Organisatie | Waterschap Vallei en Veluwe |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013 |
Citeertitel | Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
waterschapsblad
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 04-07-2014 | Onbekend | 27-02-2013 Onbekend | Onbekend |
Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013
Besluit tot vaststelling van de Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013
____________________________________________________________
Het algemeen bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe;
op het voorstel van de Voorbereidingscommissie van 13 november 2012;
het noodzakelijk is een schadevergoedingsregeling vast te stellen waarin nadere regels worden gegeven voor verzoeken tot vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer;
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Waterschapswet en de Waterwet;
vast te stellen de volgende Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013:
Hoofdstuk 2 Procedurebepalingen inzake schadevergoedingen
Artikel 2 Het verzoek tot schadevergoeding
Degene die schade lijdt of zal lijden als bedoeld in de artikelen 7.14 tot en met 7.20 van de Waterwet kan aan het dagelijks bestuur van het waterschap een verzoek tot schadevergoeding richten.
Indien door het waterschap redelijkerwijze kan worden voorzien dat iemand schade lijdt of zal lijden als gevolg van de in artikel 2 bedoelde besluiten of handelingen van het waterschap, informeert het dagelijks bestuur deze persoon omtrent deze schadevergoedingsregeling en verwijst daartoe naar de bepalingen zoals hierin opgenomen.
Artikel 4 Kennelijke (on)gegrondheid van het verzoek
Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur een verzoek als bedoeld in artikel 2 kennelijk ongegrond is, dan wel zonder nader onderzoek voor toewijzing vatbaar is, kan het dagelijks bestuur daaromtrent beslissen, zonder zich te laten adviseren door de commissie als bedoeld in artikel 6 en zijn de artikelen 6 tot en met 11 niet van toepassing.
Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013’.
De Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Eem, vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Vallei & Eem op 6 januari 1997, alsmede de Schadevergoedingsregeling Waterschap Veluwe, vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Veluwe op 6 januari 1997, worden ingetrokken met ingang van de dag, volgend op de dag van bekendmaking van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 27 februari 2013.
Toelichting bij de Schadevergoedingsregeling Waterschap Vallei en Veluwe 2013
InleidingHet vergoeden van schade die is ontstaan door een rechtmatig handelen door een bestuursorgaan wordt ‘nadeelcompensatie' genoemd. Artikel 7.14 van de Waterwet (Wtw) bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer.
Artikel 7.14 Wtw heeft niet alleen betrekking op schade die uit de toepassing van de Waterwet voortvloeit maar ook op de uitoefening van taken en bevoegdheden die zowel op de Waterschapswet als op een verordening zoals de keur berusten.
Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen die onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw vallen zijn onder meer de uitvoering van waterstaatkundige werkzaamheden, de aanleg of wijziging van waterstaatswerken, het verlenen, aanscherpen en intrekken van vergunningen of het opleggen van gedoogplichten.
Artikel 7.15 Wtw is een specifieke schadevergoedingsregeling voor schade bij waterberging. Het artikel is geen zelfstandige grondslag voor vergoeding van schade in verband met wateroverlast en overstroming, maar is een nadere uitwerking van artikel 7.14 Wtw. In artikel 7.15 Wtw is uitdrukkelijk geregeld dat ook schade door wateroverlast of overstroming in aanmerking komt voor vergoeding krachtens artikel 7.14 Wtw. Dit betekent echter niet dat elke vorm van wateroverlast of overstroming onder de reikwijdte van artikel 7.14 Wtw valt. Uit de samenhang tussen de artikelen 7.14 en 7.15 Wtw volgt dat de wateroverlast of overstroming het gevolg moet zijn van een maatregel die door het waterschap is genomen met het oog op het vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit van watersystemen.
Naast de schadevergoedingsregeling van artikel 7.14 kent de Waterwet enkele specifieke schaderegelingen: een regeling voor schade toegebracht aan waterstaatswerken (artikelen 7.21 WTw) en een schadevergoedingsregeling in verband met grondwateronttrekkingen (artikel 7.18 Wtw e.v).
De schadevergoedingsregelingen in de wet zijn bedoeld als uitputtende regelingen zodat aanvullende regeling van het recht op schadevergoeding bij verordening zoals een keur of een provinciale verordening niet mogelijk is.
Voorrangsregeling Omdat het waterschap aan de lat staat om de wateropgave het hoofd te bieden door (onder andere) bergingsgebieden te realiseren- en een bestemmingsplanwijziging in het verlengde daarvan ligt - is het onwenselijk dat er voor de gemeente een primaire schadevergoedingsplicht ontstaat (ook al kan zij de hogere kosten verhalen op het waterschap).
De wetgever heeft dat in de Invoeringswet bij de Waterwet onderkend en heeft daarom een ‘voorrangsregeling' in het leven geroepen (artikel 7.16 Wtw). Deze regeling houdt in dat als er een beroep op de wettelijke nadeelcompensatieregeling uit de Waterwet mogelijk is (artikel 7.14 Wtw), de wettelijke regels ten aanzien van planschade in de Wet ruimtelijke ordening buiten toepassing blijven. Dat betekent dat als een benadeelde kan vragen om nadeelcompensatie (en dat zal bij het aanleggen van bergingsgebieden altijd zo zijn als de wettelijke procedures gevolgd worden) het waterschap ook een oordeel moet geven over het al dan niet aanwezig zijn van planologisch nadeel door een eventuele wijziging van het bestemmingsplan.
Hoe het waterschap tot een oordeel over de ruimtelijke aspecten moet komen, zegt de wetgever niet, anders dan de regeling die voor de nadeelcompensatieverzoeken geldt.
Procedureverordening De waterschappen zijn bevoegd om ter uitvoering van artikel 7.14 Wtw een verordening op te stellen met regels van procedurele aard. De onderhavige verordening is een verordening als bedoeld in artikel 7.14, lid 2, tweede volzin en lid 3, derde volzin Wtw. Het is een procedurele regeling die van toepassing is op alle verzoeken om schadevergoeding die (na inwerkingtreding van de verordening) bij het waterschap op grond van artikel 7.14 of artikel 7.15 Wtw worden ingediend. De regels van deze verordening hebben geen betrekking op de toepassing van de in de inleiding genoemde specifieke schaderegelingen voor schade aan waterstaatswerken en schade wegens onttrekken van grondwater.
In dit artikel wordt geregeld dat het verzoek moet worden ingediend bij het dagelijks bestuur (college van dijkgraaf en heemraden).
Deze bepaling geeft invulling aan in de jurisprudentie gestelde eisen aan overheidsoptreden. Voorafgaand aan het schadeveroorzakende optreden informeert het waterschap belanghebbenden over het bepaalde in deze regeling.
Indien reeds na beperkt onderzoek blijkt dat het verzoek niet kan worden toegewezen, dan wel zonder nader onderzoek kan worden toegewezen, is sprake van kennelijke ongegrondheid respectievelijk kennelijke gegrondheid van het verzoek. De kennelijke (on)gegrondheid van het verzoek moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke aspecten van de zaak wordt ingegaan.
Indien het verzoek niet kennelijk (on)gegrond is wordt deze in handen gesteld van een adviescommissie. De keuze om, voordat het dagelijks bestuur beslist op het verzoek, een onafhankelijke commissie te laten adviseren, is ingegeven door de wens de legitimiteit van de besluitvorming zo goed mogelijk te waarborgen.
De benoeming van de adviescommissie geschiedt uit oogpunt van slagvaardigheid plaats door het dagelijks bestuur.
De gegevensverstrekking door het waterschap aan de adviescommissie is geregeld in artikel 3:7 Algemene wet bestuursrecht. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek van de adviseur, de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Het tweede lid van dit artikel verklaart artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van overeenkomstige toepassing. Artikel 10 Wob bevat uitzonderingen voor privacygevoelige gegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens.
In de oude regeling werd in lid 4 van dit artikel bepaald: "Indien de aanvrager gebruik maakt van deskundigen zijn de daaraan verbonden kosten voor zijn rekening". De Waterwet laat een dergelijke regeling niet meer toe. De Memorie van Toelichting (TK 30 818, nr. 3) vermeldt hierover op p. 135: "Indien het redelijk was dat een getroffene deskundige bijstand heeft ingeroepen en de omvang van de daarmee gepaard gaande kosten redelijk was, komen ook deze kosten voor vergoeding in aanmerking".
Aan de adviescommissie kan de opdracht worden gegeven rekening te houden met het ter zake door het Rijk, de provincie of het waterschap gevoerde beleid, mits een zorgvuldig onderzoek daardoor niet wordt belemmerd. Indien de adviescommissie concludeert dat er sprake is van schade welke op grond van deze regeling voor vergoeding in aanmerking komt, adviseert zij zowel over de omvang als over de meest voor de hand liggende vorm van vergoeding. Het dagelijks bestuur kan de adviestermijn verlengen om te voorkomen dat de adviescommissie in de problemen zou raken indien de voorliggende zaak erg gecompliceerd is en een zorgvuldige advisering meer tijd vergt dan er binnen de daarvoor gestelde termijn beschikbaar is.
Alvorens op het verzoek te beslissen vormt het dagelijks bestuur zich een zelfstandig oordeel omtrent alle van belang zijnde aspecten van de zaak. Artikel 3 : 9 Algemene wet bestuursrecht bepaalt hier over dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich er van moet vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In het hier aan de orde zijnde geval is sprake van een zogenaamd deskundigenadvies, zodat de vereiste toetsing daarvan door het dagelijks bestuur zich zal kunnen beperken tot een beperkte deugdelijkheidstoets. Voor een volledige toetsing door het dagelijks bestuur ontbreekt immers de deskundigheid. De beslistermijn van het dagelijks bestuur is gesteld op zes weken na ontvangst van het advies.
De schadevergoeding kan zowel in geld als in natura plaatsvinden. Denkbaar is immers dat het nemen van feitelijke maatregelen adequater is dan het verlenen van een schadevergoeding in geld.
In het bijzonder bij besluiten omtrent het verlenen van schadevergoeding kan de beslistermijn soms erg lang zijn zonder direct als onredelijk lang bestempeld te kunnen worden. Bij gecompliceerde zaken is een beslistermijn variërend van een half jaar tot een jaar niet ongewoon. Het is in beginsel niet redelijk dat de gedurende de beslistermijn door de benadeelde gederfde of betaalde rente voor zijn rekening te laten. De benadeelde maakt in beginsel aanspraak op vergoeding van gederfde of betaalde rente vanaf het moment waarop de schade zich voordoet tot het moment van het toekenningsbesluit, waarna direct betaling van de schadevergoeding volgt. De rente maakt deel uit van de totale schadevergoeding, zodat slechts de over het uit te betalen schadebedrag gederfde of betaalde reële rente wordt vergoed.
Voordeelstoerekening wordt beschouwd als een ongeschreven rechtsregel van ons recht en is hier uit oogpunt van rechtszekerheid vastgelegd.