Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Holland

Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Holland
Officiële naam regelingUitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013.
CiteertitelUitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013.
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpfietsvoorzieningen, bushaltevoorzieningen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

de tabellen uit bijlage 2 zijn niet opgenomen.

deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2015.

de Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2012 wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011, artikel 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-07-201312-07-2014nieuwe regeling

09-07-2013

Provinciaal blad, 2013, 99

213003-312473

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013.

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    fietsinfrastructuur: de fundering en de verhardingen van fietspaden met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels;

  • b.

    fietsparkeervoorzieningen: openbaar toegankelijke fietsenstallingen, fietskluizen, fietsenrekken, fietsstandaards en de daarbij behorende ICT- voorzieningen;

  • c.

    recreatieve fietsverbindingen: fietsroutes in Noord-Holland die niet opgenomen zijn in de “Top 10 knelpunten op de hoofdfietsroutes per regio in Noord-Holland” d.d. 6 februari 2008 van de Fietsersbond;

  • d.

    businfrastructuur: de fundering en de verhardingen van busbanen met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels;

  • e.

    bushaltevoorzieningen: reizigersvoorzieningen zoals abri’s, afvalbakken, (elektronische) reisinformatiesystemen, zitgelegenheden en andere toebehoren bij bushaltes met meer dan 20 instappers per dag;

  • f.

    bushalte-infrastructuur: het perron, het toegangspad, de haltehaven en de hierbij behorende verhardingen en funderingen behorende bij een bushalte met meer dan 20 instappers per dag;

  • g.

    verkeersregelinstallaties: verkeerslichten met de daarbij behorende techniek;

  • h.

    voetpadinfrastructuur: de fundering en verharding van voetpaden met de daarbij behorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten en tunnels;

  • i.

    parkeervoorzieningen: parkeergelegenheden voor personenauto’s op publiek terrein;

  • j.

    weginfrastructuur: de fundering en verharding van de rijbanen voor het autoverkeer en bijbehorende kunstwerken, zoals bruggen, duikers, viaducten, aquaducten;

  • k.

    omrijkosten: extra kosten die de aanbieder van openbaar vervoer moet maken, omdat hij moet omrijden of omdat hij vertraging ondervindt op de route vanwege een project in uitvoering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • l.

    openbare voorzieningen: voor iedereen toegankelijke instellingen;

  • m.

    project: geheel van activiteiten die samenhangen met een infrastructureel project;

  • n.

    regio: de regio’s Gooi en Vechtstreek, Haarlem-IJmond, Kop van Noord-Holland, Noord-Kennemerland en West-Friesland.

Artikel 2

Op deze regeling is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van projecten in de provincie Noord-Holland, maar buiten de Stadsregio Amsterdam, waarvan de kosten maximaal € 3.000.000,- per project bedragen. De activiteiten omvatten de aanleg, plaatsing of uitbreiding van:

    • a.

      fietsinfrastructuur;

    • b.

      fietsparkeervoorzieningen;

    • c.

      businfrastructuur;

    • d.

      bushaltevoorzieningen

    • e.

      bushalte-infrastructuur;

    • f.

      verkeersregelinstallaties;

    • g.

      parkeervoorzieningen;

    • h.

      voetpadinfrastructuur;

    • i.

      weginfrastructuur;

    • j.

      bewegwijzering en openbare verlichting.

  • 2.

    De projecten dienen de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid of de leefbaarheid van de omgeving ten goede te komen.

Artikel 4

Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de rijksoverheid.

Artikel 5

Gedeputeerde staten verstrekken geen subsidies van minder dan € 5.000, -.

Artikel 6

Bij subsidies van minder dan € 10.000, - gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 7

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt niet behandeld indien het project al is aanbesteed voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidie bevat in elk geval:

    • a.

      een begroting van de kosten van het project, conform het begrotingsformat vermeld in bijlage 1 van de uitvoeringsregeling;

    • b.

      een financieringsplan van de kosten van het project;

    • c.

      een inhoudelijke beschrijving van het project, waarin de huidige situatie, de maatregelen benodigd voor het realiseren van de nieuwe situatie, en de nieuwe situatie zijn omschreven;

    • d.

      een situatieschets en schetsontwerp van het project;

    • e.

      de uitvoeringsplanning.

Artikel 8

Gedeputeerde staten stellen per regio een subsidieplafond vast.

Artikel 9

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie is tijdig ingediend indien de aanvraag uiterlijk op 20 september 2013 is ontvangen.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidie die na 20 september 2013 wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen.

  • 3.

    Gedeputeerde staten beslissen uiterlijk op 30 mei 2014 op de aanvragen.

Artikel 10

Subsidie wordt in elk geval geweigerd aan projecten die:

  • a.

    financieel niet haalbaar zijn;

  • b.

    reeds is gesubsidieerd op grond van de Uitvoeringsregeling subsidie groen Noord-Holland 2013 paragraaf 3 Verbetering recreatieve verbindingen (Provinciaal Blad 2013/50);

  • c.

    uitsluitend dienen ter ontsluiting van woonwijken, bedrijventerreinen of openbare voorzieningen;

  • d.

    uitsluitend dienen voor comfort of verfraaiing;

  • e.

    uitsluitend de aanpassing of aanleg van recreatieve fietspaden behelzen;

  • f.

    uitsluitend dienen voor de aanleg van noodvoorzieningen;

  • g.

    worden uitgevoerd door de provincie Noord-Holland, waaraan de subsidieaanvrager een financiële bijdrage dient te leveren.

Artikel 11

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      de kosten als genoemd in het begrotingsformat in bijlage 1 van de uitvoeringsregeling voor de aanleg, plaatsing of uitbreiding van de voorzieningen of infrastructuur;

    • b.

      omrijkosten.

  • 2. Subsidie wordt niet verstrekt voor de kosten van:

    • a.

      vervanging, beheer of onderhoud;

    • b.

      grondverwerving;

    • c.

      voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 12

De subsidie bedraagt:

  • a.

    50 % van de subsidiabele kosten voor de aanleg, plaatsing of uitbreiding van de activiteiten genoemd in artikel 3, lid 1, met uitzondering van de activiteit genoemd onder artikel 3, lid 1 onder c;

  • b.

    50 % van de omrijkosten met een maximum van € 500.000,-;

  • c.

    Indien de activiteiten onder a of b gedeeltelijk op grond van een andere regeling worden gesubsidieerd, wordt een zodanig subsidiebedrag vastgesteld, dat het totaal van alle subsidies niet meer bedraagt dan 50 % van de subsidiabele projectkosten;

  • d.

    100 % van de subsidiabele kosten voor de aanleg, plaatsing of uitbreiding van businfrastructuur.

Artikel 13

  • 1. Indien het subsidieplafond wordt bereikt, worden de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, gerangschikt op een prioriteitenlijst per regio.

  • 2. De rangschikking wordt bepaald aan de hand van de criteria en bijbehorende gewichten, zoals vermeld in bijlage 2 van deze uitvoeringsregeling.

  • 3. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijsten.

  • 4. De aanvragen die door het bereiken van het subsidieplafond niet kunnen worden gehonoreerd, worden geplaatst op een reservelijst per regio.

  • 5. Aanvragen die op de reservelijsten staan vermeld, worden bij voldoende vrijval van middelen naar de volgorde op deze lijsten alsnog gehonoreerd.

  • 6. Indien een aanvraag 2 of minder punten scoort op het criterium ’Doorstroom’ of het criterium ‘Subjectieve onveiligheid’, als bedoeld in bijlage 2 van deze regeling, wordt deze aanvraag niet op de prioriteitenlijst geplaatst en wordt de subsidie alsnog geweigerd.

  • 7. Indien een aanvraag 3 of 4 punten scoort op zowel het criterium ‘Doorstroom’ als het criterium ‘Subjectieve onveiligheid’, als bedoeld in bijlage 2 van deze regeling, wordt deze aanvraag niet op de prioriteitenlijst geplaatst en wordt de subsidie alsnog geweigerd.

Artikel 14

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    het project voor 1 november 2014 aan te besteden;

  • b.

    voor 1 augustus 2015 te beginnen met de uitvoering van het project;

  • c.

    indien een op de reservelijst geplaatst project alsnog wordt gehonoreerd, het project voor 1 april 2015 aan te besteden;

  • d.

    indien een op de reservelijst geplaatst project alsnog wordt gehonoreerd, voor 1 januari 2016 te beginnen met de uitvoering van het project;

  • e.

    het project gedurende 10 jaar in stand te houden.

Artikel 15

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    binnen 3 weken na aanbesteding van het project hiervan schriftelijk melding te maken bij gedeputeerde staten;

  • b.

    binnen 3 weken na start van de uitvoering van het project hiervan schriftelijk melding te maken bij gedeputeerde staten;

  • c.

    bij verkoop of teniet doen binnen 10 jaar van het gesubsidieerde project, hiervan per ommegaande melding te maken bij gedeputeerde staten.

Artikel 16

Bij verkoop of teniet doen van het project binnen de instandhoudingtermijn van 10 jaar, dient de subsidieontvanger 10 % van de verleende subsidie, vermenigvuldigd met het aantal resterende jaren van deze termijn, terug te betalen aan gedeputeerde staten.

Artikel 17

  • 1.

    Indien SISA van toepassing is, wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, conform artikel 17a van de financiële verhoudingswet, uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarin het project is voltooid, ingediend.

  • 2.

    Gedeputeerde staten beslissen voor het einde van het jaar waarin zij de laatste SISA-bijlage hebben ontvangen op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger een waterschap is, wordt de aanvraag tot vaststelling binnen 13 weken na het tijdstip, waarop het project overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening moet zijn voltooid, ingediend.

  • 4.

    Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in lid 3 tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 18

  • 1.

    De Uitvoeringsregeling subsidie BDU kleine Infrastructuur Noord-Holland 2012 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad, waarin zij is geplaatst.

  • 3.

    Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2015.

  • 4.

    Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013.

Ondertekening

Haarlem, 9 juli 2013.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

J.W. Remkes, voorzitter.

G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

Bijlage 1

Begrotingsformat subsidieaanvragen behorende bij Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013

Voor een toelichting op de gebruikte termen in onderstaand format, inclusief voorbeelden, zie onderaan het begrotingsformat. Wij vragen u de toelichting aandachtig door te nemen, zodat u het format correct kunt invullen.

Overzicht subsidiabele projectkosten
KostengroepKostencategorie
 BouwkostenOverige bijkomende kosten(Let op! alleen de kosten voor Kabels en Leidingen achten wij subsidiabel en kunnen derhalve in onderstaand schema worden opgevoerd)
Directe kosten benoemd
Directe kosten nader te detailleren
Totale directe kosten
 
Indirecte kosten (maximaal 10% van de totale directe kosten)
Totale kosten per kostencategorie
 
Omrijkosten
 
Totale kosten (totale bouwkosten + totale overige bijkomende kosten + omrijkosten)
 
Uitsplitsing totale subsidiabele projectkosten naar soort infrastructuur + gevraagde subsidie
 Totale subsidiabele projectkostenGevraagde subsidie
Weginfrastructuur (50% subsidiabel)
Voetpadinfrastructuur (50% subsidiabel)
Fietsinfrastructuur (50% subsidiabel)
Businfrastructuur (100% subsidiabel)
Bushaltevoorzieningen en bushalte-infrastructuur (50% subsidiabel)
Omrijkosten (50% subsidiabel)
Totaal

Toelichting op begrotingsformat subsidieaanvragen Uitvoeringsregeling Subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013, tender 2014

  • ·

    De uitgangspunten gebruikt voor bovenstaand format zijn neergelegd in de publicatie ‘Standaard Systematiek voor Kostenramingen – SSK-2010, publicatie 137’ van het CROW. Voor het aanvragen van subsidie bent u verplicht bovenstaand format te gebruiken. In het format zijn alleen de kostencategorieën en kostengroepen opgenomen, die de provincie subsidiabel acht. U kunt dus alleen deze kosten opvoeren voor subsidie.

  • ·

    Kostengroepen: Directe kosten benoemd: De kosten die rechtstreeks met de productie of de levering van een product of dienst zijn gemoeid en die aanwijsbaar aan dit product of deze dienst zijn toe te rekenen. De ‘directe kosten benoemd’ worden uitgedrukt in een hoeveelheid, eenheid en eenheidsprijs voor de uit te voeren werkzaamheden. Voorbeeld: Er wordt een brug aangelegd. De kosten die resulteren na de berekening van het kostenkerngetal per vierkante meter brugdek maal het daadwerkelijke aantal vierkante meters, vallen onder de ‘directe kosten benoemd’. Directe kosten nader te detailleren: Dit betreft een toeslag op de ‘directe kosten benoemd’ voor wel voorziene, maar nog niet expliciet uitgewerkte onderdelen. Voorbeeld: Op dit moment is bij de aanleg van de brug nog niet bekend hoe de brugleuningen en de randafwerkingen eruit moeten komen te zien. Voor deze kostenposten wordt middels een toeslag op de ‘directe kosten benoemd’ een bedrag geraamd geheten ‘directe kosten nader te detailleren’. Indirecte kosten: De kosten binnen een object waarvan niet wordt geregistreerd ten behoeve van welk product of welke dienst ze worden gemaakt. Kosten die hieronder vallen zijn: eenmalige kosten: kosten gemoeid met het inrichten en opruimen van het werkterrein; algemene bouwplaatskosten: kosten die specifiek op het bouwplaats worden gemaakt, zoals gebruik van rijplaten of wintervoorzieningen personeel, zoals kleding en handschoenen; uitvoeringskosten: de kosten waarvan de hoogte afhangt van de tijdsduur van een werk, zoals projectmanagement, werkbegeleiding, kwaliteitsborging, verbruik opdrachtnemer; algemene kosten: algemene kosten van het bouwbedrijf, zoals kantoor en directie; winst en risico: bedragen die zijn opgenomen in de aanneemsom ter dekking van de aannemerswinst en aannemersrisico binnen de bestekken/contracten; bijdragen: bijdragen RAW of bijdragen Fonds Collectief Onderzoek.

  • ·

    Kostencategorieën: Bouwkosten: De kosten voor de fysieke realisatie van het object. Het betreffen veelal de kosten die zijn gemoeid met het uiteindelijke uitvoeringscontract en bestaan uit een optelsom van de investeringen in manuren, materiaaluren, materiaalkosten, huurkosten en leveranties. Voorbeeld: De bouwkosten voor een weg omvatten de kosten voor de aanleg van de aardebaan en de wegverhardingen. Overige bijkomende kosten: Alle kosten die niet tot de bouwkosten, vastgoedkosten of engineeringskosten kunnen worden gerekend. Voorbeelden van ‘overige bijkomende kosten’ zijn: heffingen, leges, vervangend vervoer, maar ook het verleggen van kabels en leidingen van derden. De provincie acht alleen de werkzaamheden gemoeid met kabels en leidingen subsidiabel en om die reden vragen wij u alleen deze kosten op te nemen in bovenstaand format.

  • ·

    Omrijkosten: Extra kosten die de aanbieder van openbaar vervoer moet maken, omdat hij moet omrijden of omdat hij vertraging ondervindt op de route vanwege een project in uitvoering waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze kosten zijn niet benoemd in de SSK-2010, publicatie 137, van het CROW, maar achten wij wel subsidiabel. Om die reden worden deze kosten apart benoemd.

  • ·

    De kosten voor verkeersregelinstallaties (VRI’s), parkeervoorzieningen, bewegwijzering en openbare verlichting kunnen worden opgenomen onder ‘weginfrastructuur’.

  • ·

    Hieronder treft u een nadere toelichting aan op de niet-subsidiabele kosten, zoals opgenomen in artikel 11, lid 2 van de Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013. Onderstaande toelichting sluit aan op de terminologie gebruikt door het CROW in de SSK-2010, publicatie 137, en geeft nogmaals aan dat dergelijke kosten niet voor subsidie in aanmerking komen en derhalve niet zijn opgenomen in het begrotingsformat: Vervanging, beheer of onderhoud: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘levensduurkosten’. Let op! Het CROW rept binnen de definiëring van deze kostencategorie niet over het element vervangingskosten. Echter, de provincie acht deze kosten niet subsidiabel en zijn derhalve niet in het begrotingsformat opgenomen.Grondverwerving: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘vastgoedkosten’. Voorbereiding, administratie en toezicht: door het CROW gedefinieerd als zijnde de kostencategorie ‘engineeringskosten’.

Bijlage 2

Beoordelingsmethodiek behorende bij Uitvoeringsregeling subsidie BDU Kleine Infrastructuur Noord-Holland 2013

De beoordelingsmethodiek voorziet in een tweetal stappen:

  • 1.

    Projecten toedelen aan het primaire beleidsthema;

  • 2.

    Scoren (rangorde bepalen) van projecten per beleidsthema door ze te scoren op criteria voor het primaire beleidsthema, maar ook de andere criteria;

    Selectie beleidsthema’s

    In eerste instantie zijn we voor de thema’s uitgegaan van de gebruikelijke indeling van projecten voor weg, fiets, vaarweg, openbaar vervoer en veiligheid. Gaandeweg het project bleek dit niet werkbaar, omdat er sprake is van verschillende grootheden (‘veiligheid’ is van een andere orde als ‘fiets’). Gekozen is daarom voor de thema’s veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid.

    De te hanteren criteria in het prioriteringsmodel

    Hierboven zijn de thema’s aangegeven. De effecten van projecten moeten worden beoordeeld aan de hand van criteria in het prioriteringsmodel. De criteria moeten voor de gebruikers helder zijn. Hier geven we daarom de definities van de criteria weer.

    Criteria bij het thema leefbaarheid

    Onder leefbaarheid verstaan we ‘geschikt om erin of ermee te leven’. In dit geval (de uitvoering van infrastructuurprojecten) gaat het vaak om de mate waarin de omgeving (bijvoorbeeld een dorp of stad) leefbaar is of leefbaarder wordt. Aspecten die dit beïnvloeden zijn:

    • §

      Geluidshinder: overlast die men ondervindt van storend geluid (bijvoorbeeld door vliegtuigen of verkeer). De uitvoering van een infrastructuurproject in het kader van leefbaarheid zorgt ervoor dat de geluidsoverlast afneemt.

    • §

      Stankoverlast: overlast die men ondervindt van storende geuren (bijvoorbeeld door het verkeer) en de emissie van verontreinigende stoffen (bijvoorbeeld CO2, NOx etc.). De uitvoering van een infrastructuurproject zorgt ervoor dat de stankoverlast en emissie afneemt.

    • §

      Aantasting landschap: de aanleg, het onderhoud en het gebruik van de infrastructuur zorgen voor aantasting van het landschap. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur kan de aantasting van landschap worden voorkomen (door bijvoorbeeld ondergronds bouwen) en bij bestaande infrastructuur kan de aantasting van het landschap mogelijk worden teruggedrongen;

    • §

      Modal shift: het verplaatsen van goederen of personen van wegvervoer naar andere – minder vervuilende – vormen van vervoer. Door de uitvoering van een infrastructuurproject (bijvoorbeeld een OV-verbetering) kan de modal shift worden beïnvloed en dus de leefbaarheid toenemen.

    Criteria bij het thema bereikbaarheid

    Onder bereikbaarheid verstaan we in het prioriteringsmodel ‘de actieradius’. Dit is de afstand die in een bepaalde tijdsperiode kan worden afgelegd.

    • §

      Doorstroom: de mate waarin het verkeer druk is maar toch vlot verloopt. Door de uitvoering van een infrastructuurproject kan de doorstroming op een bepaald traject verbeteren en kunnen er reistijdwinsten worden geboekt.

    • §

      Ontsluiting bedrijventerrein: de mate waarin een bedrijventerrein toegankelijk is (voor bestemmingsverkeer). Door de uitvoering van een infrastructuurproject kan de ontsluiting van een bedrijventerrein verbeteren en is het mogelijk om sneller op de plaats van bestemming te komen.

    • §

      Ontsluiting woonkern: de mate waarin een woonkern toegankelijk is voor de bewoners. Door de uitvoering van een infrastructuurproject kan de ontsluiting van een woonkern verbeteren (ook te meten in reistijdwinst of mogelijk kortere route).

    • §

      Regionale effectiviteit: de mate waarin een project bijdraagt aan de bereikbaarheid van de regio en belangrijke bestemming in de regio (b.v. intensief gebruik van recreatiegebieden of schoolcomplexen).

    Criteria bij het thema veiligheid

    Onder veiligheid verstaan we in het prioriteringsmodel ‘de mate waarin het verkeer in een veilige staat (zonder doden, gewonden, etc) kan plaatsvinden’.

    • §

      Verkeersongevallen: het project draagt bij aan een reductie (of minder sterke stijging of gelijkblijvend) van het aantal en/of de zwaarte van verkeersongevallen.

    • §

      Subjectieve onveiligheid: de mate waarin het project bijdraagt aan het wegnemen van het onveilige gevoel dat de weggebruiker ervaart in een verkeerssituatie.

    • §

      Schoolroute: het project draagt bij aan het tot stand brengen van verkeersveilige fietsroutes van en naar scholen.

      Stap 1: Projecten toedelen aan de beleidsthema’s

      De eerste stap in de methodiek is het toedelen van projecten aan de primaire beleidsthema’s. Voor de verdeling is het belangrijk dat er voor projecten op een eenduidige manier informatie wordt aangeleverd. Hiervoor zal een aanvraagformulier worden opgesteld. Dit geldt voor projecten van de provincie zelf als van aanvragen van gemeenten. De provincie ontvangt van de verschillende projecten gegevens. Deze gegevens moeten consistent en vergelijkbaar zijn. Ze worden ingevoerd in het tabblad projectgegevens onder het betreffende thema.

      Figuur 3.1 De ‘projectgegevens’

      Stap 2: gewichten toekennen aan criteria en scoren (rangorde) projecten

      Het prioriteren van projecten start met het toewijzen van de gewichten.

      Figuur 3.2 De ‘gewichten’ van de criteria in de verschillende thema’s

      Prioriteitenlijsten

      Met behulp van de gewichten en aan de hand van de projectgegevens worden nu de projecten geprioriteerd. Per thema wordt elk project gescoord op de aspecten leefbaarheid, veiligheid en bereikbaarheid. Per criterium kunnen de waardes 1-10 worden toegekend waarbij geldt dat hoe hoger de score hoe beter dat is voor het betreffende criterium. Een ‘10’ op het criterium ‘geluid’ betekent dat de geluidsoverlast maximaal wordt teruggedrongen door dat project. Zie figuur 3.3 voor het model. Nadat alle projecten zijn 'gescoord', berekent het model de rangorde van de projecten.

      Figuur 3.3 De ‘scores’ per criteria in de verschillende thema’s