Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lansingerland

Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLansingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013
CiteertitelBeleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2013Onbekend

20-02-2013

Heraut, 27 februari 2013 / Internet

BW1201171 / T13.01820

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013

 

 

 

Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013

Artikel 1. Begripsbepelingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden beschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • b.

      inwoners van de gemeente Lansingerland: ingezetenen die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente Lansingerland zijn ingeschreven;

    • c.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland;

    • d.

      bedreigende situatie: een situatie waarin sprake is van gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering;

    • e.

      verzoeker: persoon die zich tot de gemeente heeft gewend voor schuldhulpverlening;

    • f.

      aanvrager: persoon die bij de gemeente een aanvraag om schuldhulpverlening heeft ingediend die voldoet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • g.

      inkomen: inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheids-uitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet;

    • h.

      gezin: leefsituatie zoals beschreven in de artikelen 3 en 4 van de Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1.

    Alle inwoners van de gemeente Lansingerland van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

  • 2.

    Er kan slechts een aanbod schuldhulpverlening worden gedaan aan een Nederlander of aan iemand die daaraan wordt gelijkgesteld doordat hij/zij een hier te lande verblijvende vreemdeling is zoals bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 3. Verzoek en aanvraag schuldhulpverlening

  • 1.

    Aan een aanvraag tot schuldhulpverlening gaat een verzoek tot schuldhulpverlening vooraf.

  • 2.

    Een verzoek tot schuldhulpverlening leidt tot de uitvoering van een quick scan. Tijdens de quick scan wordt aan de hand van de meegenomen gegevens en de toelichting van de belanghebbende door het college beoordeeld of het indienen van een aanvraag zinvol is.

  • 3.

    De quick scan vindt uiterlijk binnen vier weken na het verzoek om schuldhulpverlening plaats. Deze termijn bedraagt drie werkdagen indien er sprake is van een bedreigende situatie.

  • 4.

    Als het indienen van een aanvraag niet zinvol is, dan vindt hierover een toelichting aan de belanghebbende plaats met eventueel een verwijzing naar een andere vorm van (schuld)hulpverlening.

  • 5.

    Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier dat voorzien is van de gevraagde bijlagen.

Artikel 4. Aanbod schuldhulpverlening

  • 1.

    Het college verleent aan een verzoeker schuldhulpverlening indien het college dit noodzakelijk acht. De aanvraag wordt getoetst aan de visie, criteria en uitgangspunten zoals neergelegd in het Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2016 van de gemeente Lansingerland.

  • 2.

    De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per persoon verschillen. Bij de aanmelding wordt een klantprofiel samengesteld waarbij de volgende factoren een rol spelen:

    • a.

      de mate van financiële zelfredzaamheid van de verzoeker;

    • b.

      de motivatie en vaardigheden van de verzoeker;

    • c.

      de aanwezigheid van psychosociale problematiek en/of verstandelijke of lichamelijke beperkingen;

    • d.

      de hoogte van het schuldenpakket;

    • e.

      het soort schulden;

    • f.

      het aantal schuldeisers.

  • 3.

    De gemeentelijke schuldhulpverlening kan onder andere bestaan uit het volgende productenaanbod:

    • a.

      voorlichting, informatie en advies;

    • b.

      budgetbegeleiding en budgetadvies;

    • c.

      crisisinterventie;

    • d.

      schuldregeling;

    • e.

      afgifte verklaring ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen.

  • 4.

    Het gemeentelijke schuldhulpverleningaanbod wordt vastgelegd in een door de belanghebbende te ondertekenen plan van aanpak.

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1.

    Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van de wet.

  • 2.

    Verzoeker is verplicht om desgevraagd alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Het gaat hierbij o.a. om:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      het zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in de overeenkomsten tot schuldregeling en budgetbeheer;

    • c.

      het zoveel mogelijk aflossingscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven, en deze aflossingscapaciteit te gebruiken ter vermindering of aflossing van de schulden;

    • d.

      het niet aangaan van nieuwe schulden;

    • e.

      het actief deelnemen aan een cursus of cursussen gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden.

  • 3.

    Het college kan besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals bedoeld in dit artikel.

  • 4.

    Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging ingevolge het derde lid, wordt verzoeker eenmaal een hersteltermijn van maximaal vier weken geboden om alsnog informatie te verstrekken en/of de gevraagde medewerking te verlenen.

  • 5.

    De in dit artikel genoemde verplichtingen gelden zowel in de fase dat een verzoek of aanvraag om schuldhulpverlening is gedaan als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

Artikel 6. Weigeren van schuldhulpverlening

  • 1.

    Het college weigert een aanbod schuldhulpverlening te doen als:

  • a.

    verzoeker niet tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels behoort;

  • b.

    schuldhulpverlening door het college niet noodzakelijk wordt geacht;

  • c.

    het college vaststelt dat er sprake is van een (op dat moment) niet regelbare schuld of niet regelbare schuldenaar;

  • d.

    verzoeker in staat van faillissement verkeert dan wel de wettelijke schuldsanering van toepassing is verklaard op verzoeker;

  • e.

    de verwachting is dat het bruto inkomen van de verzoeker en/of zijn gezin in de 12 maanden die volgen op de datum van de aanvraag om schuldhulpverlening hoger zal zijn dan € 50.000,-;

  • f.

    de verzoeker een onderneming drijft die is ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

  • 2.

    In situaties waarin het college een aanbod schuldhulpverlening weigert, wordt, indien mogelijk, wel informatie en advies aan de verzoeker of aanvrager gegeven. Ook wordt bezien of doorverwijzing naar een andere (schuld)hulpverlener mogelijk is.

Artikel 7. Recidive

  • 1.

    Het college weigert een aanbod schuldhulpverlening te doen als er tussen de dag, waarop het nieuwe verzoek is ingediend en de datum van de beschikking, waarin een eerder gemeentelijk schuldhulpverleningstraject om welke reden dan ook is afgerond of beëindigd, minder dan 5 jaar is verstreken.

  • 2.

    Het college weigert een aanbod schuldhulpverlening te doen als minder dan 5 jaar is verstreken vanaf het moment dat een schuldsaneringstraject op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen is beëindigd.

  • 3.

    Het college weigert een aanbod schuldhulpverlening te doen als er tussen de dag, waarop het nieuwe verzoek is ingediend en de datum van de beschikking, waarin een eerdere aanvraag tot schuldhulpverlening door de gemeente is geweigerd in verband met het niet voldoen aan verplichtingen door de aanvrager, minder dan 5 jaar is verstreken.

  • 4.

    Voor gezinnen met minderjarige kinderen wordt de in het eerste, tweede en derde lid genoemde termijn gesteld op 2 jaar.

  • 5.

    Bij het toepassen van dit artikel vindt een beoordeling plaats van de individuele situatie van de verzoeker en de mate van verwijtbaarheid van de gedragingen.

Artikel 8. Beëindiging van schuldhulpverlening

1.Onverminderd de overige bepalingen van deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening. Het college kan in ieder geval besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen indien:

  • a.

    verzoeker niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van deze beleidsregels;

  • b.

    verzoeker niet langer inwoner is van de gemeente en er nog geen minnelijke schuldregeling tot stand is gekomen;

  • c.

    verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

  • d.

    het minnelijk traject tot schuldregelen niet is geslaagd, omdat een of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de Wet schuldsanering natuurlijke personen geen mogelijkheid is;

  • e.

    verzoeker zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen;

  • f.

    de geboden hulp, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, niet (langer) passend is;

  • g.

    er een aanbod schuldhulpverlening is gedaan op grond van gegevens die nadien blijken onjuist te zijn en, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

  • h.

    verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

  • i.

    verzoeker is komen te overlijden.

Artikel 9. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de verzoeker of belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 1 maart 2013.

Artikel 11. Intrekking oude regeling

De Beleidsregels Schuldhulpverlening 2008, vastgesteld op 8 april 2008 en in werking getreden per 1 mei 2008, worden ingetrokken per 1 maart 2013.

Artikel 12. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013.

Aldus op 19 februari 2013 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland.

 

 

De secretaris, De voorzitter,

 

Drs. Ing. Ad Eijkenaar Ewald van Vliet

Toelichting Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2012

Algemeen

Per 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking getreden. Met de invoering van deze wet is de uitvoering van schuldhulpverlening een publiekrechtelijke taak van de gemeente geworden. De uitvoering van deze publiekrechtelijke taak speelt zich af in het bestuursrechtelijke domein. Dit betekent dat de Algemene wet bestuursrecht hier van toepassing is. Deze Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013 bieden de inwoners van de gemeente de mogelijkheid om een aanvraag voor schuldhulpverlening in te dienen. De beleidsregels geven een kader voor de afhandeling van de aanvraag en zijn regels die in een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure gehanteerd kunnen worden.

De nieuwe wet verplicht gemeenten om een beleidsplan te maken. In dit beleidsplan zijn de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen opgenomen. Het beleidsplan vormt het kader waarbinnen door de gemeente schuldhulpverlening aan burgers wordt uitgevoerd.

Het ‘Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2016, Schuldhulpverlening loont!’ (T12.13797) is door de gemeenteraad op 20 december 2012 vastgesteld. Hiermee is de visie op schuldhulpverlening vastgelegd. De Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013 geven de uitwerking van deze visie weer. Er staan regels in met betrekking tot het door burgers verzoeken om schuldhulpverlening en het indienen van een aanvraag. Daarnaast wordt aangegeven waaruit het gemeentelijke aanbod kan bestaan en welke verplichtingen voor de ontvanger van schuldhulpverlening van toepassing zijn. De kern van de beleidsregels wordt echter gevormd door de toelatingsregels. Deze zijn vormgegeven door te benoemen in welke gevallen schuldhulpverlening door het college geweigerd kan worden

De achterliggende gedachte is dat er behoefte is aan duidelijke spelregels, zowel voor de burger als voor de gemeente. De burger weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden. De gemeente weet op haar beurt welke verplichtingen zij aan de burger mag opleggen en wanneer zij de toegang tot de schuldhulpverlening kan weigeren of het lopende schuldhulpverleningstraject kan beëindigen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Doelgroep schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Lansingerland van 18 jaar en ouder. Er kan slechts een aanbod schuldhulpverlening worden gedaan aan Nederlanders of aan personen die daaraan worden gelijkgesteld. Dit is onder andere het geval bij vreemdelingen die rechtmatig verblijf houden in Nederland. Bij de bepaling wie gelijkgesteld worden met Nederlanders vindt een verwijzing plaats naar artikel 11, tweede lid en derde lid, van de Wet werk en bijstand.

Er is geen sprake van specifiek doelgroepenbeleid. Hierbij is het wel van belang om de weigeringsgronden van artikel 6 van de beleidsregels in beeld te hebben. Hierin wordt o.a. een bruto inkomensgrens genoemd. Daarnaast wordt in dit artikel geregeld dat een schuldhulpverleningsaanbod op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt geweigerd aan verzoekers die een onderneming drijven die is ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

De beoordeling of iemand inwoner is van de gemeente Lansingerland vindt plaats aan de hand van de inschrijving van belanghebbende in de Gemeentelijke basisadministratie. Als de plaats van inschrijving niet overeenkomt met de feitelijke verblijfplaats van belanghebbende, dan kan het college oordelen dat iemand toch geen inwoner van de gemeente is.

Artikel 3. Verzoek en aanvraag schuldhulpverlening

Het aanbieden van schuldhulpverlening gebeurt in twee stappen. De eerste stap is het doen van een verzoek tot ondersteuning bij het oplossen van een schuldensituatie bij de gemeente. Dit verzoek leidt tot de uitvoering van een quick scan. Op grond van artikel 4 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening vindt deze quick scan uiterlijk vier weken na het verzoek plaats. Als sprake is van een bedreigende situatie, dan vindt de quick scan binnen drie werkdagen plaats. Onder een bedreigende situatie wordt verstaan: gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

Tijdens de quick scan wordt een beoordeling gemaakt van de situatie van de klant. Dit gebeurt aan de hand van de gegevens, waarvan in de uitnodiging voor de quick scan is gevraagd om deze mee te nemen. De beoordeling leidt tot de conclusie dat het indienen van een aanvraag zinvol is of dat dit geen zin heeft. Als het indienen van een aanvraag niet zinvol is, dan wordt aan de verzoeker toegelicht waarom dit het geval is. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat de verzoeker zelf in staat wordt geacht een betalingsregeling met crediteuren te treffen of omdat een van de weigeringsgronden van artikel 6 van toepassing is. In ieder geval wordt in dit gesprek advies gegeven over de situatie van de verzoeker en over de stappen die de verzoeker zou kunnen zetten. Hierbij kan een verwijzing naar een andere vorm van (schuld)hulpverlening gegeven worden.

Overigens staat het de verzoeker altijd vrij om een aanvraag in te dienen. Op grond van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht is sprake van een aanvraag als deze ondertekend is en ten minste bevat:

  • a.

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

Ook als de gemeente tijdens de quick scan oordeelt dat het indienen van een aanvraag geen zin heeft, kan dus een aanvraag worden ingediend, die, mits aan genoemde wettelijke eisen is voldaan, moet worden afgehandeld.

Artikel 4. Aanbod schuldhulpverlening

Als het college besluit om een aanbod schuldhulpverlening te doen, dan kunnen diverse producten worden aangeboden. Hier wordt door het college maatwerk geleverd. Dit gebeurt door een beoordeling van de schuldensituatie te maken en door een beoordeling van de persoon van de aanvrager te maken. Hierbij worden o.a. de volgende factoren betrokken:

  • a.

    de mate van financiële zelfredzaamheid van de verzoeker;

  • b.

    de motivatie en vaardigheden van de verzoeker;

  • c.

    de aanwezigheid van psychosociale problematiek en/of verstandelijke of lichamelijke

beperkingen;

  • d.

    de hoogte van het schuldenpakket;

  • e.

    het soort schulden;

  • f.

    het aantal schuldeisers.

Het aanbod dat wordt gedaan door het college sluit aan bij de visie op schuldhulpverlening die is beschreven in het Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2016. Enkele belangrijke uitgangspunten zijn het geven van invulling aan integrale schuldhulpverlening (dus niet alleen werken aan de oplossing van het schuldenprobleem, maar ook aan de omstandigheden waaronder onze inwoners schulden maken) en het gebruiken van de eigen kracht en de eigen middelen van de burger.

In het Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2016 is een beschrijving van de belangrijkste in te zetten producten genoemd. De in het beleidsplan, maar ook in deze beleidsregels genoemde producten zijn echter niet limitatief. Er is en blijft sprake van maatwerk.

In alle gevallen vindt het productenaanbod plaats door middel van vastlegging in een plan van aanpak. Dit plan van aanpak wordt namens het college en door de aanvrager ondertekend.

Artikel 5. Verplichtingen

In artikel 6 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is een inlichtingenplicht opgenomen voor de inwoner die een verzoek om schuldhulpverlening doet. Deze verplichting is letterlijk overgenomen in deze beleidsregels. Op zich is dit niet noodzakelijk omdat de in de wet vastgelegde inlichtingenplicht voldoende is om deze in de praktijk te kunnen toepassen. Het is voor burgers echter wel zo duidelijk om deze verplichting uitdrukkelijk in de beleidsregels op te nemen. In de beschikking die de aanvrager ontvangt, worden de opgelegde verplichtingen ook uitdrukkelijk opgenomen.

Artikel 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stelt dat de verzoeker verplicht is aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Ook dit artikel is terug te vinden in de Beleidsregels schuldhulpverlening Lansingerland 2013. Hierbij is er uitdrukkelijk voor gekozen om enkele concrete voorbeelden te benoemen die vallen onder deze medewerkingsverplichting. Hierbij gaat het onder andere om medewerking bij het nakomen van de in het plan van aanpak gemaakte afspraken, maar ook om medewerking bij het geven van invulling aan de gewenste eigen verantwoordelijkheid om de schuldensituatie op te heffen of voor de toekomst te voorkomen.

Het niet of in onvoldoende mate nakomen van verplichtingen kan leiden tot het weigeren of beëindigen van een schuldhulpverleningsaanbod. Gezien de gevolgen van een dergelijk besluit zal hiertoe echter niet lichtzinnig besloten worden. Voordat in zo’n geval tot weigering of beëindiging wordt besloten, wordt de belanghebbende eenmaal een hersteltermijn van maximaal vier weken geboden waarin alsnog informatie kan worden verstrekt en/of de gevraagde medewerking kan worden verleend.

In artikel 5, vijfde lid, van de beleidsregels is uitdrukkelijk opgenomen dat de inlichtingenplicht en de medewerkingsplicht gelden vanaf het moment dat een verzoek wordt gedaan tot schuldhulpverlening tot en met het moment dat een schuldhulpverleningstraject wordt afgesloten.

Artikel 6. Weigeren van schuldhulpverlening

In artikel 2 van de beleidsregels is aangegeven dat alle inwoners van de gemeente Lansingerland van 18 jaar en ouder zich tot het college kunnen wenden voor schuldhulpverlening (mits zij Nederlander zijn of gelijkgesteld worden aan een Nederlander). Deze ruime omschrijving wordt door artikel 6 enigszins ingekaderd. In het eerste lid van dit artikel is een aantal situaties benoemd waarin de gemeente schuldhulpverlening weigert. Het betreft de volgende situaties:

a.verzoeker behoort niet tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels:

Deze weigeringsgrond is een logische consequentie van de bepaling in artikel 2 van de beleidsregels: iemand die geen inwoner is van de gemeente Lansingerland zal geen aanbod schuldhulpverlening van de gemeente Lansingerland krijgen. Hetzelfde geldt voor de aanvrager die geen Nederlander is en niet met een Nederlander gelijkgesteld kan worden.

b.schuldhulpverlening wordt door het college niet noodzakelijk geacht:

Uit de beoordeling van de situatie van de belanghebbende kan blijken dat de schuldenproblematiek niet dermate groot is en/of dat er geen sprake is van meervoudige problematiek. De conclusie kan dan zijn dat er geen aanbod schuldhulpverlening noodzakelijk is, omdat belanghebbende zelf in staat geacht moet worden (bijvoorbeeld door het treffen van betalingsregelingen) een oplossing voor de situatie te kunnen bewerkstelligen. Een ander voorbeeld van een situatie waarin schuldhulpverlening door het college niet noodzakelijk wordt geacht, is de situatie waarin belanghebbende beschikt over een vermogensobject (zoals een auto of een koopsompolis) waarvan verwacht mag worden dat deze te gelde gemaakt wordt. Door dit vermogen beschikbaar te krijgen, kan de schuldensituatie beheersbaar gemaakt worden. Deze weigeringsgrond doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. Een soortgelijke situatie kan zich voordoen als sprake is van een eigen woning. Het is denkbaar dat er sprake is van een woning met een dermate hoge overwaarde, dat verkoop van de woning gevergd kan worden. Ook zou er sprake kunnen zijn van een situatie, waarin iemand de maandelijkse hypotheeklasten niet meer kan betalen, die opgelost zou kunnen worden door het oversluiten van de hypotheek.

c.het college stelt vast dat er sprake is van een (op dat moment) niet regelbare schuld of niet regelbare schuldenaar:

Een schuldhulpverleningstraject kan niet worden opgestart als er sprake is van een niet-saneerbare schuld. Dit betreft bijvoorbeeld schulden bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) die samenhangen met schadevergoeding aan slachtoffers van misdrijven (zgn. Terwee zaken) of vorderingen van het CJIB zoals verkeersboetes (zgn. Mulder zaken) en strafrechtboetes (zgn. Strabis zaken) die zouden verjaren tijdens de termijn van de schuldregeling. Het CJIB zal alleen meewerken aan minnelijke schuldregelingen als deze vorderingen 100% betaald worden. Lukt dat niet in het minnelijke traject, dan moet de debiteur het restant na het minnelijk traject alsnog betalen.

Ook een fraudeschuld wordt gezien als een niet regelbare schuld. Het is niet de bedoeling dat schuldhulpverlening wordt aangewend om vorderingen te saneren die zijn ontstaan ten gevolge van fraude. Inwoners die fraude hebben gepleegd (d.w.z. ten onrechte middelen hebben ontvangen in verband met het geven van geen of onjuiste informatie) ten koste van maatschappelijke middelen, zoals bijstandsuitkeringen, ondersteunen we niet met schuldhulpverlening. Als er geen sprake meer is van fraudeschulden, dan kan betrokkene wel worden toegelaten tot de schuldhulpverlening.

Van een niet regelbare schuldenaar is bijvoorbeeld sprake als de schuldenaar geen inkomen heeft op (minimaal bijna) bijstandsniveau. Dan bestaat namelijk niet de mogelijkheid om vaste lasten door te betalen en is er sprake van onvoldoende afloscapaciteit. De schuldensituatie kan dan niet gestabiliseerd worden. In een dergelijk geval zal dus pas positief op het verzoek om schuldhulpverlening gereageerd kunnen worden als er een inkomen gegenereerd wordt.

Een andere situatie waarin geoordeeld kan worden dat de schuldenaar niet regelbaar is, is de situatie waarin sprake is van een lopende echtscheidingsprocedure, waarbij nog geen duidelijkheid is over de wijze waarop de boedelscheiding afgerond zal worden. Zolang deze onduidelijkheid voortduurt, zal schuldregeling niet aan de orde zijn.

d.verzoeker verkeert in staat van faillissement dan wel de wettelijke schuldsanering is van toepassing verklaard op verzoeker:

De schuldhulpverlening die door gemeenten wordt aangeboden richt zich op minnelijke schuldregeling. Als de verzoeker al in staat van faillissement is verklaard of als er sprake is van toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen, dan is het stadium van de minnelijke schuldregeling inmiddels gepasseerd. In beide situaties zal een aanvraag om schuldhulpverlening door de gemeente dus geweigerd worden.

e.de verwachting is dat het bruto inkomen van de verzoeker en/of zijn gezin in de 12 maanden die volgen op de datum van de aanvraag om schuldhulpverlening hoger zal zijn dan € 50.000,-:

Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor het verlenen van schuldhulpverlening aan inwoners van de gemeente die te maken hebben met een problematische schuldensituatie. Voor de uitvoering van deze taak zijn geen onbeperkte middelen beschikbaar.

De beperking in de beschikbare middelen, maar zeker ook het uitgangspunt dat we gebruik willen maken van de eigen kracht van de burgers, maken het wenselijk om een inkomensgrens te hanteren voor de toegang tot schuldhulpverlening. Een hoger inkomen biedt meer mogelijkheden om zelf de financiële situatie te verbeteren. Zo zal er relatief meer ruimte zijn om te schrappen in het uitgavenpatroon en is het vaak eerder mogelijk om tot een oplossing te komen met schuldeisers.

Het ontvangen van een hoger inkomen biedt de mogelijkheid om een buffer aan te leggen voor mindere tijden of om verzekeringen af te sluiten voor mindere tijden of voor tegenslagen. Als dit niet gebeurd is, dan komt dit voor risico van de belanghebbende. Er wordt dan geen toegang geboden tot de gemeentelijke schuldhulpverlening.

De inkomensgrens wordt per huishouden gesteld op € 50.000,- per jaar (dit is ongeveer anderhalf keer modaal). Het inkomen wordt bepaald door uit te gaan van het inkomen op de dag waarop de aanvraag om schuldhulpverlening wordt ingediend. Bij de berekening van het jaarinkomen wordt ervan uitgegaan dat dit inkomen de komende 12 maanden ongewijzigd zal zijn, tenzij het op het moment van afhandeling van de aanvraag al bekend is dat er een wijziging zal optreden. In dat geval wordt bij de berekening van het jaarinkomen rekening gehouden met deze toekomstige wijziging. Onder inkomen wordt verstaan: inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet.

Het inkomen wordt vastgesteld van de verzoeker of van zijn gezin. Als de verzoeker alleenstaande is, dan wordt alleen het inkomen van de verzoeker berekend. Van een gezin is sprake als zich een van de situaties van artikel 4, eerste lid, onderdeel c van de Wet werk en bijstand (WWB) voordoet:

  • -

    de gehuwden tezamen;

  • -

    de gehuwden met de tot hun last komende kinderen;

  • -

    de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen.

De begrippen alleenstaande, gehuwden, tot hun last komende kinderen en alleenstaande ouder dienen toegepast te worden conform de definiëring van deze begrippen in artikel 3 en artikel 4 van de WWB.

f.de verzoeker drijft een onderneming die is ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel:

De gemeentelijke schuldhulpverlening richt zich op natuurlijke personen. Het is niet de bedoeling dat deze ondersteuning wordt aangeboden om zakelijke schulden te bestrijden. Voor ondernemers die in de problemen komen, bestaat onder omstandigheden de mogelijkheid om aan het college steun te vragen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Er bestaan dan mogelijkheden om (als sprake is van een in beginsel levensvatbare onderneming) een renteloze lening of een aanvulling op het inkomen tot bijstandsniveau te verlenen.

Zolang de verzoeker in het Handelsregister staat ingeschreven als eigenaar of directeur van de onderneming of op enige andere wijze een grote mate van zeggenschap uitoefent over de onderneming, zal voor de schulden van deze verzoeker een aanbod op grond van de gemeentelijke schuldhulpverlening worden geweigerd.

Dit beleid was overigens ook al van kracht in de Beleidsregels Schuldhulpverlening 2008, die in werking zijn getreden met ingang van 1 mei 2008.

Deze weigeringsgrond geldt niet voor natuurlijke personen die schulden hebben in verband met de liquidatie van een onderneming, mits de activiteiten van de onderneming feitelijk gestopt zijn en de onderneming uitgeschreven is uit het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Voor alle situaties waarin weigering van schuldhulpverlening plaatsvindt, geldt dat het college wel informatie en advies aan de verzoeker/aanvrager geeft (zie artikel 6, tweede lid Beleidsregels schuldhulpverlening 2013). Ook wordt bezien of doorverwijzing naar een andere (schuld)hulpverlener mogelijk is. Deze laatste optie is zeker ook bij ondernemers van toepassing, gezien het feit dat er schuldhulpverleningsorganisaties zijn die zich specifiek richten op de doelgroep ondernemers.

Artikel 7. Recidive

De recidivebepaling is een belangrijke schakel in het toelatingsbeleid van de gemeente. In deze bepaling komt de eigen verantwoordelijkheid van de burger tot uiting. De gedachte is dat het ontstaan van een schuldensituatie niet verwijtbaar hoeft te zijn. Daarom staat de toegangspoort tot de schuldhulpverlening bij de gemeente open. Maar als iemand gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening door de gemeente of eerder in de verzoek- of aanvraagfase niet aan verplichtingen heeft voldaan, dan is het niet vanzelfsprekend dat de toegangspoort een volgende keer weer open staat. Daarom weigert het college een aanbod schuldhulpverlening te doen als iemand zich binnen een bepaalde tijd opnieuw meldt.

Dit recidivebeleid is ook van belang in verband met het gegeven dat er geen sprake is van onbeperkte middelen voor schuldhulpverlening. De behoefte aan schuldhulpverlening neemt toe. Er zullen grenzen gesteld moeten worden aan de inzet van middelen. Hierbij is het recidivebeleid een rechtvaardig instrument.

Er is sprake van recidive als eerder sprake is geweest van gemeentelijke schuldhulpverlening of van weigering van een aanbod van gemeentelijke schuldhulpverlening omdat in de verzoek- of aanvraagfase niet werd voldaan aan verplichtingen. Hierbij gaat het niet alleen om schuldhulpverlening die is geboden door de gemeente Lansingerland, maar ook over schuldhulpverlening door andere gemeenten. Ook als sprake is geweest van schuldsanering op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) geldt het recidivebeleid.

De recidivetermijn is in deze beleidsregels gesteld op 5 jaar. Dus: iemand die valt onder het recidivebeleid zal pas na het verstrijken van een periode van 5 jaar weer in aanmerking kunnen komen voor een aanbod schuldhulpverlening van de gemeente. Voor gezinnen met minderjarige kinderen geldt een recidivetermijn van 2 jaar. De reden voor deze afwijkende termijn is dat de groep gezinnen met minderjarige kinderen in het Beleidsplan schuldhulpverlening 2012-2016 als een specifieke doelgroep wordt aangemerkt, waaraan extra aandacht wordt besteed.

Om maatwerk mogelijk te maken, is in artikel 7, vijfde lid, van de Beleidsregels schuldhulpverlening 2013 geregeld dat bij het recidivebeleid een beoordeling plaatsvindt van de individuele situatie van de verzoeker en de mate van verwijtbaarheid van de gedragingen. Dit biedt de mogelijkheid om in de uitvoering te beoordelen of er sprake is van iemand die een tweede kans verdient, bijvoorbeeld omdat deze persoon tot inkeer is gekomen en beseft dat medewerking verlenen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan schuldhulpverlening echt noodzakelijk is. Het bieden van maatwerk leidt tot een individuele beoordeling. Het is niet de bedoeling dat hierdoor willekeur ontstaat. In de praktijk wordt dit voorkomen door het uitvoeren een ‘één op één-toets’ op het werk van de medewerkers die de beoordeling maken. Dit bevordert eenduidigheid in besluitvorming.

Artikel 8. Beëindiging van schuldhulpverlening

In dit artikel wordt een aantal situaties benoemd waarin het college kan besluiten tot beëindiging van schuldhulpverlening. Deze spreken grotendeels voor zich.

De genoemde beëindigingsgronden vormen deels een overlap met artikel 5, derde lid, van deze beleidsregels, waarin is opgenomen dat de schuldhulpverlening beëindigd kan worden indien verzoeker niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt die in artikel 5 opgenomen zijn. Voor deze overlap is bewust gekozen, omdat deze beëindigingsgrond in beide artikelen van de beleidsregels goed op zijn plaats is. Hierbij wordt voor de duidelijkheid nog wel gewezen op de bepaling in artikel 5, vierde lid, waarin is gesteld dat een beëindiging in verband met het niet verstrekken van inlichtingen of het niet verlenen van de gevraagde medewerking, voorafgegaan dient te worden door het bieden van een hersteltermijn van maximaal vier weken.

Artikel 9. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft de ruimte aan het college om in onvoorziene omstandigheden of in bijzondere gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze beleidsregels.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Intrekking

Door de inwerkingtreding van deze nieuwe beleidsregels komen de Beleidsregels Schuldhulpverlening 2008 te vervallen. Er is geen noodzaak om overgangsregels te treffen naar aanleiding van het vervallen van deze beleidsregels.

Artikel 12. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.