Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Huisvestingsverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening
CiteertitelHuisvestingsverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 1 Kaarten Bijlage 2 Beleidsregels exb-2018-27019

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de verordening voor kamerverhuur- en logiespanden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Huisvestingswet, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-201301-07-2015nieuwe regeling

24-07-2013

Gemeenteblad, 2013, 38

2013/057

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien de Huisvestingswet, art. 2

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Besluit:

  • A.

    De Verordening voor kamerverhuur- en logiespanden in te trekken.

  • B.

    de navolgende verordening vast te stellen:

Tekst van de regeling

Huisvestingsverordening

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

wet: de Huisvestingswet;

bewoning: met bestemming tot bewoning wordt bedoeld dat men daar permanent woont en daar zijn hoofdverblijf heeft, zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet GBA);

college: het college van burgemeester en wethouders;

eigenaar: eigenaar als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de wet;

huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

kamerverhuur: de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw met, of geschikt te maken voor, drie of meer kamers, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door personen die geen gemeenschappelijke huishouding voeren;

logiesverhuur: de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (kortdurende) bewoning aan personen die geen duurzame gemeenschappelijke huishuishouding voeren en voor welke bewoning inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie niet noodzakelijk is;

logiespand: gebouw of een deel van een gebouw met, of geschikt te maken voor, drie of meer kamers, die als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond ten behoeve van in de regel kortdurende bewoning door personen die geen gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij een maximum geldt van 10 personen;

onzelfstandige woonruimte: Een (complex van) woonruimte(n) waarbij men wezenlijke voorzieningen, zijnde keuken, badkamer en toilet, gemeenschappelijk moet gebruiken en waarvan de deur van het privévertrek uitkomt op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte;

omzetting: het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte;

omzettingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid sub c van de wet;

onttrekking: aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is.

onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Huisvestingswet.

splitsingsvergunning: de vergunning zoals bedoeld in artikel 33 van de wet;

woningcomplex: samengesteld geheel van tenminste drie gestapelde woningen;

woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

zelfstandige woonruimte: een woonruimte welke een eigen toegang heeft, al dan niet achter een gezamenlijke voordeur en waarbij de keuken, douche en toilet niet gedeeld hoeven te worden met andere bewoners van het pand.

HOOFDSTUK 2 Splitsing in appartementsrechten

Artikel 2.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte.

Artikel 2.2 Vergunningsvereiste

  • 1.

    Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag voor een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt kan worden en het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft;

Artikel 2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg verlenen een splitsingsvergunning, tenzij:

    • a.

      Vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de splitsingsvergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft.

    • b.

      Splitsing van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met de voorschriften van het voor het perceel geldend bestemmingsplan,

      of als een omgevingsvergunning is verleend om af te wijken van het bestemmingsplan om gestapeld wonen toe te staan,

      of indien een procedure is gevolgd, om het bestemmingsplan te wijzigen of herzien om gestapeld wonen toe te staan.

    • c.

      De toestand uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud zich geheel of ten dele tegen splitsing in appartementsrechten of de verlening van deelnemings- of lidmaatschapsrechten verzet.

Artikel 2.5 Beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg beslissen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2 binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 6 weken verdagen.

Artikel 2.5 Intrekken van de vergunning

Burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten.

HOOFDSTUK 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad: Omzetting

Artikel 3.1 Werkingsgebied

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle kamerverhuur- en logiespanden behoudens die panden die in het bezit zijn van de corporaties WonenBreburg, Tiwos, TBV Wonen en 't Heem.

  • 2.

    Deze verordening geldt niet voor het gebied dat ligt buiten de bebouwde komgrens van de gemeente Tilburg, zoals die op 29 januari 2009 is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord Brabant in het kader van de Boswet.

Artikel 3. 2 Vergunningsvereiste

  • 1.

    Het is verboden om een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1, met het oog op behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad, zonder vergunning van het college van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 2.

    Een omzettingsvergunning is verplicht voor woonruimten die als kamerverhuurpand of als logiespand in gebruik zijn genomen na de vaststelling van de verordening kamerverhuur- en logiespanden door de raad op 1 februari 2010 en waarin verhuur van kamers plaats vindt aan minstens drie personen.

Artikel 3.3 Aanvragen van een omzettingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag voor een omzettingsvergunning wordt in enkelvoud ingediend bij het college op een door het college vastgesteld formulier. Dit formulier is te vinden via de website van de gemeente Tilburg (www.tilburg.nl zoekfunctie kamerverhuurvergunning) of op te vragen via inwoners@tilburg.nl.

  • 2.

    Het college is bevoegd met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bescheiden aanvullende gegevens op te vragen omtrent inhoud, uitvoering en vorm van indiening.

Artikel 3.4 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Het college verleent de omzettingsvergunning, indien naar het oordeel van het college het met de omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Grond tot weigering van een omzettingsvergunning is als vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning ten behoeve van kamerverhuur of logiesverhuur zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Voor onzelfstandige woonruimte die reeds bestond vóór aanvang van deze verordening is het gestelde onder lid 1 niet van toepassing.

Artikel 3.5 Woningcomplex

Het college kan in afwijking van artikel 3.4 een omzettingsvergunning verlenen, wanneer de aanvraag een woningcomplex, als bedoeld onder artikel 1.1 betreft en het college van mening is dat er geen ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in een straat of buurt ontstaat en de aanvraag alle ruimten van het woningcomplex betreft.

Artikel 3.6 Beslissing op de aanvraag omzettingsvergunning

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 3.3 binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college haar beslissing eenmaal voor ten hoogste 6 weken verdagen.

  • 3.

    In de omzettingsvergunning vermeldt het college de volgende voorwaarden en voorschriften:

    • a.)

      de mededeling dat binnen één jaar van de omzettingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

    • b.)

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.)

      het aantal kamers en het maximale aantal bewoners dat gebruik mag maken van het kamerverhuur- of logiespand.

    • d.)

      dat de vergunning zaakgebonden is.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een vergunningaanvraag als bedoeld in dit artikel.

Artikel 3.7 Intrekking van de omzettingsvergunning

  • 1.

    Het college kan een omzettingsvergunning intrekken, indien:

    • a)

      de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • b)

      de aan de vergunning verbonden voorwaarden en voorschriften niet worden nagekomen;

    • c)

      de vergunninghouder een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning daarvan nog geen gebruik heeft gemaakt, of de woonruimte waarvoor de vergunning is verleend langer dan één jaar niet meer in gebruik is;

    • d)

      Vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;

    • e)

      het aantal onzelfstandige woonruimten en/of het aantal bewoners hoger is dan het in de aanvraag vermelde aantal.

    • f)

      het pand waarvoor de vergunning is afgegeven een jaar of langer niet in gebruik is als kamerverhuurpand.

  • 2.

    Het college gaat niet eerder tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen bij aangetekende brief is gewaarschuwd dat zij de vergunning zal intrekken, indien voor een te bepalen datum niet zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij/zij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens het college te doen horen.

Artikel 3.8 Registratie kamerverhuur en logiespanden

  • 1.

    Het college houdt een register bij van kamerverhuur- en logiespanden:

    • a.)

      waarbij kamerverhuur- of logies is vastgesteld;

    • b.)

      waarvoor een vergunning is aangevraagd;

    • c.)

      waarvoor een vergunning is afgegeven en voor hoeveel personen deze is afgegeven;

    • d.)

      of een gebruiksvergunning is aangevraagd.

      Dit register is te vinden op www.tilburg.nl zoekfunctie kamerverhuurvergunning.

  • 2.

    De registratie van het kamerverhuurpand of logiespand vervalt van rechtswege of wordt ingetrokken als de omzettingsvergunning als bedoeld in de Huisvestingsverordening is ingetrokken of als wordt vastgesteld dat niet langer sprake is van kamerverhuur- of logies voor die panden waarvoor geen vergunning is verstrekt.

HOOFDSTUK 4 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad: Onttrekking

Artikel 4.1 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woningen binnen de Gemeente Tilburg.

Artikel 4.2 Vergunningsvereiste

  • 1.

    Het is verboden om een woonruimte, aangewezen in artikel 4.1, geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken zonder vergunning van het college. Onder het onttrekken aan de bestemming wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning.

  • 2.

    Een onttrekkingsvergunning is verplicht voor woonruimte of een gedeelte daarvan, die aan de woonruimtevoorraad wordt onttrokken.

  • 3.

    Een onttrekkingsvergunning is niet vereist voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis dat is toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan.

  • 4.

    Een onttrekkingsvergunning is niet vereist voor het slopen van een bouwwerk waarvoor een sloopmelding is ingediend die voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

  • 5.

    Een onttrekkingvergunning is niet vereist voor het geheel of gedeeltelijk onttrekking van een woonruimte waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

Artikel 4.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt in enkelvoud ingediend bij het college. Het college is bevoegd met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bescheiden aanvullende gegevens op te vragen omtrent inhoud, uitvoering en vorm van indiening.

Artikel 4.4 Criteria voor vergunningverlening

Het college verleent de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van het college het met de onttrekking gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

Artikel 4.5 Beslissing op de aanvraag onttrekkingsvergunning

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3 binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college haar beslissing eenmaal voor ten hoogste 6 weken verdagen.

  • 3.

    In de onttrekkingsvergunning vermeldt het college de volgende voorwaarden en voorschriften:

  • a.)

    de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

  • b.)

    de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

  • c.)

    dat de vergunning zaakgebonden is.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op een vergunningaanvraag als bedoeld in dit artikel.

Artikel 4.6 Intrekking van de onttrekkingsvergunning

  • 1.

    Het college kan een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • g)

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • h)

    de aan de vergunning verbonden voorwaarden en voorschriften niet worden nagekomen;

  • i)

    de vergunninghouder een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning daarvan nog geen gebruik heeft gemaakt, of de woonruimte waarvoor de vergunning is verleend langer dan één jaar niet meer in gebruik is;

  • j)

    vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;

  • k)

    het college gaat niet eerder tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen bij aangetekende brief is gewaarschuwd dat zij de vergunning zal intrekken, indien voor een te bepalen datum niet zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij/zij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens het college te doen horen.

HOOFDSTUK 5 Verdere bepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 5.2 Bestuurlijke boete

Overtreding van artikel 30, lid 1, sub a. en c. van de Huisvestingswet kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal 18.500 euro.

Artikel 5.3 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 3.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 5.4 Leges

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een splitsingsvergunning, onttrekkingsvergunning of een omzettingsvergunning zijn leges verschuldigd. De leges staan opgenomen in de op het moment van indiening geldende tarieventabel op basis van de legesverordening van de gemeente Tilburg.

HOOFDSTUK 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Overgangsbepaling

Aanvragen om verlening van een vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Huisvestingsverordening" van Tilburg.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag van de datum van bekendmaking.

Bijlage 1. Kaarten met consequenties maatwerkmethode

Bijlage 1 Kaarten

Bijlage 2. Beleidsregels bestuurlijke boete Huisvestingswet

Bijlage 2 Beleidsregels

[Klik hier om het document te downloaden]

Toelichting Huisvestingsverordening

Algemeen

De huisvestingsverordening is voor een groot deel gebaseerd op de model huisvestingsverordening van de VNG en op voorbeelden van huisvestingsverordeningen van andere gemeenten die ook een omzettingsvergunning hebben. Deze verordening vindt haar oorsprong in de Huisvestingswet en beoogt volkshuisvestingsbelangen te regelen.

Aanleiding voor de invoering van de verordening is dat door toenemende concentraties aan kamerverhuur- en logiespanden de leefbaarheid onder druk staat. Het doel van de verordening is om verdergaande concentraties te voorkomen.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Verhuur van kamers vindt plaats in twee vormen. De eerste vorm is kamerverhuur in een kamerverhuurpand. De tweede is logiesverhuur in een logiespand. Dit onderscheid moet gemaakt worden vanwege het onderscheid tussen deze vormen in het bestemmingsplan, de Woningwet en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken.

Het onderscheid tussen kamerverhuur en logies zit in het feit dat de huurder in een kamerverhuurpand daar zijn hoofdverblijf heeft en permanent woont. Als gevolg van de permanente bewoning staan de bewoners meestal ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie op het adres van het kamerverhuurpand, of behoren zij daar te worden ingeschreven. Maatgevend is dit echter niet. Een logiespand waarin logies plaats vindt betreft de verhuur van kamers aan mensen die elders hun hoofdverblijf hebben en dus niet permanent in de woning wonen. Deze groep staat niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).

Artikel 3.1 Werkingsgebied

Voor woonruimten in eigendom van de corporaties bestaat niet de verplichting een omzettingsvergunning aan te vragen. De corporaties zijn professionele verhuurders waarvan verwacht wordt dat zij hun taak op het gebied van de landelijke wetgeving (Gebruiksbesluit, Woningwet/Bouwbesluit) actief in acht nemen. De door hun te verhuren kamerverhuurpanden zijn zelden eengezinswoningen maar veelal specifiek voor de doelgroep bestemde woongebouwen. Bovendien worden zij geacht een actieve bijdrage te leveren aan het (behoud van) de leefbaarheid van de woonomgeving. Met de corporaties zijn reeds vergaande afspraken gemaakt met betrekking tot het actueel houden van de GBA gegevens. Tot slot hebben de corporaties prestatieafspraken gemaakt met de gemeente, onder andere op het gebied van kamerverhuur.

Logies(verhuur) welke plaats vindt in een gebouw anders dan een woonruimte valt buiten het werkingsveld van deze verordening.

Artikel 3.2 Vergunningsvereiste

In dit artikel wordt bepaald dat zelfstandige woonruimten niet mogen worden omgezet in onzelfstandige woonruimten zonder omzettingsvergunning van het college. Daarbij wordt aangegeven dat bij aanvang van de verordening, voor alle bestaande woonruimten die als kamerverhuurpand of logiespand in gebruik zijn, een omzettingsvergunning moet worden aangevraagd. Een omzettingsvergunning is bij de verhuur van kamers aan minstens drie personen.

Een hospita die twee kamers verhuurt hoeft dus geen omzettingsvergunning aan te vragen. Een ouder die een woning koopt voor een studerend kind en daarbij aan drie of meer andere studenten een kamer verhuurt, is vergunningplichtig. Een eigenaar die een pand verhuurt aan één hoofdhuurder, bijvoorbeeld een studentenvereniging, is vergunningplichtig indien het om drie of meer kamerbewoners gaat.

Artikel 3.4 Criteria voor vergunningverlening

Het vigerende beleid is terug te vinden via www.tilburg.nl zoekfunctie kamerverhuurvergunning.

Artikel 5.2 Bestuurlijke boete

De Huisvestingswet biedt de mogelijkheid om voor alle woningen bij onttrekking, samenvoeging en/of omzetting een vergunningplicht in te stellen. Onder het verbod om woonruimte ‘aan de bestemming te onttrekken’ (zie artikel 30 van de Huisvestingswet) zonder de daartoe vereiste vergunning valt elk gebruik voor een ander doel dan (zelfstandige) bewoning. Omdat de vergunningplicht alleen geldt indien de onttrekking tot gevolg heeft dat die woonruimte niet langer geschikt is voor de bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is, kan niet elke geringe onttrekking van een gedeelte van een woonruimte gebonden worden aan een vergunning. In de praktijk zal per geval moeten worden vastgesteld of al dan niet sprake is van onttrekken in de zin van artikel 30 van de Huisvestingswet.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 juni 2013.

de griffier,

de voorzitter,