Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van Orde van de gemeenteraad voor de vergaderingen en andere werkzaamheden |
Citeertitel | Reglement van Orde van de gemeenteraad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2016 | 01-08-2019 | technische wijzigingen | 17-12-2015 Gemeenteblad, 20 januari 2016, nr 6140 | Onbekend | |
01-08-2013 | 01-08-2019 | artikel 4,5,9,27,30,35,40,49 | 13-06-2013 Stadskrant, 24 juli 2013 | Onbekend |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
De raad van de gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het presidium van 8 oktober 2008 met betrekking tot de nieuwe werkwijze van de raad en de commissies;
overwegende dat het, gelet op het besluit van de raad van 10 juli 2008 inzake de nieuwe werkwijze van de raad en de commissies, noodzakelijk is een nieuw reglement van orde vast te stellen ter vervanging van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Delft;
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;
De Gemeentewet schrijft in artikel 77, lid 1 voor dat bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester het langstzittende raadslid het voorzitterschap van de raad waarneemt. De raad kan ook een ander raadslid met de waarneming belasten. Er is voor gekozen om de voorzitter van het presidium als waarnemen aan te wijzen.
De raad is werkgever van de griffier. De werkgeverscommisie geeft, met uitzondering van aanstelling, schorsing en ontslag, namens de raad uitvoering aan dit werkgeverschap en ziet toe op juiste uitvoering van de in het vorig lid bedoelde instructie. De voorzitter van de werkgeverscommissie is belast met de feitelijke uitvoering van het werkgeverschap en is voor de griffier hierin eerste aanspreekpunt. Verschillen in inzicht tussen voorzitter en griffier worden voorgelegd aan de werkgeverscommissie.
Artikel 3a De werkgeverscommissie
Aan de in artikel 3, leden 5 en 6, genoemde werkgeverscommissie worden de bevoegdheden gedelegeerd die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad vastgestelde rechtspositionele voorschriften en de artikelen 107 tot en met 107e Gemeentewet, met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 107, 107a, tweede lid, 107d, eerste lid en 107e, eerste lid van de gemeentewet.
Het presidium bestaat uit de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies en de burgemeester.
De fractievoorzitters ontvangen een uitnodiging en stukken voor de vergadering. Zij kunnen desgewenst hun mening tijdens de vergadering kenbaar maken. Fractievoorzitters kunnen onderwerpen van de presidiumagenda overhevelen naar het fractievoorzittersoverleg.
Het presidium kan voorstellen doen voor de reglementering en handhaving van de orde van de raad en van de raadscommissies en adviseert hierover bij voorstellen van anderen. Het presidium is tevens bevoegd om uitspraken te doen over de uitleg van procedures en de raad hierover richtinggevend te adviseren.
Het presidium vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering. Dan gaat het om het vaststellen van de agenda en de plaats en tijdstip van niet reguliere vergaderingen. De rol van het presidium is met name logistiek en organisatorisch.
Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg
Onder de voorwerpen waar in het vijfde lid wordt gesproken vallen in ieder geval de volgende zaken: de procedurele voorbespreking van de raadsvergadering; de voorbereiding van de commissiebehandeling van de fractieverantwoordingen; activiteiten rondom gemeenteraadsverkiezingen; inventarisatie benoemingen voor commissies e.d. en vraagstukken rondom de gedragscode.
Hoofdstuk II. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders, fracties
Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden
Na een raadsverkiezing moeten de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. Dit heeft te maken met het feit dat er geen beroep open staat tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan het lid worden beëdigd als raadslid.
Bij een tussentijdse installatie leidt de griffier een door de raad toegelaten lid de zaal binnen voor het afleggen van de eed of verklaring en belofte en begeleidt het nieuwe lid vervolgens naar de hem toegewezen plaats.
Artikel 7 Benoeming wethouders
Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
1 één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;
2 twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;
3 één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;
wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, met vermelding van de naam of namen van de nieuwe gevormde fracties.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Indien een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld, deelt de fractie in de eerste vergadering de naam van de fractie mee. In de loop van de zittingsperiode kan het voorkomen dat een verandering in de samenstelling van de fractie plaats vindt. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties. Wel worden afgesplitste fracties aangeduid met de naam (namen) van degenen die de fractie vormt (vormen). Dit voorkomt discussies over onduidelijke namen of de vraag wie als afgesplitste fractie de oorspronkelijke naam mag voeren.
De raad is gehouden rekening te houden met de nieuwe situatie met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de mededeling.
Indien een aanvullende bespreekagenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze bespreekagenda en de daarbij behorende stukken met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.
Het tweede lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Deze liggen ter inzage op de griffie.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de bespreekagenda onderwerpen toevoegen of afvoeren. Voorstellen van de hamerstukkenagenda kunnen tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de dag van de raadsvergadering worden overgeheveld naar de bespreekagenda.
Het laatste woord over de agenda is aan de raad. Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien, daarbij rekening houdend met niet behandelde voorstellen uit de voorgaande vergadering, welke bovenaan de bespreekagenda van de eerstvolgende vergadering worden geplaatst (en ook als eerste behandeld zullen worden, tenzij de raad daarover anders beslist). Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda.
Individuele raadsleden kunnen via het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.
Artikel 12 Publicatie van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep op de website van de gemeenteraad geplaatst. Indien na het verzenden van de oproep stukken worden gepubliceerd op de website van de raad, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad.
Een groot deel van de vergaderstukken wordt digitaal verzonden en gepubliceerd. Het presidium bepaalt welke stukken alleen nog digitaal worden verstrekt en welke stukken ook in fysieke vorm worden toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst (in fysieke vorm) in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst achter een volgnummer. Aan het einde van elke vergadering wordt de lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
De voorzitter kan na overleg met het fractievoorzittersoverleg, de indeling herzien indien daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld na de splitsing van een fractie of de installatie van een nieuw lid.
Artikel 16 Opening vergadering; quorum
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat de vergadering niet kan worden gehouden.
Van belang is artikel 20, tweede en derde lid Gemeentewet.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Degene die de voorzitter vervangt brengt het laatst zijn stem uit.
De leden, de voorzitter, de griffier en, voor zover aanwezig, de collegeleden hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te zijn ingediend.
een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, en bij stemming door handopsteken de namen van de fracties, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.
Artikel 19 Ingekomen stukken; mededelingen
Alle aan de raad en commissies gerichte stukken worden dagelijks opgenomen op de digitaal doorlopende lijst. Hieronder vallen ook de schriftelijke mededelingen van het college aan de raad. De griffier geeft bij elk stuk aan op welke wijze het stuk (procedureel) kan worden behandeld. De raad stelt vervolgens in elke raadsvergadering formeel de wijze van afdoening van deze ingekomen stukken vast.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het katheder en richten zich tot de voorzitter.
Artikel 22 Aantal spreektermijnen
De voorzitter kan, gelet op de voorafgaande behandeling van een bepaald onderwerp in een commissie doorgaans volstaan met de behandeling in een termijn. De eventuele tweede termijn kan kort zijn en vindt slechts plaats indien er nog politieke standpuntbepaling moet plaatsvinden door meerdere fracties. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit.
Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. Indien de betreffende spreker zijn woorden terugneemt, dan worden de gewraakte woorden in het verslag van het gesprokene niet opgenomen.
Van belang is artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet
3.Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 25 Beraadslaging en schording vergadering
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 26 Deelname aan de beraadslagingen door anderen in buitengewone raadsvergadering
De raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, bijvoorbeeld geen externe deskundige. Een dergelijke spreker heeft vanzelfsprekend onder meer geen recht van amendement, geen recht van interpellatie of stemrecht.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. De stemverklaring dient bondig te zijn en mag niet leiden tot nader debat. Over ongewijzigde moties of amendementen die fracties zelf (mede-)indienen, wordt geen stemverklaring afgelegd.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming
De stemming geschiedt bij handopsteken, op verzoek van de voorzitter. Indien daartoe door één of meer leden de wens te kennen gegeven wordt, roept de griffier de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Van belang zijn de artikelen 27 t/m 30, 32 Gemeentewet:
De leden van de raad stemmen zonder last.
Artikel 30 Stemming over amendementen en moties
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht. Het (sub-)amendement dat de verste strekking heeft, heeft voorrang: als dit wordt aangenomen, vervallen daarmee alle minder vérstrekkende (sub-)amendementen.
Artikel 31 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Van belang is artikel 31, Gemeentewet:
Dit artikel regelt de orde bij stemmingen over personen. Stemmeningen over personen kunnen geschieden op voordracht van een orgaan, dan wel op aanbeveling van een orgaan. In het geval van een voordracht is de raad gehouden voor of tegen de voorgedragen persoon te stemmen. Een voordracht is daarmee altijd bindend. Als het gaat om stemming op basis van een aanbeveling is de raad op voorhand niet gebonden. De raad kan derhalve van de aanbeveling afwijken.
Artikel 32 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de tweede personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk IV. Rechten van leden
Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft die tegengesteld is aan die van het voorstel waarop het is ingediend. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn, zolang de raad het niet ontoelaatbaar heeft geacht. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden gedaan hetzij door de voorzitter hetzij door één van de leden.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (actuele motie) vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Een actuele motie wordt door een lid tenminste 48 uur voor de raadsvergadering schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter ingediend, tenzij het spoedeisende karakter zich tegen deze termijn verzet, dit ter beoordeling van de raad.
Artikel 37 Initiatiefvoorstellen
Een voorstel aan de raad, uitgaande van één of meer raadsleden, niet zijnde een voorstel als bedoeld in de artikelen 34 en 36 van dit reglement, moet voorzien van de na(a)m(en) van de indiener(s), worden ingediend bij de voorzitter, die het met inachtneming van de in artikel 11 bedoelde termijnen op de agenda van de eerstvolgende vergadering plaatst.
De raad bepaalt de datum van behandeling. Indien de raad bepaalt dat behandeling plaatsvindt in dezelfde raadsvergadering dan gebeurt dit nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld. De raad kan bepalen dat het voorstel eerst voor advies aan een raadscommissie wordt voorgelegd. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.
De voorzitter stelt het initiatiefvoorstel aan de orde op de door de raad vastgestelde datum ongeacht of het college zijn mening ten aanzien van het voorstel kenbaar heeft gemaakt, tenzij de voorstellers de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum. Indien zij de voorkeur geven aan behandeling op een latere datum, doen zij daarvan mededeling aan de raad.
-Art. 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regels op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste en het tweede lid van artikel 37 voorzien hierin.
-Art. 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel dan de wijziging van een verordening. Hiertoe is lid 6 opgenomen.
Het eerste lid van het artikel houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst; maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10 derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen.
Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is deze mogelijkheid in het tweede lid opgenomen.
Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het zesde lid worden vastgesteld.
Initiatiefvoorstellen moeten aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als “gewone“ raadsvoorstellen.
Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting moet een comptabiliteitsbesluit gevoegd zijn.
Behandeling van het initiatiefvoorstel in de vergadering vindt plaats als volgt:
Artikel 39 Schriftelijke vragen
Indien niet binnen de in het derde lid genoemde termijn een beantwoording heeft plaatsgevonden, zal aan het betrokken lid, bij het overschrijden van de termijn, hiervan schriftelijk en gemotiveerd mededeling worden gedaan door het college of de burgemeester onder vermelding van de waarschijnlijk aansluitende termijn van beantwoording.
Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het college of de burgemeester dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden.
In situaties waarin fracties identieke vragen stellen (schriftelijk dan wel tijdens rondvragen in commissievergaderingen e.d.), over een onderwerp waarover reeds door een andere fractie schriftelijk vragen zijn gesteld wordt verwezen naar de eerder schriftelijk ingediende vragen en de verwachtte datum van beantwoording.
Vragen over hetzelfde onderwerp maar met een andere strekking/politieke lading worden direct in behandeling genomen en overeenkomstig dit artikel behandeld.
Na het stellen van de vragen krijgt het collegelid tot wie de vragen zich richt gelegenheid tot antwoord. Indien de vragen zich tot meerdere collegeleden richten, krijgen deze daaropvolgend gelegenheid tot antwoord. Na de beantwoording door het collegelid / de collegeleden vindt behandeling van het onderwerp op de gebruikelijke wijze als bedoeld in artikel 22 van dit Reglement van Orde plaats.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht (lid 2) ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Een interpellatie heeft veelal betrekking op onderwerpen van een meer bestuurlijk (politiek) gewicht. De behandeling ervan kan eventueel uitmonden in een motie van afkeuring waarbij het vertrouwen in een collegelid wordt opgezegd.
De raad is verplicht hierover nadere regels te stellen, hetgeen met dit artikel is geregeld.
De procedure tijdens de vergadering is als volgt:
Indien één of meer leden de raad willen voorstellen nader onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, wordt daarvoor een schriftelijk voorstel ingediend bij de voorzitter onder opgave van een omschrijving van het onderwerp van onderzoek met een toelichting.
Hoofdstuk V. Begroting en rekening
Artikel 42 Procedure begroting en verantwoording
De in artikel 42 opgenomen indemniteitsprocedure is een nadere uitwerking van de artikelen 197 t/m 201 van de Gemeentewet en heeft tot doel een procedure in het leven te roepen (vergelijkbaar met de indemniteitsprocedure bij de rijksoverheid) waarbij onrechtmatige uitgaven nadrukkelijk aandacht krijgen in de raad. De procedure stelt de raad in staat zich een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de betrokken uitgave.
Het verloop van een indemniteitsprocedure is als volgt:
Als de raad na kennisneming van de rekening zoals die door het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden, alsmede van het verslag van bevindingen en de verklaring van de accountant, tot de conclusie komt dat een of meer uitgaven niet rechtmatig zijn geschied, wordt het college daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, onder vermelding van de gerezen bezwaren.
Het college bereidt vervolgens een indemniteitsbesluit voor. Door middel van een dergelijk besluit worden de onrechtmatige uitgaven alsnog gesanctioneerd, waarna de rekening alsnog kan worden vastgesteld. Uiteraard zal het college bij die gelegenheid inhoudelijk moeten reageren op de gerezen bezwaren.
Als de raad echter niet instemt met het ontwerpbesluit of dit besluit niet naar behoren vaststelt, zendt het college het ontwerp ter vaststelling naar gedeputeerde staten, zoals dat op grond van artikel 200 van de Gemeentewet nu al gebeurt ten aanzien van de rekening. Onder het niet naar behoren vaststellen van het indemniteitsbesluit en in relatie hiermee van de rekening wordt in dit verband verstaan het zodanig vaststellen dat bepaalde uitgaven die wel zijn gedaan, buiten de rekening gehouden worden. Gedeputeerde staten kunnen er dan voor zorgen, door het indemniteitsbesluit en de rekening wel naar behoren vast te stellen, dat het college van burgemeester en wethouders alsnog wordt gedéchargeerd.
Hoofdstuk VI. Besloten vergadering
Indien een voorstel tot besloten vergadering is gedaan, verzoekt de voorzitter ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de notulist, een medewerker ten behoeve van de geluidsvoorziening, een medewerker van de bodedienst, de griffier en eventueel andere door hem of de gemeentesecretaris aan te wijzen ambtenaren.
Van belang zijn de artikelen 23 en 24 van de Gemeentewet:
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 46 Overdracht geheime stukken / opheffen geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Op grond van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.
Van belang zijn de volgende bepalingen in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet.
De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het is een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Hoofdstuk VII. Toehoorders en pers
Artikel 47 Toehoorders en pers
Van belang is artikel 26, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.
Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiertoe voor aanvang van de vergadering een verzoek aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 49 Gebruik mobiele communicatiemiddelen
In de vergaderzaal met inbegrip van de publieke en ambtenarentribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele communicatiemiddelen, die inbreuk maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
De aanwezigen gedragen zich naar de aanwijzingen van de voorzitter op dit punt.
Hoofdstuk VIII. Slotbepalingen
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Deze verordening kan worden aangehaald als Reglement van Orde van de gemeenteraad.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 oktober 2008.
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
Bekendgemaakt: 19 oktober 2008.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 28 juni 2012. Bekendgemaakt 25 juli 2012.
Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 juni 2013. Bekendgemaakt 24 juli 2013.