Organisatie | Drimmelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit reïntegratie sociale zekerheid 2012-A, gemeente Drimmelen |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit reïntegratie sociale zekerheid 2012-A, gemeente Drimmelen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Verordening Reïntegratie Sociale Zekerheid 2012-A gemeente Drimmelen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-08-2013 | 01-07-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 21-03-2013 't Carillon, 1 augustus 2013 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen;
gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de algemene groep vrijstellingsverordening (EG) nr. 800/2008 van de commissie van 6 augustus 2008; de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
gelet op het bepaalde in de Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid 2012-A, gemeente Drimmelen
overwegende dat het noodzakelijk is een aantal onderdelen uit de Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid 2012-A, gemeente Drimmelen bij
Artikel 3 Direct Werk voorziening
Aan de uitkeringsgerechtigde kan een voorziening worden aangeboden, als bedoeld in artikel 9 van de verordening, bestaande uit:
Hoofdstuk 4 Loonkostensubsidie
Aan de werkgever die een persoon in dienst neemt die 6 maanden als werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf en behoort tot de doelgroep jongeren kan een eenmalige loonkostensubsidie verstrekt worden van maximaal € 4.000,00 per 12 maanden bij een dienstverband van minimaal 32 uren per week. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 6 maanden.
Aan de werkgever die een uitkeringsgerechtigde in dienst neemt die 12 maanden als werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf, of behoort tot de doelgroep arbeidsgehandicapten of ouderen kan een eenmalige loonkostensubsidie verstrekt worden van € 10.000,00 per 12 maanden bij een dienstverband van minimaal 32 uren per week. Deze subsidie wordt alleen verstrekt indien de werkgever een arbeidscontract aanbiedt van tenminste 6 maanden.
Artikel 6 Verplichtingen verbonden aan de voorzieningen
Wanneer de indienstneming niet leidt tot een netto toename van het aantal werknemers in de betrokken vestiging, moeten de vacatures zijn ontstaan ten gevolge van ontslag of vermindering van werktijd, beide op initiatief van de werknemer, ouderdomspensioen of gewettigd ontslag, en niet door afvloeiingen.
De subsidie wordt slechts verstrekt als het gaat om een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer voor een dusdanig aantal uren wordt aangesteld, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan het voor hem geldende bijstandsniveau en het netto salaris per saldo niet meer bedraagt dan 120% van het wettelijk minimumloon.
In afwijking van het vorige lid kan subsidie worden verstrekt, als het college ten aanzien van de werknemer heeft vastgesteld dat hij niet in staat is het aantal in het vorige lid bedoelde uren te werken in verband met een arbeidshandicap, de zorg voor één of meerdere kinderen tot 12 jaar, dan wel de zorg voor zieke ouders, partner of kinderen.
Hoofdstuk 5 Scholing en werkstages
Artikel 9 Noodzakelijke scholing
Indien een beroepsopleiding geïndiceerd wordt met betrekking tot een noodzakelijk geachte reguliere opleidingsvorm en geen studiefinanciering meer kan worden verkregen, kan scholing met behoud van uitkering worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de duur van de als noodzakelijk vastgestelde scholing mag bij aanvang niet langer dan 2 jaar zijn. Als een noodzakelijk geachte scholingsvorm van maximaal 2 jaar echter door (aan belanghebbende niet-verwijtbare) omstandigheden langer duurt, dan kan, op individuele gronden, de periode dat de scholing met behoud van uitkering kan worden gevolgd, zodanig verlengd worden dat de opleiding kan worden afgerond.
Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een trajectplan, worden de kosten daarvan door het college vergoed. Het gaat hierbij om directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken en ander lesmateriaal) De kosten van de scholing zelf worden rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling.
Artikel 12 Premies aan werknemers
Voor een eenmalige premie van € 750,00 komen in aanmerking ouderen en arbeidsgehandicapten:
Het uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening WWB 2004 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2010.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel worden de gehanteerde begrippen nader omschreven. Hierbij wordt primair aangesloten bij de begrippen zoals deze zijn omschreven in de Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid. Dit is in het eerste lid bepaald.
In het tweede lid worden enkele begrippen omschreven die niet zijn opgenomen in de reïntegratieverordening of een nadere inschrijving vereisen.
Hoofdstuk 2 Algemene voorwaarden over voorzieningen
In dit artikel wordt de inkomensgrens bepaald voor het hebben van aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op reïntegratievoorzieningen. De inkomensgrens bedraagt tweemaal het wettelijk netto minimumloon. De inkomensgrens is vooral gericht op niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers), maar kan ook van toepassing zijn op personen met een Anw-uitkering.
In dit hoofdstuk wordt de wijze waarop Work First wordt vormgegeven nader uitgewerkt. De Work First aanpak bestaat primair uit de Direct Werkvoorziening zoals omschreven in artikel 3. In incidentele situaties kan aansluitende op deze Direct Werk voorziening een opstapbaan worden aangeboden.
Artikel 3 Direct Werk voorziening
In dit artikel is de Direct Werk voorziening omschreven. In de eerste plaats bestaat de Direct Werk voorziening uit een periode van maximaal 6 weken waarin de kandidaat met behoud van uitkering aan het werk gaat en gediagnosticeerd wordt op werknemersvaardigheden. Het gaat hierbij dan om inzet/motivatie, resultaatgerichtheid, flexibiliteit, samenwerken, regels nakomen en respect. Daarnaast doet de kandidaat arbeidsritme en werkervaring op. In de Direct Werk periode wordt ook gekeken of er sprake is van fysieke of psychische beperkingen ten aanzien van werk.
Indien uit de intake blijkt dat de kandidaat kan voldoen aan de eisen die door de reguliere arbeidsmarkt worden gesteld, dan wordt gestart met directe bemiddeling. Dit aspect van de Direct Werk aanpak is opgenomen in onderdeel b.
In de meeste situaties zal een Direct Werk voorziening gevolgd worden door directe bemiddeling. Betrokkene blijft dan een uitkering ontvangen tot deze directe bemiddeling is geslaagd of er andere omstandigheden zijn die aanleiding zijn de uitkering te beëindigen.
In incidentele situaties kan echter besloten worden om betrokkene een opstapbaan aan te bieden. Betrokkene krijgt dat een dienstverband bij een rechtspersoon. Het college maakt met deze rechtspersoon afspraken over de voorwaarden waarop dit gebeurt. Hierbij zullen onder andere afspraken gemaakt worden over loonkostensubsidie en vergoeding voor begeleidingskosten. Bij deze afspraken is maatwerk het uitgangspunt. Dit betekent dat afspraken gemaakt worden die aansluiten bij de positie op de arbeidsmarkt die de kandidaat heeft.
Hoofdstuk 4 Loonkostensubsidie
Artikel 12 van de Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid biedt de mogelijkheid om een loonkostensubsidie te verstrekken aan de werkgever die een persoon, die tot de doelgroep behoort, een dienstverband aanbiedt. De verstrekking van deze loonkostensubsidie wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt.
In lid 1 is bepaald dat gesubsidieerde arbeid een onderdeel vormt van een traject naar ongesubsidieerd werk. Gesubsidieerd werk is derhalve geen doel op zichzelf, maar een middel om het doel van inschakeling in het reguliere arbeidsproces te bevorderen.
Het tweede lid bepaalt dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt ten behoeve van jongeren, waarvan het belang duidelijk is om de periode van werkloosheid zo kort mogelijk te houden. Door de bepaling op te nemen dat men tenminste 6 maanden moet staan ingeschreven als werkzoekende, wordt voorkomen dat subsidie verstrekt moet worden aan mensen die snel bemiddelbaar zijn.
Het subsidiebedrag dat is opgenomen in het tweede lid, is gebaseerd op een dienstverband van 32 uren per week gedurende een periode van 12 maanden. In het derde lid is bepaald dat de loonkostensubsidie naar evenredigheid wordt vastgesteld als de omvang van het dienstverband lager is dan 32 uren per week. Uiteraard geldt ook dat de subsidie naar evenredigheid wordt vastgesteld als de duur van het dienstverband korter dan 12 maanden is.
Voorkomen moet worden dat er een grote groep langdurig werklozen ontstaat. Na 12 maanden werkloosheid is er een verhoogd risico dat mensen langdurig op uitkering aangewezen blijven. Een hoge subsidie van 12 maanden moet het voor werkgevers aantrekkelijk maken deze mensen in dienst te nemen. Dit is geregeld in lid 4. Bij toekenning zullen met werkgevers afspraken gemaakt moeten worden over het in vaste dienst nemen. Omdat arbeidsgehandicapten en ouderen een zeer moeilijke positie innemen op de arbeidsmarkt is de 12 maanden eis voor deze doelgroepen niet van toepassing.
Ook voor deze loonkostensubsidie geldt dat deze is afgestemd op een dienstverband van 32 uren per week. Het derde lid bepaalt dat de loonkostensubsidie naar evenredigheid wordt vastgesteld als het dienstverband minder dan 32 uren per week omvat of dat dit dienstverband minder bedraagt dan 12 maanden.
Het is mogelijk dat de werkgever ook op basis van andere regelingen vergoedingen ontvangt voor het in dienst nemen van de betreffende werknemer. In het zesde lid is daarom bepaald dat het totaal van alle vergoedingen niet hoger kan zijn dan de loonkosten voor de betreffende werknemer.
Artikel 6 Verplichtingen verbonden aan de voorzieningen
Het eerste lid bepaalt het moment waarbinnen de werkgever een aanvraag voor een loonkostensubsidie dient te doen. Vervolgens is in het tweede lid bepaald dat deze aanvraag vergezeld dient te gaan van een (afschrift van) een ondertekende arbeidsovereenkomst.
Om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de in te zetten re-integratiemiddelen te kunnen vaststellen bepaalt lid drie dat de werkgever verplicht is om mee te werken aan het onderzoek hiernaar.
Tenslotte zijn in lid vier bepalingen opgenomen om te voorkomen dat de verstrekking van loonkostensubsidie leidt tot verdringing van andere arbeidsplaatsen.
Artikel 7 Betaling van de subsidie
De toekenning van een subsidie heeft altijd een voorlopig karakter. Pas na afloop van de subsidieperiode zal de subsidie, indien is vastgesteld dat aan alle criteria is voldaan, definitief worden gemaakt.
Loonkostensubsidie wordt alleen toegekend indien vooraf is vastgesteld dat de persoon tot de beoogde doelgroep behoort. De subsidie wordt alleen verstrekt als mensen uitkeringsvrij worden, maar niet meer gaan verdienen dan netto 120% van het voor hen geldende wettelijk minimumloon. De mogelijkheid bestaat om in verband met zorgtaken gesubsidieerd werk met een aanvullende uitkering te combineren. Dit kan alleen indien op grond van individuele toetsing is vastgesteld dat zorgtaken niet in voldoende mate kunnen worden afgestemd op de plicht tot arbeidsinschakeling. Deze uitzonderingsbepaling is ook van toepassing op arbeidsgehandicapten die vanwege hun handicap niet in staat zijn tot volledige arbeidsinschakeling.
Hoofdstuk 5 Scholing en werkstages
Artikel 9 Noodzakelijke scholing
Scholing kan alleen worden ingezet als voorziening in het kader van een reïntegratietraject gericht op instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. Kosten van scholing kunnen alleen dan vergoedt worden indien aan deze eis is voldaan en er daarnaast geen recht bestaat op een voorliggende voorziening. Scholing die langer duurt dan twee jaar wordt geacht niet gericht te zijn op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid en wordt derhalve niet toegestaan.
In het eerste lid is bepaald dat scholing alleen wordt aangeboden als dit noodzakelijk is om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid. Dit betekent dat er een direct verband moet zijn tussen de mogelijke werkaanvaarding en de te volgen scholing. Daarnaast is van belang dat de belanghebbende voorafgaand aan de scholing al voldoende inspanning heeft verricht om aan het werk te komen. Dit aspect is opgenomen in het tweede lid. Hiermee wordt bereikt dat alleen scholing wordt ingezet als de praktijk heeft uitgewezen dat het belanghebbende niet lukt om zonder deze scholing algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Verder is van belang dat de scholing aansluit bij de mogelijkheden van de cliënt. Hiermee wordt voorkomen dat aan scholing wordt begonnen waarbij op voorhand al duidelijk is dat dit niet haalbaar is voor de betrokkene. In het derde lid is dit expliciet opgenomen. Het vierde lid bepaalt dat er een deugdelijke motivering moet liggen onder het verzoek om scholing te volgen.
In sommige gevallen kan men bij het volgen van opleiding een beroep doen op voorliggende voorzieningen zoals de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Bij de mogelijkheid van beroep op een toereikende voorliggende voorziening is er geen recht op uitkering. Dit is in het vijfde lid expliciet opgenomen.
Het zesde lid biedt de mogelijkheid om een beroepsopleiding met behoud van uitkering te volgen als geen aanspraak gemaakt kan worden op studiefinanciering.
Met het bieden van de mogelijkheid tot het volgen van een scholing of opleiding wordt geïnvesteerd in een persoon om hem in de toekomst in staat te stellen om duurzaam zelf in het bestaan te voorzien. Het beëindigen van de scholing of opleiding voor tijdelijk werk, kan het streven naar duurzame uitstroom belemmeren. Om deze reden wordt in het zevende lid de mogelijkheid geboden om gedurende de periode van scholing of opleiding ontheffing te verlenen van de sollicitatieverplichting.
Een uitkeringsgerechtigde kan er altijd voor kiezen om scholing te volgen die niet noodzakelijk is. De kosten die hieraan verbonden zijn komen echter niet voor vergoeding in aanmerking. Verder geldt hierbij dat deze scholing de arbeidsinschakeling niet mag belemmeren.
In het negende lid is bepaald dat de kosten van een noodzakelijk scholing die in het kader van een traject plaatsvindt worden vergoed.
Werkstages maken onderdeel uit van een reïntegratietraject en voorzien in werken met behoud van uitkering. Voor werkgever en stagiair zijn geen vergoedingen beschikbaar. Hier is een termijn aan verbonden van maximaal 6 maanden en kan eventueel voorafgaan aan gesubsidieerde arbeid. Deze voorziening maakt het gebruik van ingewikkelde detacheringconstructies overbodig, omdat een werkgever op deze manier de gelegenheid geboden wordt kennis te maken met een werknemer alvorens direct alle werkgeversrisico’s op zich te nemen.
In het derde lid is nog expliciet opgenomen dat de werkstage niet mag leiden tot concurrentievervalsing en verdringing van reguliere arbeid.
Het vierde lid bepaalt dat in een stageovereenkomst vastgelegd wordt wat het doel van de werkstage is en welke begeleiding er tijdens de stage aan de cliënt wordt geboden. Verder zal er in de overeenkomst ook aandacht moeten zijn voor de verzekering zoals genoemd in het vijfde lid.
Hoofdstuk 6 Participatieplaatsen
In artikel 10a van de WWB, artikel 38a van de IOAW en artikel 38a van de IOAZ, is de mogelijkheid geboden om een participatieplaats aan te bieden aan de uitkeringsgerechtigde voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt.
Artikel 11 Scholing bij participatieplaats
In artikel 8, lid 1, onderdeel e, van de WWB, is bepaald dat bij verordening regels gesteld moeten worden over scholing tijdens een participatieplaats. Op grond van artikel 38a van de IOAW en artikel 38a van de IOAZ is deze bepaling ook hierop van toepassing.
Met artikel 15, lid 2 van de Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid 2010, gemeente Drimmelen, wordt voldaan aan deze vereist. In dit artikel is ook bepaald dat het college bij uitvoeringsbesluit nadere regels kan stellen. In artikel 9 van dit uitvoeringsbesluit zijn nadere regels gesteld over scholing. Artikel 11 bepaald dat deze algemene regels over scholing ook van toepassing zijn voor scholing bij een participatieplaats.
Artikel 12 Premies aan werknemers
Aan personen die behoren tot de doelgroep uitkeringsgerechtigde ouderen en arbeidsgehandicapten en die ‘slechts’ in staat zijn tot gedeeltelijke arbeid wordt een premie verstrekt. Door deze stimulans wordt voorkomen dat het niet meer aantrekkelijk is voor deze mensen om te werken en wordt bevorderd dat zij een gedeelte van hun inkomsten zelf kunnen verwerven. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze premie zijn opgenomen in dit artikel 12.
Op grond van het bepaalde in artikel 10a, lid 6, van de WWB, verstrekt het college een premie aan de persoon die een participatieplaats heeft. Deze bepaling is ook van toepassing op personen met een IOAW- of IOAZ-uitkering met een participatieplaats. Op grond van artikel 8, lid 1, onderdeel f, van de WWB, dienen bij verordening regels gesteld te worden ten aanzien van deze premie. Met artikel 15, lid 2 van de Reïntegratieverordening Sociale Zekerheid 2010, gemeente Drimmelen, wordt voldaan aan deze vereist. Hierbij wordt aan het college tevens opgedragen om nadere regels te stellen over de te verstrekken premie. Deze nadere regels worden gesteld in artikel 13 van dit uitvoeringsbesluit.
Het eerste lid bepaalt dat een premie wordt verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die gedurende 6 maanden in het kader van een participatiebaan werkzaamheden heeft verricht. De hoogte van de premie is geregeld in het tweede lid. Deze hoogte wordt afhankelijk gesteld van de omvang van de participatieplaats. De premie wordt vastgesteld als percentage van de hoogte van de uitkeringsnorm van gehuwden. Hierbij geldt de uitkeringsnorm op het moment dat het recht op de premie ontstaat, dus nadat 6 maanden werkzaamheden zijn verricht.
Ieder zes maanden dat de werkzaamheden in de participatieplaats zijn verricht komt betrokkene in aanmerking voor de premie.
Het vierde lid bepaalt dat de premie niet wordt verricht als de belanghebbende niet aan de verplichtingen heeft voldaan die zijn verbonden aan de participatieplaats. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het niet meewerken aan de scholing die verbonden is aan de participatieplaats.
Hoofdstuk 8 Overige vergoedingen
Reiskosten worden alleen verstrekt aan personen die ten behoeve van hun traject buiten Drimmelen moeten reizen. Een uitzondering hierop vormt de groep arbeidsgehandicapten die geen gebruik kunnen maken van de fiets. De kosten van de deeltaxi kunnen in dat geval worden vergoed voor het bezoek aan een instelling binnen Drimmelen in verband met de uitvoering van het reïntegratietraject.
Personen die werken, inclusief personen die in gesubsidieerde arbeid werken, vallen voor hun reiskosten onder de voorzieningen van hun werkgever. Zij komen dus niet in aanmerking voor een reiskostenvergoeding op basis van dit uitvoeringsbesluit.
De in lid 1 genoemde kilometerprijs is gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer in relatie tot de eigen bijdrage in vervoerzones bij WMO toekenning gebruik kleinschalig collectief vervoer (deeltaxi).
Kosten voor kinderopvang worden alleen vergoed voor zover er geen beroep gedaan kan worden op andere wetten en regelingen en voor zover het noodzakelijk is in verband met de uitvoering van het reïntegratietraject. Omdat mensen op grond van de Wet kinderopvang de vrijheid krijgen zelf een keuze te maken voor de vorm van kinderopvang, is een beperking aangebracht van 3 maanden. Indien namelijk de keuze van de ouders zou leiden tot langere wachttijden kan dit de uitvoering van het reïntegratietraject in ernstige mate schaden.
Mensen die niet uitkeringsgerechtigd zijn kunnen geen aanspraak maken op kinderopvang. Alvorens toe te treden tot de arbeidsmarkt mag van hen verwacht worden dat ze zelf voorzieningen inzake kinderopvang getroffen hebben.
Met de inwerkingtreding van dit uitvoeringsbesluit kan het oude uitvoeringsbesluit worden ingetrokken.