Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Kerkrade 2013 |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Kerkrade 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, artikel 18a en 60
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2013 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 27-02-2013 Zuid-Limburger 06-03-2013 | 13Rb003 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Recidiveboete: bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a, vijfde lid,
van de Wet Werk en Bijstand (WWB).
b. Verrekenen: verrekening zoals bedoeld in artikel 60,vierde lid, van de Wet
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Kerkrade in haar vergadering van 27 februari 2013.
De voorzitter van de raad, de griffier,
JJM Som, B. van der Wijst-Triepels
Per 1 januari 2013 treedt de ‘Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking. Met de wet krijgt het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen verdwijnt. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.
Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering.
In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar, waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk b.v. aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing of gezinnen met kinderen waarvan de kinderen de dupe worden) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De Wet Werk en Bijstand verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.
Opgemerkt zij nog, dat de verordening enkel de verrekening regelt van bijstandsafhankelijken die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment, dat belanghebbende elders bijstand ontvangt, dan kan het boete-opleggende college het bijstandsverstrekkende college verzoeken om conform de regels van het boete-opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het bijstandsverstrekkende college verzoeken, de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is dit college bij de verrekening daaraan gehouden.
Geen nadere toelichting noodzakelijk
Lid 1 Artikel 4:93 vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt, dat verrekening niet mogelijk is voor zover beslag op de vordering nietig zou zijn. Concreet houdt dit in, dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals reeds aangegeven geeft de Wet werk en bijstand het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de boete buiten toepassing te laten. Het college mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.
Het college kiest ervoor om van de bevoegdheid tot verrekenen gebruik te maken, echter geen volledige verrekening, maar ter hoogte van 50% voor de duur van drie maanden van de toepasselijke bijstandsnorm. Hiervoor is gekozen, omdat het college de kans op negatieve maatschappelijke consequenties bij volledige verrekening groot acht, zoals een toename van schuldenproblematiek of uithuisplaatsing. Anderzijds, fraude mag niet lonen en daarom is aangehaakt bij de zwaarste maatregel, namelijk 50% van de toepasselijke bijstandsnorm zoals opgenomen in de afstemmingsverordening.
Lid 2 Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders bijstand ontvangt dan is de verrekening van de recidiveboete eveneens 50% van de toepasselijke bijstandsnorm gedurende 3 maanden.
Dit betekent als bijvoorbeeld de recidiveboete opgelegd is door de gemeente Amsterdam en belanghebbende ontvangt inmiddels een uitkering van de gemeente Kerkrade, dan kan de gemeente Amsterdam tot 50% van de toepasselijke bijstandsnorm de recidiveboete verrekenen gedurende 3 maanden.