Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 |
Citeertitel | Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 15, Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008, art. 37
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-09-2008 | 01-05-2012 | 1e wijziging: art. 5 | 11-03-2008 Infopagina 10-09-2008 | Onbekend |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Het College van burgemeester en wethouders van Uden;
gelet op de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008;
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en besparingsbijdrage
Artikel 3. Omvang van eigen bijdragen
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
Artikel 6. Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen
Artikel 7. Terugbetaling bij verkoop
Aan de verstrekking van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 14, aanhef en onder b, c en d, van de verordening wordt het voorschrift verbonden dat de eigenaar ingeval van verkoop van de woning het College daarover binnen een week schriftelijk informeert, tenzij de financiële tegemoetkoming minder dan € 10.000,00 bedraagt of sinds de verstrekking meer dan tien jaren zijn verstreken.
In het geval bedoeld in het eerste lid stelt het College de verstrekte financiële tegemoetkoming met toepassing van artikel 33 van de verordening op een lager bedrag vast. De verlaging bedraagt 100%, verminderd met 10% voor elk vol jaar dat sinds de verstrekking is verstreken op de datum van verkoop.
Artikel 8. Primaat van de verhuizing
Voor de kosten van een woningaanpassing als bedoeld in artikel 12 van de verordening, hoger dan € 5000,00 wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de goedkoopste adequate voorziening is, tenzij uit individuele omstandigheden blijkt dat verhuizen geen adequate oplossing is.
Artikel 9. Verhuis- en herinrichtingskosten
Het bedrag dat wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting als bedoeld in artikel 14 onder a van de Verordening is vermeld in een bij dit besluit behorende bijlage.
Artikel 10. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 14, onder e van de Verordening wordt verleend;
het onderhoud, de keuring of de reparatie betrekking heeft op een:
de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel en in hoogte verstelbaar toiletblok en alle overige krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet voorzieningen gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten verstrekte mechanische voorzieningen;
elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.
2. Voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 14 onder e van de Verordening komen alleen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking, met een maximum van de bedragen als genoemd in de lijst met norm- en referentiebedragen in de bijlage bij dit besluit;
Artikel 11. Bezoekbaar maken woning
Het bedrag dat wordt verstrekt ten behoeve van het bezoekbaar maken van een woonruimte als bedoeld in artikel 17 van de verordening bedraagt ten hoogste de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 4500,00.
Artikel 12. Kosten in verband met huurderving
1.In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 2730,00 is aangepast, kan het College een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal drie maanden, met inbegrip van de eerste maand.
2.De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving wordt vastgesteld op basis van de kosten van de kale huur van de woonruimte waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 13. Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopste adequate voorziening in natura, inclusief onderhoud en reparatie, zoals door het College aan de leverancier zou worden betaald.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en om de woning
Artikel 14. Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget
3.Indien de sportrolstoel na de in lid 2 genoemde afschrijvingstermijn nog adequaat is, wordt volstaan met een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud voor eenzelfde periode.
Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008.
Burgemeester en wethouders van Uden,
PGB-bedragen voor Hulp bij het huishouden
Aantal m² grondverwerving waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven
Ingevolge artikel 13 van de verordening kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek gemaximeerd.
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt ten hoogste 20m2.
Activiteiten en tijdnormering hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden niveau 1 (HBH 1)
Doel: het geheel of gedeeltelijk overnemen van of ondersteunen bij activiteiten op het gebied van de verzorging van het huishouden. Er wordt verondersteld dat de cliënt in staat is tot zelfregie en planning van de activiteiten.
HBH 1 omvat de volgende activiteiten op het gebied van:
Hulp bij het huishouden niveau 2 (HBH 2)
Doel: het geheel of gedeeltelijk overnemen van of ondersteunen bij activiteiten op het gebied van de verzorging van het huishouden.
HBH 2 omvat de volgende activiteiten op het gebied van:
huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van schoonmaken van de woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken (lichte en zware schoonmaakwerkzaamheden), textielverzorging,huishoudelijke spullen op orde houden, boodschappen opbergen, zorg voor de voeding (broodmaaltijd en warme maaltijd bereiden indien hiervoor geen voorliggende voorziening is);
hulp bij de dagelijkse organisatie van de huishouding (zoals planning van de huishoudelijke activiteiten, aandacht voor hygiëne in huis, advies en hulp bij het inkopen van levensmiddelen, beheer van de levensmiddelenvoorraad) en het verzorgen van anderen (veelal jonge kinderen) in verband met uitval van de primaire verzorger(s) en afwezigheid van informele zorg gedurende een beperkte tijd;
Naast de indeling in klassen als genoemd in artikel 10 van de verordening en de indeling in de bovengenoemde activiteiten is er ook een tijdnormering voor hulp bij het huishouden.
Deze tijdnormering is indicatief. Er moet altijd een individuele afweging gemaakt worden. Indien er reden is om af te wijken van de normering kan dat, mits deze afwijking voldoende onderbouwd is.
HH alleenstaande (seniorenwoning/flat)
Boodschappen doen voor het dagelijks leven Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.) Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.) |
HH alleenstaande (eengezinswoning)
Boodschappen doen voor het dagelijks leven Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.) Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.) |
HH twee- of meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)
Boodschappen doen voor het dagelijks leven Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.) Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.) |
‘evt. +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing, etc.
HH overige activiteiten alleenstaande/twee- of meerpersoonsleefeenheden
Anderen helpen in huis met zelfverzorging Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd |
* Als het gaat om het aanleren van het huishouden, wordt geen tijd geïndiceerd, maar wordt de aan te leren activiteit geïndiceerd in tijd. Daarbij dient aangegeven te worden dat het om het aanleren van een activiteit gaat.
Bij de bepaling van de omvang van de indicatie worden de onderstaande normen gehanteerd.
De normtijden zijn gebaseerd op ‘normale’ huishoudens. Als er sprake is van bijvoorbeeld medische of praktische problematiek bij de zorgvrager en/of zijn huishouden, zoals dieet, (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, speekselvloed, overmatige transpiratie, allergie, COPD en dergelijke, wordt aanvullend op de basisminuten extra tijd berekend.
Factoren meer/ minder hulp bij het huishouden
Als het gezin/leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, en/of er zijn kinderen jonger dan 12 jaar, dan kan er een indicatie gesteld worden voor twee keer per week boodschappen; + 30 minuten, wanneer de afstand tot de winkels groot is.
Broodmaaltijd en warme maaltijd bereiden
Aanwezigheid kinderen jonger dan 12 jaar: + 20 minuten per keer.
Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliënt zonder kinderen max. 20 minuten per keer, voor een cliënt met kinderen jonger dan 12 jaar maximaal 30 minuten per keer.
In principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten.
De hoeveelheid ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning, dan van de aanwezigheid van een extra persoon.
In grote woningen met veel bewoners, meer vervuiling, COPD-problematiek (na sanering) of aanwezigheid van jonge kinderen kan een hogere klasse vastgesteld worden. Verzorgen van huisdieren valt in de marge van de klasse.
Eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3 keer per week..
Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden
(De grondslag hiervoor ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.)
Klasse is afhankelijk van de situatie, indien kinderen jonger zijn dan 6 jaar gecombineerd met HV-activiteiten tot maximaal 40 uur per week.
Normering activiteiten ten behoeve van de verzorging van kinderen
Deze normtijden worden gebruikt bij het berekenen van de totale benodigde tijd voor de activiteiten met betrekking tot kinderen. Hiervoor wordt de normtijd vermenigvuldigd met het aantal keer per dag en het aantal keer per week. Dit levert dat de totaaltijd op van de activiteiten met betrekking tot kinderen.
Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor één keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.
Dagelijkse organisatie van het huishouden
Psychosociale begeleiding, tevens observeren
Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden
3 keer per week maximaal 6 weken.
Lijst met norm- en referentiebedragen Wmo per 1 januari 2008
Administratiekosten verhuurder i.v.m. treffen voorziening voorzover subsidiabele kosten hoger zijn dan € 5000,00 | ||||||||||||||||
Maximale toeslagen op bovenstaande tarieven:
Naast een Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een financieel besluit maatschappelijke ondersteuning. Tezamen met de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en het verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning vormen zij de gemeentelijke invulling van de Wmo op het vlak van individuele voorzieningen.
In dit financieel besluit zijn alle bedragen die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld bij elkaar gebracht. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het College bevat in dit besluit ingevuld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bijstelling van het besluit bijvoorbeeld doordat ten gevolge van een prijsindexering de bedragen wijzigen, aanzienlijk sneller kan plaatsvinden dan wanneer deze bevoegdheid uitsluitend bij de Raad ligt.
Gezien het belang van een aantal onderdelen die een plaats hebben in het financieel besluit, is het vanzelfsprekend dat de Raad bij het vaststellen van de verordening reeds zicht heeft willen hebben op de beleidsuitgangspunten. Deze zijn derhalve bij de vaststelling van de verordening aan de Raad voorgelegd. Conform de wens van de Raad, zullen dit besluit en wijzigingen in dit besluit aan de Raad worden medegedeeld.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In hoofdstuk 1 worden de algemene bepalingen gegeven. Het gaat daarbij allereerst om de begripsomschrijving. Hierin worden begrippen gedefinieerd die noch in de wet, nog in de Verordening reeds zijn omschreven.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit gebeurt bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Niet in alle situaties wordt het verzoek tot het verstrekken van de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget gehonoreerd. Per individuele situatie zal, naar aanleiding van de aanvraag om een individuele voorziening, een onderzoek plaatsvinden waarbij tevens wordt beoordeeld of de aanvrager om kan gaan met de verantwoordelijkheid van het besteden van het persoonsgebonden budget aan een voorziening waarvoor een indicatie is afgegeven. Tevens wordt beoordeeld of de aanvrager in staat is om verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget volgens de regels die hiervoor zijn vastgesteld. In het geval dat een aanvrager in het verleden een persoonsgebonden budget heeft gehad voor een individuele voorziening op grond van de verordening Wmo of op grond van de AWBZ waarbij is gebleken dat hij zich niet heeft gehouden aan de regels van besteding van het persoonsgebonden budget of de verantwoording daarvan, wordt een persoonsgebonden budget geweigerd
3 t/m 5. Bij de verstrekking van een voorziening dient de noodzakelijkheid van deze voorziening voor de aanvrager voorop te staan, De genoemde afschrijvingstermijn is derhalve niet meer dan een richtlijn. Wanneer eerder een voorziening nodig is, moet deze toegekend kunnen worden. Wanneer de voorziening na verstrijken van deze termijn nog adequaat is, is verstrekking van een nieuwe voorziening niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en besparingsbijdrage.
Artikel 3. Omvang van eigen bijdragen
Hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 lid 1 van het besluit wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen.
De Raad heeft besloten om aan te sluiten bij de maximale inkomensafhankelijke bedragen zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Hierbij geldt ook het bepaalde in artikel 4.1 derde lid van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Concreet betekent dit dat de eigen bijdrage voor een woonvoorziening die bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager gedurende een periode van maximaal 39 perioden van 4 weken kan worden opgelegd.
Tevens is bepaald dat de eigen bijdrage niet hoger kan zijn dan de kostprijs van de voorziening waarvoor de eigen bijdrage wordt opgelegd.
Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dit betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van deze besparingsbijdrage. Hierbij is aansluiting gezocht bij de prijzengids van het NIBUD. Per individuele voorziening zal worden beoordeeld in hoeverre er sprake is van een besparingsbijdrage.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kan op twee manieren plaatsvinden. De klassen worden gebruikt, zoals deze ook in de AWBZ gebruikt worden. Hierbij wordt het bedrag gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, met uitzondering van de eerste klasse waarin het gemiddelde aantal uren is bepaald op 1,5 uur eveneens vermenigvuldigd met het uurbedrag dat 75% is van het uurbedrag zorg in natura.
Het uurbedrag van zorg in natura wordt bepaald door de maximale tarieven genoemd in het aanbestedingsdocument. Wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot additionele uren boven de hoogste klasse 6 dan wordt per uur een bedrag vergoed van 75% van de maximale tarieven genoemd in het aanbestedingsdocument.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
Artikel 6. Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen
In artikel 6 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het gaat daarbij om de kosten opgenomen in de door het College goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten in de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels en het verstrekkingenboek.
Artikel 7. Terugbetaling bij verkoop
Artikel 7 geeft aan dat bij verkoop van een aangepaste woning binnen 10 jaar het originele besluit kan worden herzien, gewijzigd of ingetrokken en dat vervolgens een gedeelte van de verstrekte voorziening door het College kan worden teruggevorderd.
Doel hiervan is het tegengaan van kapitaalvernietiging van Wmo gelden en het tegengaan van speculatie met Wmo gelden waarbij de meerwaarde van de woning, die met Wmo gelden tot stand is gekomen, volledig ten goede komt aan de aanvrager. Het gaat hierbij enkel om onroerende zaken.
Artikel 8. Primaat van verhuizen
In het primaat van de verhuizing wordt aangegeven dat pas een (on)roerende woonvoorziening duurder dan € 5000,00 wordt verstrekt als deze de goedkoopst adequate voorziening is.
Dit betekent dat primair zal gekeken zal worden of verhuizing mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een geschikte woning beschikbaar is of op redelijke termijn beschikbaar komt of kan worden aangeboden. Onder geschikte woning dient hier begrepen te worden een woning die met betrekkelijk lage investeringen volledig aangepast kan worden. Is geen geschikte woning (geschikter dan de huidige door de gehandicapte bewoonde woning) beschikbaar dan kan het College van burgemeester en wethouders besluiten één van de andere voorzieningen te verstrekken.
Overigens kunnen hierbij ook andere omstandigheden een rol spelen, zoals opgebouwde mantelzorg etc. Indien de het College, nadat alle factoren in de overweging zijn meegenomen, tot de conclusie komt dat verhuizing de goedkoopst, adequate oplossing is, dan heeft bij het verstrekken van de woonvoorziening een vergoeding in de verhuis- en (her)inrichtingskosten het primaat.
Een belangrijk criterium is de redelijke termijn waarbinnen een aangepaste woning kan worden aangeboden. Als er geen geschikte woningen zijn, dient een termijn te worden aangegeven, met andere woorden hoe lang een medisch verantwoorde termijn kan zijn. Bij het vragen van een advies waarbij het primaat van verhuizing zich kan voordoen dient de gemeente de medisch adviseur te vragen een indicatie te geven met betrekking tot de aanvaardbare termijn.
In dit artikel wordt vastgelegd welke bedrag wordt verstrekt bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.
Artikel 10. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Alleen van de voorzieningen genoemd onder b komen de kosten van onderhoud, keuring en reparatie in aanmerking voor een vergoeding. Het gaat hierbij vooral om voorzieningen die (elektrisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kan worden gegarandeerd. De maximale hoogte van deze vergoeding is vastgelegd in een bijlage behorend bij dit besluit.
In dit artikel wordt vastgelegd welke bedrag wordt verstrekt bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte.
Artikel 12. Kosten in verband met huurderving
Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning zal in veel gevallen langer duren dan de termijnen die voor niet-gehandicapten gelden. Om het hergebruik van aangepaste woningen te bevorderen en het risico van de verhuurders te beperken, wordt in dit artikel de mogelijkheid geboden om voor woonruimten, die voor meer dan € 2730,00 zijn aangepast, een tegemoetkoming in de kosten van huurderving te verlenen. Woningen die voor een lager bedrag zijn aangepast zullen in veel gevallen niet zo specifiek zijn aangepast dat het vinden van een geschikte kandidaat door de woningaanpassingen belemmerd wordt.
De duur van de tegemoetkoming is beperkt tot drie maanden. Deze termijn vloeit voort uit afspraken die zijn gemaakt tussen de gemeente Uden en de Stichting Volkshuisvesting Uden. In de exploitatie van een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om deze reden is het te verantwoorden dat de verhuurder het normale risico van leegstand loopt.
Ook de maximale hoogte van de vergoeding is opgenomen in dit artikel.
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 13. Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget
Voor de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget zijn kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt daarbij het uitgangspunt. Er wordt vanuit gegaan dat met een persoonsgebonden budget een voorziening kan worden aangeschaft voor ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening zoals die door de leverancier, waar de gemeente een contract mee heeft, kan worden geleverd.
Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met de economische levensduur welke van toepassing zou zijn bij een in natura verstrekking. Daarnaast wordt rekening gehouden met de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en om de woning
Artikel 14. Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget
Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van de aanschafprijs inclusief de kosten van onderhoud en reparatie. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een forfaitaire financiële tegemoetkoming.
Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een forfaitaire financiële tegemoetkoming worden toegekend.
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.