Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Algemene beleidsregel subsidieverstrekking Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene beleidsregel subsidieverstrekking Goeree-Overflakkee
CiteertitelAlgemene beleidsregel subsidieverstrekking Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-08-201301-01-201318-04-2018Onbekend

08-01-2013

Groot Goeree-Overflakkee

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene beleidsregel subsidieverstrekking Goeree-Overflakkee

 

 

HOOFDSTUK 1 WERKINGSSFEER VAN DEZE BELEIDSREGEL

Artikel 1.1 Toepassing van de Algemene subsidieverordening en overige beleidsregels

Naast deze beleidsregel ten aanzien van de subsidieverstrekking zijn eveneens van toepassing de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee, de Beleidsregel register van erkende organisaties en de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,-.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op alle subsidiesoorten, genoemd in artikel 2.6, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee.

HOOFDSTUK 2 ALGEMEEN

Artikel 2.1 Prestatiesubsidie

  • 1.

    Deze vorm van subsidie wordt gebruikt voor de grotere instellingen waarmee prestatieafspraken gemaakt worden. In de praktijk zijn dit de instellingen die jaarlijks een substantieel subsidiebedrag ontvangen en die aangemerkt kunnen worden als zijnde professionele instellingen.

     

  • 2.

    Inzet is om voor een periode van een boekjaar afspraken te maken over de te leveren producten en prestaties en de hoogte van de subsidie te bepalen aan de hand van een kostprijs per eenheid te leveren product/prestatie. Daarbij worden ook afspraken gemaakt over de wijze van kostprijsberekening. Uitgangspunt is echter dat niet kostensoorten (huisvesting, personeel e.d.) worden gesubsidieerd, maar de prestatie (outcome met meetbare resultaten gekoppeld aan het beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee).

     

  • 3.

    Met alle instellingen die een prestatiesubsidie ontvangen worden de afspraken neergelegd in een door beide partijen te ondertekenen uitvoeringsovereenkomst. Hierin worden in ieder geval afspraken omtrent de te leveren prestaties (inclusief meetbare resultaten), producten, kostprijsberekening en de hoogte van de subsidie.

     

  • 4.

    Op basis van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee moet de instelling voor 1 april voorafgaand aan het subsidiejaar een aanvraag tot subsidieverlening indienen. Als aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan, wordt na de vaststelling van de begroting door de gemeenteraad de subsidie verleend. De subsidie moet te allen tijde passen binnen het vastgestelde subsidieplafond.

     

  • 5.

    Op basis van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee dient de instelling zich uiterlijk op 1 juni van het boekjaar volgend op het subsidiejaar te verantwoorden over de bestede subsidie. Hierbij wordt met name gekeken naar de bestede subsidie in relatie tot de geleverde prestaties. De verantwoording vindt plaats door middel van een deugdelijk inhoudelijk en financieel verslag over de uitgevoerde activiteiten, conform de specifieke afspraken in de uitvoeringsovereenkomst. Bedraagt de subsidie meer dan € 75.000,-, dan wordt aan het financieel verslag een accountantsverklaring toegevoegd. Aan de hand van de daadwerkelijk geleverde prestaties/producten wordt de subsidie vastgesteld. De vaststelling vindt plaats binnen twaalf weken na indiening van een complete verantwoording.

Artikel 2.3 Waarderingssubsidies

  • 1.

    Uitgangspunt van het verstrekken van waarderingssubsidies is het stimuleren van activiteiten door vrijwilligers. De subsidie is dus niet bedoeld om kostendekkend te zijn, maar is een financiële uiting van de waardering van burgemeester en wethouders voor de activiteiten die door de vrijwilligers worden georganiseerd.

  • 2.

    Bij waarderingssubsidies gaat het om een genormeerde bijdrage in de kosten van activiteiten. De hoogte van de subsidie is gebaseerd op vooraf vastgelegde normen, zoals een vast bedrag per vereniging/stichting of per lid.

  • 3.

    In de praktijk gaat het om relatief geringe subsidiebedragen, die voor de betreffende instelling van grote betekenis zijn. Ervaring leert dat dit soort subsidies jaarlijks vrijwel constant blijven.

  • 4.

    Aanvragers van een waarderingssubsidie dienen een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen voor 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar. Nieuwe aanvragen of aanvragen die inhoudelijk of financieel meer dan 2% afwijken ten opzichte van het vorige aangevraagde subsidiebedrag of aanvragen waarbij er sprake is van een toe- of afname van het ledenaantal met meer dan 10%, dienen voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend te worden. Als de aanvraag aan alle in de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee genoemde voorwaarden voldoet, dan wordt deze subsidie verleend en vastgesteld nadat de gemeenteraad de begroting heeft vastgesteld, tenzij het subsidiebedrag hoger is dan € 12.500,-. De subsidie moet wel passen binnen het vastgestelde subsidieplafond.

  • 5.

    Organisaties welke een waarderingssubsidie tot € 12.500,- ontvangen kunnen in het kader van de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,- verplicht worden tot het indienen van een verantwoording. Zij worden hiervan tijdig op de hoogte gebracht. Het bijhouden van een deugdelijke inhoudelijke en financiële administratie blijft daarom van belang.

  • 6.

    Organisaties welke een waarderingssubsidie tot € 12.500,- ontvangen en die niet onder de steekproef vallen zoals bedoeld in het vorige lid, hoeven zich niet te verantwoorden; de subsidie wordt direct verleend en vastgesteld. Hierdoor vindt er géén afrekening achteraf meer plaats. Dit voorkomt extra administratieve lasten bij de organisatie en de gemeente.

Artikel 2.4 Incidentele subsidie

  • 1.

    Deze vorm van een eenmalige subsidie is ontwikkeld voor een kleinschalige projectmatig georganiseerde vernieuwende activiteit met een geringe financiële omvang binnen de gemeente Goeree-Overflakkee.

  • 2.

    De projectmatig georganiseerde activiteiten dienen een vernieuwend karakter te hebben: een dergelijke activiteit mag niet eerder in het verleden op eenzelfde wijze hebben plaatsgevonden, maar moet vernieuwende elementen bevatten. Het is niet mogelijk om dezelfde activiteit een tweede keer te subsidiëren.

  • 3.

    Zowel rechtspersonen als natuurlijke personen kunnen een incidentele subsidie aanvragen.

  • 4.

    De projectmatige activiteit wordt georganiseerd in het directe belang van (een deel van) de inwoners van Goeree-Overflakkee.

  • 5.

    Incidentele subsidies dienen ten minste acht weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Kosten voor (deel)activiteiten die al gestart zijn zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.5 Projectsubsidie

  • 1.

    Deze vorm van een eenmalige subsidie is ontwikkeld voor een grootschalige projectmatig georganiseerde vernieuwende activiteiten binnen de gemeente Goeree-Overflakkee met een behoorlijke financiële omvang. Het is niet mogelijk om dezelfde activiteit een tweede keer te subsidiëren.

     

  • 2.

    De projectmatig georganiseerde activiteiten dienen een vernieuwend en regionaal karakter te hebben en maatschappelijke effecten te realiseren: een dergelijke activiteit mag niet eerder in het verleden op eenzelfde wijze hebben plaatsgevonden, maar moet vernieuwende elementen bevatten. Daarnaast dient de activiteit maatschappelijke effecten te realiseren die aansluiten op de beleidsdoelen van de gemeente Goeree-Overflakkee. De te realiseren prestaties in de vorm van maatschappelijke effecten zijn van belang bij een projectsubsidie.

     

  • 3.

    De organisatie welke de activiteit organiseert dient zelf minimaal de helft van de totale kosten middels eigen middelen te bekostigen. De subsidie is daarom nooit hoger dan de helft van de totale kosten van het project.

     

  • 4.

    Projectsubsidies kunnen het gehele jaar door worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders, mits zesentwintig weken voor aanvang van de activiteiten. Kosten voor (deel)activiteiten die al gestart zijn zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders komen niet voor subsidie in aanmerking.

     

  • 5.

    Met de aanvrager(s) wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten. In de uitvoeringsovereenkomst worden onder andere afspraken gemaakt over de te behalen maatschappelijke effecten, te leveren activiteiten, doelgroep(en) en hoogte van de subsidie.

     

  • 6.

    Organisaties welke een projectsubsidie tot € 12.500,- ontvangen kunnen in het kader van de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,- verplicht worden tot het indienen van een verantwoording. Organisaties welke een projectsubsidie ontvangen welke hoger is dan € 12.500,- dienen zich altijd te verantwoorden over de bestede subsidie. Dit gebeurt middels het verantwoordingsformulier.

     

7.Organisaties welke een projectsubsidie tot € 12.500,- ontvangen en die niet onder de steekproef vallen zoals bedoeld in het vorige lid, worden verleend en vastgesteld. Hierdoor vindt er géén afrekening achteraf meer plaats. Dit voorkomt extra administratieve lasten bij de organisatie en de gemeente.

 

 

Artikel 2.6 Vastgoedsubsidies

  • 1.

    Onder investering wordt in het kader van deze beleidsregels verstaan de aankoop, stichting, of verbouwing van onroerend goed, niet zijnde onroerend goed in eigendom van of in beheer bij de gemeente Goeree-Overflakkee.

  • 2.

    Een aanvraag moet tenminste aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a.

      het investeringsprogramma beschrijft de investering en de noodzaak daarvan in relatie tot de plannen c.q. verwachtingen op langere termijn van de instelling;

    • b.

      het investeringsprogramma geeft de gevolgen aan voor de rente- en exploitatielasten en de consequenties voor de kostprijs van subsidiabele activiteiten;

    • c.

      het investeringsprogramma geeft de concrete planning van de te verrichten werkzaamheden (inclusief vermoedelijke datum van (op)levering);

    • d.

      het investeringsprogramma geeft een begroting van de totale kosten van de voorziening;

    • e.

      de begroting wordt voorzien van een offerte voor de uitvoering van de voorziening;

    • f.

      er moet bij tenminste drie bedrijven een offerte voor de totale investering zijn opgevraagd (indien van toepassing: inclusief de onderdelen, die in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd). Deze offertes worden bij de aanvraag gevoegd;

  • g.

    de begroting geeft aan op welke wijze in de financiering wordt voorzien, waarbij de instelling de helft van de totale investeringen uit eigen middelen dan wel via een lening financiert;

  • h.

    bij een aanvraag voor vastgoedsubsidie voor een gebouw omvat de begroting de totale stichtingskosten, uitgesplitst in:

1°. grondkosten; 2°. bouwkosten; 3°. advieskosten;

4°. inrichtingskosten;

5°. kosten technische installaties; 6°. overige bijkomende kosten; 7°. onvoorzien;

 

3. Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat een aanvraag die voldoet aan bovenstaande voorwaarden niet vanzelfsprekend leidt tot honorering. Het subsidieplafond is nihil, zodat altijd afzonderlijke besluitvorming over het verhogen van het subsidieplafond noodzakelijk is. Dit betekent dat een integrale afweging moet plaatsvinden binnen het geheel van de gemeentelijke begroting.

Artikel 2.7 Jubileumsubsidie

  • 1.

    Voor de jubileumsubsidie komen alleen verenigingen en stichtingen binnen de gemeente Goeree-Overflakkee in aanmerking die geen structurele subsidierelatie hebben met de gemeente Goeree-Overflakkee.

  • 2.

    Verenigingen of stichtingen die aan de gestelde voorwaarde in het vorige lid voldoen, kunnen middels een aanvraagformulier de subsidie aanvragen. De subsidie dient tenminste acht weken voor aanvang van de jubileumdatum te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE VOORWAARDEN

Artikel 3.1 Algemene voorwaarden subsidieverlening

  • 1.

    De hoogte van de subsidieaanvraag prevaleert boven de eventuele hoogte van het subsidiebedrag welke op basis van normering zou plaatsvinden.

     

  • 2.

    Aan de subsidieverlening kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze zijn te onderscheiden in algemene voorwaarden, die in principe voor alle te subsidiëren organisaties gelden en in specifieke, voor individuele organisaties geldende voorwaarden. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een instelling of vereniging aan de volgende algemene voorwaarden voldoen:

    • a.

      de instelling of vereniging moet tenminste twee jaar een zelfstandige instelling of vereniging zijn;

    • b.

      op het moment van de subsidieaanvraag minimaal drie bestuursleden hebben;

    • c.

      organisaties die een structurele subsidierelatie met de gemeente Goeree-Overflakkee wensen aan te gaan dienen ingeschreven te staan in het Register van erkende organisaties.

       

  • 3.

    Het aantal algemene voorwaarden is bewust beperkt gehouden. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor hun functioneren en te nemen maatregelen die aan een goed functioneren moeten bijdragen. Zaken zoals de regeling van hun rechtsvorm; de wijze waarop zij zich door bijvoorbeeld koepelorganisaties laten ondersteunen; het afdekken van risico’s; de deskundigheidsbevordering van de bij hen werkzame personen en de zorg dat scholing en activiteiten onder gekwalificeerde leiding worden verzorgd en verricht, rekenen wij tot de verantwoordelijkheid van de organisaties. De wijze waarop zij aan hun verantwoordelijkheid invulling geven maakt onderdeel uit van de beoordeling van aanvragen voor subsidieverlening en - vaststelling.

     

  • 4.

    Indien specifieke voorwaarden worden opgelegd, worden die opgenomen in de beleidsregels per beleidsterrein.

     

  • 5.

    Indien specifieke eisen worden opgelegd aan de subsidieaanvrager, worden deze opgenomen in de verleningsbeschikking of uitvoeringsovereenkomst.

 

Artikel 3.2 Specifieke elementen

  • 1.

    De hoogte van zowel waarderings- en prestatiesubsidies wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de uitgangspunten voor de gemeentebegroting. Jaarlijks worden die neergelegd in een kadernota, welke het vertrekpunt vormt bij de opstelling van de gemeentebegroting voor het komende jaar en het meerjarenperspectief voor de daaropvolgende drie jaren. Een onderdeel van de kadernota betreft de aan te houden loon- en prijsstijgingen voor de komende jaren. Deze worden onder andere bepaald aan de hand van de zogeheten meicirculaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze meicirculaire dient voor de berekening van de hoogte van de algemene uitkering die gemeenten ontvangen uit het gemeentefonds. In de meicirculaire staat onder meer vermeld wat de te verwachten prijsstijging is van de overheidsconsumptie alsmede de te verwachten ontwikkeling van de loonkosten in de overheidssector.

  • 2.

    Voor instellingen, die personeel in dienst hebben, vindt indexering plaats voor de algehele loonontwikkeling. De hoogte van de indexering wordt gebaseerd op de loonontwikkeling in de betreffende sector. Per instelling worden meerjarige afspraken gemaakt over het procentuele aandeel van de personele component in de begroting. Dit aandeel wordt vervolgens jaarlijks geïndexeerd voor de loonontwikkeling.

Artikel 3.3 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee staat vermogensvorming in de vorm van reserves toe. Daarbij is er een spanningsveld. Enerzijds moeten gesubsidieerde instellingen voldoende vrijheid van handelen krijgen om slagvaardig en bedrijfsmatig werken te stimuleren. Dit betekent een zekere armslag om perioden met ‘slecht weer’ te kunnen overbruggen. In dat kader is het van belang om een eventueel positief resultaat – er vanuit gaand dat de afgesproken prestaties zijn geleverd – niet direct en volledig af te romen. Bovendien zou een dergelijke afroming eerder stimuleren om nog snel voor het eind van een subsidiejaar extra uitgaven te doen die mogelijk niet echt noodzakelijk zijn. Anderzijds moet ook worden voorkomen dat ten koste van gemeenschapsgeld overmatig aan reservevorming bij instellingen wordt gedaan. Resumerend betekent dit dat reservevorming mogelijk is, maar dat het aantal en de omvang van de reserves beperkt wordt. Hieronder – en bij de beleidsregels per beleidsterrein – worden daarom aanvullende voorwaarden gesteld aan reserves. Daartoe worden eerst de begrippen reserves en voorzieningen nader toegelicht.

  • 1.

    1 Reserves

Reserves maken deel uit van het eigen vermogen van de instelling. De instelling kan zelf vrij beschikken over de betreffende middelen. Reserves worden gevormd uit de exploitatieoverschotten en zijn hierdoor een winstbestemming.

o Algemene reserves zijn reserves met een algemeen karakter en daarom vrij aanwendbaar. Zij zijn onder andere bedoeld om eventuele bedrijfsrisico’s op te vangen, waarmee een gebudgetteerde instelling wordt geconfronteerd.

o Bestemmingsreserves zijn specifieke reserves waaraan tevoren een bestemming is gegeven. Voorbeelden voor bestemmingsreserves zijn:

    • a.

      inventaris (onderhoud en vervanging);

    • b.

      onderhoud eigen gebouwen;

    • c.

      egalisatiereserve (om verschillen in jaarlijkse inkomsten en uitgaven te spreiden).

  • 1.2

    Voorzieningen

Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen van de instelling. Voorzieningen zijn gericht op het kunnen voldoen van vooraf duidelijk kwantificeerbare verplichtingen. Voorzieningen kunnen louter en alleen worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn ingesteld. Voorzieningen worden gevormd uit de exploitatie in het jaar waarop de verplichting is ontstaan en dient tot het gelijkmatig verdelen van de lasten over een beperkt aantal jaren. Het vormen van voorzieningen is een normaal aspect van de bedrijfsvoering en dient daarom onderdeel uit te maken van de begroting en rekening van de instelling. Er is dus sprake van normale kosten. Daarom kunnenvoorzieningen nooit voortvloeien uit het feit, dat de gemeente subsidie verstrekt. Voorzieningen kunnen gevormd worden voor:

    • a.

      personele verplichtingen (ziektevervanging, wachtgeldverplichtingen, pensioenverplichtingen, reorganisatiekosten e.d.);

    • b.

      belastingverplichtingen;

    • c.

      lopende bezwaar- en beroepschriften;

    • d.

      te verwachten schadeclaims van derden.

  • 2.

    De hoogte van de reserves en voorzieningen moet in redelijke relatie staan tot het totaal aan lasten van de instelling en de voorzieningen moeten een duidelijke relatie hebben met de verwachte risico’s. Anders gezegd: een instelling komt niet voor een subsidie in aanmerking als de instelling zich in een zodanige financiële positie bevindt dat de subsidie feitelijk overbodig is.

  • 3.

    De volgende regels gelden voor reserveopbouw bij de subsidievormen:

Subsidievorm

Regel reserveopbouw

Prestatiesubsidie

Op basis van afspraken uitvoeringsovereenkomst

Waarderingssubsidie

Eigen vermogen bedraagt niet meer dan vier

 

maal het aangevraagde subsidiebedrag

Incidentele subsidie

Geen regels over reserveopbouw

Projectsubsidie

Geen regels over reserveopbouw

Vastgoedsubsidie

Geen regels over reserveopbouw

Jubileumsubsidie

Geen regels over reserveopbouw

  • 4.

    Erkende organisaties dienen toestemming van burgemeester en wethouders te vragen om reserves of voorzieningen op te bouwen. In dit geval worden de door burgemeester en wethouders goedgekeurde reserves en voorzieningen niet meegenomen in de berekening van de eigen middelen in het kader van de subsidieverlening en subsidievaststelling.

  • 5.

    Valt het eigen vermogen hoger uit dan in de regel afspraak is, dan wordt het meerdere in mindering gebracht op de subsidie. In het uiterste geval zou het vermogen zo groot kunnen zijn, dat van subsidieverlening wordt afgezien of de volledige subsidie wordt teruggevorderd.

  • 6.

    Afwijking van de algemene regel is toegestaan, mits voldoende onderbouwd.

  • 7.

    Bij de instellingen met een prestatiesubsidie moet bij de subsidieaanvraag een vermogensplan worden gevoegd. In dat plan staat opgenomen:

    • a.

      welke reserves met welke oogmerken gevormd zijn of gaan worden;

    • b.

      de gewenste maximale omvang per reserve;

    • c.

      per reserve; de verwachte storting in of onttrekking uit de reserve.

Op basis van dit plan beoordelen burgemeester en wethouders de eigen vermogenspositie van de instelling.

  • 8.

    Bij de berekening van subsidies voor het nieuwe subsidiejaar, wordt, indien er op het gebied van gewenste prestaties en activiteiten niets wijzigt, uitgegaan van het subsidiebedrag exclusief kortingen wegens te hoge reserves of voorzieningen.

  • 9.

    Een gesubsidieerde instelling mag, behoudens toestemming van burgemeester en wethouders, geen vermogen onderbrengen in steunstichtingen, waaraan zij gelieerd is. Voorbeelden van dergelijke steunstichtingen zijn supportersverenigingen en stichtingen als

“Vrienden van..”. Vermogen, dat desondanks bij een steunstichting is ondergebracht, wordt geacht te behoren tot vermogen van de instelling en wordt bij de subsidieberekening betrokken op basis van bovenstaande regel reserveopbouw.

Artikel 3.4 Personeelsbeleid

1.Instellingen zijn zelf volledig verantwoordelijk voor het te voeren personeelsbeleid. De instelling is zelf verantwoordelijk voor het werven, selecteren, aanstellen en ontslaan van personeel, inclusief alle bijkomende verplichtingen. Bij bijkomende verplichtingen moet onder andere worden gedacht aan wachtgeldverplichtingen of deskundigheidsbevordering.

  • 2.

    In de budgetonderhandelingen met de instellingen met personeel in dienst worden in het kader van de kostprijsberekening afspraken gemaakt over het procentuele aandeel van de personele component in de kostprijs. Dit aandeel wordt de norm voor de komende twee jaar. Het aandeel voor de personele component wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 3.

    Vervolgens is de instelling vrij om extra personeel aan te trekken dan wel vacatures open te houden, personeel te ontslaan, enz. Dit heeft geen effect op de subsidie en kan evenmin leiden tot extra claims bij de gemeente. Feitelijk wordt een budget ter beschikking gesteld zonder dat wordt voorgeschreven hoeveel personeel in dienst is. Dit alles geldt steeds onder de voorwaarde dat de afgesproken productie wordt geleverd. Immers, niet het aantal personeelsleden is relevant, maar de relatie subsidie en te leveren prestatie.

  • 4.

    Een keer in de twee jaar wordt opnieuw onderhandeld en kan zo nodig het procentuele aandeel voor de personele component worden aangepast.

Artikel 3.5 Deskundigheidsbevordering

  • 1.

    Afspraken over subsidiering van kosten voor deskundigheidsbevordering bij organisaties met personeel in dienst worden in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegd.

  • 2.

    Aanvragen voor subsidiering van deskundigheidsbevordering bij verenigingen of stichtingen worden als een aanvraag voor een incidentele subsidie afgehandeld.

Artikel 3.6 Subsidieplafond

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee biedt de verplichting tot het stellen van subsidieplafonds door burgemeester en wethouders. Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaalde periode – subsidiejaar – ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Plafonds kunnen ook voor (delen van) beleidsterreinen worden ingesteld. De Algemene wet bestuursrecht verplicht tot weigering van subsidie als een plafond wordt overschreden.

  • 2.

    De gemeente Goeree-Overflakkee kiest voor brede subsidieplafonds om voldoende slagvaardig te kunnen handelen. De bedragen zullen jaarlijks na vaststelling van de begroting voor het komende begrotingsjaar worden gepubliceerd.

Artikel 3.7 Verdeelregels

Als door het vaststellen van een subsidieplafond maar een beperkt bedrag beschikbaar is voor verstrekking van een bepaalde subsidie, zullen niet alle aanvragen – hoewel in beginsel voor toewijzing in aanmerking komend – kunnen worden gehonoreerd. De vraag is dan welke aanvraag voorrang heeft. Grofweg worden er drie verdeelsystemen onderscheiden:

a.Het ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’-systeem

Er wordt op aanvragen beslist in volgorde van binnenkomst. De aanvragen die voldoen aan de criteria worden toegewezen, net zo lang tot de subsidiepot op is. Ter voorkoming van ‘pro forma’-aanvragen geldt als binnenkomstdatum het moment, waarop de aanvraag compleet is.

b.Het ‘tender’-systeem

De aanvragen moeten voor een bepaalde datum worden ingediend en vervolgens vindt rangschikking plaats op basis van kwalitatieve criteria. Wanneer een lagere rangschikking leidt tot weigering, dan moet de gemeente uiteraard motiveren waarom de aanvraag een lage rangschikking krijgt.

c.Het ‘naar rato’-systeem

De aanvragen moeten voor een bepaalde datum worden ingediend. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie van alle in aanmerking komende organisaties naar rato van de normbedragen gekort. Dit gebeurt door middel van een breukregeling met in de teller het plafondbedrag en in de noemer het aan de hand van normbedragen berekende totale subsidiebedrag.

HOOFDSTUK 4 BEZUINIGINGEN

Artikel 4.1 Bezuinigingen

Subsidies kunnen worden verlaagd. Indien een verlaging voortvloeit uit een situatie waarbij de gemeente zich bijvoorbeeld onder invloed van gewijzigd rijksbeleid gedwongen ziet om bezuinigingen door te voeren, is deze verlaging van structurele aard, tenzij de gemeenteraad ter zake anders besluit.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na die van zijn bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Algemene beleidsregel subsidieverstrekking Goeree-Overflakkee.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee op 3 januari 2013.

 

De secretaris,

Drs. B. Marinussen.

 

De wnd. burgemeester,

C.A. Kleijwegt.