Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht van 7 mei 2013, 80E11656, inzake het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Economische Zaken in verband met de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. |
Citeertitel | Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Landelijk Gebied 2013 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | natuur en landschap, mandaten algemeen, bestuurlijke organisatie |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-10-2013 | 07-03-2015 | art. 4 | 08-10-2013 Provinciaal blad, 2013, 41 | 80EC5DF8 | |
22-06-2013 | 10-09-2012 | 16-10-2013 | nieuwe regeling | 07-05-2013 Provinciaal blad, 2013, 23 | 80E11656 |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht van 7 mei 2013, 80E11656, inzake het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Economische Zaken in verband met de inrichting en het beheer van het landelijk gebied
Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Commissaris van de Koning in de provincie Utrecht;
Ieder voor zover zij daartoe bevoegd zijn,
Gelet op de Wet inrichting landelijk gebied, de Regeling inrichting landelijk gebied, de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied provincie Utrecht 2006, de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht, de Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht, artikel 176, tweede lid, van de Provinciewet, de artikelen 10:3, 10:4 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek en de geldende raamovereenkomst/prestatieovereenkomst tussen de provincie Utrecht en DLG/BBL;
In dit besluit wordt verstaan onder: de directeur DLG/BBL: de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Economische Zaken, tevens zijnde directeur van het Bureau Beheer Landbouwgronden.
Artikel 2 Uitvoeren van werken, diensten en leveranties
De directeur DLG/BBL wordt volmacht en machtiging verleend, voor zover dit plaatsvindt ter uitvoering van een door de provincie verstrekte schriftelijke opdracht (instructie), om namens Gedeputeerde Staten respectievelijk de provincie Utrecht met betrekking tot de uitvoering van werken, diensten en leveranties inzake de inrichting en het beheer van het landelijk gebied:
De directeur DLG/BBL wordt volmacht en machtiging verleend, voor zover dit plaatsvindt ter uitvoering van een door de provincie of de hoofden van de programmabureaus Oost en West verstrekte opdracht (instructie), om namens Gedeputeerde Staten respectievelijk de provincie Utrecht of ten laste van door de provincie Utrecht beschikbaar gestelde middelen beslissingen te nemen, overeenkomsten aan te gaan en stukken te ondertekenen inzake aankoop, verkoop, ruil, beheer, ingebruikgeving en exploitatie van onroerende zaken.
De directeur DLG/BBL wordt mandaat en machtiging verleend om namens Gedeputeerde Staten beslissingen te nemen en stukken te ondertekenen inzake aangelegenheden als bedoeld in de volgende artikelen van de Wet inrichting landelijk gebied:
artikel 65, lid 6 en lid 7 (de ontvangst van bedenkingen alsmede de vaststelling van die bedenkingen en de uitnodiging aan partijen tot toezending van hetzij een akte van overeenstemming hetzij een door de griffier gewaarmerkt afschrift van een verzoekschrift aan de pachtkamer van de bevoegde rechtbank ter beslechting van het geschil);
De directeur DLG/BBL wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend:
tot het laten opmaken en namens Gedeputeerde Staten ondertekenen van een akte ter zake van de toewijzing van onroerende zaken als bedoeld in artikel 28, onderdeel a Wet inrichting landelijk gebied, een en ander voor zover het toewijzing betreft van onroerende zaken buiten het blok, als bedoeld in artikel 34, lid 1 Wet inrichting landelijk gebied;
Artikel 6 Lopende verplichtingen van vóór 2007
De directeur DLG/BBL wordt mandaat en machtiging verleend om namens Gedeputeerde Staten beslissingen te nemen en stukken te ondertekenen betreffende nakoming van de verplichtingen als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Regeling inrichting landelijk gebied voor zover deze verplichtingen voortvloeien uit de Landinrichtingswet.
Artikel 7 Vertegenwoordigen provincie in en buiten rechte; ondertekening
De directeur DLG/BBL wordt volmacht en machtiging verleend, zulks met recht volmacht te verlenen aan notariële medewerkers voor het passeren van notariële aktes, om namens de Commissaris van de Koning de provincie Utrecht in en buiten rechte te vertegenwoordigen voor zover het betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit dit besluit, mits zulks binnen de grenzen van dit besluit.
De directeur DLG/BBL wordt volmacht en machtiging verleend om Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in procedures tegen besluiten als bedoeld in artikel 22, lid 2, artikel 35, lid 1, artikel 41, lid 2 en artikel 44 Wet inrichting landelijk gebied en in procedures als bedoeld in artikel 70 Wet inrichting landelijk gebied en daarvoor de vereiste informatie en bescheiden toe te zenden aan de griffier van de betrokken rechtbank zoals bedoeld in artikel 69, lid 3 Wet inrichting landelijk gebied.
Artikel 8 Beslissingen op bezwaar
De beslissing op een tegen een besluit ingediend bezwaarschrift valt niet onder het mandaat als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6.
De bevoegdheid om op grond van dit besluit beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens Gedeputeerde Staten respectievelijk de Commissaris van de Koning.
Bij het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen als bedoeld in dit besluit neemt de directeur DLG/BBL de afspraken in de raamovereenkomst/prestatieovereenkomst tussen de provincie Utrecht en de Dienst Landelijk Gebied, waaronder begrepen het provinciale Handelingskader Onroerend goed en de Management overeenkomst subsidies in het kader van POP-2, in acht.
Ingetrokken wordt het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Dienst Landelijk Gebied van 1 februari 2011, nummer 2010INT264793.