Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

WMO-verordening Zoetermeer 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWMO-verordening Zoetermeer 2013
CiteertitelWMO-verordening Zoetermeer 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-201412-01-2015Wijziging

03-02-2014

www.zoetermeer.nl/bekendmakingen, gem. blad 6 maart 2014, nr. 12179

2013-003864
01-07-2013Nieuwe regeling

17-06-2013

Zoetermeer Dichtbij 27 juni 2013

2013-001243

Tekst van de regeling

Intitulé

WMO-verordening Zoetermeer 2013

 

 

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1. Wet

Lid 2. College

Lid 3. Compensatieplicht

Lid 4. Zelfredzaamheid

Lid 5. Maatschappelijke participatie

Lid 6. Aanvrager

Lid 7. Belanghebbende

Lid 8. Vraagverhelderingsgesprek

Lid 9. Algemene voorziening

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening

Lid 11. Collectieve voorziening

Lid 12. Voorliggende voorziening

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening

Lid 14. Individuele voorziening

Lid 15. Gebruikelijke zorg

Lid 16. Leefeenheid

Lid 17. Huisgenoot

Lid 18. Voorziening in natura

Lid 19. Persoonsgebonden budget

Lid 20. Financiële tegemoetkoming

Lid 21. Mantelzorger

Lid 22. Hoofdverblijf

Lid 23. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

Lid 24. Algemeen gebruikelijk

Lid 25. ICF-classificatie

Lid 26. Besluit

HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

Artikel 2. De te bereiken resultaten

HOOFDSTUK 3. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

Artikel 3. De aanvraag

HOOFDSTUK 4. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 4. Het maken van een afweging

Paragraaf 2. Beperkende voorwaarden

Artikel 5. Begrenzing recht op individuele voorzieningen

Paragraaf 3. De te bereiken resultaten

Artikel 6. Normaal gebruik kunnen maken van de woning

Artikel 7. Beschikken over een schoongehouden woning

Artikel 8. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 9. Beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel

Artikel 10. Het ook thuis kunnen (laten) zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 11. Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 12. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 13. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten

HOOFDSTUK 5. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING EN EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Artikel 14. Mogelijke verstrekkingswijzen

Artikel 15. Inhoud beschikking verstrekking in natura

Artikel 16. Overwegende bezwaren tegen verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 17. Inhoud beschikking verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 18. Inhoud beschikking verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 19. Eigen bijdrage, eigen aandeel en ritbijdrage

HOOFDSTUK 6. BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 20. Advisering

Artikel 21. Wijziging situatie

Artikel 22. Intrekking

Artikel 23. Terugvordering en verrekenen

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 24. Hardheidsclausule

Artikel 25. Indexering

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze Verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. College

College van burgemeester en wethouders van Zoetermeer.

Lid 3. Compensatieplicht

De plicht van het College om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan, en aan mantelzorgers ter ondersteuning van hun mantelzorgtaken. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

Lid 4. Zelfredzaamheid

Het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Lid 5. Maatschappelijke participatie

Normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

Lid 6. Aanvrager

Degene voor wie de voorziening wordt aangevraagd. In geval de voorziening wordt aangevraagd ten behoeve van een minderjarige worden de ouders of pleegouders als aanvrager aangemerkt.

Lid 7. Belanghebbende

Een persoon met een lichamelijke of geestelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen of behouden van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanvraag doet of laat doen.

Lid 8. Vraagverhelderingsgesprek

Het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen. Van het vraagverhelderingsgesprek wordt een verslag gemaakt en naar de klant verstuurd.

Lid 9. Algemene voorziening

Een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de belemmeringen die een persoon ondervindt.

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 11. Collectieve voorziening

Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Lid 12. Voorliggende voorziening

Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening

Een voorziening als bedoeld in artikel 2 van de Wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 14. Individuele voorziening

Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wet wordt verstrekt.

Lid 15. Gebruikelijke zorg

De zorg die huisgenoten worden geacht elkaar te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Lid 16. Leefeenheid

Alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren.

Lid 17. Huisgenoot

Iedere persoon die tot de leefeenheid van de aanvrager behoort.

Lid 18. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of in de vorm van persoonlijke dienstverlening.

Lid 19. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 20. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 21. Mantelzorger

Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1 lid 1 onder b van de Wet biedt met wiens mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte (tijdens de aanvraag en in de nabije toekomst) het College rekening houdt bij het verlenen van een voorziening aan de belanghebbende.

Lid 22. Hoofdverblijf

De woning waar een aanvrager zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft of zal hebben en waar hij in de Gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan, dan wel behoort te staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres, indien het gaat om een aanvrager met een briefadres.

Lid 23. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

Een in het Besluit vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage), of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn.

Lid 24. Algemeen gebruikelijk

Naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

Lid 25: ICF-classificatie

International Classification of Functioning, Disabilitiy and Health; de ICF is een begrippenkader waarmee het mogelijk is objectief en gestandaardiseerd het functioneren van mensen en de eventuele problemen die mensen in het functioneren ervaren te beschrijven, plus de factoren die op dat functioneren van invloed zijn.

Lid 26. Besluit

Het geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer.

HOOFDSTUK 2. RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de Wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn dat de aanvrager:

  • a.

    normaal gebruik kan maken van de woning;

  • b.

    kan beschikken over een schoongehouden woning;

  • c.

    . kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    kan beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel;

  • e.

    ook thuis kan (laten) zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich kan verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal kan verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid heeft om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

HOOFDSTUK 3. DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

Artikel 3. De aanvraag

Lid 1.

De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden.

Lid 2.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Lid 3.

Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt die aanvraag bevestigd door een handtekening van de aanvrager middels het formulier als bedoeld in lid 2.

Lid 4.

In afwijking van lid 2 kan bij de aanvraag, als er een ondertekend verslag van een vraagverhelderingsgesprek aanwezig is, welk gesprek heeft geleid tot de aanvraag, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd worden.

HOOFDSTUK 4. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

PARAGRAAF 1. ALGEMENE REGELS

Artikel 4. Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij het beoordelen van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden, gaat het college uit van de behoeften, de persoonskenmerken, de mogelijkheden, omstandigheden en eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2.

Alle eigen mogelijkheden, alle mogelijkheden binnen het sociale netwerk van de belanghebbende, alsmede alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, collectieve en algemene voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden eerst beoordeeld op hun mogelijkheid om het resultaat te bereiken, indien deze niet al tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, zoals genoemd in artikel 3 van deze Verordening.

PARAGRAAF 2. BEPERKENDE VOORWAARDEN

Artikel 5. Begrenzing recht op individuele voorzieningen

Lid 1.

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden kan leiden tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is;

  • c.

    de te verstrekken voorziening in overwegende mate op het individu van de aanvrager is gericht;

  • d.

    niet op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat.

Lid 2.

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is voor een persoon als de aanvrager;

  • b.

    indien de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Zoetermeer en niet in de Gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan;

  • c.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf kan worden vastgesteld;

  • d.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende het college geheel tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

  • e.

    voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • f.

    als de aanvrager zelf, al dan niet met hulp van anderen, in staat is zijn belemmeringen voldoende te compenseren.

PARAGRAAF 3. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 6. Normaal gebruik kunnen maken van de woning

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waarover men beschikt.

Lid 2.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden om het in dit artikel bedoelde resultaat te bereiken. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de kosten van aanpassing van de woning het in het Besluit genoemde bedrag te boven gaan.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar is, worden geen individuele voorzieningen verstrekt. Een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten kan dan wel verstrekt worden.

Lid 5.

Een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten wordt niet verstrekt indien:

  • a.

    de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat de aanvraag is ingediend , tenzij daarvoor door het college schriftelijk toestemming is verleend;

  • b.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

  • c.

    de aanvrager verhuist vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

  • d.

    de aanvrager verhuist naar een AWBZ-instelling of naar een andere op zorgverlening gerichte instelling;

  • e.

    de kosten voor het opheffen van de in de te verlaten woonruimte ondervonden beperkingen lager zijn dan het bedrag van de tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten;

  • f.

    de aanvrager verhuist naar een woning in de gemeente Zoetermeer vanuit een andere gemeente;

  • g.

    de nieuwe woonruimte niet adequaat is en er problemen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning.

Lid 6.

De belanghebbende, die als eigenaar-bewoner krachtens deze Verordening dan wel de daaraan voorafgaande Verordening een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget voor de kosten van een woningaanpassing heeft ontvangen, welke aanpassing heeft geleid tot waardestijging van de woning, en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de overdrachtsakte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Lid 7.

De in lid 6 bedoelde eigenaar dient bij verkoop van de woning binnen 10 jaar na de aanpassing de kosten van de woonvoorziening, minus de afschrijvingskosten en eigen bijdrage dan wel eigen aandeel in de kosten, terug te betalen aan de gemeente Zoetermeer, indien de aanpassing heeft geleid tot waardevermeerdering van de woning.

Lid 8.

Het college stelt in het Besluit nadere regels voor de in lid 7 bedoelde terugbetaling.

Lid 9.

De bepalingen van dit artikel zijn gericht op zelfstandige woonruimten en zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie meegenomen kunnen worden.

Lid 10.

Individuele woonvoorzieningen worden niet verstrekt:

  • a.

    indien de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van beperkingen, psychosociale problemen of chronische psychische problemen geen aanleiding bestond en er geen andere dringende reden voor de verhuizing aanwezig was;

  • b.

    indien de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • d.

    voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

Lid 11.

  • a.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • b.

    In afwijking van het gestelde onder a. kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • c.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • d.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de onder b. bedoelde woonruimte, met een in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

  • e.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.

Artikel 7. Beschikken over een schoongehouden woning

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een woning die schoongehouden is.

Lid 2.

Met het oog op het schoonhouden van de woning kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Lid 3.

Indien de belanghebbende één of meer huisgenoten heeft die in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld als mogelijkheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 4.

Indien en voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van andere aanwezige en bruikbare voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorzieningen, die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld op hun geschiktheid om het in lid 1 genoemde resultaat te bereiken.

Lid 5.

Voor zover de in lid 3 en lid 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 8. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen beschikken over de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden dan wel klaarzetten van maaltijden.

Lid 3.

Indien de belanghebbende één of meer huisgenoten heeft die in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld als mogelijkheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 4.

Indien en voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van aanwezige en bruikbare voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorzieningen, die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld op hun geschiktheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 5.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 9. Beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Lid 3.

Indien de belanghebbende één of meer huisgenoten heeft die in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld als mogelijkheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 4.

Indien en voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van aanwezige en bruikbare voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorzieningen, die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld op geschiktheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 5.

Voor zover de in lid 3 en lid 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10. Het ook thuis kunnen (laten) zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

Lid 2.

Met het oog op het ook thuis mogelijk maken dat de dagelijkse gebruikelijke zorg kan worden verleend voor in het huishouden aanwezige kinderen, die nog niet voor zich zelf kunnen zorgen, kan (tijdelijk) een voorziening worden verleend, voor zover de ouders of huisgenoten geen gebruikelijke zorg kunnen leveren.

Lid 3.

Indien en voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van aanwezige en bruikbare voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorzieningen, die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld op geschiktheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 11. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woning (voordeur), woonkamer, keuken, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken, zodat normaal gebruik van de woning kan worden gemaakt.

Lid 2.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor mensen die genoodzaakt zijn zich overwegend zittend te verplaatsen.

Artikel 12. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen onderhouden van sociale contacten en het deelnemen aan activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 2.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 3.

Indien en voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur, een rolstoel- of scootmobielpool of van andere aanwezige en bruikbare algemeen gebruikelijke, algemene of voorliggende voorzieningen, die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze voorzieningen eerst beoordeeld op hun geschiktheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Lid 5.

Indien een vervoersvoorziening wordt verstrekt, wordt voor wat betreft de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Lid 6.

De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met maximaal een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Lid 7.

Voor belanghebbenden die voor of op 1 maart 1999 hun vervoersvergoeding van de gemeente Zoetermeer aanwendden voor het gebruik van een eigen, zelf te besturen auto, geldt een tegemoetkoming in de kosten van € 816,-- op jaarbasis, waarbij in beginsel geen aanspraak bestaat op overige vervoersvoorzieningen.

Lid 8.

Een belanghebbende kan slechts voor een (aanpassing van een) auto als verstrekking in aanmerking komen, indien er een noodzaak is voor het gebruik van eigen gesloten buitenvervoer.

Lid 9.

Een belanghebbende kan slechts voor een verstrekking in natura of een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel of open elektrische buitenwagen in aanmerking komen indien hij over een adequate stalling beschikt of een stalling in of bij diens woning te realiseren is. De kosten van een te realiseren stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur - of aanschafkosten ervan én tot de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.

Artikel 13. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen aangaan en onderhouden van sociale contacten en het deelnemen aan activiteiten in de eigen woon- of leefomgeving.

Lid 2.

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten in de eigen woon- of leefomgeving kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer, indien het in het vorige lid genoemde resultaat niet kan worden bereikt met de voorzieningen, bedoeld in artikel 12 van deze Verordening.

Lid 3.

Met het oog op de het in lid 1 genoemde resultaat kan een belanghebbende voor een sportvoorziening in aanmerking komen indien diens beperkingen het sporten zonder sportvoorziening onmogelijk maken.

Lid 4.

Indien en voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van andere dan in lid 2 genoemde aanwezige en bruikbare algemeen gebruikelijke, algemene of voorliggende voorzieningen die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld op hun geschiktheid om het in lid 1 bedoelde resultaat te bereiken.

Lid 5.

Voor zover de in lid 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

HOOFDSTUK 5. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING EN EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Artikel 14. Mogelijke verstrekkingswijzen

Lid 1.

  • a.

    De te treffen voorzieningen kunnen verstrekt worden als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget (waaronder begrepen voor hulp bij het huishouden een budget voor een Zoetermeerhulp) en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • b.

    De aanvrager wordt door het college vooraf, in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de vorm van de voorziening.

Lid 2.

Het college stelt in het Besluit nadere regels vast rond de verstrekking en verantwoording van individuele voorzieningen.

Lid 3.

In het Besluit staan de basistarieven voor hulp bij het huishouden zoals bedoeld in artikel 21a van de wet en zoals vastgesteld in het Raadsbesluit van 15-10-2012.

Artikel 15. Inhoud beschikking verstrekking in natura

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    welke de te treffen voorziening is;

  • b.

    wat het te bereiken resultaat is;

  • c.

    wanneer de voorziening voor een bepaalde tijd wordt toegekend: wat de duur van de verstrekking is;

  • d.

    hoe de voorziening in natura verstrekt wordt; en

  • e.

    voor zover van toepassing, de gebruiksvoorwaarden voor de voorziening.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage, dan wel een ritbijdrage, wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 16. Overwegende bezwaren tegen verstrekking als persoonsgebonden budget

Het college legt in het Besluit vast in welke situaties in ieder geval sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 17. Inhoud beschikking verstrekking als persoonsgebonden budget

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    dat een persoonsgebonden budget niet mag worden besteed aan een algemeen gebruikelijke voorziening als bedoeld in artikel 5 lid 2 onder a van deze Verordening;

  • b.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • c.

    wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is;

  • e.

    welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget en

  • f.

    voor zover van toepassing, de gebruiksvoorwaarden voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 18. Inhoud beschikking verstrekking als financiële tegemoetkoming

Lid 1.

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

  • b.

    wat de duur van de verstrekking is (indien van toepassing);

  • c.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

  • d.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is; en

  • e.

    voor zover van toepassing, de gebruiksvoorwaarden voor de voorziening, die met de financiële tegemoetkoming wordt bekostigd.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Artikel 19. Eigen bijdrage, eigen aandeel en ritbijdrage.

Lid 1.

Bij het verstrekken van een individuele voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

  • a.

    het normaal gebruik kunnen maken van de woning;

  • b.

    het kunnen beschikken over een schoongehouden woning;

  • c.

    het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    het kunnen beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel;

  • e.

    het ook thuis kunnen (laten) zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, voor zover het geen rolstoel betreft;

  • g.

    het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid hebben om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Lid 2.

Het college legt in het Besluit de maximale omvang van de eigen bijdrage en van het eigen aandeel vast, met inachtneming van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Lid 3.

Bij toekenning van het recht op gebruik van collectief vervoer tegen gereduceerd tarief is een ritbijdrage verschuldigd per verreden zone. De hoogte van het bedrag van deze ritbijdrage wordt door het college in het Besluit vastgelegd.

HOOFDSTUK 6. BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 20. Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, de aanvrager, of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

  • b.

    op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

Lid 2.

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien

het college dat gewenst vindt.

Lid 3.

Een aanvrager is verplicht aan het college of de door het college aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Lid 4.

Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functioning, Disabilitiy and Health, de zogenaamde ICF-classificatie.

Artikel 21. Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze Verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 22. Intrekking

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze of de hieraan voorafgaande Verordeningen, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet of niet volledig meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening, dan wel de voorafgaande Verordeningen, geldend op het moment waarop de beschikking voor de betreffende voorziening is afgegeven;

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • c.

    de belanghebbende is verhuisd naar een andere gemeente, is overleden of er andere wijzigingen in de noodzaak voor het gebruik van de voorziening hebben plaats gevonden.

Lid 2.

Een besluit tot verlening van een naturavoorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken indien blijkt dat het budget of de tegemoetkoming binnen drie maanden na uitbetaling niet of niet volledig is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Lid 3.

In afwijking van het gestelde in het voorgaande lid kan een besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, indien dit persoonsgebonden budget binnen het kalenderjaar waarover het verstrekt is, niet of niet volledig is besteed conform de verstrekkingsvoorwaarden bij of krachtens deze verordening.

Artikel 23. Terugvordering en verrekenen

Lid 1.

Indien het recht op een voorziening is ingetrokken/herzien kan op basis daarvan een reeds uitbetaald persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd.

Lid 2.

  • a.

    Ingeval het recht op een in eigendom of een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken/herzien kan deze voorziening worden teruggevorderd of teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van onjuist verstrekte gegevens.

  • b.

    Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in natura verstrekte voorziening is ingetrokken kan het bedrag dat het college heeft betaald aan de leverancier(s) worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van onjuist verstrekte gegevens.

Lid 3.

De wijze waarop de terugvordering geïnd wordt, kan verrekening zijn. De hoogte van het (periodieke) bedrag van verrekening moet in redelijke verhouding staan tot de compensatieplicht.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Indexering

Lid 1.

Het college past jaarlijks per 1 januari de in het kader van het Besluit geldende bedragen aan conform de ontwikkeling van de prijsindex consumentenprijzen (CBS-CPI).

Lid 2.

In afwijking van het gestelde in lid 1 past het college jaarlijks per 1 januari de hoogte van de ritbijdrage, zoals genoemd in artikel 19 lid 3 in het Besluit aan op basis van het tarief per zone zoals berekend door het Stadsgewest Haaglanden, afgeleid van het OV-chipkaarttarief.

Lid 3.

In afwijking van het gestelde in lid 1 past het college jaarlijks per 1 januari de hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel, zoals bedoeld in artikel 19 aan in het Besluit, met inachtneming van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Lid 4:

In afwijking van het gestelde in lid 1 worden de bedragen zoals genoemd in:

  • -

    artikel 9 lid 5

  • -

    artikel 10 lid 1

  • -

    artikel 19 lid 5e

van het besluit niet geïndexeerd.

Lid 5.

De tegemoetkoming, zoals genoemd in artikel 12 lid 7 van deze Verordening, wordt niet geïndexeerd.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1.

Deze Verordening treedt in werking op 1 juli 2013, onder gelijktijdige intrekking van de Wmo verordening gemeente Zoetermeer, zoals die is vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zoetermeer, op 2 juni 2009.

Lid 2.

Deze Verordening wordt aangehaald als “Wmo-verordening Zoetermeer 2013”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raad van de gemeente Zoetermeer, op 17 juni 2013

De voorzitter, De griffier