Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede 2010 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede 2010
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2010 | 01-01-2010 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 08-12-2009 De Heemsteder, 27 januari 2010 | 440569 |
Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en deze problemen niet door zijn/haar netwerk worden of zullen worden opgevangen.
De controle van de besteding van het persoonsgebonden budget door het college vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten. Het college controleert de door de budgethouder verstrekte gegevens binnen één jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de budgetten zijn verstrekt.
Hoofdstuk 2 Hulp bij het huishouden
Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen
Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen, als bedoeld in de Algemene Maatregel van Bestuur maatschappelijke ondersteuning, meer bedraagt dan € 22.222 per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 22.222.
Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 15.256 per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 15.256.
Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 27.222 per jaar het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 27.222.
Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 21.058 per jaar het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 21.058.
Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding vindt plaats door het beschikbaar stellen van een bedrag dat per klasse per jaar bedraagt:
Voor additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 34 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning worden toegekend wordt een uurbedrag gehanteerd van € 20,35.
Hoofdstuk 4 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud en reparatie van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 5 jaar.
De grens waarboven een auto, de met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 23 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt anderhalf maal het relevant sociaal minimum zoals periodiek wordt gepubliceerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Hoofdstuk 5 Verplaatsen in en rond de woning.
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de gekapitaliseerde tegenwaarde van de huurprijs inclusief onderhoud en reparatie van de goedkoopst adequate voorziening zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald over een periode van 5 jaar. Indien maatwerk nodig is, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald aan de hand van een offerte van een erkende leverancier van rolstoelen.
Toelichting behorende bij Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede 2010
In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede wordt verwezen naar het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemstede. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden.
Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 1 Regels rond verstrekking
Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. In situaties dat tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, kan dit als contra-indicatie worden opgevat (bijv. in het geval van een problematische schuldsituatie).
Het is overigens wel mogelijk dat een aanvrager een zaakwaarnemer aanwijst die het persoonsgebonden budget voor hem/haar beheert. Dit kan een oplossing zijn in situaties waarin de aanvrager zelf niet in staat is het persoonsgebonden budget te beheren, maar wel de wens aanwezig is om de zorg te regelen via een persoonsgebonden budget.
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.
De hoofdregel is dat de aanvrager na afloop van een kalenderjaar verantwoording aflegt over de besteding van het persoonsgebonden budget. Indien de periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt eindigt voor de afloop van een kalenderjaar dan dient het persoonsgebonden budget binnen een redelijke termijn na afloop van de verstrekking te worden verantwoord.
Hoofdstuk 2 Hulp bij het huishouden
Artikel 2 Omvang van de eigen bijdragen
Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeente kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeente naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.
Artikel 3 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Omdat de gemeente de klassen gebruikt zoals ook in de AWBZ gehanteerd, wordt het bedrag in klassen aangegeven.
In artikel 4, lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek.
Artikel 4, lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Artikel 4, lid 3 legt vast welk bedrag verstrekt wordt als het gaat om een verhuiskostenvergoeding.
Hoofdstuk 4 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening, incl. onderhoud en reparatie.
Artikel 6 legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen. De Algemene Maatregel van Bestuur spreekt niet meer over het norminkomen. Naar aanleiding van de definitieve AMvB zal een formulering worden opgesteld die de opvolger is van het Wvg-norminkomen.
Artikel 7 legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. De opgenomen normbedragen gelden voor bovenregionaal vervoer, de maximumbedragen voor regionaal én bovenregionaal vervoer.
Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en zal in de beleidsregels verder worden uitgewerkt.