Organisatie | Súdwest-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatbesluit Súdwest-Fryslân (geconsolideerde versie) |
Citeertitel | Mandaatbesluit Súdwest-Fryslân |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | mandaat |
geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-02-2013 | 30-08-2013 | nieuwe regelgeving | 08-01-2013 ta jo tsjinst | geen. |
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. de gemeentesecretaris/algemeen directeur: de ambtenaar als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet, tevens algemeen directeur van de gemeente.
b. directeuren: de directeuren van de domeinen Ruimte, Bedrijfsvoering/Dienstverlening en Sociaal/Maatschappelijk, alsmede de brandweercommandant.
c. mandaat: de bevoegdheid om namens het college of de burgemeester besluiten te nemen, als bedoeld in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht.
d. volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet.
e. machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 2 Mandaat gemeentesecretaris
De gemeentesecretaris is bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hem ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en bekendgemaakt, tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.
De directeuren zijn bevoegd om mandaten die bij dit besluit aan onder hen ressorterende functionarissen zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken. Een dergelijk besluit wordt schriftelijk vastgelegd en bekendgemaakt, tenzij het om een concrete, individuele en eenmalige aangelegenheid gaat.
De mandaathouder draagt er zorg voor dat er terugkoppeling aan het bestuursorgaan / portefeuillehouder plaatsvindt voordat een besluit wordt genomen, indien:
a. het een aangelegenheid betreft waarover door de raad in een eerder stadium vragen aan het college of de burgemeester zijn gesteld;
b. het bestuursorgaan, dan wel de portefeuillehouder dit heeft kenbaar gemaakt;
c. het besluit ingrijpende financiële consequenties heeft, zoals budgetoverschrijding of het aangaan van meerjarige verplichtingen;
d. bij een besluit meerdere teams zijn betrokken, wier standpunt niet gelijkluidend is;
e. het besluit of (rechts)handeling als politiek, bestuurlijk of anderszins gevoelig wordt aangemerkt;
f. de aangelegenheid tot kritische berichtgeving in de media heeft geleid dan wel in verband met de aard van de aangelegenheid redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit zal gebeuren.
Artikel 10 Volmacht en machtiging
Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging.
Artikel 11 Mandaat aan externen
Het verlenen van mandaat als bedoeld in artikel 10:4 Awb blijft voorbehouden aan het bevoegd bestuursorgaan. Deze verleende mandaten zijn opgenomen in bijlage 6 bij dit mandaatbesluit.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 januari 2013,
Het College van Burgemeester en Wethouders
de secretaris
J. Krul
de burgemeester
drs. H.H. Apotheker
Aldus vastgesteld op 25 februari 2013,
de burgemeester
drs. H.H. Apotheker
Bijlage 6 behorende bij mandaatbesluit Súdwest Fryslân 2013
Toelichting op het Mandaatbesluit
Behorende bij besluit d.d. 8 januari 2013
Voor u ligt het geactualiseerde mandaatbesluit van de gemeente Sudwest Fryslan. In artikel 10:1
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in
naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het kan een ambtenaar zijn, een bestuurder
zelf, of zelfs iemand van buiten de gemeentelijke organisatie (bijv. politie). De bevoegdheid in
mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijke bevoegde
orgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten
worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid
om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen. Ook betekent dit dat bezwaar
en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf
en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.
Voor de gemeente Sudwest Fryslan is behoefte aan een nieuwe mandaatregeling, die betrekking
heeft op alle organisatieonderdelen van de gemeente.
In deze mandaatregeling worden zowel publiekrechtelijke - als privaatrechtelijke bevoegdheden
aan functionarissen toegekend. Dat betekent dat mandaat wordt verleend om publiekrechtelijke
beslissingen te nemen, volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en
machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke
rechtshandeling zijn (artikel 10:12 Awb).
Volmacht en machtiging zijn niet als zodanig in het mandaatbesluit te onderscheiden. Toch is het
van belang even bij volmacht (3:60 e.v. BW) stil te staan. Volmacht speelt een rol bij het optreden
van de gemeente als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Een voorbeeld kan hierbij wellicht
duidelijkheid verschaffen. Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is
het college op grond van de Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De
ondertekening van de koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171
Gemeentewet) gedaan. Het college kan een ambtenaar een volmacht verlenen om besluiten te
nemen tot het aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de
overeenkomst moeten ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de
gemeente namens hem te vertegenwoordigen.
De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die
gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten (en
machtigingen). In het vervolg van deze toelichting wordt gemakshalve verder uitsluitend over
mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht of machtiging te spreken.
De methodiek die in deze mandaatregeling wordt toegepast wijkt af van de gangbare methodiek..
Gebruikelijk is om in de mandaatregeling alle gemandateerde bevoegdheden expliciet te
benoemen, vaak onder verwijzing naar het wetsartikel waarin die bevoegdheid is neergelegd.
Deze methode heeft vanzelfsprekend positieve en negatieve gevolgen.
Positieve gevolgen zijn dat vrij nauwkeurig kan worden nagegaan aan welke functionaris welke
bevoegdheid is gemandateerd. Is een bepaalde bevoegdheid niet opgenomen in de
mandaatregeling (bijvoorbeeld uitvoeringsbesluiten op grond van een verordening van een latere
datum dan de datum waarop de mandaatregeling is vastgesteld) dan is dus uitsluitend het
college dan wel burgemeester bevoegd om die besluiten te nemen. Negatieve gevolgen van deze
methodiek zijn dat dergelijke mandaatbesluiten snel "verouderen" en daardoor erg
onderhoudsgevoelig zijn. Wetten worden voortdurend gewijzigd, er komen steeds nieuwe wetten
bij of wetten worden juist ingetrokken. Dit alles maakt dat de mandaatregeling vrijwel voortdurend
aan wijzigingen onderhevig is. Bovendien past de huidige methodiek niet goed bij de
uitgangspunten van integraal management. Die uitgangspunten houden onder meer in dat
bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd om de organisatie zo
slagvaardig mogelijk te maken.
De directeuren, maar ook de onder hen ressorterende functionarissen, moeten over die
bevoegdheden beschikken om de hen toegekende taken adequaat en efficiënt uit te voeren. Dat
impliceert tevens dat het bestuur haar medewerkers het vertrouwen schenkt dat zij op gepaste en
verstandige wijze gebruik maken van en omgaan met hun bevoegdheden.
In deze mandaatregeling wordt de omgekeerde methodiek toegepast. Alle college- dan wel
burgemeesterbevoegdheden worden gemandateerd tot op het laagste leidinggevend niveau,
tenzij de bevoegdheid expliciet wordt voorbehouden aan een ander leidinggevende op een hoger
niveau. Binnen de gemeentelijke praktijk is het gebruikelijk dat beslissingsbevoegdheden zo laag
mogelijk in de organisatie worden uitgeoefend. Dit betekent dat mandaten niet alleen aan de
directeuren worden verleend, maar ook aan teammanagers, of in een aantal gevallen aan
gekwalificeerde medewerkers. De omgekeerde methodiek sluit hier goed op aan. Daarnaast
wordt de mandaatregeling minder onderhoudsgevoelig doordat deze methode minder gevoelig is
voor wijziging in wet- en regelgeving.
Ondertekening- en beslissingsmandaat
In het mandaatbesluit is degene die bevoegd is in mandaat een besluit te nemen tevens bevoegd
dit besluit te ondertekenen. Uitgangspunt van het mandaatbesluit is dat alle bevoegdheden
beslissingsmandaten betreffen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.
Met beslissingen worden hier zowel beslissingen gericht op rechtsgevolg bedoeld (besluiten in de
zin van de Awb) als beslissingen die niet zijn gericht op rechtsgevolg. Een voorbeeld van een
beslissing gericht op rechtsgevolg is een vergunning of een subsidiebesluit. Een voorbeeld van
een beslissing die niet is gericht op rechtsgevolg is de vooraankondiging van een handhavingsbesluit.
In de Awb (art: 10:11) wordt ook de figuur van "ondertekeningsmandaat" genoemd. Dit betreft
echter geen mandaat in de zin van het nemen van een besluit, maar ziet slechts op de
administratieve handeling van het ondertekenen van een besluit, dat door het bestuursorgaan
zelf is genomen. Binnen de gemeentelijke praktijk wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van
De bevoegdheid om in mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot
ondertekening namens het bestuursorgaan.
Er bestaat een mogelijkheid om door te mandateren (ondermandaat). Degene die mandaat heeft
gekregen is bevoegd aan anderen door te mandateren. In bijlage 7 bij dit mandaatbesluit is het
ondermandaatbesluit toegevoegd. Ondermandaat dat buiten de bijlage om wordt verleend, dient
eerst aan het MT te worden voorgelegd.
Het ondermandaatbesluit heeft als praktisch voordeel dat b.v. een teammanager kan bepalen of
en wie hij/zij een bevoegdheid geeft; anderzijds is een eventueel nadeel dat deze constructie
geen eenduidig beeld meer geeft van het mandaatbesluit.
Op 6 augustus 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tegen de gemeente
Maasbree. In die uitspraak heeft de Raad van State zich uitgelaten over een onderdeel van de
mandaatregeling van Maasbree in die zin dat een daarin opgenomen passage door de Raad van
State "voor velerlei uitleg vatbaar en onduidelijk" werd gekwalificeerd, "waardoor zij aanleiding
kan geven tot misverstanden". Dit heeft ertoe geleid dat er in deze regeling naar is gestreefd zo
concreet mogelijk te zijn over het niveau waarop bevoegdheden zijn neergelegd.
Om een bevoegdheid te mandateren is geen wettelijke grondslag vereist. Mandatering is
toegestaan tenzij een wettelijk voorschrift, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de
mandaatverlening verzet (art. 10:3 1e lid Awb). Daarom moet bij het verlenen van een mandaat
telkens nagegaan worden of de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid is gebaseerd iets zegt
over eventueel mandaat. Ook zal nagegaan moeten worden of er andere redenen zijn dat een
mandaatverlening is uitgesloten. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van besluitvorming met
gekwalificeerde meerderheid, beperking van grondrechten, het vaststellen van algemeen
verbindende voorschriften, het beslissen op een bezwaarschrift en dergelijke.
Uitgangspunt bij mandaat behoort te zijn dat het zaken betreft waaraan praktisch geen
beleidsconsequenties zijn verbonden. Hierbij kunnen we denken aan gebonden beschikkingen,
routinebesluiten en besluiten op basis van bekend gemaakt beleid. In bepaalde gevallen zal het
bevoegde bestuursorgaan een terugkoppeling wensen alvorens er gebruik wordt gemaakt van de
gemandateerde bevoegdheid. In het mandaatbesluit zijn een aantal criteria gegeven wanneer er
terugkoppeling dient plaatst te vinden aan het bestuursorgaan dan wel portefeuillehouder. De
criteria zijn niet allemaal even hard. Derhalve wordt een zeker inschattingsvermogen verlangd
Relatie met het organisatiebesluit
Het is voor degenen die met de gemeente te maken hebben, of het nu gaat om het verkrijgen van
een omgevingsvergunning of om het sluiten van een koopovereenkomst voor kopieerpapier dan
wel, en niet in de laatste plaats, om de rechter die een besluit van de gemeente moet toetsen,
van belang dat zij kunnen nagaan of het besluit door een bevoegde persoon is genomen en het
contract door een bevoegde persoon is ondertekend. Bevoegdheden hebben dus te maken met
het rechtmatig uitvoeren van taken. Daarom kan deze mandaatregeling niet los worden gezien
van het organisatiebesluit, waarin is vastgelegd op welke wijze de taken van het
gemeentebestuur in de organisatie zijn ondergebracht. In dit mandaatbesluit worden aan
functionarissen uitsluitend de bevoegdheden toegekend die zij nodig hebben om de taken te
kunnen uitvoeren die tot hun werkterrein behoren.
Het organisatiebesluit is door het college vastgesteld, evenals de mandaatregeling. Dat maakt
het eenvoudig om beide producten optimaal op elkaar af te stemmen en om snel en efficiënt
noodzakelijke wijzigingen door te voeren.
In de mandaatregeling wordt de uitoefening van bevoegdheden op het gebied van treasury niet
geregeld. De reden daarvoor is dat die bevoegdheden zijn gesteld in het Treasurystatuut,
geldend voor de gemeente Sudwest Fryslan. Dat statuut is door het college vastgesteld en geeft
daarom de kaders waarbinnen de treasurybevoegdheden worden uitgeoefend.
In dit artikel worden de bevoegdheden die bij het college en de burgemeester berusten,
gemandateerd aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris is het hoofd van de
ambtelijke organisatie. Daarom worden alle bevoegdheden van het college en de burgemeester
via de gemeentesecretaris aan de overige in de regeling genoemde functionarissen
gemandateerd. De gemeentesecretaris is dus feitelijk het centrale punt van waaruit alle
bevoegdheden in de organisatie worden verspreid. Het uitgangspunt van deze regeling is dat de
bevoegdheden zodanig in de organisatie zijn neergelegd dat het slechts in uitzonderingssituaties
nodig moet zijn om terug te vallen op een hoger bevoegdhedenniveau. In artikel 6 zijn de
algemene uitzonderingen genoemd.
Op grond van artikel 10:8 Awb kan een mandaatgever (in dit geval het college of de
burgemeester) het mandaat te allen tijde intrekken. Die bevoegdheid wordt in het tweede lid ook
toegekend aan de gemeentesecretaris. Dit maakt het mogelijk dat de gemeentesecretaris beslist
dat hij bepaalde aangelegenheden voor een korte of langere tijd zelf af wil doen of dat hij in een
concreet geval aangeeft dat het aan een onder hem ressorterende functionaris verleende
mandaat voor dat geval niet geldt en hij het besluit zelf wil nemen. In het eerste geval gaat het
om een min of meer structurele situatie en geldt de eis dat dit schriftelijk wordt vastgelegd en ter
informatie aan het college wordt gezonden. Een dergelijk besluit zal ook op de gebruikelijke wijze
bekend worden gemaakt, zodat dit ook naar buiten toe bekend en toetsbaar is. Bij incidentele
De in bijlage 1 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van
Dit is een herhaling van artikel 10:6 Awb en hier vooral voor de volledigheid en duidelijkheid naar
de eigen organisatie opgenomen.
Dit lid brengt de hiërarchische positie van de gemeentesecretaris tot uitdrukking. Alle
bevoegdheden worden namelijk niet naast de gemeentesecretaris maar via hem aan de
In het tweede lid wordt de koppeling gelegd tussen de gemandateerde bevoegdheden en de
bevoegdheden van de verschillende directeuren. Het mandaat van een directeur geldt voor die
aangelegenheden waar hij als directeur voor verantwoordelijk is. Dit is gemeentebreed, want de
ene directeur kan de andere directeur vervangen.
In de artikelen 102 tot en met 105 van de Gemeentewet wordt een aantal taken aan de
gemeentesecretaris opgedragen. Dit lid is opgenomen om er geen misverstand over te laten
bestaan dat de bevoegdheden die uit die taken voortvloeien niet onder het mandaat vallen. Dit
geldt bijvoorbeeld voor de bevoegdheid om stukken die van het college uitgaan mede te
Er zijn bevoegdheden die slechts aan een enkele functionaris in de organisatie worden
toegekend. Deze bevoegdheden zijn opgenomen in een aparte bijlage. Overigens is het zo dat
ook deze bevoegdheden via de gemeentesecretaris worden gemandateerd en dus niet
rechtstreeks vanuit het college.
De in bijlage 3 opgesomde bevoegdheden worden niet doorgemandateerd aan het niveau van
Zie de toelichting bij artikel 2, tweede lid. In aanvulling daarop kan nog worden opgemerkt dat het
bij het opstellen van deze regeling het uitgangspunt is geweest dat dezelfde bevoegdheden
gemeentebreed ook op hetzelfde leidinggevende niveau worden neergelegd. Het moet niettemin
mogelijk zijn om per domein of team, al dan niet tijdelijk, een bepaalde bevoegdheid op een
hoger niveau neer te leggen. Als er bijvoorbeeld aan een team een financiële taakstelling is
opgelegd kan dat voor een directeur aanleiding zijn om meer financiële bevoegdheden aan
zichzelf voor te behouden. Als aan een domein een goedkeurende accountantsverklaring is
onthouden kan dat ook aanleiding zijn voor een directeur om bepaalde bevoegdheden op een
hoger niveau neer te leggen. Deze regeling geeft de grenzen aan waarbinnen de directeuren zelf
kunnen beslissen of zij voor hun organisatieonderdeel daarin wijzigingen willen aanbrengen.
De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden worden gemandateerd aan de
teammanagers. De aan de directeuren gemandateerde bevoegdheden zijn de bevoegdheden
van de gemeentesecretaris, met uitzondering van de in bijlage 2 genoemde bevoegdheden die
aan individuele functionarissen zijn voorbehouden en de in bijlage 3 genoemde bevoegdheden
die aan de gemeentesecretaris zijn voorbehouden.
Ten aanzien van de directeuren geldt dat zij hun bevoegdheden slechts mogen aanwenden ter
uitvoering van de taken die aan hun domein zijn opgedragen.
Hierin komt de getrapte structuur van de mandaatverlening tot uiting. Op elk leidinggevend
niveau wordt een aantal bevoegdheden voorbehouden, met andere woorden, uitgezonderd van
Dit is een herhaling van artikel 10:9 Awb en hier vooral voor de volledigheid en duidelijkheid naar
de eigen organisatie opgenomen. Voor het ondermandaat is toestemming van de oorspronkelijke
mandaatverlener noodzakelijk. Deze toestemming kan ook op een later moment dan bij de
oorspronkelijk mandaatverlening worden gegeven.
Als bijlage 7 bij dit mandaatbesluit is het ondermandaatbesluit toegevoegd. Hierin zijn een aantal
bevoegdheden, met name op het gebied van sociale zaken, opgenomen waarbij de
teammanager (en andere leidinggevenden) die ondermandateert aan onder hem ressorterende
Algemeen: Bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden dienen alle van toepassing
zijnde wetten, algemene maatregelen van bestuur, voorschriften, verordeningen, raadsbesluiten,
circulaires, aanwijzingen, richtlijnen etc, in acht te worden genomen. Ten aanzien van
bevoegdheden die zowel ten laste van de gemeente financiële gevolgen hebben geldt bovendien
dat hierin in de begroting van de gemeente moet zijn voorzien.
Om een bevoegdheid te mandateren is geen wettelijke grondslag vereist. Mandatering is
toegestaan tenzij een wettelijk voorschrift, of de aard van de bevoegdheid zich tegen de
mandaatverlening verzet (art. 10:3, eerste lid Awb). Daarom moet bij het verlenen van een
mandaat telkens nagegaan worden of de wettelijke regeling waarop de bevoegdheid is
gebaseerd iets zegt over eventueel mandaat. Ook zal nagegaan moeten worden of er andere
redenen zijn dat een mandaatverlening is uitgesloten. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van
besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, beperking van grondrechten, het vaststellen
van algemeen verbindende voorschriften, het beslissen op een bezwaarschrift en dergelijke.
Mocht het mandaatbesluit verschillen met de budgethoudersregeling dan bepaald dit lid dat de
Budgethoudersregeling prevaleert boven het mandaatbesluit.
Uitgangspunt bij mandaat behoort te zijn dat het zaken betreft waaraan praktisch geen
beleidsconsequenties zijn verbonden. Hierbij kunnen we denken aan gebonden beschikkingen,
routinebesluiten en besluiten op basis van bekend gemaakt beleid. In bepaalde gevallen zal het
bevoegde bestuursorgaan een terugkoppeling wensen alvorens er gebruik wordt gemaakt van de
gemandateerde bevoegdheid. In het mandaatbesluit is een aantal begrenzingen opgesteld t.a.v.
het gebruik van gemandateerde bevoegdheden.
Op grond van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6
augustus 2003 is het criterium "politiek gevoelige zaken" voor velerlei uitleg vatbaar en
onduidelijk. Dit is in strijd met afdeling 10.1.1 van de Awb.
Ook zijn een aantal begrippen in dit artikel opgenomen die onbepaald zijn te noemen. Daarom
zijn ze ook in dit artikel (terugkoppeling) opgenomen en niet in artikel 6 (algemene
Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld een portefeuillehouder beslissen dat een
aangelegenheid door het college moet worden afgedaan. Dat impliceert dat gevoelige kwesties
tijdig aan de portefeuillehouder moeten worden voorgelegd. Leidinggevenden worden
verondersteld te kunnen beoordelen welke zaken als een dergelijke gevoelige kwestie moeten
In grote lijnen betekent dit dus dat de in dit artikelgenoemde gevallen de verplichting bestaat de
beslissing voor te leggen aan het bestuursorgaan. De criteria zijn niet allemaal even hard.
Van de betrokken ambtenaar van de gemeente mag worden verwacht dat zij dergelijke begrippen
op hun juiste waarde weten te schatten en daar op zorgvuldige wijze mee kunnen omgaan.
In de Awb (art: 10:11) wordt ook de figuur van "ondertekeningsmandaat" genoemd. Dit betreft
echter geen mandaat in de zin van het nemen van een besluit, maar ziet slechts op de
administratieve handeling van het ondertekenen van een besluit, dat door het bestuursorgaan
zelf is genomen. Binnen de gemeentelijke praktijk wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van
ondertekeningsmandaten. Degene die bevoegd is in mandaat een besluit te nemen is hiermee
tevens bevoegd dit besluit te ondertekenen.
Uitgangspunt van het mandaatbesluit is dat alle bevoegdheden beslissingsmandaten betreffen,
tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven (zie bijvoorbeeld op het gebied van sociale zaken in het
bijgevoegde ondermandaatbesluit).
Indien een directeur of teammanager afwezig is, dan wordt deze horizontaal vervangen door een
leidinggevende van een ander domein c.q. een ander team. In andere gevallen wordt bij
afwezigheid verticaal vervangen.
Dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb. Door dit artikel wordt duidelijk dat de
mandaatregeling niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de gemeente
maar op al het handelen, dus ook privaatrechtelijk en feitelijk handelen.
Een voorbeeld van volmacht is de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten en een
voorbeeld van een machtiging is de bevoegdheid om een betaling te verrichten of om tarieven
vast te stellen voor commerciële dienstverlening door de gemeente.
Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat. Volmacht is geregeld in het Burgerlijk
Wetboek, boek 3 art. 60 e.v. en wordt via de schakelbepaling in de Awb (art. 10:12) gelijkgesteld
met mandaat. Volmacht is niet als zodanig in het mandaatbesluit te onderscheiden. Toch is het
van belang even bij dit rechtsfiguur stil te staan.
Volmacht speelt een rol bij het optreden van de gemeente als rechtspersoon naar burgerlijk recht.
Een voorbeeld kan hierbij wellicht duidelijkheid verschaffen.
Als de gemeente (als rechtspersoon) een koopovereenkomst sluit, is het college op grond van de
Gemeentewet het bevoegde orgaan om tot koop te beslissen. De ondertekening van de
koopovereenkomst wordt echter door de burgemeester (ingevolge art. 171 Gemeentewet)
gedaan. Het college kan een ambtenaar een volmacht verlenen om besluiten te nemen tot het
aangaan van een overeenkomst. Toch zal de burgemeester nog steeds de overeenkomst moeten
ondertekenen, tenzij deze aan een ambtenaar volmacht verleent om de gemeente namens hem
Het mandaat verleend aan de personen, die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van
de mandaatgever, zijn in bijlage 6 opgenomen.
Wijziging van het mandaatbesluit wordt gecoördineerd door het team Juridische en
Veiligheidszaken. De kern van de procedure is dat de teams zelf verantwoordelijk zijn voor het
aanleveren van informatie die nodig is om tot mandatering te komen. Het team Juridische en
Veiligheidszaken is verantwoordelijk voor een goede verwerking in het mandaatbesluit.