Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Zuiderzeeland

Algemene regel oeverconstructies

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Zuiderzeeland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingAlgemene regel oeverconstructies
CiteertitelAlgemene regel oeverconstructies
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-201301-04-2017Onbekend

25-06-2013

FlevoPost en Noordoostpolder

159884

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene regel oeverconstructies

 

 

 

Algemene regel oeverconstructies.

Artikel 1 Criteria

Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4.3.B., eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, vervangen, verwijderen of onderhouden van een oeverconstructie, voor zover deze voldoet aan alle volgende criteria:

  • a.

    er is geen bestaande oeverconstructie die in eigendom of beheer is bij een ander dan de initiatiefnemer;

  • b.

    het bestaande profiel van het oppervlaktewaterlichaam niet wijzigt;

  • c.

    de oeverconstructie wordt aangelegd of vervangen op een hoogte van maximaal 50 centimeter boven het in het peilbesluit vastgestelde streefpeil.

Artikel 2 Voorschriften

Degene die een oeverconstructie aanlegt, verwijdert, of behoudt als bedoeld in artikel 1:

  • a.

    legt deze op minimaal 1 meter diepte in de vaste bodem aan;

  • b.

    werkt de oeverconstructie gronddicht af, zodat geen grond of aangevuld materiaal vanachter de oeverconstructie in de natte bak kan komen;

  • c.

    sluit de oeverconstructie geheel aan op een eventueel reeds aanwezige oeverconstructie, voor zover het vorm en afmetingen betreft;

  • d.

    verwijdert bij vervanging van de oeverconstructie de oude geheel en legt de nieuwe oeverconstructie op dezelfde plaats aan;

  • e.

    zorgt bij vervanging dat er een eenvoudig te vervangen duurzame constructie wordt aangelegd;

  • f.

    voorkomt beschadigingen of verzakkingen van de oeverconstructie en het talud;

  • g.

    houdt er bij de aanleg rekening mee dat met het uitvoeren van de werkzaamheden zettingen kunnen ontstaan en neemt hiervoor de nodige voorzorgsmaatregelen;

  • h.

    wijzigt of verwijdert de oeverconstructie op eigen kosten en op eerste aanzegging van het bestuur indien dit noodzakelijk is voor het uitvoeren van beheer- of onderhoudshandelingen door het waterschap of anderszins in het belang van de waterstaat;

  • i.

    verankert de oeverconstructie zo in het achterliggende perceel, dat geen vervorming kan plaatsvinden;

  • j.

    legt de oeverconstructie strak langs de oeverlijn aan, zodat hij niet vervormt of voorover wijkt;

  • k.

    draagt als onderhoudsplichtige zorg voor het gewoon en buitengewoon onderhoud van de oeverconstructie;

  • l.

    houdt rekening met het vastgestelde streefpeil in het peilbesluit en de mogelijke fluctuaties daarvan.

Artikel 3 Melding

  • 1.

    Degene die een oeverconstructie als bedoeld in artikel 1 aanlegt of verwijdert, meldt dit ten minste 2 weken voor aanvang van de werkzaamheden aan het bestuur. Op basis van deze melding wordt de (wijziging in de) onderhoudsplicht voor deze oeverconstructie vastgelegd in de legger.

  • 2.

    Degene die een oeverconstructie als bedoeld in artikel 1 vervangt of onderhoudt, hoeft dit niet te melden aan het bestuur.

  • 3.

    De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan met behulp van een formulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      naam en adres van degene die de werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      het adres of de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;

    • c.

      gegevens over het aan te leggen werk (soort constructie, materiaalgebruik, afmetingen);

    • d.

      een situatietekening.

  • 4.

    De uitvoering van de toegestane werken dient binnen twee jaar na dagtekening van deze melding te zijn gestart. Indien dit niet het geval is, vervalt het recht om van de melding gebruik te maken

Artikel 4 Overgangsrecht (bestaande vergunningen)

  • 1.

    Een watervergunning verleend voor het aanleggen, verwijderen of behouden van een oeverconstructie voor inwerkingtreding van deze algemene regel, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel indien de vergunning binnen de reikwijdte van de algemene regel is verleend. De voorschriften van die vergunning worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.4, vijfde lid, van de Keur.

  • 2.

    Een watervergunning verleend voor het aanleggen, verwijderen of behouden van een oeverconstructie voor inwerkingtreding van deze algemene regel, wordt niet aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel indien de vergunning niet binnen de reikwijdte van de algemene regel valt. Voor het alsnog voldoen aan de algemene regel wordt een redelijke termijn gesteld waarbij rekening gehouden wordt met bijvoorbeeld de restlevensduur van de aanwezige constructie.

  • 3.

    Indien voor het aanleggen, verwijderen of behouden van een oeverconstructie, bedoeld in artikel 1, vóór inwerkingtreding van dit besluit een vergunning is aangevraagden nog niet op die aanvraag is beslist, wordt die aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.

Toelichting

Kader

Op grond van artikel 4.3.B, eerste lid van de Keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van de Kernzone door, anders dan in overeenstemming met de Waterhuishoudkundige functie(s), daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen. Op grond van artikel 4.4 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruikgemaakt.

Begripsbepaling

De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011, gewijzigd en uitgebreid op 10 juli 2013 zijn van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:

Oeverlijn: Snijlijn van het wateroppervlak, dat op peil is, met de oever.

Motivering

Het aanbrengen van oeverconstructies betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.

Hoogte oeverconstructie

Deze algemene regel is van toepassing op de ‘doorsnee’ oeverconstructie. Daarom wordt een maximum hoogte boven het in het peilbesluit vastgelegde waterpeil van 50 centimeter als criterium genoemd. Hogere constructies kunnen een risico vormen voor de stabiliteit van het talud en veroorzaken vaak een belastingtoename omdat deze hoogte wordt opgevuld met grond. Dergelijke constructies moeten dieper in de bodem verankerd worden en anders geconstrueerd worden. Voor deze constructie is een vergunning nodig. De algemene regel is ook van toepassing op constructies die onder water worden aangelegd.

Stabiliteit

Daar waar toepassing van een oeverconstructie is toegestaan wordt deze strak langs de oeverlijn geplaatst, zodat er geen verzakkingen of verplaatsingen kunnen optreden. Om te voorkomen dat grond vanachter de oeverconstructie in het oppervlaktewaterlichaam komt, wordt geadviseerd een antiworteldoek of waterdoorlatend gronddicht doek toe te passen. Wanneer de oeverconstructie aansluit op een bestaande oeverconstructie langs een naburig perceel, wordt de oeverconstructie aansluitend op deze oeverconstructie geplaatst en qua vorm en afmeting gelijk gehouden. Het ‘vanzelf’ verplaatsen van de oeverconstructie kan worden voorkomen bij niet-verankerde oeverconstructies door twee derde van de totale lengte van de gebruikte palen of delen in de vaste bodem te slaan. De diepte voor aanleg van de oeverconstructie bedraagt minimaal 1 meter in de vaste bodem om te zorgen dat de constructie goed verankerd in de bodem is, er geen achterloopsheid van de oeverconstructie en weinig zetting meer optreedt.

Waterpeil

Het streefpeil van oppervlaktewaterlichamen wordt vastgesteld in peilbesluiten. Het waterschap beheert de watergangen op deze streefpeilen (zie verder Toelichting op de Keur Hoofdstuk 4).

De verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een hoger waterpeil op de oeverconstructie, liggen bij de initiatiefnemer, hiervoor kan het waterschap niet aansprakelijk gesteld worden.

Voorkomen moet worden dat een oeverconstructie in het water wordt geplaatst om het gebruiksareaal van een perceel te vergroten, ten koste van het profiel van dat water. Dergelijke constructies vallen niet onder deze algemene regel, want dan wordt er teruggevallen op de algemene verbodsbepaling in de Kernzone (natte bak inclusief oeverconstructie).