Organisatie | Weesp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening gemeente Weesp 2012.2 |
Citeertitel | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Weesp 2012.2 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | financiële bijstand |
Na publicatie treedt de verordening met terugwerkende kracht in werking.
Na het vervallen van de verordening per 1 januari 2013 blijft de verordening van toepassing op feiten die zich voor 1 januari 2013 hebben voorgedaan,
Wet werk en bijstand, art. 8 en art. 18
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2013 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 18-04-2013 WeesperNieuws, 08-05-2013 | Z.26928/D.14913 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, kan overeenkomstig deze verordening een maatregel worden opgelegd.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet, of als de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daar aanleiding toe geeft.
Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 5 Horen van belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid, van het Bbz; of
Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 8 Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van meer dan één verplichting, als bedoeld in de navolgende artikelen, en het niet nakomen van deze verplichtingen voortkomt uit verschillende oorzaken, wordt voor iedere oorzaak een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.
Hoofdstuk 2 Maatregelen in verband met de plicht tot arbeidsinschakeling, behoud van arbeid, en tegenprestatie
Artikel 9 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden die als schending van één van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 9, 9a, 10a en 44a van de wet kunnen worden aangemerkt, alsmede het niet behouden van arbeid, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Eerste categorie:a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie; b. het niet ondertekenen of het niet aan burgemeester en wethouders verstrekken van een bijlage bij het besluit tot toekenning of voortzetting van de bijstand.c. het niet tijdig verstrekken van inlichtingen die naar het oordeel van het college noodzakelijk worden geacht voor de inschakeling in arbeid of het vaststellen van het recht op bijstand.
Tweede categorie:a. het niet of in onvoldoende mate naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;b. het niet of in onvoldoende mate (mee-)werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en scholing of sociale activering of zorg, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing op opleiding.c. het niet voldoen aan de verplichting om naar vermogen opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige taken te verrichten.
Derde categorie:a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren, waaronder mede wordt verstaan het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren, dan wel evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet;b. het in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid, van de wet, waaronder begrepen sociale activering of zorg.c. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet, niet te willen nakomen, hetgeen heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de wet.
Vierde categorie:a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.c. het niet gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder mede begrepen sociale activering of zorg, dan wel het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren, dan wel evalueren van een plan van aanpak.d. het niet of in onvoldoende gebruik maken van een overeengekomen proefplaatsing, waardoor verwijtbaar een reëel uitzicht op een aansluitend dienstverband is verspeeld. e. het door een persoon van 27 jaar of ouder uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, en artikel 55 van de wet, niet te willen nakomen.
Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het tweede lid is opgelegd voor een derde keer schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie wordt een maatregel voor onbepaalde tijd opgelegd, onverminderd het bepaalde bij artikel 7, derde lid tweede zin. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld een besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11 Te laat verstrekken van gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid van het Bbz, niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, kan met toepassing van artikel 18, tweede lid, van de wet een maatregel worden opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm, onverminderd artikel 2, tweede lid.
De duur/hoogte van de maatregel kan worden verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
De duur/hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van een zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit als bedoeld in het vorige lid wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid van het Bbz, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, vijf procent van de bijstand.
De duur/hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van een zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging.
Met een besluit als bedoeld in het vorige lid wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.
. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, kan een maatregel worden opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel worden opgelegd van:
Artikel 16 De inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012 en vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op feiten die zich vóór 1 januari 2013 hebben voorgedaan. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de “Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012" zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 13 februari 2012 ingetrokken.