Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnotitie Aanpak straatoverlast |
Citeertitel | Beleidsnotitie Aanpak straatoverlast |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | 140 openbare orde en veiligheid |
320B
Beleid Aanpak straatoverlast
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-02-2010 | nieuwe regeling | 24-11-2009 Gemeenteblad 2010-07a | 2009 09.50595 |
Corsaregistratienummer: 09.50595Be
sluit tot het vaststellen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn,
gelet op de veranderingen die hebben plaatsgevonden sinds het beleid Aanpak straatoverlast in november 2005 is vastgesteld,
voor een ieder ter inzage leggen van dit besluit bij bureau Communicatie gedurende zes weken op werkdagen van 09.00 tot 15.00 uur;
Beleidsnotitie Aanpak straatoverlast
In Hoorn doet zich op diverse plekken in de stad de situatie voor dat groepen personen op straat overlast veroorzaken. Het gaat daarbij om rondlummelende jongeren, drugshandel- en gebruik, drankgebruik en crimineel of asociaal gedrag. Deze hinder kan (potentieel) een grote verstoring van de openbare orde ter plaatse vormen met name als er sprake is van terugkerende hinder van groepen op een vaste locatie (hangplekken). Met name in de avond- en nachtelijke uren kunnen deze groepen voor problemen zorgen.
Chronische verstoring van de nachtrust in de Hoornse gemeenschap door overlastgevende groepen is ontoelaatbaar. De aanpak van deze vorm van overlast is, met name door het groepskarakter, lastig. Om effectiever te kunnen handhaven dient de aanpak door middel van beleid en (beleids)regels te worden ondersteund. In deze beleidsnotitie wordt eerst ingegaan op nachtelijke lawaaihinder door groepen en op de huidige problemen in de aanpak ervan. Vervolgens wordt gemotiveerd op basis van welk APV-artikel en welke beleidsregels deze vorm van overlast effectiever aangepakt kan worden.
Onder openbare orde wordt verstaan het “ordelijk verloop van het gemeenschapsleven”. Uit ervaring is gebleken dat dit ordelijk verloop langdurig wordt verstoord indien een groep personen zich zonder redelijk doel in een leefomgeving gaat ophouden of bewegen. Dit geldt met name als deze activiteiten in de nachtelijke uren plaatsvinden, lawaai veroorzaakt immers ’s-nachts bij een (veel) lager geluidsniveau hinder voor de nabije omgeving dan overdag.
De nachtperiode is de periode waarin de gemeenschap rust en slaapt. Lawaai gedurende deze periode is een belangrijke oorzaak van hinder waardoor in de nabije omgeving van het lawaai de gemeenschapsrust wordt verstoord, het inslapen verhindert of de slaap onderbroken. Van eenieder die ’s avonds en ’s nachts in het openbaar gebied actief is mag verwacht worden dat hij of zij hiervan op de hoogte is en daarmee voldoende rekening houdt.
Nachtelijk lawaaihinder door groepen
Lawaaihinder tijdens de nachtelijke uren kan worden veroorzaakt door individuele personen of groepen personen. Indien deze hinder zich beperkt tot enkele individuele personen of tijdelijk (van snel voorbijgaande aard) is, blijft de verstoring van de openbare orde voor de directe omgeving beperkt. De ervaring leert echter dat een groep personen die zich zonder redelijk doel tijdens de nachtelijke uren op of aan de weg ophoudt of beweegt veelal grote en langdurige lawaaihinder voor de nabije omgeving veroorzaakt en daarmee een onaanvaardbare verstoring vormt van de openbare orde.
Het produceren van gewone stem- en spreekgeluiden gedurende de nachtelijke uren door een dergelijke groep is reeds hinderlijk voor de omgeving en verstoort daardoor al de openbare orde. In de praktijk produceert een dergelijke groep veel meer lawaaihinder doordat de leden ervan gedrag (gaan) vertonen in de vorm van hard praten, geroep, gelach, geschreeuw. Daarbij is gebleken dat dergelijke groepen een verkeersaantrekkende werking hebben en daarmee de basis vormen voor (nog) meer lawaaihinder door arriverende, rondrijdende en vertrekkende brommers, scooters en motorvoertuigen.
Naast de lawaaihinder vormen dergelijke groepen vaak de ontstaansgrond voor andere vormen van hinder en overlast voor de omgeving onder andere in de vorm van urineren in portieken, vandalisme en bedreiging van omwonenden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat groepen personen die zich, zonder redelijk doel, gedurende de nachtelijke uren op of aan de weg ophouden of bewegen een grove en langdurige verstoring veroorzaken van het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de publieke ruimte. Hierbij worden de rechten van de omwonenden vaak langdurig en frequent aangetast. Zeker gezien het gegeven dat groepen geneigd zijn zich op vaste locaties te vormen en op te houden (“hangplekken”).
Het Hoornse beleid voor de bestrijding van overlast op straat bestaat momenteel uit de volgende onderdelen:
jongerenwerk en aanwijzen hangplekken. Om verveling tegen te gaan, vroegtijdig problemen te signaleren, te weten wat er speelt bij jongeren op straat en om contact te houden met jongeren die geen reguliere dagbesteding hebben, is de inzet van jongerenwerkers onontbeerlijk. De werkers van stichting Netwerk zoeken de jongeren op waar zij zich ophouden, scheppen een basis van vertrouwen en organiseren activiteiten. Door het aanwijzen en inrichten van hangplekken voor jongeren op locaties waar deze niet snel overlast veroorzaken wordt getracht jongeren die zich op straat bevinden een goed alternatief te bieden.
toezicht en opsporing politie. De politie is verantwoordelijk voor het opsporen en aanhouden van overlastveroorzakers op straat. De politie heeft in dit verband ook een belangrijke toezichthoudende rol. De wijkcoördinatoren en wijkagenten van de politie zijn de ogen en oren op straat en in de buurt. Zij zijn de aangewezen partij om de eerste signalen van overlast op straat op te vangen en in te grijpen. In aanvulling op de al bestaande surveillances is de politie dit jaar gestart met een biketeam dat gericht toezicht gaat houden op die plekken die overlastgevoelig zijn en/of met de auto minder goed bereikbaar zijn.
Het juridisch instrumentarium dat bij de bestrijding van overlast op straat kan worden ingezet bestaat vooral uit de voorschriften van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De APV bevat allerlei bepalingen die het gedrag op straat reguleren en politie en andere toezichthouders handvatten bieden voor optreden. Bij zeer ernstige situaties kan de burgemeester op grond van de APV gebieden aanwijzen waarvoor verblijfsontzeggingen kunnen worden uitgereikt. Personen die in een aldus aangewezen gebied regelmatig de orde verstoren of zich schuldig maken aan criminele activiteiten kunnen dan tijdelijk door de politie uit dit gebied worden geweerd.
Daarnaast kan (door de politie) soms het Wetboek van Strafrecht (WvSr) worden ingezet. In dit kader kan met name worden gedacht aan artikel 431 WvSr dat luidt:
Met een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die rumoer of burengerucht verwerkt waardoor de nachtrust kan worden verstoord.
Knelpunten in de huidige aanpak
In de praktijk ontstaan er bij de aanpak van straatoverlast nu soms problemen als de overlast zodanige vorm aanneemt dat deze niet meer door het reguliere jongerenwerk kan worden voorkomen of beteugeld. Knelpunt bij de aanpak van hanggroepen en andere overlastveroorzakers is dan heel vaak de concrete bewijslast en niet zozeer de juridische instrumenten op zich.
Zo is vanwege de problematische bewijsvoering artikel 431 WvSr lang niet altijd een geschikt handhavingsmiddel bij lawaaihinder door groepen. In de praktijk is gebleken dat zodra de politie ter plaatse arriveert de groep geen lawaaihinder veroorzaakt of de groep direct uiteen valt. Het is voor de politie daardoor niet goed mogelijk om adequaat bewijs te verzamelen ten aanzien van het veroorzaken van geluidshinder door individuele personen. Het aanwezig zijn als groep ter plaatse kan als zodanig niet worden aangepakt waardoor deze bron in stand blijft of zich snel weer op een andere plaats opnieuw vormt. De hinder keert vervolgens direct terug op het moment dat de politie vertrokken is. Groepsgewijze lawaaihinder kan op grond hiervan erg lastig door de politie worden bestreden. Daarmee blijven de verstoringen van de openbare orde in stand en worden chronisch.
Een zelfde verhaal geldt voor andere feiten die de APV verbiedt zoals drugsgebruik of drugshandel en het drinken van alcohol op straat, feiten die in de grote overlast kunnen veroorzaken. Een bekend voorbeeld in dit verband is de wijze waarop op het Betje Wolffplein rondhangende personen het ter plaatse geldende alcoholverbod omzeilen door alcoholhoudende drank in frisdrankflessen te verstoppen. Het is voor de politie dan niet eenvoudig om te bewijzen dat er alcoholhoudende drank wordt genuttigd zodat er vervolgens een procesverbaal kan worden opgemaakt.
De handhaving van een door de burgemeester opgelegde verblijfsontzegging is (voor de politie) eenvoudiger controleerbaar. Vanwege de ingrijpendheid van dit instrument kan de verblijfsontzegging echter niet bij iedere vorm van straatoverlast worden ingezet. Aannemelijk moet zijn dat niet minder ingrijpende middelen kan worden volstaan. Bovendien moet voordat een verblijfsontzegging kan worden opgelegd zijn aangetoond dat de openbare orde door de betreffende persoon enkele malen is verstoord en dat er (aldus) gerechtvaardigde vrees is voor herhaling. Ook het instrument verblijfsontzegging vereist dus (een aanzienlijke) bewijsvoering.
4. NIEUWE AANPAK VAN HINDERLIJKE AANWEZIGHEID
Om chronische lawaaihinder (tijdens de nachtelijke uren) en andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast aan te pakken is het noodzakelijk om de bron ervan aan te pakken: de aanwezigheid van de groep ter plaatse. Anders gezegd, de handhavingsdrempel moet worden verlaagd.
Een aangrijpingspunt voor de bestrijding van deze chronische hinder is reeds te vinden in .artikel 2.1.1.1, eerste lid van de APV. Dit artikel verbiedt het op of aan de weg deelnemen aan een samenscholing, onnodig opdringen of door uitdagend gedrag aanleiding geven tot wanordelijkheden. Samenscholing doelt in dit verband op (deelname aan) een volksoploop.
De werkingssfeer van deze APV-bepaling kan echter worden uitgebreid waardoor ook een juridische basis ontstaat om op te treden tegen andere hinderlijke groepen die niet tot de klassieke samenscholing kunnen worden gerekend. Dit kan worden bereikt door het eerste lid van artikel 2.1.1.1 als volgt in de APV op te nemen:
Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op andere wijze de openbare orde te verstoren.
Indien gemotiveerd en bewezen kan worden dat een groep door (hinderlijke) aanwezigheid op een bepaalde locatie “op andere wijze” de openbare orde verstoord kan de gehele groep worden aangepakt. Deze aanpak houdt in het opmaken van proces-verbaal en, eventueel, aanhouding. De groep kan tevens door de politie worden bevolen om zich vervolgens te verspreiden (artikel 2.1.1.1, tweede lid APV).
Het is belangrijk dat aan de Hoornse burgers en de handhavers duidelijk wordt gemaakt wat door het gemeentebestuur onder “op andere wijze de openbare orde te verstoren” wordt verstaan. Helderheid over de interpretatie van het APV-artikel is van direct belang voor het adequaat gebruik ervan. Derhalve dienen ter zake dienen door het college beleidsregels te worden vastgesteld en bekendgemaakt die aangeven wanneer er sprake is van het verstoren van de orde. Deze beleidsregels zullen als volgt gaan luiden:
Onder “op andere wijze de openbare orde te verstoren” als aangegeven in artikel 2.1.1.1, eerste lid van de APV wordt in ieder geval verstaan:
Onder groepsverband verstaat de Van Dale een “verband dat een aantal tot een groep verenigde personen of zaken vormen”. Artikel 1.1 APV geeft aan wat wordt verstaan onder het begrip weg. Van belang hierbij is dat dit begrip (veel) ruimer is dan het begrip weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet. De nachtperiode, waarin de gemeenschap rust en slaapt, strekt van 22.00 uur tot 06.00 uur.
Met het opstellen van de bovengenoemde beleidsregels is niet beoogd om alle groepen die ook maar enige en/of tijdelijke lawaaihinder in Hoorn veroorzaken strafrechtelijk aan te pakken. Hiertoe is het onderdeel “zonder redelijk doel” in de beleidsregels opgenomen. Voor de beoordeling of er sprake is van zich ophouden of bewegen zonder redelijk doel is het gewenst criteria vast te stellen.
In ieder geval is er sprake van zich ophouden of bewegen “zonder redelijk doel” als er sprake is van een combinatie van de hieronder vermelde criteria:
verkregen informatie leidt tot de verdenking dat een groep zich zonder redelijk doel op of aan de weg van 22.00 uur tot 06.00 uur ophoudt of beweegt. Deze informatie kan onder andere verkregen worden door het aanspreken van personen uit de groep door de politie of andere toezichthouders en hen te vragen wat zij ter plaatse aan het doen zijn.
De tijden die vermeld staan onder punt 6 kunnen uitgebreid worden indien dit voor de locatie waar de regels op van toepassing zijn noodzakelijk wordt geacht. Als dit het geval is, zal dit in het IOVO (Integrale Openbare Orde en Veiligheidsoverleg) worden vastgesteld.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht dienen beleidsregels te worden bekend gemaakt alvorens zij in werking kunnen treden. Formeel vindt deze bekendmaking plaats door publicatie in het gemeenteblad. Naast deze formele bekendmaking verdient het omwille van de effectiviteit van de maatregel echter aanbeveling om de beleidsregels op ruimere wijze te laten plaatsvinden zowel in algemene zin (persbericht, gesprek) als door middel van gerichte voorlichting naar de doelgroep (hangjongeren). In dit verband kan worden gedacht aan de jongerenwerkers maar bijvoorbeeld ook aan bekendmaking door middel van borden bij de bekende, overlastveroorzakende hangplekken. Ook de toezichthouders (politie, Stadstoezicht) zullen in voldoende mate bekend moeten worden gemaakt met de inhoud en de bedoeling van de regels.
Zoals hier al aangegeven is de in deze notitie voorgestelde aanpak van straatoverlast niet bedoeld als instrument voor iedere hangplek of hanggroep. De politie zal de beleidsregels, mede gelet op de beschikbare menskracht en de “blauwe” beleidsprioriteiten, gemeentebreed beschouwd niet actief handhaven. De beleidsregels zullen gericht worden ingezet voor die groepen en plekken waarbij sprake is van ontoelaatbare overlast. De aanwijzing van de groepen en plekken waarvoor het straatoverlastbeleid van toepassing is, zal plaatsvinden in het lokale driehoekoverleg ofwel het IOVO (Integrale Openbare Orde en Veiligheidsoverleg).
Maatregelen bij overlastgevende groepen jongeren
Deze maatregelenlijst zal als draaiboek fungeren bij de aangewezen top-hangplekken en als een soort menukaart bij overige plekken.
1. Constatering van de overlast
Constatering van overlast door meldingen door bijvoorbeeld geregistreerde meldingen via de Buitenlijn, wekelijkse overzicht van overlastmeldingen van de politie, constatering door politie, jongerenwerker, wijkcoördinator, etc, signalen uit de buurt (brieven, mails, telefoontjes, buurtbijeenkomsten, overlegorganen).
Wijkzaken neemt contact op met politie, klager, omwonenden om een duidelijk beeld te krijgen van de groep en de mate van overlast. O.a. hoe groot is de groep en hoe is de samenstelling, waar komen de jongeren vandaan, op welke tijden en plekken zijn zij aanwezig, wat voor soort overlast.
Bureau Wijkzaken neemt contact op met wijkagent en jongerenwerker, die terugrapporteren.
VVH, Welzijn, Wijkzaken en politie maken veiligheidsprobleemanalyse bestemd voor de Kerngroep Veiligheid en het IOVO. De veiligheidsprobleemanalyse bestaat uit een probleemspecificatie, oorzaakanalyse, oplossingenverkenning en plan van aanpak.
De afdeling VVH stelt de veiligheidsprobleemanalyse op en belegt hiervoor een overleg/brainstorm met Welzijn, Wijkzaken en politie (KGV).
Behalve toezicht op de groep door politie, fungeert bureau Stadstoezicht als extra ogen en oren van politie en gemeente.
Bureau Wijkzaken meldt overlastlocaties bij Stadstoezicht en vraagt extra aandacht bij politie.
Indien het mogelijk is de overlast voor omwonenden te verminderen met fysieke maatregelen, deze zo snel mogelijk laten uitvoeren (b.v. verwijderen bankjes, plaatsen afvalbakken, verlichting aanpassen, snoeien, plaatsen hekken, plaatsen/verwijderen JOP, mosquito, e.d.).
Door middel van het verzenden van de brief groepsaansprakelijkheid worden de groepsleden (of hun ouders) gewezen op de (financiële) gevolgen die zij zullen ondervinden als de overlast aanhoudt.
De afdeling VVH verzorgt de correspondentie met betrokkenen over groepsaansprakelijkheid.
Om te beoordelen welke kosten in aanmerking komen voor verhalen van schade op de leden van de groep, dienen vernielingen te worden vastgesteld. Voor het vaststellen van de totale schade moeten ook het aantal ingezette uren worden berekend. De locatie moet regelmatig worden schoongemaakt en er moeten foto’s worden gemaakt van de situatie. Zolang de overlast duurt dient dit herhaaldelijk te gebeuren (o.a. naar aanleiding van meldingen).
Bureau Wijkzaken meldt bij bureau Groen en Reiniging de overlastlocaties met het verzoek deze te reinigen. In geval van vernieling zal bureau Wijkzaken deze vastleggen met foto’s en zonodig aangifte doen van vernieling bij de politie. Naar aanleiding van overlastmeldingen zal bureau Wijkzaken geregeld foto’s maken van de locatie.
8. Persoonlijke benadering ouders
Ook de ouders van de leden van de groep dienen te worden aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. In een gesprek met de ouders (indien mogelijk 1 op 1) dient aan de ouders duidelijk te worden gemaakt wat is geconstateerd, wat de gemeente doet en wat de verantwoordelijkheid van de ouders is).
De politie verzorgt de persoonlijke benadering van de ouders, na overleg met de afdeling VVH, wijkagent, wijkcoördinator en andere betrokkenen.
Repressief controleren voor een bepaalde tijd. Frequente controles en het uitschrijven van processen verbaal bij het vertonen van wangedrag. Verhalen kosten voor vernielingen, vervuiling e.d. Hierbij de omwonenden stimuleren om melding te blijven doen van overlastmomenten.
Mogelijke maatregelen die kunnen worden ingezet, afhankelijk van situatie:
Politie en Bureau Stadstoezicht
Politie en Bureau Stadstoezicht
Bureau Wijkzaken meldt bij leerplichtambtenaar
De afdeling VVH bereidt besluitvorming voor
Artikel 6:166 BW bepaalt dat indien een persoon van een bepaalde groep onrechtmatige schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade de leden van de groep had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, alle leden van de groep hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade. Dat wil zeggen dat een deelnemer aan de groep a aansprakelijk kan zijn voor de uit het groepsoptreden geresulteerde schade, ongeacht of hij die (zelf) mede veroorzaakt heeft. De beantwoording van de vraag wie de schade feitelijk precies heeft toegebracht is daarbij niet meer relevant. In beginsel geldt dat de leden van de groep onderling geijke delen in de schadevergoeding zullen moeten bijdragen.
De afdeling VVH zorgt voor de verzending van de brieven. De aansprakelijkheidstelling gebeurt door Juridische Zaken.
Artikel 2.10.1 Verblijfsontzeggingen: Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een middel van openbaar vervoer te bevinden op of aan doorde burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.
De afdeling VVH bereidt besluitvorming voor. Handhaving door politie en bureau Stadstoezicht.
Artikel 2.9.a. APV geeft aan dat de burgemeester overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, danwel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, kan aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. Op basis daarvan mag de politie mensen, bagage envervoersmiddelen controleren op (vuur)wapens en munitie.
De afdeling VVH bereidt besluitvorming voor. Handhaving door de politie.
Er is door de rechtbank per week 1 middag gereserveerd voor de behandeling van snelrechtzaken. De drempel is omlaag gebracht, er komen nu ook lichtere zaken in aanmerking. Kern van het snelrecht is dat verdachten die naar verwachting snel zullen recidiveren, in voorarrest worden gehouden tot aan de zitting bij de politierechter. Snelrecht kan niet worden toegepast op minderjarigen.
De politie stuurt personen die hiervoor in aanmerking komen door naar het OM.
Sinds februari 2008 kunnen criminele jongeren harder worden aangepakt. Als een jongere iets heeft gestolen, kan justitie voortaan zijn scooter of andere spullen afpakken en verkopen om met de opbrengst ervan de opgelegde geldboete te betalen. Deze maatregel maakt deel uit van de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen. De nieuwe wet is bedoeld om probleemjongeren aan te pakken en verschaft justitie en rechters meer mogelijkheden om jeugdige criminelen te bestraffen.
De rechter zal in voorkomende gevallen deze maatregel toepassen en de afdeling VVH zal dit waar nodig aansturen.