Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting |
Citeertitel | Verordening reclamebelasting |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 227
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-12-2011 | Nieuwe regeling | 18-12-2008 Infopagina 31-12-2008 | 2008/103 |
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven ter zake van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief
Voor de toepassing van dit artikel worden de op de voet van artikel 5, tweede lid, bepaalde oppervlakten van reclameobjecten, die bij één bouwwerk of deel daarvan behoren, bij elkaar opgeteld. Indien meerdere bouwwerken of delen daarvan tezamen worden gebruikt door één belastingplichtige, worden de oppervlakten van reclameobjecten die bij deze bouwwerken of delen daarvan behoren voor de toepassing van dit artikel bij elkaar opgeteld.
Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2008.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester
Het tarief bedraagt voor het hebben van een reclameobject,
b.voor een reclameobject met een oppervlakte van 0,5 m² tot 10m²: | ||
c.voor een reclameobject met een oppervlakte van 10 m² tot 20m²: | ||
Behorende bij raadsbesluit van 18 december 2008
Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting, geldt het gedeelte wat gelegen is binnen de dikke lijn op de kaart (zie volgende pagina).
Behorende bij raadsbesluit van 18 december 2008
De verordening reclamebelasting is gebaseerd op artikel 227 van de Gemeentewet.
Het heffen van reclamebelasting is arbeidsintensief. De perceptiekosten kunnen worden beperkt door de heffing te beperken tot een deel van de gemeente of tot bijvoorbeeld permanent aanwezige aankondigingen. In deze is er voor gekozen het gebied te beperken tot het centrum.
Omdat sprake is van een belasting, hoeft er tegenover het heffen van de reclamebelasting geen individuele tegenprestatie of kostenpost te staan van de gemeente. Het vereiste van maximaal 100% kostendekkendheid, zoals dat van toepassing is bij de legesheffing, geldt hier niet.
De opbrengst vloeit in de algemene middelen en de gemeente kan die aanwenden naar eigen inzicht. De reclamebelasting wordt dan ook primair als een algemeen dekkingsmiddel opgevat. Daarnaast kan de reclamebelasting een regulerend karakter hebben door het opwerpen van een financiële drempel voor openbare aankondigingen.
De verordening reclamebelasting bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en een aparte tarieventabel. Hierdoor zijn tariefwijzigingen op eenvoudige wijze in de tarieventabel te verwerken zonder dat de onderlinge samenhang van de artikelen in de verordening verloren gaat.
Als bijlage bij de verordening is een kaart opgenomen waarin het gebied is afgebakend.
Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting, geldt het gedeelte wat gelegen is binnen de dikke lijn op onderstaande kaart.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de modelverordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in dit artikel.
In de verordening is voor de formulering van het belastbare feit direct aangesloten bij de wettekst van artikel 227 Gemeentewet. De wet gaat uit van een belasting ‘ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.’
Artikel 227 van de Gemeentewet, noch enige andere (fiscale) wet geeft een definitie van het begrip openbare aankondiging. Daardoor moet aansluiting worden gezocht bij het spraakgebruik. In beginsel vallen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de reclamebelasting. Het gaat overigens om de openbare aankondiging zelf en niet om het voorwerp waarop die aankondiging zich bevindt. Bij een reclametekst op een gevelbord bijvoorbeeld is belast de aankondiging op het bord en niet het bord zelf. Voor de berekening van de oppervlakte van de openbare aankondiging wordt soms wel aangesloten bij de oppervlakte van het bord.
Bij openbare aankondigingen kan gedacht worden aan schriftelijke aankondigingen, foto’s, tekeningen, logo’s, stickers, raam- en aanplakbiljetten, teksten en figuren op gevelborden, etalageruiten, lichtbakken en (verkeers)borden en vlaggen, neonreclames, merken, emblemen, beeldbepalende kenmerken en zelfs aankondigingen op door de gemeente rijdende specifieke reclamevoertuigen. Echter, openbare aankondigingen zoals de vermelding van openings- en sluitingstijden en aanduidingen die aangeven waar de hoofdingang van een gebouw zich bevindt, zijn geen openbare aankondiging in de zin van de reclamebelasting. Het hof oordeelde dat dergelijke aankondigingen slechts bijkomstig de aandacht vestigen op het gebouw ten einde deel te nemen aan het economische verkeer en daarmee zakelijke belangen te bevorderen (Hof Amsterdam 30 januari 1998, nr. 96/1387, Belastingblad 1998 blz. 530, LJN: AA4190).
Een aankondiging is openbaar indien het publiek vanaf de openbare weg de aankondigingen visueel kan waarnemen. Aankondigingen in gebouwen zijn meestal niet zichtbaar vanaf de openbare weg en in dat geval daardoor niet belastbaar. Aankondigingen in etalages van winkels zijn in beginsel weer wel belastbaar.
De Gemeentewet geeft geen definitie van het begrip openbare weg. De belastingrechter knoopt voor het begrip ‘openbare weg’ aan bij de definitie uit de Wegenwet (Hof Leeuwarden 30 oktober 1967, BNB 1968/214 inzake de straatbelasting en Hoge Raad 21 september 2001, nr. 35502, Belastingblad 2001, blz. 996 inzake de OZB). Volgens artikel 1 van de Wegenwet moet onder weg mede worden verstaan: voetpad, rijwielpad, jaagpad, dreef, molenweg, kerkweg en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik. Ook een brug wordt aangemerkt als weg.
Samenvattend geldt dat een weg openbaar is wanneer deze daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk is. Het is daarbij niet van belang wie eigenaar is van de weg. Een weg is niet openbaar als deze alleen op verzoek voor een ieder toegankelijk is.
Voor winkelcentra die niet kunnen worden afgesloten met bijvoorbeeld een afsluitbaar hekwerk of schuifdeuren heeft dit tot gevolg dat sprake is van openbare weg. Deze zijn immers te allen tijde voor iedereen toegankelijk. Ook ’s-avonds, op feestdagen en in het weekend. Deze situatie is dan vergelijkbaar met een winkelgebied of winkelstraat elders in de gemeente. Voor winkelcentra die wel afsluitbaar zijn (Oranjepassage), ligt dat anders. Hierbij is de vrije toegankelijkheid afhankelijk van de beheerder. Zo’n winkelcentrum is dan niet daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk en er kan niet gesproken worden van openbare weg.
De Hoge Raad heeft bepaald dat in het geval een gemeente de belasting kan opleggen aan degene van wie dan wel ten behoeve van wie een openbare aankondiging wordt aangetroffen, belastingplichtig is degene die bij de openbare aankondiging rechtstreeks belang heeft. De Hoge Raad bepaalde ook dat in het geval meerdere personen een rechtsreeks belang hebben, belastingplichtig is degene wiens belang het meest op de voorgrond treedt.
In het tweede lid is de belastingplicht geregeld voor openbare aankondigingen met vermelding van een tussenpersoon of gedaan door een persoon die beroeps- of bedrijfsmatig openbare aankondigingen voor derden doet. Dit kan leiden tot een andere belastingplicht dan op grond van het eerste lid.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De Gemeentewet schrijft geen tarief voor en gemeenten zijn in beginsel vrij om een heffingsmaatstaf voor de reclamebelasting te bepalen, zolang deze maar niet direct of indirect afhankelijk is gesteld van inkomen, winst of vermogen van de belastingplichtige.
Wij hebben gekozen voor de oppervlakte van de openbare aankondiging als grondslag voor de heffing
Voor de tariefstelling wordt verwezen naar de tarieventabel.
Deze bevatten doelmatigheidsbepalingen, waarmee wordt bereikt dat meer openbare aankondigingen bij één bouwwerk als één openbare aankondiging worden aangemerkt.
Artikel 5 Berekening van de reclamebelasting
De reclamebelasting is voor gemeenten een arbeidsintensieve belasting. In de praktijk treft men immers zeer veel openbare aankondigingen aan die verschillen in soort en grootte. Om de reclamebelasting uitvoerbaar te houden is het daarom noodzakelijk dat nadere regels worden gesteld.
Een deel van die nadere regels treft men aan bij de vrijstellingen, maar ook voor de berekening van de reclamebelasting kunnen doelmatigheidsregels worden opgenomen. Artikel 5 van de verordening geeft een van die regels. In het eerste lid is opgenomen dat een gedeelte van een vierkante meter wordt aangemerkt als een gehele vierkante meter. In het tweede lid is bepaald hoe de oppervlakte van een reclameobject moet worden bepaald.
Er is gekozen voor het kalenderjaar als belastingtijdvak omdat dit ons het meest doelmatig voorkomt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de gemeentelijke belasting over een tijdvak wordt geheven en de belastingschuld naar de toestand op een bepaald, aan het begin van het belastingtijdvak vastgesteld tijdstip wordt geheven, moet in de verordening:
een regeling worden opgenomen voor de gevallen waarin de belastingplicht in de loop van dit tijdvak ontstaat of eindigt. Bij aanvang van de belastingplicht in de loop van dit tijdvak dient de heffing naar tijdsgelang plaats te vinden. Bij beëindiging van de belastingplicht in de loop van het tijdvak dient ontheffing naar tijdsgelang plaats te vinden. In de verordening is in voorkomend geval gekozen voor een tijdsevenredige herleiding per kwartaal, waarbij gedeelten van een kwartaal niet worden meegerekend. Deze (ont)heffingsregeling is er op gericht dat bij tijdsevenredige toepassing geen te grove afrondingen plaatsvinden.
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. De heffing bij wege van aanslag ligt bij deze belasting voor de hand.
In beginsel vallen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de reclamebelasting. Dat maakt de heffing van reclamebelasting arbeidsintensief en in de praktijk lastig uitvoerbaar. Het is daarom wenselijk vrijstellingen in de verordening op te nemen.
De Gemeentewet kent voor de reclamebelasting geen verplichte vrijstellingen. Wel kan de gemeenteraad in de verordening reclamebelasting zogenoemde facultatieve vrijstellingen opnemen. Zij heeft daarvoor een ruime bevoegdheid.
Een beperking bij het opnemen van vrijstellingen in de verordening is, dat een vrijstelling objectief moet zijn om te voorkomen dat toepassing van de vrijstelling leidt tot strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel.
Verder mogen vrijstellingen er niet toe leiden dat de belasting afhankelijk wordt gesteld van inkomen, winst of vermogen. Of door een vrijstelling strijd ontstaat met enig beginsel, moet van geval tot geval worden beoordeeld.
Uit doelmatigheidsoverwegingen zijn de vrijstellingen genoemd in dit artikel opgenomen.
Omdat het hier gaat om een belasting die vrijwel altijd wordt geheven van ondernemers en organisaties is een betalingstermijn van een maand aangehouden.
In de verordening is gekozen voor een bepaling die regelt dat in het geheel geen kwijtschelding van reclamebelasting wordt verleend. Het gaat hier immers om een belasting die vrijwel altijd wordt geheven van ondernemers en organisaties.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Op grond van de Gemeentewet zijn bij de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990 van toepassing. De heffingsbevoegdheden komen toe aan de daartoe aangewezen heffingsambtenaar en de invorderingsbevoegdheden aan de daartoe aangewezen invorderingsambtenaar. De AWR en de Invorderingswet 1990 kennen ook bepalingen op grond waarvan het College van burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend nadere regels te geven over bepaalde heffings- en invorderingsaangelegenheden. Door het opnemen van dit artikel is het voor de belastingplichtigen duidelijk dat er nog nadere regels kunnen gelden.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel
In dit artikel is de inwerkingtreding en citeerartikel opgenomen.
C Toelichting op de tarieventabel
Aangezien is gekozen voor de oppervlakte van de openbare aankondiging als maatstaf van heffing, is in de tarieventabel een tariefstelling per m2 van de openbare aankondiging opgenomen.