Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijk boete bij recidive 2013 |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijk boete 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Wet werk en bijstand, art. 8 lid 1 sub i
Besluit Boete WWB, IOAW en IOAZ 2013
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2013 | 27-06-2013 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 27-06-2013 Veenendaalse Krant, 2013-07-24 | 2013, 2013.00050-3 |
De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 21 mei 2013, nummer 2013.00050-3;
de raad als gevolg van de wet ‘Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ verplicht is per verordening vast te leggen op welke wijze de bestuurlijke boete wordt verrekend met de bestaande uitkering;
artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet Werk en Bijstand;
vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijk boete bij recidive 2013
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekenen bestuurlijk boete
Artikel 4 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes
De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet Werk en Bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 juni 2013.
De heer mr. E.J. Kruijswijk Jansen - raadsgriffier
de heer mr. A.W. Kolff - voorzitter
Op 1 januari 2013 trad de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking. Voor de Wet Werk en Bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht.
Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.
De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De omstandigheden waaronder afgeweken kan worden, zijn beschreven in de wet. In deze verordening is er daarom voor gekozen deze omstandigheden niet verder uit te werken in de verordening, maar te volstaan met de hardheidsclausule, en de mogelijkheid voor het college om te beslissen in die gevallen waarin de verordening niet voorziet.
De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Het is derhalve aan het college op deze onderdelen nadere (beleids)regels vast te stellen. De beleidsregel Terugvordening en Verhaal is op dit munt aangepast.
In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd, zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de WWB is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.
Begrippen In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.
a.Verrekenen: De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.
In dit artikel wordt geregeld dat de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid de recidiveboete te verrekenen met de lopende uitkering zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Dit wordt “robuuste incasso” genoemd.
Als na drie maanden verrekening met de lopende uitkering zonder inachtnemen van de beslagvrije voet, de bestuurlijke boete niet volledig is voldaan, wordt het restandbedrag verrekend met de lopende uitkering met inachteneming van de beslagvrije voet. In het tweede lid wordt beschreven welke middelen meegerekend worden met het inkomen, waarmee de boete wordt verrekend.
Eerder opgelegde bestuurlijke boetes In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.
Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties zijn beschreven in de wet. Het kan bijvoorbeeld gaan om dreigende uithuiszetting. Van dringende redenen om af te wijken is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen. Dit wordt geregeld in artikel 5.