Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant |
Citeertitel | Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | innovatie, leefomgeving, sociaal-economische zaken, subsidies, financieel kader |
Externe bijlage | Vitaliteitsindex |
Deze regeling is vervangen door de Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant 2016.
Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-05-2016 | 16-07-2016 | art. 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, hoofdstuk 6 | 17-05-2016 | 3981191 | |
03-03-2016 | 01-01-2016 | 20-05-2016 | art. 3.1, 3.4, 3.5, 3.6, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.13 | 01-03-2016 | S0309351 |
18-12-2014 | 03-03-2016 | Art. 1.7, 3.13, 5.7, 5.14 | 16-12-2014 | S0292684 | |
26-11-2014 | 03-06-2014 | 18-12-2014 | Art. 6.1 t/m 6.15, 7.1 t/m 7.3 (vernummering) | 18-11-2014 | 3670540 |
28-05-2014 | 26-11-2014 | Art. 3.10, 3.11, 5.1 t/m 6.3 | 27-05-2014 | 3592749 | |
11-01-2014 | 28-05-2014 | Art. 2.38, 4.1 t/m 5.3 | 07-01-2014 | S0277762 | |
26-09-2013 | 11-01-2014 | Art. 2.1, 2.5, 2.16, 2.17 t/m 2.55 | 24-09-2013 | 3428522 | |
29-06-2013 | 26-09-2013 | nieuwe regeling | 24-06-2013 | 3424074 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Overwegende dat Provinciale Staten op 11 mei 2012 het Economische Programma Brabant 2020 hebben vastgesteld waarin de ambitie is uitgesproken om de provincie Noord-Brabant te laten behoren tot de top vijf van de meest innovatieve regio’s;
Overwegende dat Provinciale Staten deze ambitie willen bereiken door het stimuleren van sterke Brabantse clusters, het stimuleren van een goede en flexibele arbeidsmarkt en het zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat om te wonen, te werken en te recreëren;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze doelstellingen willen bereiken door subsidie te verlenen aan projecten die nieuwe of vernieuwende economische activiteiten bevorderen en alle subsidies die gericht zijn op deze doelstellingen te bundelen in één subsidieregeling die tegelijk aanbouwregeling is voor door Gedeputeerde Staten nader te bepalen hoofdstukken binnen de kaders van het Economisch Programma Brabant 2020, zoals het topsectorenbeleid;
Overwegende dat de provincie de vrijetijdseconomie wil versterken en door wil laten groeien tot topsector waarbij Brabant tot meest gastvrije en innovatieve regio van Nederland kan uitgroeien;
Overwegende dat de Rijksoverheid en de provincie Noord-Brabant op 3 oktober 2011 een Green Deal hebben gesloten waarbij namens de Rijksoverheid een bijdrage van € 12.000.000 beschikbaar is gesteld voor het afdekken van (financiële) risico’s die zich kunnen voordoen bij projecten in het zogeheten solar experimenteergebied en de biobased economy en een deel van deze bijdrage bestemd is voor subsidie in de vorm van een garantstelling;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten het concurrerend vermogen en een duurzame economische groei willen bevorderen en de werkgelegenheid in Noord-Brabant willen versterken door middel van het stimuleren van regionale economische samenwerking door subsidie te verlenen aan de zogeheten REAP-organisaties;
Hoofdstuk 1 Vrijetijdseconomie
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van de vrijetijdseconomie.
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.
Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode tot en met 31 december 2013 vast op € 750.000.
In afwijking van het eerste lid, geldt voor ondernemingen in de zin van het Europees recht dat de totaal verstrekt subsidie niet hoger mag zijn dan € 200.000 en € 100.000 voor ondernemingen in het wegvervoer over een periode van drie belastingjaren en ook anderszins dient te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimimssteun.
Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid onder a, wordt indien ter zake van een project reeds op grond van een andere provinciale regeling subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies het van toepassing zijnde subsidiepercentage in deze regeling als percentage van de subsidiabele kosten niet wordt overschreden.
Artikel 1.14 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (L214);
campus: innovatie-stimulerende omgeving waar kennisintensieve bedrijven en instellingen zijn gevestigd die samenwerken op basis van een gemeenschappelijk inhoudelijk thema en programma en waar fysieke nabijheid, innovatie-ondersteunende faciliteiten en ruimtelijke inrichting tot doel hebben om interactie, kennisdeling, samenwerking, creativiteit en innovatie te stimuleren;
experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in Omnibus Decentraal Regeling, Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking van SA.34101 (2011N);
industrieel onderzoek: industrieel onderzoek als bedoeld in Omnibus Decentraal Regeling, Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking van SA.34101 (2011N);
warmtenet: geheel van met elkaar verbonden leidingen, bijbehorende installaties en overige hulpmiddelen dienstbaar aan het transport van reststromen, behoudens voor zover deze leidingen, installaties en hulpmiddelen zijn gelegen in een gebouw of werk van een verbruiker of van een producent, die strekken tot toe- of afvoer van reststromen ten behoeve van dat gebouw of werk;
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de installatie en toepassing van innovatieve zonneceltechnologie.
Het totaal aantal punten, genoemd in het eerste lid onder i, dat aan een project kan worden toegekend wordt op basis van de volgende criteria en wegingsfactoren berekend:
het risicoprofiel van de aanvraag te waarderen met maximaal 30 punten en een wegingsfactor van 5%, waarbij de punten worden bepaald aan de hand van de duur van de garantstelling en de hoogte van de garantstelling ten opzichte van de investeringskosten voor ieder maximaal 10 punten en aan de hand van de te voren ingeschatte risico’s waarvoor subsidie is gevraagd, waarbij per risico waarvoor de subsidie niet is gevraagd, de volgende punten worden toegekend:
de koppeling van de nationale en regionale belangen te waarderen met maximaal 30 punten en een wegingsfactor van 35% waarbij de punten worden bepaald door de koppeling met de nationale programma’s Solliance en SEAC, het werken met regionale of nationale toeleveranciers en de uitbesteding aan regionale installateurs ieder voor maximaal 10 punten.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode van 7 juli 2013 tot 1 juni 2020 vast op € 5.400.000.
De hoogte van de subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten minus de gerealiseerde opbrengst, tot een maximum van € 1.000.000 per project.
Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van het aantal punten dat op grond van artikel 2.6, tweede lid, aan een project is toegekend, waarbij projecten met meer punten voorgaan op projecten met minder punten.
Artikel 2.12 Subsidieverlening
De subsidie wordt verleend onder de volgende opschortende voorwaarden:
Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 2.14 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat:
§3 Biobased economy- Campusfaciliteiten
Artikel 2.17 Subsidiabele activiteiten
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verder ontwikkelen van een campus.
Artikel 2.19 Subsidievereisten
Aan het project liggen ten grondslag:
een negatieve prognose gezien mogelijke wijziging van de elementen vraag, tegenvallende hoeveelheid verkocht product, prijs of productie over de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd, waaruit blijkt op welk moment het risico ontstaat dat de aanvrager zijn project niet meer rendabel kan voortzetten;
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.17 voor de periode 26 september 2013 tot en met 31 december 2018, vast op € 1.175.000.
Artikel 2.25 Subsidieverlening
Artikel 2.26 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 2.27 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat:
§ 4 Biobased economy- Demonstratiefabrieken
Artikel 2.30 Subsidiabele activiteiten
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het realiseren van nieuwe productieprocessen binnen een bestaande of nieuwe demonstratiefabriek.
Artikel 2.32 Subsidievereisten
Aan het project liggen ten grondslag:
een negatieve prognose gezien mogelijke wijziging van de elementen vraag, tegenvallende hoeveelheid verkocht product, prijs of productie over de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd, waaruit blijkt op welk moment het risico ontstaat dat de aanvrager zijn project niet meer rendabel kan voortzetten;
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.30 voor de periode 26 september 2013 tot en met 31 december 2018, vast op € 2.750.000.
Artikel 2.40 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat:
§ 5 Biobased economy - Warmtenet
Artikel 2.43 Subsidiabele activiteiten
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Artikel 2.46 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten van de investering voor de aanleg of uitbreiding van het warmtenet die rechtstreeks op de energiebesparing betrekking hebben, vastgesteld door verwijzing naar de contra feitelijke situatie, voor subsidie in aanmerking, berekend conform artikel 18, zesde en zevende lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.42, voor de periode 26 september 2013 tot en met 30 juni 2017, vast op € 1.975.000.
Artikel 2.52 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 2.53 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat:
Hoofdstuk 3 Regionaal Economische Actie Programma’s
Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016, vast op € 572.412,73.
Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
indien de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.11, € 125.000 of meer bedraagt, houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;
Artikel 3.14 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
Hoofdstuk 4 Provinciaal herstructureringsprogramma bedrijventerreinen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
masterplan: door een of meer gemeenten en ondernemers, die betrokken zijn bij de voorbereiding, ondertekend plan waarin de toekomstige functie en gewenste kwaliteit van een bestaand bedrijventerrein in een visie is omschreven en waarbij is aangegeven welke projecten of delen daarvan, bijdragen aan het uitwerken en realiseren van die visie;
Regionaal Ruimtelijk Overleg: overleg waarbinnen de gemeenten in regionaal verband, verdeeld in de regio’s Noord-Oost-Brabant, Zuid-Oost-Brabant, Midden-Brabant en West-Brabant, jaarlijks afspraken met de provincie en met elkaar maken over de uitvoering van het Provinciaal herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Noord-Brabant;
Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden verstrekt voor projecten gericht op herstructurering van bedrijventerreinen.
Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 15 januari 2014 tot 17 maart 2014.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de tenderperiode van 15 januari 2014 tot 17 maart 2014 vast op € 7.715.000.
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
Artikel 4.14 Prestatieverantwoording
Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
Hoofdstuk 5 Arbeidsmarktvernieuwing werkgelegenheidsimpuls
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (L214);
algemene opleiding: opleiding die bestaat in onderricht dat niet uitsluitend of hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in de begunstigde ondernemer is gericht, maar door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate naar andere ondernemingen of werkgebieden overdraagbaar zijn, zodat de inzetbaarheid van de werknemer wordt verbeterd;
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352 van 24 december 2013;
experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder g van de Omnibus Decentraal Regeling, Omnibusregeling voor provincies en gemeenten voor de staatssteunaspecten van subsidiemaatregelen gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking van SA.34101 (2011N);
specifieke opleiding: opleiding die bestaat in onderricht dat direct en hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werknemer in de begunstigde onderneming is gericht, en door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die niet of slechts in beperkte mate naar andere ondernemingen of andere werkgebieden overdraagbaar zijn.
Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden verstrekt voor projecten gericht op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt met betrekking tot:
Artikel 5.7 Subsidiabele kosten
Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2014 tot en met 15 juni 2015.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de periode 1 juni 2014 tot en met 15 juni 2015, vast op € 2.000.000,-.
Indien ter zake van een project reeds door een ander bestuursorgaan of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat in totaal de percentages uit module 1 van de Omnibus Decentraal Regeling en artikel 39 van de algemene groepsvrijstellingsverordening niet worden overschreden.
Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt, indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor rechtspersonen en €100.000 voor ondernemingen in het wegvervoer niet wordt overschreden.
Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 5.14 Prestatieverantwoording
Voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 onder a en d tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
Voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 onder a en d van € 25.000 en hoger en voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 onder b en c leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
Artikel 5.16 Subsidievaststelling
Gelet op de Omnibus Decentraal Regeling en de algemene groepsvrijstellingsverordening worden, in afwijking van de artikelen 13, 20 en 21 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, de subsidies als bedoeld in artikel 5.4 onder b en c, tot € 125.000 vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
In deze regeling wordt verstaan onder:
kredietunie: coöperatie, waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot het lidmaatschap van de coöperatie, die haar bedrijf maakt van het bemiddelen tussen krediet gevende leden en krediet nemende leden bij het verstrekken van leningen of het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden en het in dat geval voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve van de beroepsbeoefening of bedrijfsuitoefening van die leden;
Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 6.7 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2018.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4, voor de periode, genoemd in artikel 6.7, vast op € 300.000.
Artikel 6.11 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 6.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Algemene wet bestuursrecht, ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening tot stand komt.
Artikel 6.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 6.13 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van een activiteitenverslag.
Gedeputeerde Staten zenden in 2015 en vervolgens telkens na 2 jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.
’s-Hertogenbosch, 24 juni 2013
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten