Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Mandaatbesluit Súdwest-Fryslân (geconsolideerde versie)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit Súdwest-Fryslân (geconsolideerde versie)
CiteertitelMandaatbesluit Súdwest-Fryslân
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmandaat

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-201330-08-2013nieuwe regelgeving

08-01-2013

ta jo tsjinst

geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit Súdwest-Fryslân (geconsolideerde versie)

Burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Súdwest-Fryslân, ieder voor

zover het hun bevoegdheden betreft;

 

gelet op de Gemeentewet en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit Súdwest-Fryslân

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de gemeentesecretaris/algemeen directeur: de ambtenaar als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet, tevens algemeen directeur van de gemeente.

b. directeuren: de directeuren van de domeinen Ruimte, Bedrijfsvoering/Dienstverlening en Sociaal/Maatschappelijk, alsmede de brandweercommandant.

c. mandaat: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester besluiten te nemen, als bedoeld in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

d. volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet.

e. machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2 Mandaat gemeentesecretaris

  • 1

    Aan de gemeentesecretaris wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot het college en de burgemeester behorende aangelegenheden.

  • 2

    De gemeentesecretaris is bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hem ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en bekendgemaakt, tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.

  • 3

    De in bijlage 1 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan het college of burgemeester.

  • 4

    Het college respectievelijk de burgemeester kan instructies geven over de wijze waarop de gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend.

Artikel 3 Mandaat directeuren

  • 1

    De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de directeuren

  • 2

    De directeuren maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het desbetreffende domein.

  • 3

    Aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden de bevoegdheden die bij of krachtens de wet aan zijn functie zijn toegekend.

  • 4

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid worden de in bijlage 2 opgenomen bevoegdheden slechts aan de daarbij genoemde functionarissen gemandateerd.

  • 5

    De in bijlage 3 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan de gemeentesecretaris.

  • 6

    De directeuren zijn bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hen ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en bekendgemaakt, tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.

Artikel 4 Mandaat teammanagers

  • 1

    De aan de directeuren, met uitzondering van de brandweercommandant, gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de teammanagers.

  • 2

    De in het eerste lid genoemde functionarissen maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van hun team.

  • 3

    De in bijlage 4 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan de directeuren.

  • 4

    De in bijlage 5 genoemde bevoegdheden blijven voorbehouden aan de teammanager.

Artikel 5 Ondermandaat

  • 1

    De teammanagers alsmede de brandweercommandant en de manager van de concernstaf zijn bevoegd de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat te verlenen, nadat dit is voorgelegd aan de directie. Op ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

  • 2

    De in artikel 3, lid 4 bedoelde functionarissen zijn bevoegd de onder hen ressorterende medewerkers ondermandaat te verlenen voor wat betreft de in bijlage 2 onder Publiekrecht punt 1 en Overige privaatrechterlijke handelingen punt 1 genoemde bevoegdheden.

  • 3

    Het verlenen van ondermandaat geschiedt schriftelijk en wordt in bijlage 7 aan dit mandaatbesluit gevoegd.

Artikel 6 Algemene uitzonderingen van mandaat

  • 1

    Geen mandaat wordt verleend indien artikel 10:3 Awb van toepassing is.

  • 2

    Het vermelde in dit mandaatbesluit laat hetgeen in de Budgethoudersregeling staat onverlet.

Artikel 7 Terugkoppeling

De mandaathouder draagt er zorg voor dat er terugkoppeling aan het bestuursorgaan / portefeuillehouder plaatsvindt voordat een besluit wordt genomen, indien:

a. het een aangelegenheid betreft waarover door de raad in een eerder stadium vragen aan het college of de burgemeester zijn gesteld;

b. het bestuursorgaan, dan wel de portefeuillehouder dit heeft kenbaar gemaakt;

c. het besluit ingrijpende financiële consequenties heeft, zoals budgetoverschrijding of het aangaan van meerjarige verplichtingen;

d. bij een besluit meerdere teams zijn betrokken, wier standpunt niet gelijkluidend is;

e. het besluit of (rechts)handeling als politiek, bestuurlijk of anderszins gevoelig wordt aangemerkt;

f. de aangelegenheid tot kritische berichtgeving in de media heeft geleid dan wel in verband met de aard van de aangelegenheid redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit zal gebeuren.

Artikel 8 Ondertekening

  • 1

    De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens het bestuursorgaan, tenzij dit anders is geregeld.

  • 2

    De stukken worden als volgt ondertekend:

    Het college van burgemeester en wethouders van Súdwest Fryslân

    Namens deze,

    gevolgd door functieaanduiding, ondertekening en naam

    c.q.

    De burgemeester van Súdwest Fryslân

    Namens deze,

    gevolgd door functieaanduiding, ondertekening en naam

Artikel 9 Vervanging mandaathouder

  • 1

    Bij afwezigheid van een directeur kan een directeur van een ander domein deze vervangen.

  • 2

    Bij afwezigheid van de brandweercommandant kan deze worden vervangen door de plaatsvervangend brandweercommandant.

  • 3

    Bij afwezigheid van een teammanager kan een manager van een ander team deze horizontaal vervangen.

  • 4

    In de overige gevallen wordt de mandaathouder vervangen door de direct leidinggevende.

Artikel 10 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging.

Artikel 11 Mandaat aan externen

Het verlenen van mandaat als bedoeld in artikel 10:4 Awb blijft voorbehouden aan het bevoegd bestuursorgaan. Deze verleende mandaten zijn opgenomen in bijlage 6 bij dit mandaatbesluit.

Artikel 12 Wijzigingen

  • 1

    Wijzigingen in het (onder)mandaatbesluit dienen in overleg met de afdeling Juridische en Veiligheidszaken plaats te vinden.

  • 2

    De afdeling Juridische en Veiligheidszaken draagt zorg voor een actuele geconsolideerde versie van het (onder)mandaatbesluit.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1

    Dit besluit treedt in werking op 25 februari 2013

  • 2

    Het 'Mandaatbesluit Sudwest Fryslan' zoals vastgesteld op 13 maart 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Overgangsbepaling

De vastgestelde ondermandaatbesluiten op grond van het 'Mandaatbesluit Sudwest Fryslan 2011" en het "Mandaatbesluit Sudwest Fryslan" zoals deze op 13 maart 2012 is vastgesteld, worden geacht te zijn genomen op grond van het "Mandaatbesluit Sudwest-Fryslan".

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als "Mandaatbesluit Súdwest-Fryslân".

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 januari 2013,

Het College van Burgemeester en Wethouders

de secretaris

J. Krul

de burgemeester

drs. H.H. Apotheker 

Aldus vastgesteld op 25 februari 2013,

de burgemeester

drs. H.H. Apotheker

1  

2  

3  

4  

5  

6  

Bijlage 6 behorende bij mandaatbesluit Súdwest Fryslân 2013

Beslissingsmandaat en ondertekeningsmandaat

Omschrijving regelgeving

Bevoegd orgaan

mandaat aan

Bijzonderheden

Mandaat aan externen

 

 

 

 

1. Politie Eenheid Noord-Nederland

 

 

 

 

Uitvoering wegsleepverordening

Wegsleepverordening en art. 170 Wegenverkeerswet.

b&w

Politiechef eenheid Noord-Nederland

Ondermandaat aan ambtenaren eenheid Noord-Nederland

Uitvoering Wet tijdelijk huisverbod

Artikelen 3 lid 1, juncto artikel 2 lid 3, 2 lid 7, 2 lid 8 en 5 lid 1, Wet tijdelijk huisverbod

b

Hulpofficier van Justitie van de politie eenheid Noord-Nederland

Ondertekeningsmandaat ten behoeve van een huisverbod o.g.v. artikel 3 lid 1 Wet tijdelijk huisverbod. Er kan geen ondermandaat worden verleend.

2. Ministerie van verkeer en waterstaat

 

 

 

 

Ontheffing bijzondere transporten

RVV

b&w

Directeur Dienst Wegverkeer

Ondermandaat aan medewerkers in dienst van de Dienst Wegverkeer

3. ANWB

 

 

 

 

Afgifte internationale rijbewijzen

Artikel 117 Wegenverkeerswet

b

Hoofddirectie ANWB

Mandaat met inachtneming van het bepaalde in de op 20 september 2001 tussen de VNG en ANWB terzake gesloten overeenkomst.

4. Ministerie van Defensie

 

 

 

 

Werkzaamheden in het kader van de vorderingsvoorbereiding motorrijtuigen.

Artikelen 51 en 62 Inkwartieringsbesluit

b

Keuringscommissaris motorrijtuigen

 

5. Kredietbank Nederland

 

 

 

 

Afgeven van verklaringen ex artikel 285 Faillissementswet.

Faillissementswet

b&w

Directeur Kredietbank Nederland

Ondermandaat aan medewerkers in dienst van Krediet Nederland

6. Rekenkamercommissie

 

 

 

 

Het sluiten van overeenkomsten met externe bureaus in het kader van uitoefening van de aan de rekenkamer opgedragen taken en het ondertekenen daarvan

 

B&w/B

(plaatsvervangend) voorzitter van de Rekenkamer Commissie

Passend binnen de begroting vastgesteld budget en het vastgestelde inkoop- en aanbestedingsbeleid

 

Toelichting 1  

Toelichting op het Mandaatbesluit

Behorende bij besluit d.d. 8 januari 2013

 

Inleiding

Voor u ligt het geactualiseerde mandaatbesluit van de gemeente Sudwest Fryslan. In artikel 10:1

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in

naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het kan een ambtenaar zijn, een bestuurder

zelf, of zelfs iemand van buiten de gemeentelijke organisatie (bijv. politie). De bevoegdheid in

mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijke bevoegde

orgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten

worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid

om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen. Ook betekent dit dat bezwaar

en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf

en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.

 

Voor de gemeente Sudwest Fryslan is behoefte aan een nieuwe mandaatregeling, die betrekking

heeft op alle organisatieonderdelen van de gemeente.

 

Volmacht en machtiging

In deze mandaatregeling worden zowel publiekrechtelijke - als privaatrechtelijke bevoegdheden

aan functionarissen toegekend. Dat betekent dat mandaat wordt verleend om publiekrechtelijke

beslissingen te nemen, volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en

machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke

rechtshandeling zijn (artikel 10:12 Awb).

Volmacht en machtiging zijn niet als zodanig in het mandaatbesluit te onderscheiden. Toch is het

van belang even bij volmacht (3:60 e.v. BW) stil te staan. Volmacht speelt een rol bij het optreden

van de gemeente als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Een voorbeeld kan hierbij wellicht

duidelijkheid verschaffen. Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is

het college op grond van de Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De

ondertekening van de koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171

Gemeentewet) gedaan. Het college kan een ambtenaar een volmacht verlenen om besluiten te

nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de

overeenkomst moeten ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de

gemeente namens hem te vertegenwoordigen.

De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die

gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten (en

machtigingen). In het vervolg van deze toelichting wordt gemakshalve verder uitsluitend over

mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht of machtiging te spreken.

 

Methodiek

De methodiek die in deze mandaatregeling wordt toegepast wijkt af van de gangbare methodiek..

Gebruikelijk is om in de mandaatregeling alle gemandateerde bevoegdheden expliciet te

benoemen, vaak onder verwijzing naar het wetsartikel waarin die bevoegdheid is neergelegd.

Deze methode heeft vanzelfsprekend positieve en negatieve gevolgen.

 

Positieve gevolgen zijn dat vrij nauwkeurig kan worden nagegaan aan welke functionaris welke

bevoegdheid is gemandateerd. Is een bepaalde bevoegdheid niet opgenomen in de

mandaatregeling (bijvoorbeeld uitvoeringsbesluiten op grond van een verordening van een latere

datum dan de datum waarop de mandaatregeling is vastgesteld) dan is dus uitsluitend het

college dan wel burgemeester bevoegd om die besluiten te nemen. Negatieve gevolgen van deze

methodiek zijn dat dergelijke mandaatbesluiten snel "verouderen" en daardoor erg

onderhoudsgevoelig zijn. Wetten worden voortdurend gewijzigd, er komen steeds nieuwe wetten

bij of wetten worden juist ingetrokken. Dit alles maakt dat de mandaatregeling vrijwel voortdurend

aan wijzigingen onderhevig is. Bovendien past de huidige methodiek niet goed bij de

uitgangspunten van integraal management. Die uitgangspunten houden onder meer in dat

bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd om de organisatie zo

slagvaardig mogelijk te maken.

De directeuren, maar ook de onder hen ressorterende functionarissen, moeten over die

bevoegdheden beschikken om de hen toegekende taken adequaat en efficiënt uit te voeren. Dat

impliceert tevens dat het bestuur haar medewerkers het vertrouwen schenkt dat zij op gepaste en

verstandige wijze gebruik maken van en omgaan met hun bevoegdheden.

In deze mandaatregeling wordt de omgekeerde methodiek toegepast. Alle college- dan wel

burgemeesterbevoegdheden worden gemandateerd tot op het laagste leidinggevend niveau,

tenzij de bevoegdheid expliciet wordt voorbehouden aan een ander leidinggevende op een hoger

niveau. Binnen de gemeentelijke praktijk is het gebruikelijk dat beslissingsbevoegdheden zo laag

mogelijk in de organisatie worden uitgeoefend. Dit betekent dat mandaten niet alleen aan de

directeuren worden verleend, maar ook aan teammanagers, of in een aantal gevallen aan

gekwalificeerde medewerkers. De omgekeerde methodiek sluit hier goed op aan. Daarnaast

wordt de mandaatregeling minder onderhoudsgevoelig doordat deze methode minder gevoelig is

voor wijziging in wet- en regelgeving.

 

Ondertekening- en beslissingsmandaat

In het mandaatbesluit is degene die bevoegd is in mandaat een besluit te nemen tevens bevoegd

dit besluit te ondertekenen. Uitgangspunt van het mandaatbesluit is dat alle bevoegdheden

beslissingsmandaten betreffen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.

Met beslissingen worden hier zowel beslissingen gericht op rechtsgevolg bedoeld (besluiten in de

zin van de Awb) als beslissingen die niet zijn gericht op rechtsgevolg. Een voorbeeld van een

beslissing gericht op rechtsgevolg is een vergunning of een subsidiebesluit. Een voorbeeld van

een beslissing die niet is gericht op rechtsgevolg is de vooraankondiging van een handhavingsbesluit.

In de Awb (art: 10:11) wordt ook de figuur van "ondertekeningsmandaat" genoemd. Dit betreft

echter geen mandaat in de zin van het nemen van een besluit, maar ziet slechts op de

administratieve handeling van het ondertekenen van een besluit, dat door het bestuursorgaan

zelf is genomen. Binnen de gemeentelijke praktijk wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van

ondertekeningsmandaten.

De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot

ondertekening namens het bestuursorgaan.

Ondermandaat

Er bestaat een mogelijkheid om door te mandateren (ondermandaat). Degene die mandaat heeft

gekregen is bevoegd aan anderen door te mandateren. In bijlage 7 bij dit mandaatbesluit is het

ondermandaatbesluit toegevoegd. Ondermandaat dat buiten de bijlage om wordt verleend, dient

eerst aan het MT te worden voorgelegd.

Het ondermandaatbesluit heeft als praktisch voordeel dat b.v. een teammanager kan bepalen of

en wie hij/zij een bevoegdheid geeft; anderzijds is een eventueel nadeel dat deze constructie

geen eenduidig beeld meer geeft van het mandaatbesluit.

 

Uitzonderingen mandaat

Op 6 augustus 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tegen de gemeente

Maasbree. In die uitspraak heeft de Raad van State zich uitgelaten over een onderdeel van de

mandaatregeling van Maasbree in die zin dat een daarin opgenomen passage door de Raad van

State "voor velerlei uitleg vatbaar en onduidelijk" werd gekwalificeerd, "waardoor zij aanleiding

kan geven tot misverstanden". Dit heeft ertoe geleid dat er in deze regeling naar is gestreefd zo

concreet mogelijk te zijn over het niveau waarop bevoegdheden zijn neergelegd.

 

Om een bevoegdheid te mandateren is geen wettelijke grondslag vereist. Mandatering is

toegestaan tenzij een wettelijk voorschrift, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de

mandaatverlening verzet (art. 10:3 1e lid Awb). Daarom moet bij het verlenen van een mandaat

telkens nagegaan worden of de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid is gebaseerd iets zegt

over eventueel mandaat. Ook zal nagegaan moeten worden of er andere redenen zijn dat een

mandaatverlening is uitgesloten. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van besluitvorming met

gekwalificeerde meerderheid, beperking van grondrechten, het vaststellen van algemeen

verbindende voorschriften, het beslissen op een bezwaarschrift en dergelijke.

 

Uitgangspunt bij mandaat behoort te zijn dat het zaken betreft waaraan praktisch geen

beleidsconsequenties zijn verbonden. Hierbij kunnen we denken aan gebonden beschikkingen,

routinebesluiten en besluiten op basis van bekend gemaakt beleid. In bepaalde gevallen zal het

bevoegde bestuursorgaan een terugkoppeling wensen alvorens er gebruik wordt gemaakt van de

gemandateerde bevoegdheid. In het mandaatbesluit zijn een aantal criteria gegeven wanneer er

terugkoppeling dient plaatst te vinden aan het bestuursorgaan dan wel portefeuillehouder. De

criteria zijn niet allemaal even hard. Derhalve wordt een zeker inschattingsvermogen verlangd

van de betrokken ambtenaar.

 

Relatie met het organisatiebesluit

Het is voor degenen die met de gemeente te maken hebben, of het nu gaat om het verkrijgen van

een omgevingsvergunning of om het sluiten van een koopovereenkomst voor kopieerpapier dan

wel, en niet in de laatste plaats, om de rechter die een besluit van de gemeente moet toetsen,

van belang dat zij kunnen nagaan of het besluit door een bevoegde persoon is genomen en het

contract door een bevoegde persoon is ondertekend. Bevoegdheden hebben dus te maken met

het rechtmatig uitvoeren van taken. Daarom kan deze mandaatregeling niet los worden gezien

van het organisatiebesluit, waarin is vastgelegd op welke wijze de taken van het

gemeentebestuur in de organisatie zijn ondergebracht. In dit mandaatbesluit worden aan

functionarissen uitsluitend de bevoegdheden toegekend die zij nodig hebben om de taken te

kunnen uitvoeren die tot hun werkterrein behoren.

Het organisatiebesluit is door het college vastgesteld, evenals de mandaatregeling. Dat maakt

het eenvoudig om beide producten optimaal op elkaar af te stemmen en om snel en efficiënt

noodzakelijke wijzigingen door te voeren.

 

Treasury

In de mandaatregeling wordt de uitoefening van bevoegdheden op het gebied van treasury niet

geregeld. De reden daarvoor is dat die bevoegdheden zijn gesteld in het Treasurystatuut,

geldend voor de gemeente Sudwest Fryslan. Dat statuut is door het college vastgesteld en geeft

daarom de kaders waarbinnen de treasurybevoegdheden worden uitgeoefend.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Spreekt voor zich.

 

Artikel 2

Lid 1:

In dit artikel worden de bevoegdheden die bij het college en de burgemeester berusten,

gemandateerd aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris is het hoofd van de

ambtelijke organisatie. Daarom worden alle bevoegdheden van het college en de burgemeester

via de gemeentesecretaris aan de overige in de regeling genoemde functionarissen

gemandateerd. De gemeentesecretaris is dus feitelijk het centrale punt van waaruit alle

bevoegdheden in de organisatie worden verspreid. Het uitgangspunt van deze regeling is dat de

bevoegdheden zodanig in de organisatie zijn neergelegd dat het slechts in uitzonderingssituaties

nodig moet zijn om terug te vallen op een hoger bevoegdhedenniveau. In artikel 6 zijn de

algemene uitzonderingen genoemd.

Lid 2:

Op grond van artikel 10:8 Awb kan een mandaatgever (in dit geval het college of de

burgemeester) het mandaat te allen tijde intrekken. Die bevoegdheid wordt in het tweede lid ook

toegekend aan de gemeentesecretaris. Dit maakt het mogelijk dat de gemeentesecretaris beslist

dat hij bepaalde aangelegenheden voor een korte of langere tijd zelf af wil doen of dat hij in een

concreet geval aangeeft dat het aan een onder hem ressorterende functionaris verleende

mandaat voor dat geval niet geldt en hij het besluit zelf wil nemen. In het eerste geval gaat het

om een min of meer structurele situatie en geldt de eis dat dit schriftelijk wordt vastgelegd en ter

informatie aan het college wordt gezonden. Een dergelijk besluit zal ook op de gebruikelijke wijze

bekend worden gemaakt, zodat dit ook naar buiten toe bekend en toetsbaar is. Bij incidentele

gevallen is dat niet nodig.

Lid 3:

De in bijlage 1 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van

gemeentesecretaris en lager.

Lid 4:

Dit is een herhaling van artikel 10:6 Awb en hier vooral voor de volledigheid en duidelijkheid naar

de eigen organisatie opgenomen.

 

Artikel 3

Lid 1:

Dit lid brengt de hiërarchische positie van de gemeentesecretaris tot uitdrukking. Alle

bevoegdheden worden namelijk niet naast de gemeentesecretaris maar via hem aan de

directeuren gemandateerd.

Lid 2:

In het tweede lid wordt de koppeling gelegd tussen de gemandateerde bevoegdheden en de

bevoegdheden van de verschillende directeuren. Het mandaat van een directeur geldt voor die

aangelegenheden waar hij als directeur voor verantwoordelijk is. Dit is gemeentebreed, want de

ene directeur kan de andere directeur vervangen.

Lid 3:

In de artikelen 102 tot en met 105 van de Gemeentewet wordt een aantal taken aan de

gemeentesecretaris opgedragen. Dit lid is opgenomen om er geen misverstand over te laten

bestaan dat de bevoegdheden die uit die taken voortvloeien niet onder het mandaat vallen. Dit

geldt bijvoorbeeld voor de bevoegdheid om stukken die van het college uitgaan mede te

ondertekenen.

Lid 4:

Er zijn bevoegdheden die slechts aan een enkele functionaris in de organisatie worden

toegekend. Deze bevoegdheden zijn opgenomen in een aparte bijlage. Overigens is het zo dat

ook deze bevoegdheden via de gemeentesecretaris worden gemandateerd en dus niet

rechtstreeks vanuit het college.

Lid 5:

De in bijlage 3 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van

directeur en lager.

Lid 6:

Zie de toelichting bij artikel 2, tweede lid. In aanvulling daarop kan nog worden opgemerkt dat het

bij het opstellen van deze regeling het uitgangspunt is geweest dat dezelfde bevoegdheden

gemeentebreed ook op hetzelfde leidinggevende niveau worden neergelegd. Het moet niettemin

mogelijk zijn om per domein of team, al dan niet tijdelijk, een bepaalde bevoegdheid op een

hoger niveau neer te leggen. Als er bijvoorbeeld aan een team een financiële taakstelling is

opgelegd kan dat voor een directeur aanleiding zijn om meer financiële bevoegdheden aan

zichzelf voor te behouden. Als aan een domein een goedkeurende accountantsverklaring is

onthouden kan dat ook aanleiding zijn voor een directeur om bepaalde bevoegdheden op een

hoger niveau neer te leggen. Deze regeling geeft de grenzen aan waarbinnen de directeuren zelf

kunnen beslissen of zij voor hun organisatieonderdeel daarin wijzigingen willen aanbrengen.

 

Artikel 4

Lid 1:

De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de

teammanagers. De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden zijn de bevoegdheden

van de gemeentesecretaris, met uitzondering van de in bijlage 2 genoemde bevoegdheden die

aan individuele functionarissen zijn voorbehouden en de in bijlage 3 genoemde bevoegdheden

die aan de gemeentesecretaris zijn voorbehouden.

Lid 2:

Ten aanzien van de directeuren geldt dat zij hun bevoegdheden slechts mogen aanwenden ter

uitvoering van de taken die aan hun domein zijn opgedragen.

Lid 3 en 4:

Hierin komt de getrapte structuur van de mandaatverlening tot uiting. Op elk leidinggevend

niveau wordt een aantal bevoegdheden voorbehouden, met andere woorden, uitgezonderd van

het mandaat.

 

Artikel 5

Lid 1:

Dit is een herhaling van artikel 10:9 Awb en hier vooral voor de volledigheid en duidelijkheid naar

de eigen organisatie opgenomen. Voor het ondermandaat is toestemming van de oorspronkelijke

mandaatverlener noodzakelijk. Deze toestemming kan ook op een later moment dan bij de

oorspronkelijk mandaatverlening worden gegeven.

Lid 2:

Als bijlage 7 bij dit mandaatbesluit is het ondermandaatbesluit toegevoegd. Hierin zijn een aantal

bevoegdheden, met name op het gebied van sociale zaken, opgenomen waarbij de

teammanager (en andere leidinggevenden) die ondermandateert aan onder hem ressorterende

ambtenaren.

 

Artikel 6

Algemeen: Bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden dienen alle van toepassing

zijnde wetten, algemene maatregelen van bestuur, voorschriften, verordeningen, raadsbesluiten,

circulaires, aanwijzingen, richtlijnen etc, in acht te worden genomen. Ten aanzien van

bevoegdheden die zowel ten laste van de gemeente financiële gevolgen hebben geldt bovendien

dat hierin in de begroting van de gemeente moet zijn voorzien.

Lid 1:

Om een bevoegdheid te mandateren is geen wettelijke grondslag vereist. Mandatering is

toegestaan tenzij een wettelijk voorschrift, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de

mandaatverlening verzet (art. 10:3, eerste lid Awb). Daarom moet bij het verlenen van een

mandaat telkens nagegaan worden of de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid is

gebaseerd iets zegt over eventueel mandaat. Ook zal nagegaan moeten worden of er andere

redenen zijn dat een mandaatverlening is uitgesloten. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van

besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, beperking van grondrechten, het vaststellen

van algemeen verbindende voorschriften, het beslissen op een bezwaarschrift en dergelijke.

Lid 2:

Mocht het mandaatbesluit verschillen met de budgethoudersregeling dan bepaald dit lid dat de

Budgethoudersregeling prevaleert boven het mandaatbesluit.

Artikel 7

Uitgangspunt bij mandaat behoort te zijn dat het zaken betreft waaraan praktisch geen

beleidsconsequenties zijn verbonden. Hierbij kunnen we denken aan gebonden beschikkingen,

routinebesluiten en besluiten op basis van bekend gemaakt beleid. In bepaalde gevallen zal het

bevoegde bestuursorgaan een terugkoppeling wensen alvorens er gebruik wordt gemaakt van de

gemandateerde bevoegdheid. In het mandaatbesluit is een aantal begrenzingen opgesteld t.a.v.

het gebruik van gemandateerde bevoegdheden.

Op grond van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6

augustus 2003 is het criterium "politiek gevoelige zaken" voor velerlei uitleg vatbaar en

onduidelijk. Dit is in strijd met afdeling 10.1.1 van de Awb.

Ook zijn een aantal begrippen in dit artikel opgenomen die onbepaald zijn te noemen. Daarom

zijn ze ook in dit artikel (terugkoppeling) opgenomen en niet in artikel 6 (algemene

uitzonderingen).

Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld een portefeuillehouder beslissen dat een

aangelegenheid door het college moet worden afgedaan. Dat impliceert dat gevoelige kwesties

tijdig aan de portefeuillehouder moeten worden voorgelegd. Leidinggevenden worden

verondersteld te kunnen beoordelen welke zaken als een dergelijke gevoelige kwestie moeten

worden beschouwd.

In grote lijnen betekent dit dus dat de in dit artikelgenoemde gevallen de verplichting bestaat de

beslissing voor te leggen aan het bestuursorgaan. De criteria zijn niet allemaal even hard.

Van de betrokken ambtenaar van de gemeente mag worden verwacht dat zij dergelijke begrippen

op hun juiste waarde weten te schatten en daar op zorgvuldige wijze mee kunnen omgaan.

 

Artikel 8

In de Awb (art: 10:11) wordt ook de figuur van "ondertekeningsmandaat" genoemd. Dit betreft

echter geen mandaat in de zin van het nemen van een besluit, maar ziet slechts op de

administratieve handeling van het ondertekenen van een besluit, dat door het bestuursorgaan

zelf is genomen. Binnen de gemeentelijke praktijk wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van

ondertekeningsmandaten. Degene die bevoegd is in mandaat een besluit te nemen is hiermee

tevens bevoegd dit besluit te ondertekenen.

Uitgangspunt van het mandaatbesluit is dat alle bevoegdheden beslissingsmandaten betreffen,

tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven (zie bijvoorbeeld op het gebied van sociale zaken in het

bijgevoegde ondermandaatbesluit).

 

Artikel 9

Indien een directeur of teammanager afwezig is, dan wordt deze horizontaal vervangen door een

leidinggevende van een ander domein c.q. een ander team. In andere gevallen wordt bij

afwezigheid verticaal vervangen.

 

Artikel 10

Dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb. Door dit artikel wordt duidelijk dat de

mandaatregeling niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de gemeente

maar op al het handelen, dus ook privaatrechtelijk en feitelijk handelen.

Een voorbeeld van volmacht is de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten en een

voorbeeld van een machtiging is de bevoegdheid om een betaling te verrichten of om tarieven

vast te stellen voor commerciële dienstverlening door de gemeente.

Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat. Volmacht is geregeld in het Burgerlijk

Wetboek, boek 3 art. 60 e.v. en wordt via de schakelbepaling in de Awb (art. 10:12) gelijkgesteld

met mandaat. Volmacht is niet als zodanig in het mandaatbesluit te onderscheiden. Toch is het

van belang even bij dit rechtsfiguur stil te staan.

Volmacht speelt een rol bij het optreden van de gemeente als rechtspersoon naar burgerlijk recht.

 

Een voorbeeld kan hierbij wellicht duidelijkheid verschaffen.

Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is het college op grond van de

Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De ondertekening van de

koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171 Gemeentewet)

gedaan. Het college kan een ambtenaar een volmacht verlenen om besluiten te nemen tot het

aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de overeenkomst moeten

ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de gemeente namens hem

te vertegenwoordigen.

 

Artikel 11

Het mandaat verleend aan de personen, die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van

de mandaatgever, zijn in bijlage 6 opgenomen.

 

Artikel 12

Wijziging van het mandaatbesluit wordt gecoördineerd door het team Juridische en

Veiligheidszaken. De kern van de procedure is dat de teams zelf verantwoordelijk zijn voor het

aanleveren van informatie die nodig is om tot mandatering te komen. Het team Juridische en

Veiligheidszaken is verantwoordelijk voor een goede verwerking in het mandaatbesluit.

 

Artikel 13

Spreekt voor zich

 

Artikel 14

Spreekt voor zich.

Artikel 15

Spreekt voor zich.