Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
UW Samenwerking

Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUW Samenwerking
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingVerordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013
CiteertitelVerordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art.7:13.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-201301-01-2019Nieuwe regeling

21-05-2013

Zenderstreeksnieuws d.d. 17-07-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013

Het algemeen bestuur van UW Samenwerking,

overwegende dat het gewenst is om in het kader van de UW Samenwerking een commissie voor de behandeling van bezwaarschriften inzake personele aangelegenheden te hebben;

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 96 van de Gemeentewet;

gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur van UW Samenwerking dd. 15 april 2013;

besluit:

vast te stellen: de “Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013”:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Algemeen Bestuur: Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling UW Samenwerking;

commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften;

Dagelijks Bestuur: Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling UW Samenwerking;

verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

  • 1.

    Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur op het gebied van personele aangelegenheden.

  • 2.

    De commissie is slechts bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten die betrekking hebben op personele aangelegenheden.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, welke ieder afzonderlijk een verregaande expertise hebben op het gebied van personele aangelegenheden. De expertise van de voorzitter en afzonderlijke leden draagt bij aan een zo breed en evenwichtig mogelijke vertegenwoordiging van werknemers- en werkgeversbelangen.

  • 2.

    De voorzitter en de leden worden door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan een aantal plaatsvervangende leden benoemen.

  • 4.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 5.

    De voorzitter en de leden kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het Algemeen of Dagelijks Bestuur.

  • 6.

    De voorzitter en de leden maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de commissie zij vervullen.

  • 7.

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het voorgaande lid bedoelde functies in het KlantContactCentrum van zowel het Stadskantoor IJsselstein als het Stadskantoor Montfoort..

  • 8.

    Omtrent het tijdens een zitting en de beraadslaging behandelde en omtrent de inhoud van de daarop betrekking hebbende stukken zijn de voorzitter en de leden verplicht tot geheimhouding.

Artikel 4. Secretaris

  • 1.

    De secretaris van de commissie is een door het Dagelijks Bestuur aangewezen ambtenaar.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een plaatsvervanger van de secretaris aanwijzen.

  • 3.

    De secretaris is in de uitoefening van zijn functie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

Artikel 5. Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Het is mogelijk twee keer herbenoemd te worden.

  • 2.

    De voorzitter en de leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De aftredende of ontslag nemende voorzitter of leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6. Hoogte vergoedingen

  • 1.

    De voorzitter en de leden ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding per vergadering c.q. dagdeel, gebaseerd op het vergoedingsbedrag voor commissieleden, categorie tussen de 20.001 – 50.000 inwoners, zoals opgenomen in tabel IV behorend bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt voor de voorzitter vermenigvuldigd met de factor 2,5 en voor de leden met de factor 2.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde vergoedingen worden jaarlijks aangepast aan de hand van een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties te bepalen indexcijfer.

  • 4.

    De voorzitter en de leden ontvangen tevens een vergoeding voor de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten op basis van de kortste route. Vergoeding vindt plaats op basis van de vergoeding voor dienstreizen zoals vastgelegd in de regeling kostenvergoedingen 2008.

  • 5.

    De voorzitter en de leden zorgen ervoor hun declaraties binnen één maand na het tijdstip waarop de kosten betrekking hebben worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur.

Artikel 7. Ingediend bezwaarschrift

  • 1.

    Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2.

    Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld. 

  • 3.

    Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat de commissie over het ingediende bezwaarschrift zal adviseren.

Artikel 8. Bemiddeling

De commissie kan onderzoeken of laten onderzoeken of de zaak in de minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 9. Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a.

    artikel 2:1, lid 2 (het verzoeken om een schriftelijke machtiging);

  • b.

    artikel 6:6 (het stellen van een termijn voor herstel van verzuim);

  • c.

    artikel 6:17 (de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie);

  • d.

    artikel 7:3 (het afzien van het horen van belanghebbende);

  • e.

    artikel 7:6, vierde lid (het om gewichtige redenen geheim houden wat tijdens het afzonderlijk horen verhandeld is).

Artikel 10. Vooronderzoek

  • 1.

    De voorzitter is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter kan uit eigen beweging, of op verlangen van de leden, bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf schriftelijke goedkeuring van het Dagelijks Bestuur nodig. 

Artikel 11. Hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    Indien de voorzitter op grond van artikel 7:3 van de wet besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbende en het verwerend orgaan.

  • 3.

    De voorzitter ziet erop toe dat tijdig al hetgeen op basis van het bepaalde in artikel 7:4 van de wet aan de commissie kenbaar is gemaakt, bekend is bij alle betrokken partijen.

Artikel 12. Uitnodiging zitting

  • 1.

    De voorzitter nodigt de belanghebbende en het verwerend orgaan uiterlijk twee weken voor de zitting schriftelijk uit en vermeldt daarbij datum, tijd en plaats van de hoorzitting.

  • 2.

    Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbende(n) of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk een week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 13. Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 14. Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 15. Openbaarheid zitting

De zitting van de commissie is niet openbaar.

Artikel 16. Schriftelijke verslaglegging

  • 1.

    Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3.

    Indien belanghebbende(n), respectievelijk hun gemachtigde(n) niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

  • 6.

    Het verslag wordt toegezonden aan belanghebbende(n) en het verwerend orgaan.

Artikel 17. Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden. Indien hier kosten aan verbonden zijn is het bepaalde in artikel 10, lid 2 van toepassing.

  • 2.

    De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) toegezonden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze regeling die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

  • 1.

    Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 16 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. Aan belanghebbende wordt per gelijke post een kopie van het verslag en het advies toegestuurd.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van de voorzitter de in artikel 7:10, lid 1 van de wet genoemde termijn ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbende(n) een afschrift.

Artikel 20. Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks een verslag uit over haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Dit verslag wordt ter kennis gebracht van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

Artikel 21. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013”.

Aldus besloten in de vergadering van 21 mei 2013.

Het Algemeen Bestuur van UW Samenwerking

De secretaris, de voorzitter,

Toelichting “Verordening commissie bezwaarschriften personele aangelegenheden UW Samenwerking 2013”

Algemeen

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie. Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling UW Samenwerking stelt de commissie in en het Dagelijks Bestuur benoemt de voorzitter en de leden. Op deze wijze hebben zij zeggenschap over de wijze waarop de commissie haar adviestaak uitoefent.

Het Algemeen en Dagelijks Bestuur van de UW Samenwerking hebben geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden door de commissie als bestuursorgaan.

Commissie als bestuursorgaanSinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023. is duidelijk dat de bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze verordening zijn louter regels opgenomen met betrekking tot de adviestaak van de commissie.

Er doen zich echter ook situaties voor waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.

Wob

Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten, over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

De commissie dient te beslissen op Wob-verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de commissie zijn gericht.

Wbp

Ook is de bezwarencommissie verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de behandeling van bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de commissie moeten richten.

Klacht

Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.

Het is mogelijk dat de commissie een regeling opstelt voor de werkwijze en besluitvorming in die gevallen dat zij optreedt als bestuursorgaan. Ook is het mogelijk dat de commissie tijdens een vergadering hierover afspraken maakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel is een aantal algemene begripsbepalingen opgenomen van begrippen die in de regeling worden gehanteerd. Er worden geen specifieke begrippen genoemd die in de Algemene wet bestuursrecht of elders al voldoende gedefinieerd zijn.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. De commissie is alleen bevoegd te adviseren voor wat betreft bezwaarschriften op het gebied van personele aangelegenheden.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

De eerste regel van het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. Daarnaast is voor deze bezwaarschriftencommissie specifiek opgenomen dat de voorzitter en leden ieder afzonderlijk een verregaande expertise moeten hebben op het gebied van personele aangelegenheden. Niet gekozen is voor de constructie waarin één lid uit een werknemersorganisatie wordt benoemd en één vanuit een werkgeversorganisatie en deze samen een onafhankelijke voorzitter kiezen. Dit betekent dat commissieleden op persoonlijke titel zitting kunnen nemen in de commissie, mits er sprake is van een verregaande, brede expertise op het gebied van personele aangelegenheden.

Artikel 4. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5. Zittingsduur

De zittingsduur van de commissie bedraagt 4 jaar met de mogelijkheid van twee keer een herbenoeming.

Artikel 6. Hoogte vergoedingen

Het in dit artikel genoemde vergoedingsbedrag geldt per (bijgewoonde) vergadering (casu quo dagdeel) van de commissie, inclusief voor- en nabespreking. Tijdens een vergadering kunnen meerdere hoorzittingen worden gehouden. Voor de reiskostenvergoeding is aansluiting gezocht bij de regeling kostenvergoeding 2008. Deze vergoedt op basis van gereden kilometers. Het laatste lid is opgenomen met het oog op de Wet Walvis die werkgevers verplicht om declaraties sneller administratief te verwerken op straffe van een boete.

Artikel 7. Ingediend bezwaarschrift

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.

Artikel 8. Bemiddeling

Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in de bezwaarprocedure. Het is van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 9. Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

  • -

    Artikel 2:1, tweede lid

    Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

  • -

    Artikel 6:6

    Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gekregen het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de regeling een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn. Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.

  • -

    Artikel 6:17

    Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde. Deze bepaling spreekt voor zich. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken toe te sturen die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).

  • -

    Artikel 7:6, lid 4

    . In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 10. Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter in samenwerking met de secretaris er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarmaker in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeente. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien het Dagelijks Bestuur belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het Dagelijks Bestuur de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Artikel 11. Hoorzitting

. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien: a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is; b. het bezwaar kennelijk ongegrond is; c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

-Ad d.Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de regeling toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 12. Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van dit artikel wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daardoor krijgt de commissie namelijk inzicht in hoe een beslissing tot stand is gekomen.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat bezwaarmaker de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb.

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Het is raadzaam om, indien een bezwaarmaker verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, af te spreken dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en dit op papier te bevestigen.

De toelichting op dit artikel van deze regeling is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van dit artikel bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

-Artikel 7:8

-1. Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord. 2. De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).

Artikel 13. Quorum

Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5).

Artikel 14. Niet-deelneming aan de behandeling

Indien de onpartijdigheid van een commissielid in het geding kan zijn, laat hij zich vervangen door een plaatsvervangend lid. Zie ook artikel 2:4 Awb. Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).

Artikel 15. Openbaarheid zitting

In dit artikel is vastgelegd dat de hoorzitting niet in het openbaar plaatsvindt omdat het hier altijd gaat om persoonlijke zaken met een vertrouwelijk karakter.

Artikel 16. Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de regeling een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbenden wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).

Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).

Artikel 17. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 18. Raadkamer en advies

De beraadslaging van de commissie vindt achter gesloten deuren plaats.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 12); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb (advisering door ten minste 3 leden). Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).

Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.

Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).

In 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures in werking getreden. Deze wet bevat een regeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opgenomen in art. 7:15, 7:28 en 8:75 Awb. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Artikel 20. Jaarverslag

De bezwarencommissie brengt jaarlijks verslag uit over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag is aan de commissie. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond etc.) of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie op een beroep op de Wob of Wbp werd gedaan wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 21. Onvoorziene omstandigheden

Het is denkbaar dat de commissie wordt geconfronteerd met omstandigheden, waarin niet is voorzien. Het Dagelijks Bestuur is dan bevoegd daarover een beslissing te nemen.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Voor inwerkingtreding moet deze regeling bekend worden gemaakt. Dit zal gebeuren door een publicatie in het huis-aan-huisblad van IJsselstein en Montfoort en op de website(s).

Artikel 23. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.