Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Barendrecht

Interventiestrategie Vuurwerkverkooppunten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBarendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInterventiestrategie Vuurwerkverkooppunten
CiteertitelInterventiestrategie Vuurwerkverkooppunten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageProcedure Domeinen toepassen bestuursdwang

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
  2. Algemene Plaatselijke Verordening, art. 2:58

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-09-2013nieuwe regeling

16-07-2013

Blik op Barendrecht, 05-09-2013

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Interventiestrategie Vuurwerkverkooppunten

Het college van burgemeester en wethouders stelt de volgende regeling vast.

1 Inleiding

1.1 Inleiding

De opslag en verkoop van vuurwerk (in voornamelijk woonwijken) is een bron van potentiële overlast en onveiligheid. Overlast ontstaat onder meer door het direct afsteken van vuurwerk in de omgeving van de inrichting. Dit zorgt voor een verhoogde druk op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het vuurwerkverkooppunt. Daarnaast kan sprake zijn van aantasting van het woon- en leefklimaat indien in het vuurwerkverkooppunt op onveilige wijze vuurwerk wordt opgeslagen.

 

Vuurwerkverkooppunten moeten voldoen aan de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit. In aanvulling daarop geldt in een aantal gemeenten in het Rijnmondgebied op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) een verbod om zonder vergunning van de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders vuurwerk te verkopen.

1.2 Taken DCMR Milieudienst Rijnmond

Het toezicht op de naleving van de regelgeving van het Vuurwerkbesluit ten aanzien van inrichtingen van waaruit consumentenvuurwerk wordt verkocht betreft een taak van de DCMR Milieudienst Rijnmond (verder: DCMR).

 

Vanuit het basistakenpakket benoemd in de package deal voor de Regionale uitvoeringsdiensten, is de DCMR tevens belast met toezicht op de ketenaanpak ten aanzien van vuurwerk. De DCMR heeft op 29 april 2009 hiertoe het convenant ketendossier vuurwerk ondertekend. Dit convenant versterkt de ketenaanpak t.b.v. de bestrijding en voorkoming van handelingen met verboden consumenten vuurwerk en de gevolgschade daarvan en onderkent dit als een zwaarwegend algemeen belang.

 

De DCMR wordt als regionale uitvoeringsdienst aangesproken op haar regierol in de regio m.b.t. vuurwerk. In de afgelopen drie jaar is bij de DCMR sprake geweest van een informatiegestuurde aanpak. Op grond daarvan worden jaarlijks afspraken gemaakt met de politie ten aanzien van de controles. In de afgelopen jaren zijn gegevens uitgewisseld met de belastingdienst. Tevens zijn afspraken gemaakt over ketentoezicht bij de importeurs en groothandelaren gezamenlijk met de Vliegende brigade vuurwerk van ILT. Met deze gegevens ontstaat er meer zicht op afzet van vuurwerk binnen de regio Rijnmond.

1.3 Noodzaak interventiestrategie

Bij het uitvoeren van toezicht op de vuurwerkverkooppunten wordt ieder jaar weer een groot aantal overtredingen geconstateerd, waartegen handhavend wordt opgetreden. Het bestuur heeft een divers aantal sanctiemiddelen beschikbaar. Naast de traditionele handhavingsinstrumenten, zoals de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang, kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van nieuwe instrumenten zoals de Bestuurlijke strafbeschikking en het intrekken van de gemeentelijke verkoopvergunning.

 

Er is dan ook behoefte aan een interventiestrategie die specifiek voor vuurwerk, op basis van de vernieuwde sanctiestrategie (ernst en gedrag), de interventiemogelijkheden aangeeft en richting geeft aan de uiteindelijke keuze voor het efficiëntste instrument in een bepaald geval.

1.4 Doel

Deze interventiestrategie dient het volgende doel:

 

“deze strategie biedt een kader voor de wijze waarop de DCMR sanctiemiddelen inzet ten aanzien van overtredingen bij vuurwerkverkooppunten.”

 

Hiermee is deze interventiestrategie een handleiding voor toezichthouders van de DCMR bij het inzetten van sanctiemiddelen.

 

Daar waar de DCMR niet het mandaat bezit tot inzet van genoemde sanctiemiddelen (in geval van overtreding van de APV vergunningsvoorschriften) zal op basis van deze interventiestrategie advies gegeven worden aan het bevoegd gezag.

1.5 Reikwijdte

Deze interventiestrategie heeft betrekking op de vuurwerkverkooppunten waar verkoop en/of opslag van consumentenvuurwerk plaatsvindt binnen het werkgebied van de DCMR.

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op de relevante wetgeving die van toepassing is op het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk.

 

In hoofdstuk 3 wordt de wijze waarop de DCMR toezicht uitvoert op vuurwerkverkoopppunten nader omschreven.

 

In hoofdstuk 4 wordt het handhavingsarrangement voor vuurwerkverkooppunten beschreven.

 

In hoofdstuk 5 bevat de betrokken contactpersonen per gemeente en instantie en een beschrijving van de interne werkwijze en communicatie. Dit hoofdstuk zal jaarlijks worden herzien.

 

In bijlage 1 is de procedure met betrekking tot het toepassen van bestuursdwang vermeld.

In bijlage 2 is een overzicht gemaakt van de geldende APV verkoopvergunning per gemeente.

2. Wetgeving 
2.1 Vuurwerkbesluit

Op 22 januari 2002 is het huidige Vuurwerkbesluit in werking getreden. Dit besluit bevat onder meer regels voor opslag van vuurwerk bij de vuurwerkverkooppunten.

 

Op grond van het Vuurwerkbesluit (recent gewijzigd per 1 juli 2012) kan een bedrijf dat ten hoogste 10.000 kilogram consumentenvuurwerk wil opslaan, volstaan met een melding aan het college van burgemeester en wethouders. Dat wil zeggen dat er geen milieuvergunning vereist is voor deze activiteit. Voor opslag van meer dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk is een omgevingsvergunning vereist.

 

Zowel vergunningvrije als vergunningplichtige vuurwerkbedrijven moeten voldoen aan de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit[1].

[1] Zie: artikel 2.2.1 van het Vuurwerkbesluit.

2.1 APV vuurwerkverkoopvergunning

Met de vuurwerkverkoopvergunning beogen gemeenten de vuurwerkverkooppunten te reguleren vanuit het belang van de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid en milieu en het voorkomen van overlast. Met deze vergunningplicht wordt onder meer het aantal vuurwerkverkooppunten beperkt door middel van een spreidingsbeleid. Daarnaast kan de burgermeester of het college van burgemeester en wethouders de verkoopvergunning intrekken als blijkt dat een exploitant zich niet aan de regelgeving houdt. Een aantal gemeenten heeft hiertoe beleid opgesteld (of is voornemens hieromtrent beleid op te stellen).

 

De vuurwerkverkoopvergunning geeft een persoon het recht om binnen de betreffende gemeente op een bepaalde locatie vuurwerk te verkopen.

 

De APV-verkoopvergunning is alleen geldig op de dagen waarop verkoop van vuurwerk op grond van het Vuurwerkbesluit is toegestaan. Deze dagen zijn 29, 30 en 31 december. Indien één van deze data op een zondag valt, mag niet op die betreffende dag worden verkocht. In dat geval mag op 28 december vuurwerk worden verkocht.

3. Toezicht 
3.1 Toezicht door DCMR

De exploitant van een vuurwerkverkooppunt is zelf verantwoordelijk om wet- en regelgeving na te leven. De DCMR houdt toezicht op het naleefgedrag bij de vuurwerkverkooppunten in het Rijnmond gebied.

3.1.1 Toezicht is risico gestuurd

Middelen zijn schaars. Zo ook op het gebied van toezicht en handhaving. Het is dan ook zaak om de beschikbare middelen in te zetten op een wijze waardoor het naleefgedrag zo veel mogelijk vergoot wordt. Toezicht vindt dan ook zo veel mogelijk plaats omdat er daadwerkelijk reden is om toezicht uit te voeren, bijvoorbeeld omdat er aanwijzingen zijn dat wet- en regelgeving worden overtreden.

 

Daarom is toezicht in de vuurwerkbranche gericht op in kaart gebrachte risico’s. De aandacht van toezicht wordt vooral gelegd op die bedrijven en aspecten waar nalevingstekorten te verwachten zijn. Door deze benadering wordt de pakkans vergroot voor bedrijven die het met wet-en regelgeving niet zo nauw nemen en worden bedrijven ontzien die netjes werken. Dit komt de effectiviteit van toezicht ten goede.

3.1.2 Informatie en analyse

De risico’s, knelpunten en actualiteiten in de vuurwerkbranche zullen mede in kaart gebracht worden aan de hand van analyse van objectieve informatiestromen.

 

Er wordt niet alleen gebruik gemaakt van informatie uit de eigen systemen, maar ook van informatie uit externe bronnen, zoals de Kamer van Koophandel, MIRR en informatie afkomstig van handhavingspartners in de keten zoals ILT, Vliegende Brigade, gemeentelijke diensten en bulkdata uit onder meer inspectieview milieu. 

 

De analyse van deze informatiebronnen moet bewerkstelligen dat toezichtcapaciteit op basis van voorkennis gericht wordt ingezet. De kans dat bij toezicht overtredingen aan het licht komen en het toezicht zich richt op de juiste zaken wordt daarmee vergroot.

3.1.3 Projectplan

Jaarlijks wordt een projectplan opgesteld, waarin is aangegeven waarop de vuurwerkcontroles betrekking zullen hebben en op welke wijze er invulling is gegeven aan het risico gerichte toezicht.

3.2 Wijze van toezicht

Ten aanzien van de wijze van toezicht worden de navolgende controles uitgevoerd bij vuurwerkverkooppunten:

  • 1.

    Voorcontroles.

  • 2.

    Controles tijdens de verkoopdagen.

  

Voorcontroles

De voorcontroles vinden voorafgaand aan de verkoopperiode plaats. De controles worden uitgevoerd door de projectmedewerker die verantwoordelijk is voor zijn of haar werkgebied. De nadruk van de controles ligt op de bouwkundige aspecten en de brandbeveiligingsinstallatie binnen de vuurwerkbedrijven.

 

Controles tijdens de verkoopdagen

De controles tijdens de verkoopdagen richten zich voornamelijk op de gedragsvoorschriften. De controles worden in teams van twee toezichthouders uitgevoerd. Ieder verkooppunt zal minimaal eenmaal worden bezocht tijdens de verkoopdagen. Verkooppunten die blijk hebben gegeven van slecht naleefgedrag zullen intensiever worden gecontroleerd. Tijdens de verkoopdagen wordt er ook ‘omgevingstoezicht’ uitgevoerd. Hierbij zal onder andere de aandacht worden gevestigd op de illegale opslag van vuurwerk in bestelbusjes.

 

De controlebezoeken bij vuurwerkverkooppunten worden niet vooraf aangekondigd.

 

4 Handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten
4.1 Inleiding

 

4.1.1 Algemeen

Wanneer uit toezicht blijkt dat bij vuurwerkverkooppunten de geldende wet – en regelgeving overtreden wordt, zal de DCMR handhavend optreden[1]. Op welke wijze de DCMR handhavend optreedt en daarbij sanctiemiddelen inzet, wordt beschreven in dit handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten.[2] 

[1] Aan het toepassen van de sanctiestrategie wordt slechts toegekomen indien er sprake is van

een overtreding. Voordat de sanctiestrategie doorlopen wordt, zal dan ook altijd eerst nagegaan moeten worden of er voor een bepaalde overtreding een rechtvaardigingsgrond uit artikel 5:5 van de Algemene

wet bestuursrecht van toepassing is of dat er mogelijk een andere reden is om niet tot handhaving over te gaan.

[2] Gemeenten zullen geadviseerd worden dit hoofdstuk om te zetten in beleid ten aanzien van de vuurwerkverkoopvergunning. 

4.1.2 Positie handhavingsarrangement

Het handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten moet passen binnen de bestaande kaders voor handhaving binnen de DCMR. Dit kader wordt gevormd door de sanctiestrategie.

 

In de sanctiestrategie is neergelegd welke reactie volgt op overtredingen van het omgevingsrecht die tijdens het toezicht zijn geconstateerd. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder wordt bepaald of er een bezoekbevestiging, aanschrijving, bestuursrechtelijke sanctie, strafrechtelijke sanctie of een combinatie daarvan wordt ingezet. Welke specifieke bestuurs- en strafrechtelijke sanctiemiddelen er worden ingezet, wordt open gelaten.

4.1.3 Nadere invulling sanctiestrategie

De DCMR wil voor vuurwerkverkooppunten een nadere invulling geven aan de sanctiestrategie. De DCMR is van oordeel dat de problematiek in deze branche vraagt om een specifieke, meer eenduidige aanpak die verduidelijkt moet worden middels een handhavingsarrangement. Bovendien wil de DCMR specifieker aangegeven welke sanctiemiddelen in welke situaties worden ingezet.

4.2 Beschikbare instrumenten

Ten aanzien van vuurwerkverkooppunten zijn er meerdere bestuurs- en strafrechtelijke sanctiemiddelen beschikbaar. Hieronder zullen de beschikbare bestuurs- en strafrechtelijke sanctiemiddelen eerst worden geïnventariseerd. Daarna zal aan de hand van de nader ingevulde sanctiestrategie volgen welke sanctiemiddelen in welke situaties worden ingezet.

4.2.1 Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

De DCMR beschikt in mandaat of adviseert het bevoegd gezag over de volgende bestuursrechtelijke instrumenten:

 

1. Last onder dwangsom

De last onder dwangsom is een herstelsanctie, gericht op het ongedaan maken van de overtreding en herstel van de rechtmatige situatie. Het besluit omvat een last, gericht aan de overtreder, waarin hem wordt opgedragen de overtreding binnen een bepaalde termijn ongedaan te maken. De overtreder wordt gestimuleerd de lastgeving op te volgen door de dreiging van geldbedragen die hij moet betalen bij uitblijven van de door hem te treffen maatregelen.

 

2. Last onder bestuursdwang

De last onder bestuursdwang is eveneens een herstelsanctie, die wordt opgelegd door een besluit dat een lastgeving omvat tot het ongedaan maken van de overtreding. Indien de lastgeving niet tijdig wordt uitgevoerd door de overtreder, maakt het bestuursorgaan zelf een einde aan de overtreding door feitelijk handelen. De kosten van dit handelen worden op de overtreder verhaald.

 

3. Spoedeisende bestuursdwang

In spoedeisende gevallen kan besloten worden dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Een besluit wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog opgesteld en bekendgemaakt.

 

Spoedeisende bestuursdwang[1] kan volgen bij:

  • -

    Vuurwerk (legaal/illegaal) dat buiten daarvoor bestemde ruimte ligt opgeslagen. Dit is het geval bij werkelijke opslag, dus meer dan een enkele doos, in niet voor de opslag ingerichte en legale ruimten, waaronder terreinen, voertuigen, bedrijfsruimten en garageboxen.

  • -

    Opslag van (legaal/illegaal) vuurwerk in daartoe ingerichte legale ruimten als er sprake is van: - meer dan 15% overschrijding van de legale hoeveelheid voor die ruimte, dan wel - meer dan 250 kg overschrijding van de legale hoeveelheid voor die ruimte, dan wel - meer dan 500 kg overschrijding van de totale legale hoeveelheid voor de gehele inrichting.

 4. Sluiten van de inrichting

In een aantal gemeenten is een sluitingsbevoegdheid voor de burgermeester opgenomen ten aanzien van overlastgevende en voor het publiek openstaande gebouwen. Veelal is opgenomen dat de burgemeester tot sluiting kan overgaan indien vanuit het gebouw activiteiten plaatsvinden die een gevaar opleveren voor de openbare orde, of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving of indien vanuit het gebouw strafbare feiten worden gepleegd.

 

5. Intrekken verkoopvergunning

In een aantal gemeenten is een vergunningplicht opgenomen voor vuurwerkverkooppunten in de Algemene plaatselijke verordening. Zonder deze vergunning is de verkoop van vuurwerk in deze gemeenten niet toegestaan. Deze vergunning kan worden ingetrokken, bijvoorbeeld omdat de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden niet worden nageleefd of omdat er een negatief advies wordt afgegeven in het kader van de Wet Bibob.[2]

[1] In bijlage 1 is de procedure voor de afvoer van consumentenvuurwerk ihkv spoedeisende bestuursdwang vermeld.

[2] Vanaf 1 januari 2013 vallen alle gemeentelijke vergunningen onder het bereik van de Wet Bibob.

 

4.2.2 Strafrechtelijke sanctiemiddelen

De DCMR beschikt, of kan beschikken, over de volgende strafrechtelijke sanctiemiddelen:

 

1. Bestuurlijke strafbeschikking milieu

De directeur van de DCMR kan sinds 1 mei 2012 een bestuurlijke strafbeschikking (hierna: Bsb-m) opleggen. De Bsb-m biedt de mogelijkheid om ten aanzien van bepaalde overtredingen een lik-op-stuk beleid te voeren, door het direct opleggen van een boete aan diegene die de wet overtreedt. In de feitenlijst Bsb-m zijn diverse overtredingen van het Vuurwerkbesluit opgenomen.[1]

 

2. Opmaken proces-verbaal

Voor overtredingen bij vuurwerkverkooppunten kan een uitgebreid proces-verbaal (PV) worden opgemaakt. Het proces-verbaal wordt ingediend bij het functioneel parket Rotterdam (Fp), dat zorgt voor de strafrechtelijke afhandeling van de zaak.

 

3. Strafrechtelijke inbeslagname OM

Ten behoeve van strafvordering kan het OM goederen in beslag nemen. Inbeslagname volgt altijd bij de opslag van illegaal vuurwerk. [2] Inbeslagname met proces-verbaal volgt altijd bij de opslag van illegaal vuurwerk.

[1] Omdat de huidige feitenlijst nog niet aangepast is tav de wijzigingen van het Vuurwerkbesluit, zal in 2012 nog geen gebruik worden gemaakt van de Bsb-m.

[2] Op dit moment ligt bij het landelijk parket een voorstel ter behandeling waarin het OM wordt verzocht om bij een x percentage teveel aan opslag van consumentenvuurwerk over te gaan tot inbeslagname en vernietiging. Dit in het kader van het afpakken van de gemaakte winst.

 

4.3 Sanctiestrategie

 

4.3.1 Sanctiematrix

De sanctiestrategie bestaat uit de matrix, die hieronder is afgebeeld. De reactie op de overtreding wordt bepaald aan de hand van de positionering van de overtreding in de matrix aan de hand van enerzijds de ernst van de overtreding en anderzijds het gedrag van de overtreder. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder wordt bepaald of er een bezoekbevestiging, aanschrijving, bestuursrechtelijke sanctie, strafrechtelijke sanctie of een combinatie daarvan wordt ingezet. De ernst gaat over de (mogelijke) gevolgen van een overtreding voor de (constructieve) veiligheid, de fysieke leefomgeving, milieu en gezondheid. Het gedrag van de overtreder loopt van proactief, onverschillig, via calculerend naar bewust structureel gedrag.

 

De sanctiestrategie geeft in de huidige vorm alleen aan dat er bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke instrumenten zullen worden toegepast. De keuze voor het specifiek in te zetten bestuurs- of strafrechtelijke sanctiemiddel wordt open gelaten. De reden hiervoor is gelegen in het gegeven dat de sanctiestrategie op meerdere deelterreinen van toepassing is. Het aantal beschikbare sanctiemiddelen dat per deelterrein beschikbaar is verschilt. De keuze voor het in te zetten sanctiemiddel wordt dan ook per geval gemaakt. Iedere situatie vraagt immers om dat instrument dat het meeste effect heeft om de overtreding ongedaan te maken. Soms zal dat het toepassen van bestuursdwang zijn. In een ander geval zal de situatie er echter weer om een last onder dwangsom vragen of het intrekken van een vergunning (voor zover er sprake is van een vergunningplicht).

 

4.4 Vuurwerk in sanctiematrix

 

4.4.1 Vuurwerk probleemthema

Toezicht- en handhaving bij vuurwerkverkooppunten is al jaren prioriteit bij de DCMR. Ook het OM ziet vuurwerk als een zogenaamd ‘probleemthema’, waardoor prioriteit gegeven wordt aan opsporing bij vuurwerkovertredingen. Als gevolg van de onderstaande kenmerken is er immers sprake van een kwetsbare doelgroep, waarbij het risico op niet naleven van de toepasselijke regelgeving, en daarmee het ontstaan van overlast, schade en onveilige situaties voor de omgeving, groot geacht wordt: 

 

1. Werkdruk

De vuurwerkbranche kenmerkt zich doordat in een korte periode, van drie wettelijk toegestane verkoopdagen, veel geld verdiend kan en moet worden. Doordat de verkoop van consumentenvuurwerk zich toespitst op slechts drie verkoopdagen, moeten ondernemers snel en onder hoge druk werken. Het naleven van de regelgeving staat onder deze omstandigheden onder druk.

 

2. Onvoldoende routine

De opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is vaak een (neven)activiteit die onlosmakelijk verbonden is met een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. Naast bijvoorbeeld de verkoop van fietsen (hoofdactiviteit) wordt er een aantal dagen per jaar consumentenvuurwerk verkocht aan particulieren (nevenactiviteit).

 

Ondernemers werken hierdoor slechts drie dagen per jaar met vuurwerk, ontwikkelen zij onvoldoende routine met het naleven van de (strenge) regels uit het Vuurwerkbesluit. Ook als gevolg van dit aspect staat de naleving van de regelgeving onder druk.

 

3. Gevoeligheid voor criminaliteit

De vuurwerkbranche trekt (georganiseerde) criminaliteit aan. Op het product vuurwerk zit een grote winstmarge. Door beheersing van de markt kan in korte tijd veel geld verdiend worden. Dit maakt de branche gevoelig voor criminaliteit. Deze gevoeligheid komt in een aantal gevallen daadwerkelijk tot uiting. Uit uitgevoerde Bibob-onderzoeken in een aantal bedrijen binnen de branche zijn verschillende strafbare feiten naar voren gekomen, zoals witwassen, handel in drugs, opslag en verkoop van illegaal vuurwerk en lidmaatschap van een criminele organisatie. 

 

4. Veiligheidsaspect

Het werken met vuurwerk is een risicovolle activiteit. Er wordt gewerkt met explosief materiaal, waarvan de opslag en verkoop veelal plaatsvindt bij vuurwerkverkooppunten in woonwijken of in het drukke stadscentrum. Het overtreden van de regelgeving uit het Vuurwerkbesluit bij deze verkooppunten brengt daardoor een verhoogd veiligheidsrisicoaspect met zich mee.

4.4.2 Vuurwerkovertredingen in de sanctiematrix

Het naleefgedrag bij vuurwerkverkooppunten staat door bovengenoemde omstandigheden onder druk. Er is sprake van potentieel verhoogde veiligheidsrisicoaspecten voor de omgeving.

 

Daadkrachtig optreden bij geconstateerde overtredingen is daarom een vereiste. Door geconstateerde overtredingen op een (daad)krachtige wijze te sanctioneren en de preventieve werking die daarvan uitgaat, wil de DCMR de overlast- en veiligheidsaspecten voor de omgeving tot een minimum te beperken.

 

Overtredingen in het kader van het ‘probleemthema’ vuurwerk bevinden zich daarom altijd in het gebied rechtsboven in de sanctiestrategie, begrensd door de lijn die de vlakken A4, B3, C2 en D2 doorkruist. Dit houdt in dat er in beginsel altijd zowel een bestuursrechtelijk als een strafrechtelijke sanctie volgt op een overtreding. Bij deze positionering is mede in aanmerking genomen dat het een goed geïnformeerde doelgroep betreft. Bekendheid met de regelgeving heeft er echter niet toe geleid dat er sprake is van een sterke verbetering in het nalevingspercentage.

 

4.5 Keuze inzet sanctiemiddelen

Concrete situaties vragen om een afweging over het toepassen van die sanctiemiddelen die zich daar het beste voor lenen en het gewenste effect sorteren.

 

Ten behoeve van de keuze voor het geschiktste bestuursrechtelijke instrument is de sanctiematrix nader ingevuld met drie symbolen: de rode kaart, de oranje kaart en de gele kaart.

 

Rode kaart

De ernst van de overtreding of het samenspel van overtredingen is aanzienlijk en dreigend. Er is sprake van een risicovolle situatie voor omwonenden en/of kans op schade in de directe omgeving van het verkooppunt. Het gaat dan ook om gevaarzettende situaties waarbij direct ingrijpen vereist is. Het gedrag van de overtreder is bovendien calculerend en/of bewust en structureel. Hij wist of had kunnen weten dat hij de omgeving mogelijk gevaar bezorgde, maar heeft dat risico bewust genomen.

 

Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake indien:

 

  • 1.

    een verkooppunt (illegaal) vuurwerk opslaat in een voertuig dat in een woonwijk geparkeerd staat;

  • 2.

    een verkooppunt (illegaal) vuurwerk op dusdanige wijze opslaat buiten of in de daarvoor bestemde ruimten dat sprake is van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat.

 

Wanneer er sprake is van dit soort ernstige gevaarzettende situaties krijgt de overtreder de ‘rode kaart’. De inzet van sanctiemiddelen is erop gericht om direct een einde te maken aan de gevaarzettende situatie en herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De volgende sanctiemiddelen kunnen worden ingezet:

 

Bestuursrecht:

  • 1.

    Het direct sluiten van de inrichting op grond van de APV voor de resterende duur van de verkoopperiode (indien de betrokken APV deze mogelijkheid biedt).

  • 2.

    Het intrekken van de verkoopvergunning voor onbepaalde tijd (indien betrokken APV deze mogelijkheid biedt).

  • 3.

    Het toepassen van bestuursdwang door middel van het afvoeren van het consumentenvuurwerk.

 

Strafrecht:

  • 1.

    Het opmaken van proces-verbaal.

  • 2.

    Strafrechtelijke inbeslagname van illegaal vuurwerk (in overleg met het OM).

 

 

Oranje kaart

De ernst van de overtreding of de overtredingen is van belang. De aangetroffen situatie is gevaarzettend. Direct ingrijpen is echter niet noodzakelijk. Het gedrag van de overtreder is calculerend of bewust en structureel. Voor zover er wel sprake is van een direct gevaarzettende situatie die direct ongedaan gemaakt dient te worden, is het niet calculerende en/of bewust en structurele gedrag van de overtreder een verzachtende omstandigheid die een oranje in plaats van een rode kaart rechtvaardigt.

 

Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake indien:

 

  • 1.

    de overtreder meerdere verkoopperioden achtereen de deur van de bewaarplaats heeft geblokkeerd (recidive).

  • 2.

    de overtreder een dusdanige hoeveelheid consumentenvuurwerk buiten de daarvoor bestemde ruimten opslaat dat sprake is van een aantasting van het woon- en leefklimaat;

  • 3.

    de overtreder buiten de toegestane verkoopdagen consumentenvuurwerk verkoopt.

 

Deze overtreder heeft niet geleerd van de inzet van eerdere sanctiemiddelen. De volgende sanctiemiddelen worden ingezet:

 

 

 

Bestuursrecht:

  • -

    Het intrekken van de verkoopvergunning voor de duur van één verkoopperiode.

  • -

    Het toepassen van bestuursdwang door middel van het afvoeren van het consumentenvuurwerk.

 

Strafrecht:

  • -

    Het opmaken van Bsb-m of uitgebreid proces-verbaal.

 

Indien een overtreder voor een tweede maal een oranje kaart krijgt, wordt de verkoopvergunning niet voor één verkoopperiode, maar voor onbepaalde tijd ingetrokken. Wat dat betreft geldt het uitgangspunt twee keer oranje is rood.

 

Gele kaart

Dit zijn de situaties die niet onder de oranje en rode kaarten vallen, maar zich op basis van het gegeven dat vuurwerk als probleemthema gekwalificeerd wordt, toch in aanmerking komen voor een bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctie.

 

De bestuursrechtelijke sanctiemiddelen zijn er op gericht om de overtreder nog één kans te geven om de wet- en regelgeving na te leven. De volgende sanctiemiddelen worden ingezet:

 

Bestuursrecht:

  • -

    Last onder dwangsom (met een éénmalig te verbeuren dwangsom) of een last onder bestuursdwang.

 

Strafrecht:

  • -

    Het opmaken van Bsb-m of uitgebreid proces-verbaal.

 

Indien een overtreder voor een tweede maal een gele kaart krijgt, wordt de verkoopvergunning van deze overtreder voor één verkoopperiode ingetrokken. Wat dat betreft geldt het uitgangspunt twee keer geel is oranje.

 

Geldigheidstermijn kaarten

Opgelopen gele, oranje en rode kaarten blijven vijf jaar geldig. Na deze periode vervallen de kaarten en begint de ondernemer met een schone lei.

5.4.1 Samenloop sanctiemiddelen

Samenloop bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

Opeenstapeling van bestuurlijke maatregelen is in het bestuursrecht toegestaan. Het gaat dan wel telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld). Wanneer meerdere overtredingen plaatsvinden

 

Wanneer meerdere overtredingen samengaan zal de burgemeester in beginsel besluiten om een handhavingsstap over te slaan of een zwaardere maatregel te treffen. Dit in tegenstelling tot het toepassen van twee afzonderlijke bestuursrechtelijke sancties na elkaar.

 

Bestuursrecht en strafrecht

Het kan zijn dat een incident of overtreding maakt dat zowel op basis van bestuursrecht als op basis van strafrecht een maatregel of sanctie wordt getroffen. Een bestuursrechtelijke maatregel is altijd reparatoir bedoeld en heeft als doel om de geschokte openbare orde, veiligheid en woon- en leefklimaat te herstellen. Strafrecht is punitief: op een overtreding van een wetsartikel volgt als straf een sanctie. Bestuursrecht en strafrecht kunnen dus naast elkaar worden toegepast.

4.6 Afwijken

In uitzonderingsgevallen kan van dit handhavingsarrangement worden afgeweken. In een concreet geval kan er immers sprake zijn van een zodanige situatie, dat het toepassen van bestuurs- en/of strafrechtelijke sanctiemiddelen onevenredig zou zijn. Een afwijking van bovenstaand uitgangspunt dient gemotiveerd en gedocumenteerd te worden. In geval van een afwijking, ontvangt de overtreder in ieder geval een brief waarin hij wordt gewezen op de geconstateerde overtreding.

5 Contactpersonen
5.1 Interne communicatie

 Plan:

DCMR Milieudienst Rijnmond

 Bezoekadres, pc & plaats:

Parallelweg 1

4818 CP

Schiedam

 Postadres, pc & plaats:

Postbus 843

3100 AV

Schiedam

 Algemene bereikbaarheid:

T 010 2468 000

F 010 2468 283

 

 Projectteam

 

Projectleider:

De heer R. van de Kasteele

 

T 010 2468 121

Projectmedewerker:

Mevrouw B. van Straten

RDAMN

T 010 2468 301

Projectmedewerker:

Mevrouw M.E. Vis

RDAMZ

T 010 2468 583

Projectmedewerker:

De heer K. Luyten

REGION

T 010 2468 260

Projectmedewerker:

De heer J.C. van Santen

REGIOZ

T 010 2468 631

BOA-coördinator:

De heer R. Klouwens

RDAMN

T 010 2468 573

 

5.2 Interne werkwijze

Bij constatering van een overtreding zal de toezichthouder contact opnemen met de projectleider. De projectleider bepaalt in samenspraak met de BOA-coördinator en betrokken bureauhoofd de inzet van het handhavingsinstrumentatium op basis van deze interventiestrategie.

 

De projectleider vuurwerk draagt zorg voor afstemming met betrokken gemeenten en/of instanties.

5.3 Gemeenten

Gemeente Albrandswaard:

Gemeente Barendrecht:

Gemeente Bernisse:

Gemeente Brielle:

Gemeente Capelle aan den IJssel:

Gemeente Hellevoetsluis:

Gemeente Krimpen aan den IJssel:

Gemeente Lansingerland:

Gemeente Maassluis:

Gemeente Ridderkerk:

Gemeente Rotterdam:

Gemeente Schiedam:

Gemeente Spijkenisse:

Gemeente Vlaardingen:

Gemeente Westvoorne:

5.4 Openbaar Ministerie

Contactpersoon Functioneel Parket:

 

Contactpersoon domeinen (inbeslagname vuurwerk):

Aldus besloten in de vergadering.