Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere Regels Amateurkunst 2012 |
Citeertitel | Nadere Regels Amateurkunst 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Culturele aangelegenheden; sport en recreatie; stads- en natuurschoon en emancipatie |
Geen
Algemene Subsidieverordening Veenendaal, art. 2 lid 2
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 13-12-2011 Onbekend | 2011, 2011.12.06-01 |
In deze Nadere Regels wordt verstaan onder:
Artikel 3: Aanvraag jaarlijkse subsidie
Naast de in de Algemene subsidieverordening genoemde gegevens, overlegt een instelling bij een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie een ledenlijst van het aantal actieve leden per 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Hierbij wordt aangegeven welke leden in Veenendaal woonachtig zijn.
Om voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking toe komen moet een instelling:
bij ‘Muziek groot’ minimaal 20 leden hebben.
bij ‘Muziek klein’ minimaal 10 leden hebben.
bij ‘Muziektheater’ minimaal 20 leden hebben.
bij ‘Vocale muziek’ minimaal 20 leden hebben.
bij ‘Dans’ minimaal 10 leden hebben.
bij ‘Toneel’ minimaal 10 leden hebben.
Artikel 4 Subsidieverplichtingen jaarlijkse subsidie
De subsidieontvanger is verplicht tenminste twee openbare uitvoeringen per jaar te geven in Veenendaal in het betreffende subsidiejaar.
Aanleiding herziening nadere regels
De oude regeling ‘bijzondere waarderingssubsidies’ bevatte een groot aantal inhoudelijke voorwaarden en een lange aanvraagtermijn. Beiden waren geen goede voorwaarden voor het ‘aanjaageffect’, die nodig is voor dergelijke nieuwe initiatieven. De nieuwe regeling voorziet in een laagdrempelig fonds voor eenmalige subsidies voor vernieuwende initiatieven met een korte aanvraagtermijn van maximaal 13 weken.
Aanpassing op de nieuwe Algemene Subsidieverordening (ASV) 2012.
Tevens zijn de regels ten aanzien van de jaarlijkse subsidies geactualiseerd in verband met de nieuwe Algemene Subsidieverordening 2012, waartoe de raad heeft besloten. Zo wordt bijvoorbeeld niet langer gesproken over ‘waarderingssubsidies’ maar over ‘jaarlijkse subsidies’.
De Nadere Regels zijn aanvullend op de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2012 en regelen specifiek de subsidies voor het Amateurkunstveld.
In de begripsbepaling is o.a. amateurkunst gedefinieerd. Hiermee worden de activiteiten, die via deze
nadere regels kunnen worden bekostigd beperkt. Een voorbeeld van beperking is dat subsidie niet wordt ingezet voor activiteiten, die een commercieel doel dienen.
Artikel 2. Reikwijdte en doelstelling van de regeling.
Het algemene doel van de regeling amateurkunst is het stimuleren van de actieve en passieve deelname aan amateurkunstbeoefening van individuele burgers en groepen van burgers in de gemeente Veenendaal, waarbij een breed cultureel aanbod wordt gewaarborgd. Hiertoe spreekt de gemeente door middel van financiële ondersteuning de waardering uit voor het voortbestaan van de instellingen.
Artikel 3. Aanvraag jaarlijkse subsidie.
Dit artikel betreft een aantal bepalingen ten aanzien van de aanvraag van de jaarlijkse subsidies, zoals nu opgenomen in de ASV 2012.
De bepalingen 1. en 2. richten zich op het aantal leden van de aanvragende instellingen. Gezien de doelstelling om zoveel mogelijk burgers te laten deelnemen aan actieve cultuurbeleving worden eisen gesteld aan het aantal leden. Het aantal leden is per categorie op maat gesneden gezien de diversiteit van activiteiten. De instellingen zijn verplicht gegevens te leveren over hun leden, waarbij de regels ten aanzien van de privacy niet worden overschreden.
In lid 3 wordt bepaald dat het college jaarlijks een subsidieplafond vaststelt. Dit geeft een begrenzing aan de toe te kennen subsidies.
Artikel 4. Subsidieverplichtingen jaarlijkse subsidies.
Als verplichting voor een jaarlijkse subsidie geldt voor de instelling om in het betreffende subsidiejaar 2 publieke voorstellingen respectievelijk presentaties te verzorgen. De openbare voorstellingen moeten in Veenendaal worden gehouden.
Artikel 5. Specifieke bepalingen voor eenmalige subsidies voor bijzondere culturele activiteiten.
In lid 1 wordt bepaald dat voor deze eenmalige subsidie meer instellingen in aanmerking komen dan alleen de instellingen, die uitoefening van amateurkunst als doel hebben. Wel blijft de regeling beperkt tot organisaties zonder winstoogmerk.
Lid 2 biedt een uitzonderingsmogelijkheid voor natuurlijke personen, die een aanvraag voor een eenmalige subsidie kunnen doen. Men dient zich in die gevallen in contact te treden met een instelling voor begeleiding en advies.
Artikel 6. Specifieke bepalingen voor een eenmalige subsidie voor bijzondere culturele activiteiten.
De gemeente beoordeelt de aanvraag voor eenmalige subsidies met behulp van de criteria zoals genoemd in dit artikel. Dit lid biedt enerzijds een lage drempel voor het gebruik van de regeling vanwege de diversiteit van aanvragen, die zich voor kunnen doen. Anderzijds worden een aantal vereisten gesteld, waar de activiteit aan moet voldoen. Deze vereisten liggen in het verlengde van de doelstelling van deze subregeling. Zo wordt in de beoordeling mede de vraag betrokken of de activiteit uitsluitend een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter heeft of uitsluitend gericht is op specifieke doelgroepen, zoals scholieren of studenten van een onderwijsinstelling, en/of het karakter heeft van een feest of receptie. In deze gevallen kan de subsidie worden afgewezen.
De activiteit dient bovendien te beschikken over voldoende cultureel of artistiek niveau. Om dit te beoordelen kan de gemeente in voorkomende gevallen een culturele instelling raadplegen.
Lid 2 geeft aan dat er geen sprake kan zijn van stapeling van subsidies in dezelfde periode. In bijzondere gevallen is een extra (gedeeltelijke) toekenning noodzakelijk om het initiatief levensvatbaar te maken. De beoordeling hiervan ligt bij de gemeente
Lid 3 geeft het maximale subsidiebedrag van € 5.000 aan. Dit betekent niet dat dit maximale bedrag altijd aangevraagd moet worden. Verwacht wordt dat de meeste subsidies kleinere bedragen zullen betreffen, mede gezien het feit dat er sprake moet zijn van cofinanciering van eigen middelen, die door de aanvrager zelf wordt gegenereerd of zijn verworven. Het kan gaan om eigen middelen van de organisatie zelf, entreeprijzen, sponsorgelden en dergelijke. Het gaat hier in principe om een cofinanciering op 50%/50%-basis. Deze eigen financiële inbreng moet echter in redelijke verhouding staan tot de capaciteit van de aanvrager deze middelen (in deze fase van de activiteit) al dan niet te verwerven. De gemeente kan hier eisen aan stellen en het subsidiebedrag hierop afstemmen.
Lid 4 geeft aan dat er voor de eenmalige subsidies een apart subsidieplafond wordt gehanteerd. De ASV bepaalt dat het subsidieplafond een weigeringsgrond zijn, zodat het budget van de regeling niet wordt overschreden.
Artikel 7. Overgangsbepalingen en slotbepalingen.
In lid 1 wordt aangegeven dat, gezien de diversiteit van aanvragen die zich met een dergelijke regeling kunnen aandienen, het college een besluit zal nemen. Als bepaalde ongewenste effecten omtrent het gebruik van deze regeling optreden kan de regeling worden aangepast.