Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woensdrecht

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoensdrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp2013-043

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1 en lid 2
  3. Wet werk en bijstand, art. 36

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201327-12-2015Nieuwe verordening

13-06-2013

Woensdrechtse Bode, 10-7-2013 en Gemeenteblad 2013.11

Z13.01839

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013

De raad van de gemeente Woensdrecht in vergadering bijeen op 13 juni 2013;

 

overwegende dat de Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 aanpassing behoeft;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 april 2013;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub d, en lid 2, sub b, juncto artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

 

BESLUIT:

 

de Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 1

  • 1

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht;

    b. de wet: de Wet werk en bijstand;

    c. - alleenstaande: een alleenstaande als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a, van de wet;

    - alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de wet;

    - gehuwden: gehuwden als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    d. bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c, van de wet;

    e. referteperiode: als ingezetene van Nederland een periode van 3 kalenderjaren onmiddellijk voorafgaand aan het jaar van de aanvraag;

    f. inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede "een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan" moet worden gelezen als "de referteperiode", waarbij een bijstandsuitkering, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen wordt gezien;

    g. vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de aanvraagdatum;

    h. minimumloon: het bruto minimumloon als bedoeld in artikel 8, lid 1, sub a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden

Artikel 1 2

  • 1

    Tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag behoren personen van 21 jaar en ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met langdurig een laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen en geen uitzicht op inkomensverbetering.

  • 2

    a. Personen, die in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten hebben genoten, worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en komen niet voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking.

    b. Personen die in de referteperiode langer dan 180 dagen rechtens van hun vrijheid beroofd zijn geweest, hebben eveneens geen recht op een langdurigheidstoeslag.

  • 3

    De criteria als vermeld in lid 1 en lid 2 alsmede die in artikel 1, lid 2 sub e, gelden bij gehuwden voor beiden.

Artikel 1 3

Onder langdurig een laag inkomen wordt verstaan een gemiddeld inkomen per maand dat gedurende de referteperiode niet uitkomt boven 100% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 2 4

  • 1

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afhankelijk van de gezinssituatie op de aanvraagdatum.

  • 2

    De toeslag bedraagt:

    - voor een alleenstaande € 367,00 per jaar;

    - voor een alleenstaande ouder € 470,00 per jaar;

    - voor gehuwden € 524,00 per jaar.

  • 3

    Indien één van de gehuwden op de aanvraagdatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4

    De in lid 2 genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met het percentage waarmee het minimumloon ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar is gestegen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 1 5

Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 2 6

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2013".

Artikel 3 7

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Artikel 4 8

De "Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012", vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2011, alsmede de "Verordening tot 1e wijziging van de Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012", vastgesteld in de openbare vergadering van 13 september 2012, vervallen op 1 juli 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 juni 2013.

De raad voornoemd,

de griffier,            de voorzitter,

Toelichting 1 Algemene + artikelsgewijze toelichting

In het huidige artikel 36, lid 5, van de Wet werk en bijstand staat, dat ten aanzien van de

langdurigheidstoeslag (onder meer) artikel 44 van de Wet werk en bijstand niet van

toepassing is. Lid 1 van dit laatste artikel bepaalt, dat de bijstand wordt toegekend vanaf de

dag waarop het recht op bijstand is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop

de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.

 

De wijziging van artikel 36, lid 5, van de Wet werk en bijstand bij Verzamelwet SZW 2013

voorziet erin, dat artikel 44 van de Wet werk en bijstand als hoofdregel voortaan ook gaat

gelden voor de verlening van de langdurigheidstoeslag, net als voor de overige vormen van

categoriale bijzondere bijstand. Hiermee kan de peildatum niet meer vóór de aanvraagdatum

zijn gelegen.

 

Het huidige artikel 36, lid 4, van de Wet werk en bijstand wordt door het van toepassing

verklaren van artikel 44 van de Wet werk en bijstand bij de verlening van

langdurigheidstoeslag overbodig. Dit artikellid komt dan ook te vervallen onder

vernummering van het huidige lid 5 en het huidige lid 6 tot lid 4 en lid 5.

Met deze wetswijziging is het per 1 juli 2013 niet meer mogelijk een langdurigheidstoeslag

met terugwerkende kracht aan te vragen over voorgaande jaren. De verordening dient hierop

te worden aangepast.

 

Op grond van artikel 8, lid 1, onder d, en lid 2, onder b, van de Wet werk en bijstand dient de

gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een

langdurigheidstoeslag. In ieder geval dient hierin te worden bepaald de hoogte van de

langdurigheidstoeslag, wat langdurig is en wat een laag inkomen is. Hiermee is beoogd te

bewerkstelligen, dat de langdurigheidstoeslag zoveel mogelijk een gemeentelijke

verantwoordelijkheid wordt.

 

De rechtvaardiging van de langdurigheidstoeslag is dat mensen die langdurig van het sociaal

minimum afhankelijk zijn, over het algemeen geen mogelijkheden meer hebben om te

reserveren voor (onverwachte) hoge kosten, zoals voor vervangingsuitgaven die na verloop

van tijd onvermijdelijk zijn. De langdurigheidstoeslag wordt voor één jaar toegekend en in

één belastingvrij bedrag uitbetaald. Hiermee wordt bereikt dat er op het moment van

uitbetaling ruimte ontstaat binnen het budget waaruit hogere kosten kunnen worden voldaan,

bijvoorbeeld voor vervangingsuitgaven.

 

De langdurigheidstoeslag is een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.

Bijzonder, omdat gemeenten in tegenstelling tot de normale (categoriale) bijzondere bijstand,

gehouden zijn het gemeentelijk beleid ten aanzien van de langdurigheidstoeslag in een

verordening vast te leggen. Voorts bijzonder, omdat gemeenten gehouden zijn de

langdurigheidstoeslag te verstrekken indien de aanvrager aan de gestelde voorwaarden

voldoet. Deze bijzondere categoriale voorziening staat in beginsel open voor iedereen met een

minimum inkomen, dus ook voor werkenden.

De voorwaarden om voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking te komen, staan vermeld

in artikel 36 van de Wet werk en bijstand.

Het college verleent de langdurigheidstoeslag op aanvraag. Dit sluit de mogelijkheid voor

ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan, dat het gaat om een vorm van

bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of

er een recht bestaat.

 

Door de zinsnede in de wet "geen uitzicht heeft op inkomensverbetering" wordt gewaarborgd

dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in

aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag.

Verder is de ondergrens voor aanvragers van de langdurigheidstoeslag bepaald op 21 jaar,

omdat dit de leeftijd is waarop de ouderlijke onderhoudsplicht vervalt. Hiermee blijft de

langdurigheidstoeslag aansluiten op het systeem van de wet ten aanzien van personen jonger

dan 21 jaar.

 

Personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, zijn uitgesloten van het recht op

een langdurigheidstoeslag. Als gevolg van de al gerealiseerde inkomensverbetering voor deze

categorie (hogere norm) blijft deze doelgroep buiten het bereik van de regeling.

Gemeenten kunnen zelf bepalen wat zij onder de termen "langdurig" en "laag inkomen"

verstaan.

 

Wettelijk is bepaald, dat een persoon ten hoogste éénmaal binnen 12 maanden in aanmerking

komt voor een langdurigheidstoeslag.

---------------------

Artikel 1.

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en

waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal

gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk

aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Bij de invulling van het begrip "langdurig" is om praktische redenen gekozen de

referteperiode voortaan vast te stellen op 3 kalenderjaren onmiddellijk voorafgaand aan het

jaar van de aanvraag. Voorts dient er tijdens de referteperiode een band met Nederland te zijn.

De belanghebbende dient dan ook tijdens de gehele referteperiode woonachtig te zijn geweest

in Nederland. De inschrijving als zodanig in de Gemeentelijke Basisadministratie is hierbij

leidend.

In de verordening wordt het begrip belanghebbende gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2

van de Algemene wet bestuursrecht omschreven als degene wiens belang rechtstreeks bij een

besluit is betrokken.

 

Artikel 2.

 

Lid 1

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader

zijn ingevuld.

 

Lid 2

Door de zinsnede "geen uitzicht heeft op inkomensverbetering" wordt gewaarborgd dat

bepaalde groepen met eengoed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de

langdurigheidstoeslag.

Bij studenten wordt ervan uitgegaan, dat zij arbeidsmarktperspectief hebben.

Om te voorkomen dat degene met een baan en een minimuminkomen hieruit, die zijn

inkomenspositie middels avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen,

is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten.

Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een

bepaalde leeftijd.

De langdurigheidstoeslag is een bijzondere vorm van categoriale bijstand. Hierin ligt besloten,

dat de gemeente binnen de grenzen van een redelijke beleidstoepassing nadere regels mag

stellen. Het is dan ook niet onredelijk een lange periode van detentie aan te merken als een

relevante omstandigheid voor het recht op een langdurigheidstoeslag. De detentieperiode

hoeft niet aaneengesloten te zijn.

 

Artikel 3.

Zoals eerder gesteld, wordt onder langdurig verstaan een termijn van 3 kalenderjaren. Nadat

betrokkene 3 jaar op een minimum inkomen is aangewezen, is er over het algemeen niet veel

reserveringsruimte over.

Onder een laag inkomen wordt verstaan een (gezamenlijk) inkomen dat gemiddeld niet hoger

is dan 100 Vo van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Onder de bijstandsnorm wordt

verstaan de wettelijke norm inclusief de gemeentelijke toeslag of verlaging en de

vakantietoeslag.

Marginale overschrijdingen van deze 100 Vo grens als gevolg van een belastingtechnisch

verschil in de berekenings-wijze van het bruto/netto traject bij een inkomensvoorziening op

minimumniveau dienen genegeerd te worden (zie de uitspraken van de Centrale Raad van

Beroep d.d. 19 aug. 2008, LJN: BE8918 en d.d. 15 febr. 2011, LJN: BP5532). Het enkele feit

dat het netto inkomen van een belanghebbende met een inkomensvoorziening op

minimumniveau, in bepaalde maanden binnen de referteperiode - uitsluitend als gevolg van

een technisch verschil in de berekeningswijze in het bruto/netto traject - enkele euro's hoger

uitvalt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, staat toekenning van een

langdurigheidstoeslag niet in de weg.

 

Er is bewust niet gekozen om het recht op de langdurigheidstoeslag ook toe te kennen bij een

inkomen boven bijstandsniveau. Het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met

een hoger inkomen van bijvoorbeeld 110 % van de bijstandsnorm valt niet te rijmen met de wettelijke uitsluiting van degenen die

de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op

een langdurigheidstoeslag, omdat het inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de

bijstandsnorm voor belanghebbenden jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Afhankelijk

van de gezinssituatie bedraagt het verschil tussen 5% en 10%. Onze gemeente kent geen

categoriale bijzondere bijstandsregeling voor gepensioneerden als bedoeld in artikel 35, lid 3.

van de Wet werk en bijstand. Het hanteren van een grens van 110 0Zo zou daarom maken dat

de uitsluiting van gepensioneerden in dit geval strijdig is met het verbod op

leeftijdsdiscriminatie, zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van het Internationaal Verdrag

inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

 

Artikel 4.

Lid 1.

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afhankelijk van de gezinssituatie.

 

Lid 2

De bedragen zijn destijds afgeleid van de normenbrief van het Ministerie van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid met de bijstandsbedragen. Vóór de decentralisatie van de

langdurigheidstoeslag op 1 januari 2009 werd de hoogte hiervan bepaald door de

rijksoverheid.

 

Lid 3

Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op een

langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36

van de wet of deze verordening, hebben beide partners geen recht op een

langdurigheidstoeslag. Het recht op een langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers

gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de

voorwaarden voldoen.

In dit lid wordt een regeling getroffen overeenkomstig artikel 24 van de Wet werk en bijstand

voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op

langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en

bijstand. De wet voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor het enig overblijvend

rechthebbend gezinslid, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor een gezin in

dergelijke situaties ook niet opportuun is. Met nadruk wordt erop gewezen, dat het hier betreft

een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en

bijstand.

 

Lid 4

Om niet jaarlijks de verordening voor de bedragen te hoeven aanpassen is gekozen om de

hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met het minimumloon waaraan ook de

bijstandsnormen zijn gekoppeld. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maal per jaar

worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag slechts éénmaal, wordt steeds een

vergelijking gemaakt met de langdurigheidstoeslag per 1 januari van het voorafgaande jaar.

 

Artikel 5.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 6.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 7.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 8.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.