Organisatie | Tholen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Tholen |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Tholen (Apv) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-06-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 31-10-2013 Gemeenteblad 2013-11 nr 11 | RA-2013-10-31.12 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 31-10-2013 Gemeenteblad 2013-11 nr 11 | RA-2013-10-31.12 |
HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 - Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1.5 - Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich hiertegen verzet.
Artikel 1.6 - Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:8 - Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van de:
AFDELING 1 - BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2.1 - Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
AFDELING 5 - BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2.10 - Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2.11 - (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.12 - Maken en veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:
degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet minstens zes weken van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
AFDELING 6 - VEILIGHEID OP WEG
Artikel 2.16 - Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
AFDELING 8 - TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2.27 - Begripsbepalingen
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Artikel 2.28 - Exploitatievergunning horecabedrijf
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Artikel 2.28c - Vergunningverlening op naam
De vergunning wordt uitsluitend verleend aan de exploitant en op naam gezet van de exploitant en de leidinggevende(n) van de inrichting; de vergunning is niet overdraagbaar.
De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met de bijbehorende gegevens en bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.
Artikel 2.30 - Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.
Afdeling 8A - BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
Artikel 2.34b - Schenktijden paracommerciële rechtspersonenhenktijden
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen voor aanvang of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken één uur voor en eindigende anderhalf uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet eerder dan 12:00 en niet later dan 24.00 uur. Dit lid is niet van toepassing indien er sprake is van wedstrijden of verenigingsactiviteiten waaraan hoofdzakelijk jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaar deelnemen en die activiteiten plaatsvinden voor 15.00 uur, tenzij met de betreffende rechtspersoon een convenant is afgesloten over het schenken van alcohol.
Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan 24.00 uur.
Artikel 2.34c - Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken.
Artikel 2.34d - Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
AFDELING 10 - TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2.39 - Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen te verrichten, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de Kansspelen te verrichten.
AFDELING 11 - MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2.50 - Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.51 - Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.52 - Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.57 - Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
Artikel 2.58 - Verontreiniging door honden
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid is eenieder die een hond bij zich heeft verplicht, opnader door burgemeester en wethouders aan te wijzen wegen en/of terreinen, een deugdelijk en speciaaldaartoe vervaardigd hulpmiddel ter onmiddellijke verwijdering van hondenuitwerpselen op die wegen en/of terreinen bij zich te hebben en dit hulpmiddel op eerste aanvraag van een daartoe bevoegdopsporingsambtenaar te tonen.
Artikel 2.59 - Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2.62 - Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein
dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat
zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12 - BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2.68 - Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2.71 - Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.72 - Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2.74 - Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het is verboden op of aan de weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te treffen of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen openlijk voor handen te hebben.
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan, zoals naalden, reservoirs, zuigertjes en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg, dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat zulks is geschied om afstand van dat voorwerp te doen.
AFDELING 15 - BESTUURLIJKE OPHOUDING VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERA-TOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
AFDELING 16 - PREVENTIEF FOUILLEREN
Artikel 2.76. - Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
AFDELING 17 - KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
Artikel 2.77 - Begripsbepaling
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 3 - SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
AFDELING 1 - BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 3.1 - Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
AFDELING 2 - SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3.5 - Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1e. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelin
2e. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, 252, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3e. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo. artikel 8 of jo. artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1
4e. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspe
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbureau die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.4 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.9 - Straatprostitutie en raamprostitutie
De burgemeester kan met oog op de in artikel 3.13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan door de burgemeester vast te stellen wegen en op door de burgemeester te bepalen tijden.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 - Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
AFDELING 4 - BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3.15 - Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.16, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 - BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1 -GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4.2 - Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het besluit gelden, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4.3 - Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan een door het college nader te bepalen aantal incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan een door het college nader te bepalen aantal incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
AFDELING 2 - BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4.7t - Verontreiniging van de weg en van terreinen
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg of het betreft het op de bodem brengen of houden van:
Artikel 4.7u - Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4.7w - Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.8 - Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.8a - Verbod doorzoeken van ter inzameling gereedstaande afvalstoffen
Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.
Artikel 4.9 - Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3 - HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4.10 - Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
een houtachtig, overblijvend gewas met een diameter van de stam van minimaal 10 cm c.q. een omtrek van de stam van minimaal 31,5 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld gerekend langs de stam. In geval van meerstammigheid geldt de diameter c.q. omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwarsdoorsnede op 1,30 meter boven het maaiveld;
Artikel 4.11 - Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien het betreft:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstanden een zelfstandige eenheid vormen en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet groter in aantal zijn dan 20.
Artikel 4.11a - Aanvraag vergunning
Wanneer de teammanager van de Landelijke Service Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.
Artikel 4.11b - Weigering ex lege
De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 4.11a van deze afdeling geen beslissing op de aanvraag is genomen.
Artikel 4.11e - Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Een vergunning wordt verleend onder het standaardvoorschrift van feitelijk niet-gebruik tot het moment van onherroepelijk worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat:
Artikel 4.11f - Vervaltermijn vergunning
De vergunning die onherroepelijk is geworden als bedoeld artikel 4.11e van deze afdeling vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt. Het bevoegd gezag kan op verzoek deze termijn verlengen met maximaal één jaar.
Artikel 4.11g - Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven voorschriften moet worden herplant. Indien het groenbeleidsplan of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Indien de uitvoering van de plicht tot herbeplanting niet mogelijk is dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand, kan aan de vergunning of toestemming het voorschrift worden verbonden dat de houtopstand pas mag worden geveld nadat een bedrag gelijk aan de boomwaarde aan de gemeente is betaald.
De gemeente is verplicht met de ontvangen gelden als bedoeld in het voorgaande lid houtopstanden aan te planten in de nabijheid van de locatie waar is gekapt, dan wel op een nader aan te duiden plaats het verlies aan groen te compenseren. Zij legt daarover verantwoording af aan degene, aan wie de financiële compensatie is opgelegd.
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoort het verbod om gedurende het broedseizoen, zijnde 15 maart t/m 15 juli, gebruik te maken van de vergunning, tenzij het bevoegd gezag om zwaarwegende redenen van dit voorschrift afwijkt. Tevens kunnen voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna aan de vergunning worden verbonden.
Artikel 4.11h - Herplant/instandhoudingplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning het bevoegd gezag is geveld, anders dan bij wijze van dunning, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.11i - Schadevergoeding
Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
Artikel 4.11j - Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,50 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4.11k - Bestrijding van iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen een termijn van veertien dagen:
Artikel 4.11l - Verhouding tussen kapvergunning en bouw-, aanleg- en/of monumentenvergunning
Een kapvergunning kan worden geweigerd op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn. Indien er een bouw-, aanleg-, en/of monumentenvergunning wordt aangevraagd of indien er sprake is van een vrijstelling van het bestemmingsplan, waarvoor tevens een kapvergunning noodzakelijk is, mag van de kapvergunning pas gebruik worden gemaakt als de bouw-, aanleg- en/of monumentenvergunning c.q. de vrijstelling is verleend en er daadwerkelijk met de werkzaamheden kan worden begonnen.
AFDELING 4 - MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4.13 - Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4.15 - Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.15, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
HOOFDSTUK 5 - ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5.4 - Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.9 - Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.13 - Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het
Artikel 5.24 - Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaart-politiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.26 - Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.27 - Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het
Artikel 5.28 - Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.29 - Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.30a - Verbod varen met snelle vaartuigen
Het is verboden tussen 8.00 uur des voormiddags en zonsondergang met een vaartuig met een grotere snelheid dan 16 km/h te varen binnen een afstand van 50 meter vanaf de waterlijn ter hoogte van de voor recreatie opengestelde gedeelten van zeedijken en andere voor recreatie opengestelde terreinen.
Artikel 5.30b - Bedrijfsmatige recreatie te water
Het is de eigenaar van een vaartuig verboden zonder vergunning van het college dit vaartuig te verhuren ten behoeve van de pleziervaart of de sportvisserij, dan wel in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf of tegen betaling de gelegenheid open te stellen om met dat vaartuig mee te varen, op daartoe door het college aangewezen vaarwateren.
AFDELING 7 - CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.33 - Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1 onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
AFDELING 9 - VERSTROOIING VAN AS
Artikel 5.35 - Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
AFDELING 10 - OPENBARE RUIMTE EN HET NUMMEREN VAN BOUWWERKEN, GEBOUWEN, COMPLEXEN, AFGEBAKENDE TERREINEN, LIG- EN STANDPLAATSEN
Artikel 5.38a - Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouw- en kunstwerken die daar onderdeel van uitmaken.
Artikel 5.38e - Gedoogplicht aanduidingen
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen, huisnummerverzamelwoorden en verwijsaanduidingen aan een bouwwerk, een gebouw, een muur, paal, schutting of andere soort terreinafscheiding worden aangebracht is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
AFDELING 11 - DIEFSTALPREVENTIE
Artikel 5.38h - Diefstalpreventie
Degene die een motorvoertuig onbeheerd laat staan op of aan de weg, of op een voor het publiek toegankelijke plaats is verplicht, indien zich in dat voertuig goederen bevinden, die niet tot de uitrusting ervan behoren, ervoor te zorgen dat door deugdelijke afsluiting van dat voertuig, die goederen tegen diefstal zijn beveiligd.
Artikel 5.38j - Aanwijzing verzamelplaats
Het college wijst één of meer verzamelplaatsen aan waar het destructiemateriaal in ontvangst wordt genomen.
Artikel 5.38k - Vervoer destructiemateriaal
De aangifteplichtge is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de naastbijgelegen verzamelplaats en het daar aan te geven en af te staan.
HOOFDSTUK 6 - STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Voor zover bij wet niet anders bepaald, wordt overtreding van de artikelen van deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaren van politie en de daartoe door het college of de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6.3 - Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.3a - Binnentreden ter uitvoering van noodverordeningen
Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.5 - Overgangsbepaling
Vergunningen en ontheffingen -hoe ook genaamd- verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven -indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven -indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid dan wel een voorschrift of beperking, bedoeld in het tweede lid, dat voor of na het tijdstip, bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening, bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
De intrekking van de verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Het college kan in afwijking van het zevende lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens hoofdstuk 5, afdeling 6 van deze verordening gestelde voorschriften.
Bij het wijzigen van een naam of nummer, bedoeld in het zevende en achtste lid van dit artikel, zullen zowel de oude als de nieuwe naam als het oude en het nieuwe nummer gedurende een jaar mogen worden gebruikt op de wijze, bepaald in de uitvoeringsvoorschriften, bedoeld in artikel 5.34f, eerste lid van deze verordening.