Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Winkeltijdenwet 2013 |
Citeertitel | Verordening Winkeltijdenwet 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de
Verordening winkeltijden gemeente Uden
Art.3
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-05-2020 | Nieuwe regeling | 27-06-2013 Udens Weekblad 10 juli 2013 | 2013/8039 |
Artikel 3. Vrijstelling voor openstelling op Feestdagen en 19 uurs-dagen
1.De gemeenteraad verleent vrijstelling van het verbod zoals opgenomen in artikel 2 Lid 1 onder b van de Wet tussen 06:00 en 22:00 uur.
2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde vrijstelling geldt nietin het geval van een “uitgezonderde Feestdag of 19 uurs-dag”, met inachtneming van de in artikel 10 van deze Verordening genoemde “bijzondere vrijstellingen”.
Artikel 4. Ontheffing voor uitzonderlijke situaties
1.De gemeenteraad verleent het College de bevoegdheid om, ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard, ontheffing te verlenen van:
a.de verboden openingstijden (nachtregime) als genoemd in artikel 2 Lid 1 onder c van de Wet
b.buiten de openingstijden als genoemd in de artikelen 2. en 3. van deze Verordening
c.de in artikel 3 van deze Verordening genoemde uitgezonderde Feestdagen en 19 uurs-dagen.
2.Het College kan aan deze ontheffing nadere voorschriften dan wel beperkingen verbinden.
3.Bij een “bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard” dient er sprake te zijn van festiviteiten die van bepaalde betekenis zijn en waar mensen op afkomen en waarbij de gevraagde winkelopenstelling ondersteunend is aan deze festiviteiten.
Onder een “bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard” wordt in ieder geval verstaan:
Artikel 5. Ontheffing voor bedrijfsmatige handel, anders dan in een winkel
De gemeenteraad verleent het College de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het verbod als genoemd in artikel 2 Lid 2 van de Wet.
Artikel 6. Aanvraag om ontheffing
1.Ten aanzien van de besluitvorming op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in deze Verordening, is hoofdstuk 4 van de Awb van toepassing.
2.Indien een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in deze Verordening wordt ingediend minder dan 4 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de ontheffing nodig heeft, kan het College besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Artikel 7. Weigering van ontheffing
Een ontheffing als bedoeld in deze Verordening kan worden geweigerd, indien de woon- en leefsituatie en/of de openbare orde in de omgeving van de winkel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de openstelling van de winkel waarvoor de aanvraag om ontheffing is bedoeld.
Dit artikel is eveneens van toepassing op een ontheffing als bedoeld in artikel 5. van deze Verordening.
Artikel 8. Intrekken of wijzigen ontheffing
Het College kan een ontheffing intrekken of wijzigen indien:
Artikel 9. Overdracht van een ontheffing
1.Op grond van deze Verordening verleende ontheffingen zijn overdraagbaar na verkregen toestemming van het College. Aan deze toestemming kan het College nadere voorwaarden verbinden.
2.In geval van een voorgenomen overdracht doet de houder van de ontheffing hiervan onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het College onder vermelding van de naam en het adres van de voorgestelde rechtverkrijgende.
3.Indien een aanvraag voor overdracht van een ontheffing als bedoeld in deze Verordening wordt ingediend minder dan 2 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de ontheffing nodig heeft, kan het College besluiten de aanvraag niet te behandelen.
4.De in het eerste lid van dit artikel bedoelde overdracht kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 [Weigering] van deze Verordening worden geweigerd.
Artikel 10. Bijzondere vrijstellingen
In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van:
winkels waar de bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk bestaat uit het verhuren van voorbespeelde beelddragers, mits in die winkel geen andere goederen te koop worden aangeboden of verkocht dan voorbespeelde beelddragers, alsmede tijdschriften en catalogi, die betrekking hebben op het te huur aangeboden assortiment.
b. Openstelling anders dan voor verkoop
c.Straatverkoop van bepaalde goederen
De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk bloemen en planten plegen te worden verkocht en die zijn gelegen op een afstand van ten hoogste 100 meter van de publieksingang van een begraafplaats, gedurende de openingstijden van die begraafplaats.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van bloemen en planten op een begraafplaats dan wel op een afstand van ten hoogste 100 meter van de publieksingang daarvan, gedurende de openingstijden van die begraafplaats.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van gebouwen, waar voorstellingen, uitvoeringen of evenementen van culturele aard plaatsvinden en waar uitsluitend of hoofdzakelijk goederen die rechtstreeks verband houden met aldaar te houden voorstellingen, uitvoeringen en evenementen plegen te worden verkocht, vanaf een uur voor de aanvang van de voorstelling, de uitvoering of het evenement tot een uur na afloop daarvan.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden niet ten aanzien van het ter gelegenheid van voorstellingen, uitvoeringen of evenementen van culturele aard te koop aanbieden en verkopen van goederen, die rechtstreeks verband houden met die voorstellingen, uitvoeringen of evenementen, vanaf een uur voor de aanvang van de voorstelling, de uitvoering of het evenement tot een uur na afloop daarvan.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van winkels in of op het terrein van sportcomplexen, waar uitsluitend of hoofdzakelijk goederen worden verkocht, die rechtstreeks verband houden met de aldaar beoefende sporten, gedurende de openstellingsuren van die sportcomplexen.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden niet ten aanzien van het in of op het terrein van sportcomplexen te koop aanbieden en verkopen van goederen, die rechtstreeks verband houden met de aldaar beoefende sporten, gedurende de openstellingsuren van die sportcomplexen.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van winkels in of op het terrein van bejaardenoorden, waar uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren, prentbriefkaarten, nieuwsbladen en tijdschriften alsmede bloemen en planten plegen te worden verkocht.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden in of op het terrein van bejaardenoorden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van eet- en drinkwaren, prentbriefkaarten, nieuwsbladen en tijdschriften alsmede bloemen en planten.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk foto-artikelen plegen te worden verkocht, voor zover het betreden van die winkel noodzakelijk is voor het vervaardigen van portretfoto's ter gelegenheid van de Eerste Heilige Communie.
2.De in het eerste lid van dit artikel vervatte vrijstelling geldt niet ten aanzien van het verkopen van goederen.
i.Allerheiligen en Allerzielen
De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van bloemen en planten op de dagen waarop Allerheiligen en Allerzielen worden gevierd.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden gedurende de Ramadan vanaf twee uur voor zonsondergang tot zonsondergang niet ten aanzien van winkels, waar brood en gebak wordt verkocht dat in het bijzonder is bestemd voor hen die zich aan de Ramadan houden, mits in die winkel dat brood en gebak ook pleegt te worden verkocht buiten de periode van de Ramadan.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden gedurende de Ramadan vanaf twee uur voor zonsondergang tot zonsondergang niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van brood en gebak dat in het bijzonder is bestemd voor hen die zich aan de Ramadan houden.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van winkels die zijn gelegen in de directe omgeving van een bedevaartplaats, gedurende de tijd dat deze plaats als zodanig wordt bezocht, indien in die winkel op die dagen en gedurende die tijd geen andere goederen worden verkocht dan:
a.voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken;
b.religieuze artikelen en souvenirs;
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden in de directe omgeving van een bedevaartplaats, gedurende de tijd dat deze plaats als zodanig wordt bezocht, niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van:
a.voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken;
b.religieuze artikelen en souvenirs;
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet verboden op de zondag vanaf 12:00 uur waarop carnaval wordt gevierd, niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk feestartikelen plegen te worden verkocht.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, gelden op de zondag vanaf 12 uur waarop carnaval wordt gevierd, niet voor het te koop aanbieden en verkopen van feestartikelen.
1.In het geval van een uitgezonderde Feestdag of 19-uursdag, gelden de in artikel 2, eerste lid, van de in de Wet vervatte verboden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk feestartikelen plegen te worden verkocht, indien in de gemeente Uden, waarin de winkel is gelegen, een kermis wordt gehouden, gedurende de openingstijden van die kermis.
2.De in artikel 2, tweede lid, van de in de Wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zon- en/of feestdagen, gelden niet voor het te koop aanbieden en verkopen van feestartikelen en speelgoed op een terrein, waar een kermis wordt gehouden.
Artikel 11. Vervallen oude regelgeving
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de onderhavige Verordening, vervallen de “Verordening winkeltijden gemeente Uden” vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2009 zowel als de “Beleidsnota Avondwinkels” vastgesteld bij raadsbesluit van op 28 juni 2011, behoudens overgangsrecht.
1.Ontheffingen en vrijstellingen die zijn verleend onder de werking van de “Verordening winkeltijden gemeente Uden” danwel onder de werking van de ”Beleidsnota Avondwinkels” worden aangemerkt als ontheffingen en vrijstellingen krachtens deze Verordening.
2.Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening een aanvraag om ontheffing danwel vrijstelling op grond van de “Verordening winkeltijden gemeente Uden” of op grond van de “Beleidsnota Avondwinkels” is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze Verordening toegepast.
3.Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om ontheffing danwel vrijstelling krachtens de “Verordening winkeltijden gemeente Uden” of de “Beleidsnota Avondwinkels”, wordt beslist met toepassing van deze Verordening.
Het College heeft de bevoegdheid af te wijken van de bepalingen in deze Verordening indien toepassing van (een van) deze bepalingen voor een of meer belanghebbenden zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Vastgesteld in de openbare Raadsvergadering van 27 juni 2013.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester
drs. M.A.H. Heffels drs. H.A.G. Hellegers
A. Algemene toelichting Verordening Winkeltijdenwet 2013
Op 28 mei 2013 heeft de Eerste Kamer de gewijzigde Winkeltijdenwet (Kamernummer 32 412) aangenomen. Bij Koninklijk Besluit zal deze Wet op 1 juli 2013 in werking treden.
De (gewijzigde) Wet legt de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling en/of ontheffing van het verbod om een winkel voor het publiek geopend te hebben op zon- en feestdagen zowel als op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur volledig bij de gemeente.
De tekst van de gewijzigde Winkeltijdenwet is gepubliceerd in het Staatsblad van 20 juni 2013 Stb. 2013-217.
I.Uitgangspunten Gewijzigde Winkeltijdenwet
Met de (gewijzigde) Winkeltijdenwet worden de bevoegdheden van gemeenten verruimd om vrijstelling dan wel ontheffing te verlenen van de verboden zoals opgenomen in die Wet. In het bijzonder wordt hier genoemd: het verbod om een winkel voor publiek geopend te hebben op de zondag.
De basisgedachte daarbij is dat het primaat voor de beslissing omtrent openstelling van een winkel voor het publiek op deze verboden dagen en tijden, en de afweging van de belangen in dat kader, bij de gemeente wordt neergelegd. De wetgever is van mening dat het belang van en de behoeften voor openstelling beter kunnen worden afgewogen op lokaal, dan op landelijk niveau, hetgeen dan voor een betere aansluiting bij de lokale belangen zorgt.
In concreto komen de uitgangspunten van de gewijzigde Wet op het volgende neer:
De Winkeltijdenwet is niet alleen van toepassing op winkels: het is op de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde dagen en tijden ook verboden om in de uitoefening van een bedrijf (anders dan in een winkel) goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan particulieren. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid van de Wet.
Gemeentelijke bevoegdheden ten aanzien van zondagen
Artikel 2, eerste lid, onder a, Winkeltijdenwet bepaalt dat de winkels op zondag gesloten moeten zijn.
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3, eerste lid van de Wet de bevoegdheid om bij verordening vrijstelling te verlenen van het verbod zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid onder a. van de Wet.
Ook kan de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders hiertoe een ontheffingsbevoegdheid toekennen.
Gemeentelijke bevoegdheden ten aanzien van feestdagen
In artikel 2, eerste lid, onder b, Winkeltijdenwet wordt een aantal specifieke (feest)dagen genoemd waarop de winkels gesloten moeten zijn, namelijk Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag.
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3 van de Wet de bevoegdheid om bij verordening vrijstelling te verlenen van het verbod zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid onder b. van de Wet.
Ook kan de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders hiertoe een ontheffingsbevoegdheid toekennen.
Gemeentelijke bevoegdheden ten aanzien van 19-uurs dagen
In artikel 2, eerste lid, onder b, Winkeltijdenwet worden, naast de daarin genoemde feestdagen nog drie dagen genoemd waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei (Dodenherdenking) en 24 december (Kerstavond). Hoewel deze dagen niet onder het begrip “feestdagen” vallen, is er voor deze dagen een beperking opgelegd ten aanzien van de openingstijd; derhalve ook wanneer een dezer dagen op een zondag valt.
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3 van de Wet de bevoegdheid om bij verordening vrijstelling te verlenen van het verbod zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid onder b. van de Wet.
Ook kan de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders hiertoe een ontheffingsbevoegdheid toekennen.
Gemeentelijke bevoegdheden ten aanzien van werkdagen
Op grond van artikel 2, eerste lid, onder c, Winkeltijdenwet mag een winkel op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) voor het publiek geopend zijn tussen 06:00 en 22:00 uur. Gemeenten mogen hieraan geen beperkingen opleggen.
Tijdens het nachtregime (van 22.00 tot 06.00 uur) is winkelopening op werkdagen wettelijk niet toegestaan.
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3 van de Wet de bevoegdheid om bij verordening vrijstelling te verlenen van het verbod zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid onder c. van de Wet.
Ook kan de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders hiertoe een ontheffingsbevoegdheid toekennen.
Gemeentelijke bevoegdheden ten aanzien van bedrijfsmatige handel, anders dan in een winkel
Op grond van artikel 2, tweede lid, Winkeltijdenwet, is het verboden om op de in het eerste lid van datzelfde artikel genoemde verboden dagen en –tijden, bedrijfsmatige handel uit te oefenen met particulieren, anders dan in een winkel.
De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3 van de Wet de bevoegdheid om bij verordening vrijstelling te verlenen van het verbod zoals opgenomen in artikel 2, tweede lid van de Wet.
Ook kan de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders hiertoe een ontheffingsbevoegdheid toekennen.
Alle op grond van de Wet en deze Verordening te verlenen vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Ook kunnen er voorschriften aan worden verbonden.
Evenals onder het regime van de Winkeltijdenwet 1996 blijft de controle op de naleving van de regels in eerste instantie een taak van de plaatselijk bevoegde politie in overleg met de gemeente. De Economische Controledienst (ECD) wordt daarbij ingeschakeld als er een landelijke coördinatie vereist is.
B. Artikelsgewijze toelichting
Voor de definitie van het begrip Winkel wordt verwezen naar artikel 1 van de Wet. De daarin opgenomen definiëring is integraal opgenomen in de Verordening.
Voor de omschrijving van het begrip Feestdagen is aansluiting gezocht bij artikel 2, eerste Lid onder b van de Wet. In de Wet is geen definitie opgenomen van “feestdag”, maar worden de volgende dagen genoemd als dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn (naast de zondag): Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag. Deze dagen zijn in artikel 1 van deze Verordening gedefinieerd als feestdag.
In artikel 2, eerste lid onder b van de Wet worden nog drie dagen genoemd waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdag in deze Verordening.
Artikel 2. Vrijstelling voor openstelling op zondagen
Op basis van artikel 3 Lid 1 van de Wet verleent de gemeenteraad middels deze Verordening vrijstelling van de in artikel 2 van de Wet vervatte verboden. Daarbij is bepaald dat deze vrijstelling niet geldt in het geval dat een in artikel 3 van deze Verordening genoemde uitgezonderde Feestdag of 19 uurs-dag op zondag valt.
Artikel 3. Vrijstelling voor openstelling Feestdagen en 19 uurs-dagen
Op basis van artikel 3 Lid 1 van de Wet verleent de gemeenteraad middels deze Verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 van de Wet vervatte verboden, met uitzondering van Nieuwjaarsdag, Eerste Kerstdag, Dodenherdenking (4 mei; na 19:00 uur) en kerstavond (na 19:00 uur).
Artikel 4. Ontheffing voor uitzonderlijke situaties
Op basis van artikel 3 van de Wet verleent de gemeenteraad middels deze Verordening het College de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van
a.de verboden openingstijden (nachtregime) als genoemd in artikel 2 Lid 1 onder c van de Wet,
b.buiten de openingstijden als genoemd in de artikelen 2. en 3. van deze Verordening,
c.de in artikel 3 van deze Verordening genoemde uitgezonderde Feestdagen en 19 uurs-dagen,
ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard.
In dit artikel wordt toegelicht welke “uitzonderlijke situaties” voor extra of uitgebreidere ontheffing in aanmerking komen.
Artikel 9. Overdracht van een ontheffing
De bepaling bindt de overdracht van de ontheffing aan de toestemming van het College. Deze tussenkomst geeft het College de gelegenheid om inzicht te krijgen in de handel en wandel van de opvolger.
Artikel 10. Bijzondere vrijstellingen
Gelet op de artikelen 5 en 8 van de “Winkeltijdenwet 1996” werd op 21 maart 1996 een algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Dit “Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet” bood landelijke vrijstellingen van de verboden van de Winkeltijdenwet zoals deze gold voor inwerkingtreding van de Wet.
De inwerkingtreding van de Wet heeft ook gevolgen voor het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Een substantieel aantal hierin opgenomen vrijstellingen op het verbod om op zon- en feestdagen open te zijn vervalt van rechtswege. Het gaat onder meer om snackbars, ijscomannen, videotheken, (bloemen)winkels bij begraafplaatsen en in bejaardenoorden, evenals openstellingen bij bijzondere gelegenheden van religieuze aard.
De vervallen vrijstellingen kunnen vervolgens wel op grond van de Wet in de gemeentelijke verordening worden opgenomen. De Modelverordening van de VNG i.v.m. de overheveling van enkele vrijstellingen vanuit het vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet naar de gemeentelijke verordening, is integraal opgenomen in de onderhavige Verordening ter borging van bedoelde vrijstellingen.
De Wet kent geen overgangsregeling. Hoewel verwacht, is er op dit moment (nog) geen Modelverordening; of hierin een overgangsbepaling zal worden opgenomen is niet bekend. Omdat ten tijde van de inwerkingtreding van de Verordening reeds een aantal ontheffingen en vrijstellingen van kracht zijn is een overgangsregeling aan te bevelen. Daarin is dan ook in dit artikel voorzien. Zodat de ontheffingen en vrijstellingen die op grond van de oude verordening zijn verleend geacht worden ontheffingen te zijn op grond van de nieuwe verordening. Betrokkenen hoeven dan geen nieuwe ontheffing aan te vragen en de gemeente kent minder bestuurslasten en ontheffingen.