplichtigen zijn BVE instellingen tevens verplicht om tijdig in- en afschrijvingen door te geven. Vandaar de tekst in dit artikellid over voorstellen tot aanwijzingen ten behoeve van een doelmatige uitwisseling van gegevens.

 

Vanaf 1 augustus 2009 zijn in ieder geval VO-scholen en MBO’s verplicht om verzuim via het verzuimloket (DUO) te melden.

 

In artikel 3, lid 6, is de mogelijkheid opgenomen om een signaal, betreffende een directeur die volhardend verwijtbaar in gebreke blijft, aan de Inspectie van het Onderwijs af te geven. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 17 van de instructie.

 

Artikel 3, lid 7, controle op inschrijving: onder ‘scholen en instellingen’ worden begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven, binnen en buiten de gemeente. Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of onderwijsinstelling, dan dient daartegen vlot te worden opgetreden. De leerplichtambtenaar spreekt de directeur aan wanneer er sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven. Van dit proces wordt een dossier gevormd. Blijft de directeur in gebreke dan kan de leerplichtambtenaar dit signaleren bij de Inspectie voor het Onderwijs. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 17 van de instructie. De strafbaarheid van de directeur of instelling op dit punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet, aanhef en onder b.

 

Artikel 3, lid 8, wijziging van school: de procedures bij in- en afschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van afschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratief medewerker hier controle uitoefent. Zo nodig kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.

 

Artikel 3, lid 9 verhuizing: de Leerplichtregeling 1995 schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling 1995). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerling dossier wordt doorgestuurd.

 

Daarvoor is contact tussen de leerplichtambtenaren van beide gemeenten wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).

 

2.4 Toelichting artikel 4

Artikel 4, leerling dossier: uitgangspunt is dat van een leerling een apart dossier gemaakt wordt, in fysieke zin of in digitale zin, als er ‘iets mee aan de hand is’. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn.

Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Wet bescherming persoonsregistratie (Wbp). Kern van die bepalingen wordt gevormd door:

- gebruik beperkt tot de doelstellingen die de wet eraan geeft, namelijk de zorg voor een schoolloopbaan die tot (start)kwalificatie leidt;

- recht op kennis van de inhoud van het dossier voor de betrokkene (ouders, oudere leerling);

- recht op correctie van opgenomen gegevens.

 

In het artikel in de instructie wordt ervan uitgegaan dat de leerling dossiers voldoen aan de eisen van het Vrijstellingsbesluit Wbp, met name artikel 20, dat de voorwaarden regelt voor vrijstelling van de meldingsplicht van de leerplichtadministratie. De gemeente hoeft dan niet de verwerking van persoonsgegevens van leerplichtigen te melden bij het Centraal Bureau Persoonsregistratie (CBP).

 

2.5 Toelichting artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.

 

De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De leerplichtambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de leerplichtambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen, na advies van de gemeentelijke bezwarencommissie.

 

Artikel 5, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de leerplichtambtenaar ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.

 

Artikel 5, lid 2, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier.

Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt.

 

Artikel 5, lid 3, horen van de directeur: het is mogelijk gebruik te maken van een formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening kan aangeven.

 

Artikel 5, lid 5, zienswijze jongere: met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.

 

Artikel 5, lid 6, plaats van gesprek: om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor. Ouders kunnen teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de leerplichtambtenaar zijn eigen veiligheid garandeert.

 

Artikel 5, lid 8, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: artikel 11 onder g van de Leerplichtwet 1969 kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 van de Leerplichtwet.

 

De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale instantie noodzakelijk.

 

Onder “andere gewichtige omstandigheden” vallen zeker niet de volgende situaties:

 

• familiebezoek in het buitenland;

• goedkope tickets in het laagseizoen;

• omdat tickets al zijn gekocht of omdat er geen tickets meer zijn in de vakantie

periode;

• vakantiespreiding;

• verlof voor een kind, omdat andere kinderen uit het gezin al of nog vrij zijn;

• eerder vertrek of latere terugkomst in verband met verkeersdrukte;

• samen reizen / in konvooi rijden bijvoorbeeld de Balkan;

• kroonjaren;

• sabbatical;

• wereldreis/verre reis.

 

Artikel 5, lid 9, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.

 

Hieronder wordt aangeven welke omstandigheden in aanmerking komen voor extra verlof bij tien dagen of minder:

• voor verhuizing: maximaal 1 schooldag;

• voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen, voor zover dit niet buiten de lesuren kan geschieden: maximaal 10 schooldagen;

• voor het bijwonen van het huwelijk van bloed-of aanverwant tot en met de 3e graad: in Nederland maximaal 2 schooldagen indien er ver gereisd moet worden, anders maximaal 1 schooldag, in het buitenland maximaal 5 schooldagen. (Soort bewijs: trouwkaart (indien twijfelachtig kopie trouwakte);

• bij ernstige levensbedreigende ziekte zonder uitzicht op herstel van bloed- of aanverwanten tot en met de 3e graad: maximaal 10 schooldagen. Soort bewijs: doktersbewijs waar ernstige ziekte uit blijkt;

• bij overlijden van bloed- of aanverwant:

- in de 1e graad maximaal 5 schooldagen;

- in de 2e graad maximaal 2 schooldagen;

- in de 3e en 4e graad maximaal 1 schooldag;

- in het buitenland: 1e t/m 4e graad maximaal 5 schooldagen. Soort bewijs: rouwkaart

(indien twijfelachtig: akte van overlijden);

• bij 25, 40 of 50 jarig ambtsjubileum en het 12½, 25, 40, 50 en 60 jarig huwelijksjubileum van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 schooldag;

• voor andere naar het oordeel van het hoofd van de school/instelling gewichtige omstandigheden: maximaal 10 schooldagen.

 

Bij een aanvraag voor verlof om buiten de schoolvakanties op vakantie te gaan wegens de specifieke aard van het beroep van een van de ouders, eenmaal vrijstelling van geregeld schoolbezoek voor ten hoogste 10 schooldagen per schooljaar geldt het volgende: Dit verlof kan geen betrekking hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar. Voor een kwalificatieplichtige jongere kan slechts verlof worden verleend voor een evenredig deel van het aantal dagen dat deze verplicht is onderwijs te volgen. Het hoofd van de school/instelling kan hiervoor verlof verlenen. Bij het begrip “ specifieke aard van het beroep” , bedoeld in artikel 11, onderdeel f, van de Leerplichtwet dient voornamelijk te worden gedacht aan seizoensgebonden werkzaamheden, respectievelijk werkzaamheden in bedrijfstakken die een piekdrukte kennen, waardoor het voor het gezin feitelijk onmogelijk is om in die periode vakantie op te nemen, Het moet redelijkerwijs te voorzien zijn (en/of worden aangetoond) dat een vakantie in de schoolvakanties tot onoverkomelijke bedrijfseconomische problemen zal leiden. Slechts het gegeven dat gedurende de schoolvakanties een belangrijk deel van de omzet wordt behaald is onvoldoende.

 

Daarbij geldt het volgende:

• verlofaanvragen dienen schriftelijk en binnen een redelijk termijn bij het hoofd van de school/instelling te worden ingediend. Indien de aanvraag niet binnen een redelijk termijn is ingediend, moet door de aanvragen worden beargumenteerd waarom dit niet is gebeurd.;

• er kunnen voorwaarden gesteld worden aan het toekennen van het verlof, bijvoorbeeld het achteraf tonen van bepaalde bescheiden;

• de toestemming of afwijzing moet schriftelijk worden vastgelegd en in het geval van afwijzing goed worden gemotiveerd door het hoofd van de school/instelling;

• verlof moet altijd zo kort mogelijk worden gehouden;

• alle aanvragen moeten, voor zover in redelijker wijze mogelijk, te worden vergezeld van bewijsmiddelen;

• verlof vanwege gewichtige omstandigheden kan ook worden toegekend in de eerste twee weken na de zomervakantie, hier moet echter terughoudend mee worden omgegaan.

 

Bovengenoemde beleidsregels is conform het besluit zoals deze is gepubliceerd in de staatcourant nr. 14773, publicatie 16 juli 2012, in werking tredend met ingang van 1 juli 2012.

 

2.6 Toelichting artikel 6

Artikel 6, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969). Een jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving de school niet geregeld (artikel 2, lid 3 Leerplichtwet 1969).

 

Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet 1969).

 

De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 en 21a dat de school een kennisgeving van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Voor het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroepsonderwijs geldt dat deze kennisgeving aan DUO wordt gedaan (artikel 21a). In artikel 22 staat dat de leerplichtambtenaar “vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt.

 

Artikel 6, lid 3, vraagt van de leerplichtambtenaar dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag.

 

In artikel 6, lid 9, is met de term ‘afhandelen’ bedoeld het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.

 

Artikel 6, lid 10, melding Sociale Verzekeringsbank: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of jongere (16 jaar of ouder) dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door een melding te doen aan de Sociale Verzekeringsbank, welke de kinderbijslag stop kan zetten. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 16 van de instructie.

 

Artikel 6, lid 11, proces-verbaal: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een leerplichtambtenaar met BOA-bevoegdheid.

 

In artikel 6, lid 12 wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het eerste lid van artikel 22. In de genoemde omstandigheden (én geen kennelijke opzet, én eerste overtreding, én niet meer dan vijf schooldagen verzuim) kan met een serieuze waarschuwing vaak al het beoogde effect bereikt worden.

 

Artikel 6, lid 14, andere bron van wetenschap: het is mogelijk dat de leerplichtambtenaar op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is beschreven wat de leerplichtambtenaar dan te doen staat, en welke maatregel de leerplichtambtenaar kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.

 

Artikel 6, leden 15 en 16, verzuimbeleid: de leerplichtambtenaar kan in een individueel geval (lid 15) en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is.

 

Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.

 

2.7 Toelichting artikel 7

Artikel 7, absoluut verzuim: bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven van een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

 

Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).

 

Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 6 al is beschreven. In artikel 3 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.

 

2.8 Toelichting artikel 8

Artikel 8, kennisgeving in- en afschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

 

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn.

 

De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een maand lang het onderwijs niet meer volgt. Het is goed mogelijk om tot afspraken te komen waarbij de school (het bevoegd gezag) sneller melding maakt van voortijdig schoolverlaten.

 

In de Wet op het primair onderwijs staat niets over schorsing van leerlingen vermeld. Dit wordt echter ondervangen door de algemene rechtsregel dat: ‘wie tot het meerdere bevoegd is, ook tot het mindere bevoegd is’. Met andere woorden: het bevoegd gezag van de basisschool is bevoegd tot verwijdering (onder voorwaarden) en is dus ook bevoegd tot schorsing, een minder vergaande bevoegdheid.

 

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers.

 

2.9 Toelichting artikel 9

Artikel 9, vervangende leerplicht: besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan. De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.

 

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de leerplichtambtenaar en bijvoorbeeld het zorg advies team (ZAT). In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

 

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b of artikel 15, mag arbeid verrichten.

 

2.10 Toelichting artikel 10

Artikel 10 vrijstelling leerplicht: ook hier betreft het een bevoegdheid die door burgemeester en wethouders aan de leerplichtambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling let de leerplichtambtenaar er op of er wordt toegeleid dan wel kan worden toegeleid tot een startkwalificatie.

 

Een startkwalificatie houdt in:

- het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet voortgezet onderwijs;

- dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (dat wil zeggen MBO niveau 2 of hoger).

 

2.11 Toelichting artikel 11

Artikel 11, lid 2, aangewezen deskundige: zie hierover artikel 13.

 

Artikel 11, lid 5, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

 

Artikel 11, lid 6, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.

 

Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.

 

Artikel 11, lid 9, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de leerplichtambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.

Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 2/3 deel van een kalenderjaar domicilie in Nederland heeft.

 

2.12 Toelichting artikel 12

Artikel 12 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de leerplichtambtenaar

te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

 

2.13 Toelichting artikel 13

Artikel 13, aanwijzing deskundige: hier wordt uitgegaan van ad hoc afspraken met bijvoorbeeld een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog.

 

2.14 Toelichting artikel 14

Artikel 14, melding aan Raad voor Kinderbescherming: de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding.

 

2.15 Toelichting artikel 15

Artikel 15, melding in de landelijke verwijsindex, sluit aan bij het terzake geldende convenant.

 

2.16 Toelichting artikel 16

Artikel 16, melding aan Stichting Geynwijs dan wel Samen Veilig Midden-Nederland:

De bepaling in het eerste lid biedt deleerplichtambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met Geynwijs of Samen Veilig, waarvan het Advies- en meldpunt Huiselijke geweld en Kindermishandeling (AMHK, bekend onder de naam Veilig Thuis) onderdeel uitmaakt. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding, ook wel zorgmelding. In het tweede lid is de Meldcode zoals bedoeld in arrtikel 16, lid 4, sub e opgenomen, waarbij wordt verwezen naar Bijlage 3, waarin de inhoudelijke uitwerking is opgenomen.

 

2.17 Toelichting artikel 17

Met de wijziging van de algemene wet Kinderbijslag heeft de leerplichtambtenaar per 1 januari 2010 een nieuw handhavingsinstrument voor 16 en 17 jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar naast zijn huidige instrumentarium de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar. Dezelfde regels gelden voor wezen van 16 en 17 jaar. Voor wezen is wel een overgangsregeling opgenomen. Iemand die voor 1 oktober 2009 de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt valt nog onder de oude wetgeving. De melding bij de SVB wat betreft een jongere die een wezen uitkering ontvangt is mogelijk per 1 april 2010.

 

Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de leerplichtambtenaar om het verzuim van een 16 of 17 jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden alvorens er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.

 

Dit nieuwe instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal er aan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.

 

Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen.

 

Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.

 

Schoolverzuim door een 16/17 jarige

De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.

De school meldt het schoolverzuim bij DUO. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de leerplichtambtenaar onmiddellijk vereist is. Inzet van de leerplichtambtenaar kan al plaatsvinden vanuit de preventieve gedachte als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt.

 

Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim

Leerplicht ontvangt via DUO of een artikel 21 / 21a formulier een verzuimmelding. Leerplicht neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt dan onderneemt leerplicht niets. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school, voort dan onderneemt leerplicht actie.

 

Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht

De leerplichtambtenaar roept de ouder(s) en de leerplichtige 16 of 17 jarigen op voor een gesprek. De leerplichtambtenaar onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn 3 mogelijkheden:

 

a ) De ouder(s) en/of jongere werken volledig mee. De leerplichtambtenaar geeft ouder(s) en jongere de kans om alsnog het verzuim op te heffen.

b ) De ouder(s) en/of jongere werken weliswaar mee aan de afspraken, maar de leerplichtambtenaar acht het raadzaam de vinger aan de pols te houden bij het nakomen van de afspraken.

c ) De ouder(s) en/of jongere werken niet mee aan afspraken om het verzuim te

beëindigen.

 

Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De leerplichtambtenaar benadrukt in zijn gesprek met ouder(s) en jongere. De leerplichtambtenaar onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

 

  • 1.

    Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar.

  • 2.

    Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar.

De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.

 

  • 1.

    Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of leerplichtambtenaar met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

 

Melding aan de SVB

Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.

Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:

 

  • 1.

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.

 

  • 2.

    Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan en het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere willen niet meewerken aan afspraken om het verzuim te eindigen.

 

Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.

 

Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval.

 

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.

 

Handelwijze SVB

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de leerplichtambtenaar.

 

Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan kan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding heeft gedaan dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan kan in de bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de ambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

 

Melding ongedaan maken

De leerplichtambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

 

2.18 Geen toelichting artikel 18

 

2.19 Toelichting artikel 19

Artikel 19, jaarverslag leerplicht: burgemeester en wethouders brengen jaarlijks aan de gemeenteraad een jaarverslag uit over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan (Leerplichtwet artikel 25).  Het is de taak van de leerplichtambtenaar om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren.

De in dit artikel genoemde data zijn wettelijke termijnen.

 

2.20 Geen toelichting artikel 20

 

2.21 Toelichting artikel 21

Artikel 21, samenwerking met diensten en instellingen: het is de bedoeling om een actuele lijst van samenwerkingspartners te hebben. Gekozen is voor de vormgeving in een bijlage, maar opsomming in de instructie is ook denkbaar. In deze lijst horen de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben.

 

2.22 Geen toelichting artikel 22

 

2.23 Toelichting artikel 23

Artikel 23, slotbepalingen: Gekozen is voor inwerkingtreding 1 dag na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment komt de ‘oude’ ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar van de Gemeente Nieuwegein te vervallen.

 

 

 

Bijlage 1

Bijlage 2 Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:

 

• Scholen voor primair onderwijs

• Scholen voor voortgezet onderwijs

• Scholen voor speciaal onderwijs

• Instellingen voor beroepsonderwijs (ROC, AOC)

• Regionale Expertise Centra (so-vso)

• Arrondissement

• Rechtbank

• Bureau Halt

• Politie

. Samen Veilig Midden-Nederland (inclusief Veilig Thuis)

• Raad voor de Kinderbescherming

• Reclassering

• Regiogemeenten

• Provincie

• Ministerie OC&W

• Ministerie van Justitie

• Ministerie van Binnenlandse Zaken

• Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)

• Onderwijsinspectie

• Instellingen voor jeugdhulpverlening

• Instellingen voor jeugdgezondheidszorg (GGD)

• Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

• Lokale zorginstanties

• Arbeidsinspectie

• Sociale verzekeringsbank

• Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen/ UWV Werkbedrijf

. Jongerenloket

• Inburgering

. Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

. Multisignaal (verwijsindex)

. Openbaar Ministerie

. Vitras

. DUO

. Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW)

. School Maatschappelijk Werk (SMW)

 

De medewerker leerplicht raadpleegt zo nodig de sociale kaart van de gemeente.

Ambstinstructie leerplichtambtenaar

Bijlage 3 Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling voor de leerplichtambtenaar gemeente Nieuwegein

Gelet op art. 16 lid 4 sub e en artikel 16 van de ambtsinstructie is in deze Bijlage de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling voor de leerplichtambtenaar van de Gemeente Nieuwegein opgenomen.

Algemeen

Het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) zoals wordt bedoeld in art. 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is bekend onder de naam Veilig Thuis. In onze regio is Veilig Thuis Utrecht ondergebracht bij Stichting Samen Veilig Midden-Nederland. In deze bijlage wordt de naam Veilig Thuis Utrecht gehanteerd om het AMHK aan te duiden.

Regionale website

Raadpleeg de regionale website voor uitgebreide informatie over de verschillende stappen in de meldcode. Deze is te vinden (specifiek voor leerplicht) op http://www.handelingsprotocol.nl/utrecht-gm-opdracht-3.

Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Stap 1: In kaart brengen van signalen

 

  • .

    Breng signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in het leerlingdossier. Doe dit op basis van concrete feiten en omstandigheden. Maak hierbij gebruik van de checklisten te vinden op de volgende website:

  • .

    Vermeld de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd.

  • .

    Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde deskundige.

  • .

    Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er mogelijk sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, meld aan de leerling dat je conform de Meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de jongere zijn om dit na te laten.

  • .

    Betreffen de signalen huiselijk geweld en/of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, meld dan de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

  • .

    Wijzen signalen overduidelijk op een acuut onveilige situatie: neem dan direct contact op met de politie! Bij acuut gevaar 112 en anders 0900-8844.

  

Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis Utrecht of een deskundige op het gebied van letselduiding

  • .

    Bespreek de signalen met een of meerdere directe collega’s.

  • .

    Vraag zo nodig op basis van anonieme gegevens van de burger/het gezin advies aan bij Veilig Thuis Utrecht (0800-2000). Zij beschikken tevens over vertrouwensartsen die deskundig zijn op het gebied van letselduiding. Zo nodig kan (na advies van Veilig Thuis Utrecht) letselduiding via een forensische polikliniek geschieden.

  • .

    Na een adviesgesprek onderneemt Veilig Thuis geen actie. Jij blijft verantwoordelijk. Met een adviesaanvraag doe je ook geen formele melding bij Veilig Thuis.

  • .

    Vraag bij een vermoeden van (dreigende) genitale verminking of eergerelateerd geweld altijd advies bij Veilig Thuis Utrecht voordat je handelt.

Leg de uitkomst van de besprekingen en consultaties vast in het leerlingdossier.

  

Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n)

  • .

    Het doen van een melding bij Veilig Thuis Utrecht zonder dat de signalen zijn besproken met de betrokkene(n) is alleen mogelijk als:

    • .

      De veiligheid van de burger, die van uzelf of die van een ander in het geding is.

    • .

      Er sprake is van een zodanig urgente situatie dat een directe melding geen uitstel duldt.

    • .

      Beoordeel zelf of een gesprek zinvol of mogelijk is, zo nodig in overleg met een collega of Veilig Thuis Utrecht. Het kan van belang zijn een kind alleen te spreken. Uitgangspunt is dat ouders hierover vooraf geïnformeerd worden, maar in verband met veiligheid kan besloten worden eerst met het kind te spreken.

  • .

    Bespreek in geval van

  • .

    kinderen jonger dan 12 jaar: de signalen met de ouder(s).

  • .

    kinderen tussen de 12-16 jaar: de signalen met het kind en de ouder(s).

  • .

    kinderen vanaf 16 jaar: de signalen alleen met het kind.

  • .

    Bespreek de signalen met de betrokkene(n) in aanwezigheid van een collega.

  • .

    Openheid is een belangrijke grondhouding in de verschillende vormen van dienstverlening. Ga daarom zo snel mogelijk in gesprek met de betrokkene(n).

  • .

    Hanteer de volgende leidraad voor het gesprek:

  • .

    Leg de burger het doel van het gesprek uit.

  • .

    Beschrijf de feiten die je hebt vastgesteld en de waarnemingen die je hebt gedaan.

  • .

    Ga na of de boodschap is overgekomen.

  • .

    Nodig de betrokkene(n) uit om een reactie hierop te geven.

  • .

    Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen je hebt gezien, gehoord en waargenomen. In geval van genitale verminking kun je de Verklaring tegen meisjesbesnijdenis gebruiken. Deze verklaring is in diverse talen beschikbaar op

  • .

    Geef aan dat je een melding zal doen in de Verwijsindex risicojongeren om, als er andere hulpverleners bij het gezin betrokken zijn, zo mogelijk samen met hen en jongere/gezin te komen tot een gezamenlijke aanpak van de problematiek van de jongere en zijn gezin.

  • .

    Vraag toestemming als je informatie wilt inwinnen bij andere professionals die zijn betrokken bij het gezin.

  • .

    Na het gesprek:

  • .

    Leg de reactie van de betrokkene(n) en -indien een interpretatie van hetgeen je hebt gezien nodig en mogelijk is-, vast in het leerlingdossier.

  • .

    Doe een melding in de Verwijsindex risicojongeren.

  • .

    Win zo nodig informatie in bij andere professionals die zijn betrokken bij het gezin.

 

Stap 4: Weging van de aard en de ernst van het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling 

  • .

    Weeg op basis van de signalen, het ingewonnen advies en het gesprek met de betrokkene(n) het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling. De afweging van de aard en de ernst van het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling vindt plaats op basis van een risicotaxatie. Hierbij spelen de volgende elementen een rol:

  • .

    Veiligheid: is er een acute dreiging waarbij de veiligheid van het slachtoffer niet gegarandeerd kan worden?

  • .

    Hoe gewelddadig is het? Moet het geweld direct stoppen?

  • .

    Duur van de situatie: hoe lang speelt dit al? Ernst van de gevolgen?

  • .

    Isolement: kan de situatie met behulp van direct betrokkenen worden doorbroken?

Voor een zo objectief mogelijke weging kun je gebruik maken van een taxatie-instrument, zoals LIRIK (zie http://www.handelingsprotocol.nl/documenten/algemeen/38-lirik-1/file)

Laat een tweede collega onafhankelijk, op basis van de gegevens die zijn genoteerd in het leerlingdossier eveneens een taxatie doen en bespreek samen de uitkomst.

  • .

    Raadpleeg bij twijfel Veilig Thuis Utrecht. Zij kunnen meedenken over het risico, de aard en de ernst van het geweld en zodoende helpen bepalen of signalen aanleiding geven tot het ondernemen van vervolgacties.

Leg de afwegingen vast in het leerlingdossier.

 

Stap 5: Beslissen: geen actie, zelf hulp organiseren of melden 

  • .

    Voer deze stap altijd uit in overleg met een de coördinator van het team leerlingzaken. De coördinator neemt het uiteindelijk besluit of je een melding doet.

Er zijn drie mogelijke beslissingen die je kunt nemen binnen deze stap:

  • .

    Geen actie: indien op basis van de overwegingen van stap 1 tot en met 4 je vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling worden weggenomen volsta je met vastlegging van de doorlopen stappen en je beslissing in het leerlingdossier. Koppel dit terug aan de coördinator leerlingzaken.

  • .

    Organiseer zelf hulp: indien je meent dat de betrokkene(n) redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling kunt beschermen door hen naar specifieke hulpverlening toe te leiden, onderneem dan de volgende acties:

    • .

      breng de coördinator leerlingzaken op de hoogte van je voorgenomen besluit om hulp te organiseren.

    • .

      Leid de betrokkene(n) via een warme overdracht toe naar Stichting Geynwijs, die de noodzakelijke hulp organiseert. Doe dit altijd met toestemming van de betrokkene(n). Na de warme overdracht ligt de verantwoordelijkheid bij Stichting Geynwijs.

    • .

      Doe bij kindermishandeling een melding in de verwijsindex risicojongeren (VIR).

    • .

      Leg je acties vast in het leerlingdossier.

Doorloop in bovenstaande gevallen opnieuw de stappen 1 t/m 4 als er signalen zijn dat het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.

  • .

    Melden bij Veilig Thuis Utrecht: indien je meent dat de betrokkene(n) niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kan beschermen, ook niet door het organiseren van hulp doe je een melding bij Veilig Thuis Utrecht. Onderneem dan de volgende acties:

    • .

      Breng de coördinator leerlingzaken op de hoogte van je voorgenomen besluit om te melden. Laat uiteindelijk de coördinator beslissen of je de melding doet.

    • .

      Voordat je de melding doet: bespreek dit eerst met de betrokkene(n) Zie voor een leidraad voor het gesprek hieronder.

    • .

      Meld je vermoeden bij Veilig Thuis Utrecht (0800-2000). Sluit bij je melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die je meldt (ook) van anderen afkomstig is. Val daarbij terug op wat je in de voorgaande stappen in het leerlingdossier hebt vastgelegd.

      Overleg met Veilig Thuis Utrecht wat je na de melding, binnen de grenzen van je gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om de betrokkene(n) tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.

 

Bij een gesprek met de betrokkene(n):

  • .

    Breng de coördinator leerlingzakenop de hoogte van je voorgenomen gesprek met de betrokkene(n).

  • .

    In het geval van:

  • .

    kinderen jonger dan 12 jaar: bespreek de melding alleen met de ouder(s).

  • .

    kinderen tussen de 12-16 jaar: bespreek de melding met het kind en de ouder(s).

  • .

    kinderen vanaf 16 jaar: bespreek de melding alleen met het kind.

  • .

    Voer het gesprek in aanwezigheid van een collega.

  • .

    Leg aan de betrokkene(n) uit waarom je van plan bent een melding te doen en wat het doel daarvan is.

  • .

    Vraag uitdrukkelijk om een reactie.

  • .

    In geval van bezwaren van de betrokkene(n), overleg op welke wijze je tegemoet kunt komen aan deze bezwaren.

  • .

    Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om de betrokkene(n) te beschermen tegen het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling. Betrek in je afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om betrokkene(n) door het doen van een melding daartegen te beschermen.

  • .

    Doe een melding indien naar jouw oordeel de bescherming van de betrokkene(n) de doorslag moet geven.

  • .

    Breng uw leidinggevende op de hoogte van de gedane melding.

 

Van een gesprek kun je afzien:

  • .

    Als de veiligheid van de betrokkene(n), die van uzelf of die van een ander in het geding is.

  • .

    Als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de betrokkene(n) daardoor het contact met jou zal verbreken.

  • .

    Er sprake is van een zodanig urgente situatie dat het direct melden geen uitstel duldt.

 

Na een melding is Veilig Thuis Utrecht verantwoordelijk. Zij beoordelen de melding volgens een vast triage-instrument. De uitkomst daarvan kan zijn dat:

  • .

    De melding wordt overgedragen aan Stichting Geynwijs.

  • .

    De melding wordt overgedragen aan het SAVE-team Nieuwegein, die hierop dan onderzoek zal doen.

  • .

    De melding door Veilig Thuis zelf wordt opgepakt, middels (in eerste instantie) een onderzoek.

Een onderzoek door het SAVE-team of Veilig Thuis duurt in principe 10 weken.

Veilig Thuis verstrekt in principe inlichtingen over de herkomst van de melding aan de betrokkene(n), tenzij anonimiteit gewenst is in het belang van de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen. Iedereen heeft de plicht om informatie over het slachtoffer te verstrekken aan Veilig Thuis als daarnaar gevraagd wordt door Veilig Thuis Utrecht. Hiervoor is volgens de wet geen toestemming nodig. Veilig Thuis Utrecht koppelt het vervolg van de melding terug naar de melder.