Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Regeling regionale urgentiecommissie 2007, Beleidsregels voor het verlenen of weigeren van een splitsingsvergunning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 21-12-2006 De Heemsteder, 27 december 2006 | 77985 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt een groot aantal vaste begrippen gebruikt. Een uitleg hiervan is opgenomen in bijlage II.
Het college kan met eigenaren van woonruimte overeenkomsten (als bedoeld in artikel 4 van de wet) sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. Zij nemen hierbij hoofdstuk 1, 2 en 3 van deze verordening in acht. Daar waar er in het Convenant opgenomen in bijlage III van deze verordening afspraken zijn gemaakt over een onderwerp, treden deze in de plaats van de desbetreffende bepalingen in hoofdstuk 1, 2 en 3 van de verordening.
De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden voor de inwerkingtreding en ondertekening ter kennis gebracht aan de raadscommissie die het college adviseert over de volkshuisvesting. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de regio Zuid-Kennemerland en andere belanghebbenden.
Artikel 4 Procedure voor het aanvragen van een vergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning, een vergunning voor onttrekken, samenvoegen, splitsen of omzetten van woonruimte of een urgentieverklaring worden schriftelijk ingediend bij het college. Behandeling hiervan volgt als:
Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen onder de huurprijsgrens en koopprijsgrens voor zover er hierna of in het convenant opgenomen in bijlage III niet van wordt afgeweken.
Artikel 7 Voorwaarden voor verlening huisvestingsvergunning
In afwijking van lid 2b wordt een principe-huisvestingsvergunning afgegeven als de eigenaar niet bereid is de woonruimte te verhuren en de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in de artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de aanvrager voldoet aan het gestelde in lid 1 en lid 2a.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een huisvestingsvergunning dient de aanvrager of dienen de aanvragers meerderjarig te zijn volgens de bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 10 Verhouding inkomen-huurprijs
Voor woonruimte van eigenaren met wie geen convenant is afgesloten, en waarvan de huurprijs ligt beneden de huurprijsgrens zoals opgenomen in bijlage I, artikel 1, lid 2 van deze verordening, wordt bij voorrang vergunning verstrekt aan een huishouden dat volgens de in bijlage I, artikel 1 lid 2 opgenomen tabel passend is.
In afwijking van het bovenstaande is onzelfstandige woonruimte ook passend voor de alleenstaande woningzoekende die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten of in het bezit is gesteld van een vergunning tot verblijf als bedoeld in die wet, als zij in verband hiermee woonruimte nodig hebben.
Artikel 12. Selectie van kandidaten voor een woonwagenstandplaats
Als er meerdere kandidaten zijn binnen dezelfde prioriteitscategorie zoals bepaald in lid 1 of als er op grond van lid 1 meerdere kandidaten zijn voor één standplaats, dan geldt binnen deze categorie dat kandidaten met een huisvestingsvergunning voor een standplaats voorrang krijgen boven de onzelfstandig wonende kinderen. Vervolgens gaan kandidaten met de langste zoekduur voor. Indien er op grond van zoekduurlengte geen voorrang tussen de kandidaten bestaat, wordt de woningzoekende met de hoogste leeftijd geselecteerd voor de standplaats.
Artikel 13 Vruchteloze aanbieding
De eigenaar moet de woonruimte binnen de in het vorige lid genoemde termijn tenminste zes maal door middel van een advertentie, geplaatst in één of meer regionaal verschijnende bladen, te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
De in lid 1 genoemde termijn begint op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
Hoofdstuk 3 Urgentieverklaring
Als een woningzoekende die voldoet aan artikel 9, lid 2 van de wet en artikel 8 van deze verordening, en ingezetene is van de regio Zuid-Kennemerland, dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan het college in de in de artikelen 15 en 16 omschreven gevallen op schriftelijk verzoek een urgentieverklaring verlenen.
Een verklaring is geldig in alle regiogemeenten. Met de urgentieverklaring kan met voorrang gereageerd worden op alle woningen die voldoen aan het zoekprofiel dat is opgenomen in de verklaring. Uitgangspunt van het zoekprofiel is dat er met de verklaring geen sprong voor- of achteruit in de wooncarrière wordt gemaakt.
De eerste 13 weken kan men zelf reageren op het woningaanbod. De overige 13 weken kan, indien nodig, gericht worden gezocht door Woonservice. Ook tijdens deze tweede periode kan men zelf reageren op het aanbod. De verklaring vervalt als passende woonruimte is gevonden, of in de tweede periode is aangeboden.
Als een urgentverklaarde binnen de termijn geen gebruik heeft gemaakt van de verklaring, terwijl er naar het oordeel van het college in deze termijn passende huisvesting beschikbaar is gekomen, hetzij via reageren op aanbod, hetzij door een passend aanbod van Woonservice, wordt, op grond van dezelfde feiten of omstandigheden die hebben geleid tot de urgentieverklaring, niet opnieuw een verklaring afgegeven.
Het college kan met instanties die werkzaam zijn op sociaal, maatschappelijk of medisch terrein, afspraken maken over af te geven urgentieverklaringen voor cliënten van deze instellingen die wegens bijzondere omstandigheden een verklaring nodig hebben, maar aan de reguliere voorwaarden hiervoor niet voldoen.
Artikel 15 Sociale en medische urgentieverklaring
De in artikel 14 eerste lid bedoelde urgentie kan worden verleend indien er sprake is van een medische of een psychosociale klacht in relatie met de huidige woning, waaruit een dringende noodzaak tot (her)huisvesting op korte termijn voortvloeit. Deze noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van een levensbedreigende of maatschappelijk onaanvaardbare situatie.
Artikel 16 Overige urgentieverklaringen
Een verklaring kan worden verleend als:
woonruimte in het kader van een stadsvernieuwings- of herstructureringsproject op korte termijn moet worden verlaten. Daarbij geldt als voorwaarde dat er recht is op huurbescherming (op basis van het Burgerlijk Wetboek) ten opzichte van de eigenaar, niet zijnde de bewoner op het moment dat de woning moet worden verlaten;
Hoofdstuk 4 Wijziging woningvoorraad
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle zelfstandige en onzelfstandige woonruimten, ongeacht de koopprijs of huurprijs.
Artikel 18 Vergunning voor onttrekken, samenvoegen en omzetten
Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning woonruimte binnen de gemeentegrenzen:
geheel of gedeeltelijk aan de woonbestemming te onttrekken. Onder onttrekken wordt verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder gedeeltelijk onttrekken wordt verstaan een zodanige onttrekking van woonruimte, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is;
Artikel 19 Criteria voor de vergunningverlening
Indien het college heeft vastgesteld dat het belang van aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad, maar dat het belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kunnen zij de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 20, lid 4 of lid 5 biedt en overigens aan de door het college gestelde voorwaarden en voorschriften voldoet.
Een aanvraag voor een gedeeltelijke onttrekking wordt getoetst aan de verhouding tussen de grootte van de woonruimte en de omvang van het huishouden.
Als bij deze vergunning de voorwaarde van tijdelijkheid en zelfbewoning conform artikel 20, lid 2 wordt opgelegd, wordt geen financiële compensatie verlangd. Hiermee wordt het tijdelijke karakter van de onttrekkingsvergunning benadrukt.
Artikel 20 Voorwaarden bij de vergunningverlening
Ter compensatie van het verlies aan woonruimte kan een financiële voorwaarde aan de vergunning worden verbonden indien het verlies aan woonruimte voldoende kan worden gecompenseerd door het opleggen van een financiële compensatie.
Hierbij gelden de volgende tarieven voor een definitieve vergunning:
Hierbij gelden de volgende tarieven per jaar voor een tijdelijke vergunning:
De bijdrage wordt berekend naar het aantal vierkante meters vloeroppervlakte van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte, inclusief de daarbij behorende gangen, keuken, toilet en beschoten zolder. De tarieven worden jaarlijks aangepast met het CBS-prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Hoofdstuk 5 Splitsing in appartementsrechten
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte, ongeacht de huur- of koopprijs.
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, zoals aangewezen in artikel 22, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, als één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 24 Gronden voor weigering van splitsingsvergunning
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:
de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte(n) na de splitsing bestemd blijven, of de voormalige woonruimte(n) na de splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woningvoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd. Bij de afweging worden ook de ligging en de te verwachten vraag naar de desbetreffende woonruimten betrokken.
Het college kan een splitsingsvergunning weigeren als:
voor het gebied, waarin het gebouw is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of Leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, of een ontwerp voor een zodanig plan, zodanige verordening of een herziening daarvan in procedure is;
Artikel 25 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Als het college de beslissing aanhoudt, vermeldt zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing hersteld moeten worden en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Als de in het besluit vermelde gebreken binnen de aangegeven termijn zijn hersteld, wordt vergunning verleend.
In aanvulling op artikel 23 kan het college een splitsingsvergunning intrekken als niet binnen 1 jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot inschrijving in de openbare registers van de acte van splitsing in appartementsrechten of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.
Hoofdstuk 6 Verdere bepalingen
Het college kan één of meer artikelen uit de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het in gebruik nemen of geven van woonruimte of het wijzigen van de woonruimtevoorraad leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3, 18 en 23 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 30 van deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Zij zal zich daarbij uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 31 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de regiogemeenten en de in de gemeente werkzame corporaties en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Artikel 32 Toepassing regelgeving na sluiten overeenkomsten
Als toepassing wordt gegeven aan artikel 2, zijn de criteria voor werving en selectie van kandidaten voor vrijkomende woningen ook van toepassing op zelfstandige woonruimte, die in het bezit is van een corporatie welke de overeenkomst niet heeft ondertekend, of welke deze eenzijdig opzegt.
Het college kan, na kennisgeving aan de betreffende raadscommissie afwijken van deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet.
Aanvragen en verzoeken die getoetst worden aan bepalingen in de Huisvestingsverordening die zijn ingediend voor het van kracht worden van deze verordening worden getoetst aan de regels gesteld in de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 1999, wanneer de toepassing voor de aanvrager gunstiger is.
Deze toelichting maakt onderdeel uit van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007.
Binnen de overeenkomsten met eigenaren van woningen die gesloten worden door het college heeft het Convenant Woonruimteverdeling 2007 een aparte status. Om maatwerk te kunnen leveren en volkshuisvestelijke doelen te kunnen verwezenlijken wordt aan de corporaties een aantal ruimte geboden om weloverwogen af te wijken van de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening. Deze ruimte is vastgelegd in het Convenant Woonruimteverdeling 2007. Alleen voor de artikelen van de Huisvestingsverordening waarvan in het Convenant Woonruimteverdeling 2007 staat beschreven dat er voor de corporaties andere regels gelden, komen de artikelen van het Convenant in de plaats van de artikelen in de Huisvestingsverordening.
BIJLAGE I behorende bij de Huisvestingsverordening
Artikel 1 Verhouding huur-inkomen
Op grond van artikel 10 lid 2 van de Huisvestingsverordening wordt voor woonruimte van eigenaren, waarmee geen Convenant is afgesloten waarin andere grenzen zijn afgesproken, de huurgrens waar beneden de verhouding inkomen/huur wordt getoetst bij de Huisvestingsvergunning, gesteld op het bedrag dat is genoemd als maximale huurgrens voor de huurtoeslag. Vergunning wordt slechts verleend aan een huishouden indien de verhouding inkomen/huur conform de volgende tabel passend is. Let wel artikel 34 van de Huisvestingsverordening bevat de criteria voor de passendheidstoets bij de aanvraag huurtoeslag.
Gewijzigd bij besluiten van burgemeester en wethouders van 27 mei 2008 en 30 juni 2009.
BIJLAGE II: Begripsomschrijvingen
BIJLAGE III behorende bij de Huisvestingsverordening
Convenant inzake regionale woonruimteverdeling tussen de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmerliede Spaarnwoude, Haarlem, Heemstede en Zandvoort en de corporaties voor de periode 1-1-2007 tot 1-1-2012
De gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmerliede Spaarnwoude, Heemstede, Haarlem en Zandvoort ten dezen krachtens volmacht vertegenwoordigd door de gemachtigde wethouders volkshuisvesting, hierna te noemen “de gemeenten” en de corporaties Brederode, Elan Wonen, EMM, Pré Wonen en Woonmaatschappij, ten dezen vertegenwoordigd door de directeuren/bestuurders, hierna te noemen de corporaties
Gelet op het bepaalde in de Huisvestingswet, het Huisvestingsbesluit en de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland 2007.
Verklaren de volgende regeling betreffende de verdeling van woonruimte overeen te komen:
II Taakverdeling op hoofdlijnen
De corporaties dragen zorg voor een gezamenlijk, centraal register van woningzoekenden. De corporaties dragen tevens zorg voor de invoering en instandhouding van ten minste één fysiek informatie en inschrijfpunt in de regio Zuid-Kennemerland. Voor alle woningzoekenden in de regio Zuid-Kennemerland, moet het mogelijk zijn om zich in te laten schrijven in dit register.
De gemeenten beperken hun praktische bemoeienis met de woonruimteverdeling tot de toetsing van de door de corporaties op basis van dit convenant geleverde prestaties aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid en de verantwoordelijkheid die de gemeenten dragen bij urgenten, contingenten en statushouders.
III. Nadere uitwerking van de taken
Artikel 3. Uitvoerende taakverdeling
Per 1 januari 2007 wordt de “beleidscommissie woonruimteverdeling” opgericht. De voorzitter van de Beleidscommissie wordt aangewezen door de voorzitter van het Regionaal Overleg Sociale Verhuurders van de regio Zuid-Kennemerland. De beleidscommissie woonruimteverdeling bestaat uit een vertegenwoordiging van de gemeenten uit de regio Zuid-Kennemerland en de bij dit convenant betrokken corporaties. De beleidscommissie heeft als taak het bewaken van het behoud en het verbeteren van een helder, transparant, betaalbaar en rechtvaardig regionaal woonruimteverdelingsysteem. De beleidscommissie levert hiervoor gevraagd en ongevraagd advies, ontwikkelt voorstellen voor beleid en doet voorstellen voor aanpassingen van het woonruimteverdelingsysteem, de vrije ruimte van de corporaties bij de toewijzing, regelgeving in de (huisvestings-) verordeningen en afspraken in het convenant Woonruimteverdeling. Wanneer wordt geconstateerd dat één van de convenantpartijen handelt anders dan in de geest van dit convenant, dan licht de beleidscommissie woonruimteverdeling de overige convenantpartijen in. De corporaties leveren de beleidscommissie de benodigde gegevens voor het functioneren van de beleidscommissie
Voorstellen voor experimenten op het gebied van woonruimteverdeling worden voorafgaand aan de experimenten ter goedkeuring voorgelegd aan de Beleidscommissie. Gedurende een experiment wordt aan de Beleidscommissie gerapporteerd over de gang van zaken. Na afronding van het experiment wordt de evaluatie met de bevindingen door de uitvoerders van het betreffende experiment voorgelegd aan de Beleidscommissie. De Beleidscommissie kan tussentijds bepalen dat het experiment moet worden stopgezet.
Artikel 4. Decentrale inschrijving, centrale registratie
De maximaal toegestane bijdrage voor inschrijving en verlenging is € 30,- per aanvraag (jaarlijks te indexeren) De eerste inschrijving is geldig voor de duur van 5 jaar, na deze periode is het mogelijk de inschrijving te verlengen. Aanpassing van de duur en hoogte van de bijdrage van de eerste inschrijving of de verlenging van de inschrijving wordt bepaald door de beleidscommissie. Er geldt voor de gehele regio een gelijk bedrag.
Zes weken voor het verstrijken van de termijn van inschrijving wordt de woningzoekende gewezen op het verstrijken van de termijn. Indien men de inschrijving wil verlengen dient men binnen zes weken de kosten voor de verlenging te voldoen. De inschrijving vervalt indien de betaling niet binnen 6 weken is ontvangen.
Onder het werkingsgebied van dit convenant vallen alle huurwoningen van de corporaties onder de huurtoeslaggrens (€ 615,00 per 1 juli 2006).
a.In beginsel komt een ieder voor inschrijving en toewijzing van een woning in aanmerking, met dien verstande dat zij moeten voldoen aan artikel 8 en 9 van de Huisvestingsverordening.
Artikel 7. Aanbieding en toewijzing van woningen
Wanneer een kandidaat huurder in aanmerking komt voor het bezichtigen van een woning als gevolg van het reageren op de aangeboden woning dient deze op de afspraak voor de bezichtiging aanwezig te zijn. Wanneer de kandidaat huurder niet in staat is om aan de afspraak te voldoen dient de kandidaat huurder tijdig af te berichten. Bij niet tijdig afberichten of nakomen van de afspraak wordt de eerste maal een waarschuwing gegeven. Bij een tweede maal niet tijdig afberichten zal de kandidaat huurder tot twee maanden na de afspraak niet mogen reageren op een aangeboden huurwoning via het woonruimteverdelingsysteem.
Bij de bepaling voor welke huishoudens een woning passend is qua grootte, houden de corporaties rekening met de passendheidstabel, opgenomen in artikel 11 van de Huisvestingsverordening. Zij kunnen hiervan -gemotiveerd- afwijken. Bij de bepaling voor welke huishoudens een woning passend is qua inkomen, houden de corporaties rekening met artikel 4 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Hierin is bepaald dat tenminste 90% van haar woningen met een huurprijs gelijk of lager dan de huurtoeslaggrens, wordt toegewezen aan woningzoekenden met een huishoudinkomen dat niet hoger is dan € 33.614,--. De overige 10% wordt toegewezen aan urgenten met een huishoudinkomen boven de € 33.614,--. Het restant wordt toegewezen aan woningzoekenden met een inkomen tot en met € 40.000,--.
Voorts kunnen corporaties, na aftrek van het aantal woningen dat jaarlijks wordt toegewezen aan urgenten, ten hoogste 30% per corporatie van hun jaarlijks aangeboden bezit gebruiken als zijnde geen systeemwoningen en buiten het systeem om toewijzen. Deze vrijheid wordt gegeven om volkshuisvestelijke doelstelling te bereiken zoals doorstroming, uitvoeren van wijzigingen in het overheidsbeleid, bevorderen van leefbaarheid in de buurt of het bevorderen van passend wonen en het klantgericht kunnen opereren. De kandidaat die de woning krijgt toegewezen moet wel in het bezit zijn van een huisvestingsvergunning als bedoeld in Artikel 3 van de Huisvestingsverordening en nader omschreven in hoofdstuk 2 van de Huisvestingsverordening.
Regionaal worden afspraken gemaakt tussen de gemeenten en de corporaties over het aantal te reserveren woningen. De corporaties bieden naar rato van hun woningbezit huisvesting aan statushouders, voor de volle omvang van de aan de gemeente opgelegde taakstelling via rechtstreekse toewijzing, zonder voorafgaande publicatie. De woningzoekenden die gebruik maken van een contingent toegewezen aan een instelling voor de bijzondere doelgroepen reageren als urgent.
Ten behoeve van bijzondere woonvormen met een specifiek volkshuisvestelijke doelstelling, kan worden afgeweken van de in dit convenant opgenomen bepalingen, met uitzondering van lid 1 van dit artikel. Tot deze categorieën behoren in ieder geval woongroepen en woonvormen voor groepen of individuen met een bijzondere zorgvraag en de contingenten.
Bij het aanbieden van huurwoningen boven de aftoppingsgrens van de huurtoeslag - waarvoor een passendheidstoets huurtoeslag gevraagd wordt aan de gemeente - dienen de corporaties duidelijk aan te geven dat huurders met lage inkomens niet in aanmerking zullen komen voor de huurtoeslag vanwege het afwijzen van de passendheidstoets door de gemeente.
Artikel 8 De labeling van woningen
De opgebouwde zoekduur vervalt bij verhuizing naar zelfstandige woonruimte. Wanneer de woonruimte bij verhuizing naar een niet eengezinswoning van een corporatie is verkregen met een urgentieverklaring kan binnen 2 maanden na de verhuizing het verzoek worden ingediend de opgebouwde zoekduur niet te laten vervallen.
Binnen iedere genoemde groep wordt de woning toegewezen aan de kandidaat met de langste zoekduur. Indien kandidaten de zelfde zoekduur hebben wordt de volgorde bepaald door het lot.
In afwijking kan bij woonruimte die bestemd is voor senioren worden bepaald, dat deze bij voorrang gaat naar de woningzoekende senior, die in deze gemeente woonachtig is en een relatief schaarse woonruimte achterlaat. Bij gelijke rangorde binnen een categorie gaat de woning naar de senior met de langste zoekduur en vervolgens naar de senior met de hoogste leeftijd.
Bij artikel 9.8.1 tot en met artikel 9.8.6 gaat het om woningzoekenden die minimaal twee jaar in de regio woonachtig zijn.
Woongroepen worden gezien als maatwerk voor een bepaalde doelgroep en zullen vallen binnen de vrije ruimte voor corporaties. In geval van algemeen volkshuisvestelijk belang is het mogelijk om het oprichten van een nieuwe woongroep binnen het woonruimteverdelingsysteem voor te leggen aan de beleidscommissie.
Artikel 11 Weigering van een kandidaat-huurder
Het aangaan van een huurovereenkomst met betrokkene zich niet verdraagt met een rechterlijke uitspraak.
Als de corporatie niet overgaat tot het sluiten van een huurovereenkomst met een kandidaat- huurder voor de woonruimte waarvoor deze gezien het rangordecriterium als eerste aan de beurt was, doet de corporatie daarvan zo spoedig mogelijk gemotiveerd mededeling aan deze kandidaat en aan de beleidscommissie.
Over de huisvesting van woningzoekenden als bedoeld in het tweede lid, worden nadere afspraken gemaakt.
Artikel 12 Regionale urgentiecommissie
1. De urgentiecommissie vindt plaats als bepaald in het Regeling Regionale Urgentiecommissie 2007
Artikel 13 Huisvestingsvergunning
Artikel 14. Rapportage en overleg
De corporaties rapporteren tenminste 1 maal per jaar aan de betreffende gemeenten en de beleidscommissie over de uitvoering van het woonruimteverdelingbeleid. Indien bij een van de regiogemeenten behoefte is aan informatie over de uitvoering van een van de in dit convenant vermelde artikelen zal de betreffende corporatie hieraan medewerking verlenen. De rapportage wordt een maal per jaar ter kennis gebracht aan de colleges van de gemeenten. De jaarrapportage wordt ieder jaar voor 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar aangeboden aan de gemeenten. De te leveren gegevens zijn opgenomen in bijlage 1 van dit convenant, “Prestatieafspraken bij Convenant Woonruimteverdeling 2007”.
Artikel 15. Uitbreiding aantal deelnemers
De nu aan dit convenant deelnemende partijen stemmen er bij voorbaat mee in dat andere binnen de regio Zuid –Kennemerland werkzame verhuurders zich aansluiten bij dit convenant, met dien verstande dat deze corporaties zich bereid verklaren naar evenredigheid een bijdrage te leveren in de kosten van de woonruimteverdeling.
De corporaties zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren en instandhouden van het regionaal woonruimteverdeelsysteem. Vanwege de meerkosten voor het systeem om volkshuisvestelijke doelen van de gemeenten te bereiken en de taken die uitgevoerd worden voor de urgentieverlening is subsidie nodig. De gemeenten zullen ieder vanaf 2007 tot en met 2011 jaarlijkse subsidie toekennen. De subsidies zullen gezamenlijk een bijdrage vormen van € 337.100,- (de subsidies worden jaarlijks geïndexeerd).
Artikel 18. Regionale Geschillencommissie Woonruimteverdeling
De corporaties houden de geschillencommissie in stand waar bindende adviezen worden gegeven over klachten van iedereen die door een besluit, dat is genomen op grond van dit convenant, rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. De geschillencommissie doet geen uitspraak inzake besluiten op grond van de Huisvestingsverordening, waartegen op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt bij het college.
Artikel 19. Citeertitel, duur en opzegging van het convenant
Bij de inwerkingtreding van dit convenant vervalt het Convenant Woonruimteverdeling 1999. Als overgangsregeling voor de opgebouwde zoekduur van woningzoekenden geldt dat de opgebouwde zoekduur van voor 1 januari 2007 pas vervalt indien de inschrijfduur vijf jaar of langer is en de woningzoekende aangeeft niet te willen verlengen, hetzij de inschrijfduur 5 jaar of langer is en de bijdrage voor het verlengen van inschrijving niet binnen 6 weken nadat de woningzoekende gewezen is op zijn betalingsplicht is voldaan.
De reacties op woningen die dateren van voor het van kracht worden van dit convenant zullen worden getoetst en toegewezen als omschreven in het Convenant Woonruimteverdeling 1999.
Bijlage 1 Prestatieafspraken bij het Convenant Woonruimteverdeling 2007
De gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlemmerliede Spaarnwoude, Heemstede, Haarlem en Zandvoort ten dezen vertegenwoordigd door de wethouders volkshuisvesting, hierna te noemen “de gemeenten”
en de corporaties Brederode, Elan Wonen, EMM, Pré Wonen en Woonmaatschappij, ten dezen vertegenwoordigd door de directeuren/bestuurders, hierna te noemen “de corporaties”
spreken in aanvulling en onderdeel uitmakend van het Convenant Woonruimteverdeling 2007 met elkaar af de volgende prestaties te zullen leveren:
Alle voor verhuur vrijkomende corporatiewoningen worden na aftrek van het aantal urgenten toegewezen via het systeem zonder urgentieverklaring of via de vrije ruimte. De verhouding bij het verdelen van de woningen die niet aan urgenten worden toegewezen gebeurt in de verhoudingen van tenminste 70 procent via het systeem zonder urgentieverklaring en ten hoogste 30 procent via de vrije ruimte van de corporaties.
De vrije ruimte van de corporaties om een deel van de woningen buiten het systeem om toe te wijzen is bedoeld om volkshuisvestelijke doelstellingen te kunnen bereiken en om de corporaties de mogelijkheid te geven om marktgerichte bedrijfsvoering te kunnen ontplooien, zoals:
Meer dynamiek op de woningmarkt. Vrije ruimte wordt primair ingezet om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. In bepaalde delen van de huurvoorraad is weinig dynamiek en worden verhuisketens geblokkeerd. Met vrije bemiddeling kunnen hier de verhuisbewegingen worden gestimuleerd. De acties zijn vooral gericht op de huishoudens die wel de wens hebben om te verhuizen, maar binnen het woonruimteverdelingsysteem geen kans hebben door te stromen naar een passende woning.
Betere match vraag en aanbod. In de huidige gespannen woningmarkt worden woningzoekenden vaak gedwongen genoegen te nemen met wat ze kunnen krijgen in plaats van de woonruimte te krijgen passend bij de woonwens, met als gevolg dat er een grote latente vraag blijft bestaan. Met vrije bemiddeling kan de optimale match worden gemaakt tussen de vraag van de woningzoekende en het bijpassende aanbod.
Betere klantbegeleiding. Door de veranderende rol van corporaties naar het maatschappelijk ondernemerschap neemt voor de corporaties de behoefte en noodzaak voor een betere klantbegeleiding toe. Parallel neemt ook vanuit consumentenperspectief de behoefte aan keuzevrijheid en maatwerk sterk toe. Met vrije ruimte hebben corporaties meer de mogelijkheid om invulling te geven aan een klantgerichte bedrijfsvoering.
Dit alles dient helder, transparant, integer en inzichtelijk te gebeuren en passend bij de maatschappelijke taak van de corporaties. De corporaties actief in de regio moeten voldoen aan een gedragscode. De gedragscode staat omschreven in de Aedescode, alle toegelaten instellingen binnen de regio Zuid-Kennemerland die willen aansluiten bij het Convenant Woonruimteverdeling 2007 dienen zich aan deze regels te houden.
De vrije ruimte mag niet leiden tot het wegvallen van een woningtypologie uit het woonruimteverdelingsysteem.
Wellicht ten overvloede wordt onderstreept dat de vrije ruimte niet wordt gebruikt om voorrang te verlenen eigen personeel of relaties, maar alleen ten behoeve van de doelstellingen als omschreven in het Convenant en deze bijlage.
De corporaties zorgen tenminste één maal per jaar voor rapportage aan de gemeenten binnen wiens grenzen zij actief zijn.
De rapportage bevat onder meer informatie per gemeente over:
Op basis van de rapportage van de corporaties zal twee jaar na invoering van het stelsel of zoveel eerder als nodig is, een evaluatie plaatsvinden. Hierbij zal het stelsel van regionale woonruimteverdeling door de gemeenten en corporaties worden betrokken.
De evaluatie kan aanleiding zijn tot aanpassing van het Convenant Woonruimteverdeling 2007.
Vast onderdeel van de evaluatie zijn:
De evaluatie wordt voorbereid door een coördinatiegroep die bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeenten en corporaties onder aansturing van de Beleidscommissie Woonruimteverdeling. De Beleidscommissie woonruimteverdeling kan bepalen dat de onderdelen die deel uitmaken van de evaluatie uitgebreid moet worden.
De coördinatiegroep legt de evaluatie ter vaststelling voor aan de Portefeuillehouders Volkshuisvesting en het Regionaal Overleg Sociale Verhuurders. Zowel de leden van het portefeuillehouders volkshuisvesting als de leden van het Regionaal Overleg Sociale Verhuurders kunnen voorstellen het convenant aan te passen. Na overleg kan blijken dat één of meer van de ondertekenende partijen wenst op te zeggen. Hierbij wordt artikel 20 van het Convenant Woonruimteverdeling 2007 in acht genomen.