Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Programmaraad Utrecht Oost |
Citeertitel | Verordening Programmaraad Utrecht Oost |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Culturele aangelegenheden; sport en recreatie; stads- en natuurschoon; emancipatie |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2006 | 02-10-2006 | Nieuwe regeling | 21-09-2006 Veenendaalse Krant, 2006-12-20 | 2006, 2006.121706 |
De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 juli 2006, nummer 2006.121706;
per 1 september 1997 de Mediawet is gewijzigd en de gemeenten een verplichting hebben tot de invoering van een programmaraad voor de kabeltelevisie en -radio;
de gemeenten Amerongen, Doorn, Maarn, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Woudenberg in 2000 gezamenlijk een verordening hebben vastgesteld op grond waarvan de Programmaraad Utrecht Zuidoost is samengesteld;
de gemeente Zeist in 1999 een convenant heeft afgesloten met de gemeenten Bunnik, Driebergen-Rijsenburg en Leersum tot het instellen van een regionale programmaraad (Programmaraad Nedersticht);
in het kader van een gemeentelijke herindeling Driebergen-Rijsenburg en Leersum recentelijk deel uitmaken van de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug;
de kernen Maarn, Amerongen en Doorn van deze nieuwe gemeente participeren daardoor ook in de programmaraad Utrecht Zuidoost;
kabelexploitant Casema bij brief van 22 december 2005 heeft verzocht om samenvoeging van de Programmaraad Nedersticht en Programmaraad Utrecht Zuidoost;
door de deelnemende gemeenten een ambtelijke werkgroep is opgestart en divers overleg heeft plaatsgehad;
de Gemeentewet, met name de artikelen 84 en 149, de Mediawet, met name artikel 82l, alsmede de Wet op de telecommunicatievoor-zieningen;
onder intrekking van de verordening Programmaraad Utrecht Zuidoost,
vast te stellen de ‘Verordening Programmaraad Utrecht Oost’,
regelende de instelling, taak, samenstelling en werkwijze van de programmaraad, voor de gemeenten, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal, Wijk bij Duurstede, Woudenberg, Zeist, Bunnik en Utrechtse Heuvelrug voor zover het zijn grondgebied betreft.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Instelling programmaraad
Er is een commissie ex artikel 84 van de Gemeentewet, genaamd ‘Programmaraad Utrecht Oost’.
Artikel 6 Zittingsduur en lidmaatschap
Wanneer het lidmaatschap van een van de leden van de programmaraad is of wordt beëindigd, verzoekt de voorzitter van de programmaraad de gemeente, die het betreffende lid heeft benoemd, om binnen acht weken na het ontstaan van de vacature, een andere kandidaat aan te stellen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.
De programmaraad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de programmaraad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de programmaraad haar opheft.
Artikel 12 Werkwijze, advisering
De adviezen van de programmaraad aan de exploitant worden gemotiveerd en schriftelijk gegeven en bevatten alleen het standpunt van de meerderheid, tenzij de minderheid verlangt dat ook haar standpunt wordt vermeld. Een afschrift van het advies wordt ter kennisneming toegezonden aan de gemeenten behorende bij het verzorgingsgebied en die het verzoek tot advisering heeft ingediend indien dit niet de exploitant is.
Voor de uitvoering van de secretariaatswerkzaamheden en verdere kosten ten behoeve van het functioneren van de programmaraad dienen de deelnemende gemeenten de benodigde financiële middelen ter beschikking te stellen tot een maximum van € 7.200,00 welk bedrag gelijkelijk over de deelnemende gemeenten wordt verdeeld en jaarlijks wordt verhoogd met het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.