Organisatie | Waterschap Zuiderzeeland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Algemene regel oeverconstructies |
Citeertitel | Algemene regel oeverconstructies |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Waterwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2013 | 01-04-2017 | Onbekend | 25-06-2013 FlevoPost en Noordoostpolder | 159884 |
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4.3.B., eerste lid van de Keur, voor het aanleggen, vervangen, verwijderen of onderhouden van een oeverconstructie, voor zover deze voldoet aan alle volgende criteria:
Degene die een oeverconstructie aanlegt, verwijdert, of behoudt als bedoeld in artikel 1:
Artikel 4 Overgangsrecht (bestaande vergunningen)
Een watervergunning verleend voor het aanleggen, verwijderen of behouden van een oeverconstructie voor inwerkingtreding van deze algemene regel, wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel indien de vergunning binnen de reikwijdte van de algemene regel is verleend. De voorschriften van die vergunning worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.4, vijfde lid, van de Keur.
Een watervergunning verleend voor het aanleggen, verwijderen of behouden van een oeverconstructie voor inwerkingtreding van deze algemene regel, wordt niet aangemerkt als een melding als bedoeld in deze algemene regel indien de vergunning niet binnen de reikwijdte van de algemene regel valt. Voor het alsnog voldoen aan de algemene regel wordt een redelijke termijn gesteld waarbij rekening gehouden wordt met bijvoorbeeld de restlevensduur van de aanwezige constructie.
Op grond van artikel 4.3.B, eerste lid van de Keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van de Kernzone door, anders dan in overeenstemming met de Waterhuishoudkundige functie(s), daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen. Op grond van artikel 4.4 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruikgemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011, gewijzigd en uitgebreid op 10 juli 2013 zijn van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regel. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Oeverlijn: Snijlijn van het wateroppervlak, dat op peil is, met de oever.
Het aanbrengen van oeverconstructies betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.
Deze algemene regel is van toepassing op de ‘doorsnee’ oeverconstructie. Daarom wordt een maximum hoogte boven het in het peilbesluit vastgelegde waterpeil van 50 centimeter als criterium genoemd. Hogere constructies kunnen een risico vormen voor de stabiliteit van het talud en veroorzaken vaak een belastingtoename omdat deze hoogte wordt opgevuld met grond. Dergelijke constructies moeten dieper in de bodem verankerd worden en anders geconstrueerd worden. Voor deze constructie is een vergunning nodig. De algemene regel is ook van toepassing op constructies die onder water worden aangelegd.
Daar waar toepassing van een oeverconstructie is toegestaan wordt deze strak langs de oeverlijn geplaatst, zodat er geen verzakkingen of verplaatsingen kunnen optreden. Om te voorkomen dat grond vanachter de oeverconstructie in het oppervlaktewaterlichaam komt, wordt geadviseerd een antiworteldoek of waterdoorlatend gronddicht doek toe te passen. Wanneer de oeverconstructie aansluit op een bestaande oeverconstructie langs een naburig perceel, wordt de oeverconstructie aansluitend op deze oeverconstructie geplaatst en qua vorm en afmeting gelijk gehouden. Het ‘vanzelf’ verplaatsen van de oeverconstructie kan worden voorkomen bij niet-verankerde oeverconstructies door twee derde van de totale lengte van de gebruikte palen of delen in de vaste bodem te slaan. De diepte voor aanleg van de oeverconstructie bedraagt minimaal 1 meter in de vaste bodem om te zorgen dat de constructie goed verankerd in de bodem is, er geen achterloopsheid van de oeverconstructie en weinig zetting meer optreedt.
Het streefpeil van oppervlaktewaterlichamen wordt vastgesteld in peilbesluiten. Het waterschap beheert de watergangen op deze streefpeilen (zie verder Toelichting op de Keur Hoofdstuk 4).
De verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een hoger waterpeil op de oeverconstructie, liggen bij de initiatiefnemer, hiervoor kan het waterschap niet aansprakelijk gesteld worden.
Voorkomen moet worden dat een oeverconstructie in het water wordt geplaatst om het gebruiksareaal van een perceel te vergroten, ten koste van het profiel van dat water. Dergelijke constructies vallen niet onder deze algemene regel, want dan wordt er teruggevallen op de algemene verbodsbepaling in de Kernzone (natte bak inclusief oeverconstructie).