Overheidsorganisatie | Provincie Zuid-Holland |
---|---|
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013) |
Citeertitel | Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | natuur en landschap, subsidies |
geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 01-07-2013 Provinciaal blad, 2013, 113 | dos |
Besluit van Gedeputeerde Staten van 18 juni van 2013 tot vaststelling van de Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013 (Prov. Blad 2013, nr. 113)
In deze regeling en de regels op grond van deze regeling, welke zijn opgenomen als bijlagen, voor zover daar niet anders bepaald, wordt verstaan onder:
a) aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Pb L 134/114).
b) agrobiodiversiteit: omvat alle vormen van biodiversiteit die gerelateerd zijn aan de landbouw: de genetische variatie binnen cultuurgewassen en landbouwhuisdieren, de productie-ondersteunende biodiversiteit (bodemleven, bestuivers enzovoort) en ten derde de biodiversiteit zoals die in alle andere ecosystemen aandacht krijgt: de wilde flora en fauna van landbouwgebieden.
c) afrondingskaart: door Gedeputeerde Staten vastgestelde kaart ter afronding van bestaande natuurgebieden.
d) Asv: de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013.
e) Awb: Algemene wet bestuursrecht.
f) Beeldkwaliteitplan Hollandsche IJssel: het plan vastgesteld door de Stuurgroep Hollandsche IJssel en vermeld in paragraaf 3.4.2 van het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010.
g) BOVK ILG: de Bestuursovereenkomst ILG 2007- 2013 tussen het Rijk en Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland.
h) beheerder: functionaris ter regeling, instandhouding en onderhoud.
i) EHS: Ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05 29 435, nr. 125) en zoals die voor het deel dat is gelegen 'op het land' (buiten de grote rijkswateren en Noordzee) door de provincie concreet is begrensd in de Verordening Ruimte (op 2 juli 2010 en met latere aanpassingen (van thans 23 februari 2011 en 29 februari 2012)
j) ILGmiddelen: middelen die aan de provincie ter beschikking zijn gesteld in het kader van de uitvoering en afronding van het ILGprogramma (Bestuursovereenkomst ILG 2007-2013), daaronder tevens begrepen de middelen die ingevolge een (bestuurs)akkoord met het Rijk ter uitvoering en afronding van het voormalige ILGprogramma zijn verstrekt.
k) jaarschijf: de middelen, die in een jaar nodig zijn voor de uitvoering.
l) landschapsbeheerorganisatie: zelfstandige publieke of private rechtspersoon zonder winstoogmerk, die als statutaire hoofddoelstelling heeft de instandhouding en zo mogelijk verhoging van natuur- en landschapswaarden (waaronder begrepen de cultuurhistorische waarden), door middel van het stimuleren van beheer en ontwikkeling van natuur en landschap, welk doel onder meer bereikt wordt door het bevorderen van vrijetijdsbesteding in en ten nutte van natuur- en landschapsbeheer.
m) Natura 2000: conform artikel 10a, eerste lid Natuurbeschermingswet aangewezen natuurgebied, voor zover dit binnen de provincie Zuid-Holland ligt.
n) Oeverplan Hollandsche IJssel: het plan vastgesteld door de Stuurgroep Hollandsche IJssel en vermeld in paragraaf 3.5.101 van het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010.
o) onderwaterdrainage: een drainagesysteem dat ingezet wordt om water in de bodem te infiltreren, door deze aan te leggen conform de gestelde aanlegeisen.
p) openbaar: voor het publiek vrij toegankelijk dan wel toegankelijk onder begeleiding van de beheerder;
q) PMjP: Provinciaal Meerjarenprogramma voor het landelijk gebied 2007 – 2013, zoals bedoeld in artikel 2.2 Wilg en zoals is vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland in juni 2007.
r) POP2: plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) nr. 1698/2005.
s) POP2-maatregel: Maatregelfiche zoals aangeduid in het POP2.
t) prioritaire gebieden: zijnde de gebieden; Midden-Delfland, Hoeksche Waard, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Krimpenerwaard, Boskoop/Reeuwijk, Wijk en Wouden en het Westelijk Plassengebied overeenkomstig de begrenzing zoals opgenomen in bijlage II van de subsidieregeling.
u) prioriteit 1 knelpunten: knelpunten zoals genoemd in Meerjarenprogramma Landelijke Routenetwerken wandelen en fietsen 2007-2013 (vastgesteld door de IPO-adviescommissies landelijk gebied en economie) alsmede de nadere uitwerking ervan in de Rapportage "0-meting" en het rapport Nulmeting basistoervaartnet Provincie Zuid-Holland van augustus 2006.
v) Proceskosten: de bestedingen of kosten die gemaakt worden voor het faciliteren van de samenwerking van partijen, de kadasterkosten bij kavelruil, kosten voor communicatie en monitoring
w) Rods: Recreatie om de Stad: provinciaal beleid dat tot doel heeft om het tekort aan voorzieningen voor dagrecreatie op te heffen en de groene ruimte toegankelijk te maken.
x) Robuuste Verbindingen: robuuste verbindingen, zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte
y) Rijk: de Minister van Economie, Landbouw en Innovatie
z) subsidieregeling: de Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland (SLG).
aa) termijnbetaling: In het kader van POP2 betaling op basis van een beschikking op grond van artikel 4:95 Awb op verzoek van de subsidieaanvrager naar rato van gemaakte en betaalde kosten, vooruitlopend op de subsidievaststelling.
bb) (terreinbeherende) natuurbeschermingsorganisatie: zelfstandige publieke of private rechtspersoon zonder winstoogmerk, die als statutaire hoofddoelstelling heeft: verwerving inrichting en/of beheer van openbare natuurgebieden behorende tot de EHS c.q. Robuuste verbindingen c.q. vallend onder de Vogel- en Habitat Richtlijn .
cc) TOP-gebieden: door Gedeputeerde Staten en het Rijk aangewezen prioritaire gebieden voor verdrogingbestrijding.
dd) verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.
ee) voet- en fietsveer: overzetveer dat in het bijzonder geschikt is voor het overzetten van voetgangers en fietsers, dat een belangrijke recreatieve functie vervult, in die zin dat het onderdeel is van, of aansluit op, de regionale recreatieve routestructuren, of een belangrijke ontsluiting vormt van het landelijk gebied en recreatiegebieden, en waarvoor geen acceptabele alternatieven bestaan.
ff) voorschot: betaling op basis van een beschikking op grond van artikel 4:95 Awb op grond van een inzichtelijk gemaakte (project)financieringsbehoefte, vooruitlopend op de subsidievaststelling.
gg) Wilg: de Wet inrichting landelijk gebied.
1. Gedeputeerde Staten kunnen boekjaarsubsidies verstrekken voor structurele activiteiten binnen het kader van het pMJP, de Beleidsvisie Groen of het Uitvoeringsprogramma Groen. ; 2. Gedeputeerde Staten kunnen voor projecten waarvan de activiteiten niet binnen één jaar kunnen worden verricht meerjarige projectsubsidie verstrekken voor:
a) activiteiten binnen het kader van het POP2;
b) activiteiten die passen binnen de doelen van het pMJP, de Beleidsvisie Groen of het Uitvoeringsprogramma Groen.
3. Voor zover de in het tweede lid genoemde subsidie kwalificeert als een steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de Wilg en niet bij of krachtens het EG-verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, in de van toepassing zijnde steunmodules.4. Ten aanzien van de inzet van provinciale en EU-subsidiemiddelen voor het thema vitaal platteland wordt prioriteit gegeven aan subsidiabele activiteiten in de prioritaire gebieden.5. Subsidie wordt slechts verstrekt:
a) voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;
b) als de begroting sluitend is;
c) indien er geen strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid en;
d) indien de uitvoering van de prestaties kostenefficiënt geschiedt.
1. Bij aanvragen waarvoor de indientijdvakken geregeld zijn in de subsidieregeling of een daarop gebaseerde regeling , beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na ontvangst van de aanvraag.2. Bij aanvragen waarvoor de indientijdvakken geregeld zijn in de subsidieregeling of een daarop gebaseerde regeling en sprake is van specifieke gevallen, zoals bij EU-cofinanciering, inschakeling van een commissie of waarnemingen ter plaatse, beslissen Gedeputeerde Staten uiterlijk 22 weken na ontvangst van de aanvraag.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor:
a) kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;
b) kosten die voortvloeien uit activiteiten die subsidiabel zijn in het kader van Programma Beheer of een opvolger daarvan;
c) verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;
d) kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;
e) kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;
f) kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;
g) kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;
h) kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;
i) exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.
Vervallen
1. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, aan de aanvrager een voorschot verstrekken als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte van het project heeft aangetoond.2. In totaal is het bedrag aan voorschot niet groter dan 50% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag in gevallen, wanneer kosten zijn gemaakt en betaald, aan de aanvrager een voorschot verstrekken als de aanvrager naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond en voor zover deze kosten nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.4. In totaal is het bedrag aan voorschot als bedoeld in lid 3 van dit artikel, niet groter dan 70% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.5. Bij een meerjarige subsidie wordt per jaar maximaal de jaarschijf uitgekeerd. De jaarschijven worden vastgesteld aan de hand van een meerjarenbegroting. De aanvrager kan 80% van de eerste jaarschijf aanvragen. Nadat Gedeputeerde Staten de tussenrapportage over het (eerste) jaar hebben ontvangen kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager op aanvraag de resterende 20% en 80% van het 2e jaar verstrekken.6. In afwijking van het bepaalde in leden 1 tot en met 5 , wordt voor POP2-projecten geen voorschot verstrekt voorafgaand aan het maken van kosten.
1. Gedeputeerde Staten kunnen, naar rato van gemaakte en betaalde kosten, een termijnbetaling verstrekken aan de aanvrager als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de daadwerkelijke kosten heeft aangetoond en voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een termijnbetaling in aanmerking zijn genomen.2. In totaal is het bedrag aan termijnbetalingen niet groter dan 80% van het maximaal te verstrekken subsidiebedrag.
1. De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.2. De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
Projecten worden op zichzelf gezien en in verhouding tot mogelijke andere projecten; zij worden afgewogen op hun betekenis voor het realiseren van de provinciale doelstellingen voor het landelijk gebied.
Vervallen
Vervallen
1. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:
a. alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;
b. bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.
2. Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een door hem op grond van de subsidieregeling dan wel op grond van een andere regeling ingevolge de subsidieregeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste twintig jaar nadat de betreffende subsidie is verleend.
1. De subsidieontvanger van een meerjarige aanvraag brengt jaarlijks schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.2. Op basis van een gemotiveerde aanvraag van de subsidieontvanger kunnen Gedeputeerde Staten eenmalig de periode binnen welke termijn de aangevraagde activiteiten hadden moeten zijn uitgevoerd verlengen ten maximale van de oorspronkelijke periode waarbinnen de activiteiten hadden moeten zijn uitgevoerd. 3. Het voorgaande lid heeft geen betrekking op POP2-projecten, deze worden binnen twee jaar na subsidieverlening afgerond.
Vervallen
1. De subsidieontvanger houdt minstens vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verstrekken van het bij of krachtens het bepaalde in lid 1 van dit artikel.
1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, van de Awb is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als de activiteiten door een ander worden overgenomen, als de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt en als de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.
In aanvulling op artikel 31 van de Asv kan de subsidieverlening of subsidievaststelling worden gewijzigd of worden ingetrokken voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn respectievelijk is met voor de provincie geldende verplichtingen uit wettelijke bepalingen, voorschriften of verplichtingen voortvloeiende uit een verdrag.
1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet door de partij aan wie de subsidie is toegekend, bij Gedeputeerde Staten worden ingediend uiterlijk op de laatste dag van de daarvoor aangegeven termijn.2. Indien de werkelijke subsidiabele projectkosten lager zijn dan de begrote subsidiabele projectkosten, dan zal de subsidie naar rato lager worden vastgesteld. Indien de werkelijke subsidiabele projectkosten hoger uitvallen dan de begrote subsidiabele projectkosten, wordt de subsidie niet naar rato naar boven bijgesteld; het in eerste instantie toegekende subsidiebedrag is bij de vaststelling tevens het maximum.3. De naar rato neerwaartse vaststelling van het subsidiebedrag vindt plaats als volgt: het in de subsidietoekenning toegekend bedrag is een percentage van de begrote subsidiabele projectkosten; voor de vaststelling van de subsidie wordt dit percentage ook toegepast op de werkelijke subsidiabele projectkosten. 4. In deze systematiek worden de eigen provinciale subsidies tezamen met de POP-2 subsidies betrokken.
1. Indien de subsidie is aan te merken als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid VwEU wordt de subisidie verleend met inachtneming van de volgende verordeningen,
a. verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun,
b. verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector,
c. verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”), of
d. verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001,
2. Indien sprake is van steun als bedoeld in het eerste lid onder a of b, overlegt aanvrager tevens een ondertekende verklaring als opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage V.
Voor zover voor activiteiten, op grond van de subsidieregeling of op grond van een regeling behorende bij deze regeling, welke in de bijlagen zijn opgenomen, subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten en op grond van een andere regeling of door andere overheden eveneens subsidie is verstrekt, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese voorschriften of de subsidie¬regeling, te voorkomen.
Met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze regeling is bepaald zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren.
Met betrekking tot de subsidieberekeningsmethodiek, rapportageverplichting en voorschotverlening bij boekjaarsubsidies zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze regeling zijn de artikelen 21 tot en met 23 van overeenkomstige toepassing.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende structurele activiteiten:
a. ondersteuning van vrijwilligersgroepen die zich inzetten voor beheer en ontwikkeling van natuur en landschap;
b. advisering, ondersteuning en bemiddeling op het vlak van beheer en ontwikkeling van natuur en landschap aan eigenaren en grondgebruikers;
c. voorlichting en educatie over beheer en ontwikkeling van natuur en landschap;
d. monitoring van de met de onder sub a tot en met c genoemde activiteiten beoogde effecten;
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.
3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, leiden tot een betere kwaliteit van natuur en landschap in Zuid Holland.
Subsidie als bedoeld in artikel 19 kan verstrekt worden aan landschapsbeheerorganisaties die uitsluitend gericht zijn op het grondgebied van Zuid-Holland.
Met ingang van het boekjaar 2013 kan worden bepaald dat de kosten van de in artikel 19 in het eerste lid sub a tot en met d genoemde subsidiabele activiteiten gedeeltelijk of geheel kunnen worden ingezet ten behoeve van transitiekosten, waarbij wordt aangegeven welke structurele activiteiten deels of in het geheel niet meer hoeven te worden uitgevoerd.
1. De subsidie wordt berekend door vermenigvuldiging van de in het activiteitenplan vermelde uren van de te subsidiëren activiteiten met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde uurtarief.2. De niet arbeidsgerelateerde kosten worden berekend op basis van de op dat moment werkelijk gemaakte kosten.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
Vervallen
Het voorschot voor subsidie bedraagt maximaal 50% van de verleende boekjaarsubsidie.
1. In afwijking van artikel 3 kan subsidie worden verstrekt voor zakelijke lasten en kosten van beheer, voorlichting en educatie. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, leiden tot een beter beheer van natuurterreinen.
Subsidie als bedoeld in artikel 24 kan verstrekt worden aan natuurbeschermingsorganisaties waarvan meer dan 95% van de bezittingen in Zuid-Holland is gelegen en waarbij de in Zuid-Holland gelegen bezittingen zijn verworven met een provinciale aankoopsubsidie of met toestemming van Gedeputeerde Staten zijn verworven, verkregen of in beheer en onderhoud zijn genomen.
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking;
a. zakelijke lasten waartoe in ieder geval behoren: waterschapslasten, onroerende zaakbelasting en toe te rekenen kosten beheersadministratie;
b. kosten inzake planning, monitoring recreatievoorzieningen, terreingerichte voorlichting en educatie, extern beheer.
2. Met ingang van het boekjaar 2013 kan worden bepaald dat de kosten van de in het eerste lid genoemde subsidiabele activiteiten gedeeltelijk of geheel kunnen worden ingezet ten behoeve van transitiekosten, waarbij wordt aangegeven welke structurele activiteiten deels of in het geheel niet meer hoeven te worden uitgevoerd en welke neerwaartse bijstelling dit eventueel tot gevolg heeft voor de normkosten.
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie als bedoeld in artikel 24, eerste lid verstrekken voor terreinen die niet of niet het gehele jaar openbaar toegankelijk zijn vanwege:
a) zwaarwegende natuurwetenschappelijke overwegingen waardoor openstelling ernstige afbreuk zou doen aan belangrijke natuurwaarden zoals de aanwezigheid van zeer kwetsbare vegetaties/diersoorten, of permanente aanwezigheid van apparatuur ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of terreinen die gebruikt worden voor belangrijk wetenschappelijk onderzoek;
b) de bescherming van de privacy van aanwonenden, waaronder afsluiten van een buffer rondom een huis ter voorkoming van inkijk/overlast bij de bewoners;
c) te hoge inrichtings-/beheerskosten voor voorzieningen gericht op openbare toegankelijkheid.
1. De kosten als genoemd in artikel 25a lid 1 onder a komen volledig voor subsidiering in aanmerking.2. Eens per vier jaar stellen Gedeputeerde Staten voor de kosten als genoemd in artikel 25 a lid 1 onder b, normkosten per eenheid (hectare of stuks) vast. Voor tussenliggende jaren wordt toegepast het CBS prijsindexeringcijfer voor alle huishoudens.3. Gedeputeerde Staten stellen het te verstrekken subsidiebedrag als volgt vast:
a. voor de te subsidiëren activiteiten waarvoor normkosten zijn vastgesteld door vermenigvuldiging van de relevante eenheid met de normkosten, waarbij nieuw aangekochte of in beheer genomen terreinen in de berekening als volgt meetellen:
- volledig, indien zij zijn verworven in het eerste kwartaal van het subsidiejaar;
- half, indien zij zijn verworven in het tweede en derde kwartaal van het subsidiejaar;
- niet, indien zij zijn verworven in het vierde kwartaal van het subsidiejaar;
b. voor de te subsidiëren activiteiten waarvoor geen normkosten zijn vastgesteld op basis van de op dat moment (wettelijk) geldende tarieven.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 19 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd om:
a. zijn terreinen te beheren en te onderhouden overeenkomstig de doelstellingen zoals beschreven in het beheersplan. Bij de vaststelling van de doelstellingen wordt in ieder geval de natuurdoeltypenkaart gehanteerd;
b. periodiek systematische informatie te verschaffen van de gegevens, zoals verkregen met de op grond van artikel 24, eerste lid sub b, gesubsidieerde activiteit;
c. de subsidieontvanger verleent medewerking aan de toetsing van de activiteiten als bedoeld in artikel 24 door middel van monitoring en inspectie van de terreinen;
d. in aanvulling op artikel 36 van de Asv reserveert de subsidieontvanger te veel ontvangen subsidie in een bestemmingsreserve terreinbeheer als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor exploitatiekosten van een voet- of fietsveer.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie3. De activiteit, als bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud van routeverbindingen ten behoeve van voetgangers en fietsers.
Subsidie als bedoeld in artikel 29 kan worden verstrekt aan gemeenten en stichtingen die als statutaire doelstelling hebben het behoud van het veer.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 29 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de exploitatie van het veer heeft gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een tekort vertoond;
b. in een periode van vijf jaren, voorafgaand aan de datum van de eerste aanvraag, is geen subsidie ontvangen uit hoofde van recreatieve voorzieningen en infrastructuur;
c. er zijn geen acceptabele alternatieven voor de veerverbinding;
d. de beide oevergemeenten leveren een financiele bijdrage aan de exploitatie van de veerdienst.
In aanvulling op artikel 34, tweede lid van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval:
a. een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikersgroepen;
b. de jaarrekeningen met toelichting van de veerexploitant over de afgelopen vier jaar;
c. een overzicht van de te nemen maatregelen om het exploitatietekort in de gevraagde subsidieperiode te verkleinen.
1. Aanvragen worden in behandeling genomen en beoordeeld in volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum dat de complete aanvraag en de gevraagde aanvullende informatie zijn ontvangen.2. in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, rangschikken Gedeputeerde Staten de aanvragen, indien het subsidieplafond door subsidieverstrekking dreigt te worden overschreden, zodanig, dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate deze in meerdere mate voldoet aan één of meer van de onderstaande aspecten:
a. een functie vervullen ten behoeve van het woon-, werk- of schoolverkeer;
b. een belangrijke maatschappelijke of sociale functie vervullen of;
c. een cultuurhistorische waarde hebben.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het nadelige exploitatieresultaat, doch niet meer dan € 20.000,00.
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag waarin in ieder geval is opgenomen een overzicht van het aantal per maand vervoerde reizigers en een evaluatie van de genomen maatregelen om het exploitatietekort te verkleinen.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ter uitvoering van het provinciale faunabeleid beschreven in het Beleidsplan Uitvoering Flora- en faunawet, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 17 december 2002. 2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie..3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, leiden tot een betere kwaliteit van natuur en landschap in Zuid Holland.
Subsidie als bedoeld in artikel 35 kan verstrekt worden aan de door Gedeputeerde Staten erkende Faunabeheereenheden in de provincie Zuid-Holland.
De volgende kosten komen in ieder geval voor subsidie in aanmerking:
a. Kosten van uitvoering van het faunabeleid;
b. Kosten in verband met het opstellen van een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. In afwijking van artikel 5 van de subsidieregeling kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot verstrekken van maximaal 100% van de verleende boekjaarsubsidie. 2. Het voorschot wordt per kwartaal en in termijnen van 25% uitbetaald.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van het proefproject ‘Boeren voor Natuur’ in polder Biesland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot het opdoen van ervaring en het testen van effectieve methoden om landbouw en natuur te verweven door middel van een gesloten mineralenbalans.
Subsidie als bedoeld in artikel 38 kan verstrekt worden aan de agrarische melkveehouder in de polder van Biesland in de gemeente Pijnacker-Nootdorp zoals bedoeld in het EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur van 27 juni 2006, Provinciaal Blad Zuid-Holland 2007-60.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 38 in aanmerking te komen wordt voldaan het vereiste dat het project voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in het EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur van 27 juli 2007, steunnummer N 58/05 en de door Gedeputeerde Staten gestelde nadere voorwaarden.
Gedeputeerde Staten stellen een normbedrag per hectare vast. Dit normbedrag is gebaseerd op de in artikel 40 genoemde EU-goedkeuringsbesluit Boeren voor Natuur.
1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verwerving van gronden ten behoeve van de Ecologische Hoofd Structuur.2. In bijlage V zijn regels opgenomen omtrent het onder lid 1 bepaalde, waarbij kan worden afgeweken van bepalingen van de subsidieregeling.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Bij beëindiging en liquidatie van de terreinbeherende natuurbeschermings-organisatie behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Vervallen
In aanvulling op artikel 10 van de Asv overlegt een terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie die een subsidie aanvraagt haar statuten aan Gedeputeerde Staten en stelt Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis van een statutenwijziging.
Vervallen
Voor een tegemoetkoming in de kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze regeling komen in aanmerking:
a) de kosten voor de aanleg van een nieuwe, kwalitatief hoogwaardige oever; noodzakelijke meerkosten ten opzichte van de aanleg van een oever die technisch of grondmechanisch volstaat, maar een lage esthetische kwaliteit bezit;
b) de kosten voor de aanleg van een nieuwe, natuurvriendelijke oever; noodzakelijke meerkosten ten opzichte van de aanleg van een oever die technisch of grondmechanisch volstaat, maar een lage natuurvriendelijkheid kent;
c) de kosten van een voorziening die een bestaande oever van een hogere esthetische waarde voorziet of een oever met een lage esthetische waarde aan het oog onttrekt door middel van camouflage.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Naast de in artikel 4:62 van de Awb voorgeschreven overzichten gaat het activiteitenplan in ieder geval vergezeld van:
a) de locatie van het werk;
b) een omschrijving van het werk;
c) tekeningen van het voorgestelde werk, minimaal bevattende een vooraanzicht en een
d) dwarsdoorsnede;
e) een gespecificeerde kostenraming van het werk;
f) een onderbouwing met betrekking tot de kwaliteit van de voorgestelde uitvoering.
1. Alvorens Gedeputeerde Staten beslissen over een aanvraag stellen zij de Stuurgroep Hollandsche IJssel in de gelegenheid advies uit te brengen over de aanvraag.2. Subsidies als bedoeld in artikel 59 worden uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen die een perceel in eigendom hebben dat grenst aan de Hollandsche IJssel.
In afwijking van het gestelde in artikel 8a, rangschikken Gedeputeerde Staten de aanvragen, indien het subsidieplafond door subsidieverstrekking dreigt te worden overschreden, zodanig, dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate deze in meerdere mate voldoet aan één of meer van de onderstaande aspecten:
a) de uitwerking volgens het Beeldkwaliteitplan en het Oeverplan Hollandsche IJssel;
b) het project past in de omgeving en sluit aan de naastgelegen oevers, de achterliggende zelling en overig land en;
c) de effectiviteit van de gekozen camouflerende oplossing.
De subsidieontvanger voltooit de activiteit waarvoor subsidie is verleend uiterlijk 2 jaar na de subsidieverlening.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor:
a) het uitvoeren van maatregelen tegen verdroging;
b) het uitvoeren van maatregelen tegen verzuring, vermesting, verzoeting, te voedselrijke bodem door voormalig landbouwkundig gebruik.
Subsidie als bedoeld in artikel 64 kan verstrekt worden aan terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, Staatsbosbeheer, waterschappen, terreinbeherende drinkwaterbedrijven, gemeenten en particuliere grondeigenaren. Overige ondernemers zijn uitgezonderd.
Voor subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 64 gelden de volgende begrenzingen:
a) de activiteiten als bedoeld in artikel 64, onder a moeten vallen binnen TOP-gebieden;
b) de activiteiten als bedoeld in artikel 64, onder b moeten vallen binnen Natura 2000 gebieden.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van maatregelen in gebieden behorend tot de ecologische hoofdstructuur (EHS).2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verhoging van de natuurwaarde in de betreffende gebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 69 kan verstrekt worden aan natuurlijke personen en rechtspersonen.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een controleverklaring.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten zoals vermeld in bijlage 1 bij deze regeling.
In afwijking van het gestelde in artikel 8a, rangschikken Gedeputeerde Staten de aanvragen, indien het subsidieplafond door subsidieverstrekking dreigt te worden overschreden, zodanig, dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate deze in meerdere mate voldoet aan één of meer van de onderstaande aspecten:
a) de aanvraag betreft het uitvoeren van uitvoeringsprojecten;
b) de aanvraag betreft meerdere soorten zoals vermeld in bijlage I;
c) de aanvraag betreft een gebied behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
1. Naast de in artikel 4:62 van de Awb voorgeschreven overzichten gaat het activiteitenplan in ieder geval vergezeld van:
a) een overzicht van het eigen aandeel in de kosten van het project, waarbij het aandeel ook kan bestaan uit een bijdrage in de vorm van een eigen arbeid;
b) een geografische kaart van het gebied waar te subsidiëren activiteiten moeten plaatsvinden;
c) een schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit betrekking heeft.
2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening een verplichting opleggen voor een te bepalen minimale instandhoudingstermijn voor duurzame voorzieningen.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet 1998.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 77 kan worden verstrekt aan de (erf)pachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes .
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 78 in aanmerking te komen moet de activiteit bijdragen aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten voor de in bijlage IV onder a tot en met c opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen in de betreffende gebieden;
b. de kosten voor de in bijlage IV onder d opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen voor zover in combinatie met een of meer van de in de in bijlage IV onder e genoemde pakketten.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.2. De hoogte van subsidie wordt berekend aan de hand van uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen en pakketten, gerelateerd aan het aantal hectares dat de aanvrager in beheer heeft. 3. De krachtens het tweede lid berekende hoogte van de subsidie wordt met ingang van een nader door GS vast te stellen tijdstip vastgesteld aan de hand van de dan vigerende tarievenlijst ten behoeve van agrarisch natuurbeheer van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag. 2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
1. Gedeputeerde Staten kunnen een meerjarige projectsubsidie verstrekken voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998. 2. GS kunnen een meerjarige projectsubsidie verstrekken voor activiteiten in het kader van beheer en monitoring van gebieden als bedoeld in artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998.
1. Subsidie als bedoeld in artikel 81, lid 1, kan worden verstrekt aan de eigenaar of (erf)pachter van percelen met het habitattype Veenmosrietland in het betreffende gebied (Nieuwkoopse Plassen & de Haeck). 2. Subsidie als bedoeld in artikel 81, lid 2, kan worden verstrekt aan de eigenaar, (erf)pachter of gebruiker van percelen in betreffende gebied (polder Oukoop).
1. De activiteiten moeten positief bijdragen aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen.2. Subsidiabele projectkosten zijn de kosten die redelijkerwijs niet ten laste van de eigenaar en de gebruiker behoren te komen.3. Subsidiabel zijn de projectkosten ten behoeve van de in het vierde respectievelijk vijfde lid opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen.4. Maatregelen Nieuwkoopse Plassen & de Haeck
a) Rietbeheer -1: zomermaaien Veenmosrietland, afvoeren van materiaal uit het gebied en verwerken van dat materiaal,
b) Rietbeheer - 2: Wintermaaien Veenmosrietland, afvoeren van materiaal uit het gebied en verwerken van dat materiaal,
5. Maatregelen Polder Oukoop
a) Beheermaatregelen die bijdragen aan het bereiken en behouden van het natuurdoel zoals is vastgelegd in het provinciale natuurbeheerplan 2012 middels beheertypen. De gewenste en voor vergoeding in aanmerking komende beheertypen betreft vochtig weidevogelgrasland, gemaaid rietveld en kruiden- en faunarijk grasland.
b) Monitoringswerkzaamheden.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele projectkosten. 2. De hoogte van subsidie wordt berekend aan de hand van de opgave van de aanvrager, waarin de aanvrager opneemt: uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen.3. De krachtens het tweede lid berekende hoogte van de subsidie wordt met ingang van een nader door GS vast te stellen tijdstip vastgesteld aan de hand van de dan vigerende tarievenlijst ten behoeve van natuurbeheer van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland.
1. Artikel 11, eerste lid onder a van de Asv is op de paragrafen 3.6A en 3.6B niet van toepassing. 2. Artikel 3, onder c is op de paragrafen 3.6A en 3.6B niet van toepassing
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidies verstrekken voor:
a) het opheffen van knelpunten in het landelijk fietsnetwerk;
b) de reconstructie van het landelijk fietsnetwerk;
c) het opheffen van knelpunten in het landelijk wandelnetwerk;
d) de reconstructie van het landelijk wandelnetwerk;
e) het opheffen van knelpunten in het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart.
Subsidie als bedoeld in artikel 82 kan verstrekt worden aan:
a) Stichting Wandelplatform-LAW (SLAW);
b) Stichting Landelijk Fietsplatform (SLF);
c) Stichting Recreatie Toervaart Nederland (SRTN);
d) Gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten;
e) Waterschappen.
1. Subsidie kan alleen worden verkregen voor het opheffen van knelpunten die beschreven staan in de knelpunteninventarisatie van 2006 (Meerjarenprogramma Landelijke Routenetwerken wandelen en fietsen 2007-2013 vastgesteld door de IPO-adviescommissies landelijk gebied en economie) alsmede de nadere uitwerking ervan in de Rapportage ‘0-meting’ en het rapport Nulmeting basistoervaartnet Provincie Zuid-Holland van augustus 2006.2. De activiteit moet leiden tot duurzame verbetering van de kwaliteit en/of de veiligheid van de netwerken;3. Prioriteit bij wandelen en fietsen wordt gegeven aan het oplossen van "prioriteit 1 knelpunten " op basis van het kwaliteitscriterium ‘veilig toegankelijk’.4. De activiteit moet zijn afgestemd met de relevante landelijke routeorganisaties SLAW, SLF en/of SRTN.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Gedeputeerde Staten beoordelen een aanvraag om subsidie binnen het deelprogramma Vitaal Platteland als bedoeld in de paragrafen 3.9 en 3.11 tot en met 3.25 op de in de leden 3 tot en met 5 opgenomen toetsingscriteria.2. Aan de criteria a. tot en met e. en g. tot en met h. wordt een score toegekend van maximaal 5 punten. Aan criterium f. wordt een score toegekend van maximaal 10 punten. 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 8a, worden de aanvragen zodanig gerangschikt, dat de aanvraag met de hoogste score bovenaan komt te staan. Projecten die minder dan 25 punten scoren worden afgewezen. 4. De toetsingscriteria zijn als volgt: De ligging van het project
a) in een van de gebieden zoals genoemd in artikel 1, sub j (prioritaire gebieden).
b) De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de in het pMJP gedefinieerde doelen en prestaties (doelgerichtheid).
c) De mate waarin het projectvoorstel andere activiteiten waaraan vanuit het pMJP wordt bijgedragen, versterkt, zodat een integrale bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van het landelijk gebied (integraliteit).
d) De mate waarin het project het resultaat is van samenwerking tussen overheden, organisaties en bedrijven (samenwerking).
e) De mate waarin de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat het project voorziet in een maatschappelijke behoefte (marktgerichtheid).
f) Projecten die zijn opgenomen in een regionaal uitvoeringsprogramma voor een prioritair gebied kunnen maximaal 10 punten scoren wanneer het uitvoeringsprogramma aan de volgende randvoorwaarden voldoet:
- het programma heeft betrekking op de doelen zoals genoemd in het pMJP en het POP2, in onderlinge samenhang;
- het programma bevat een raming van de kosten en geeft inzicht in de financiering;
- het programma heeft betrekking op een meerjarige periode, bij voorkeur tot 2013;
- het programma beschrijft de organisatie van de uitvoering alsmede de wijze waarop wordt gerapporteerd over de uitvoering;
- het programma is of wordt goed gekeurd door of namens het college van Gedeputeerde Staten.
g) De mate waarin de aanvrager(s) zelf uitdrukken gewicht te hechten aan het project door bereidheid om eigen financiële bijdragen te leveren (omvang eigen financiering).
h) De mate waarin het project gereed is voor onmiddellijke realisatie (uitvoeringsgereedheid).
1. Subsidie kan worden verstrekt voor aanleg en inrichting van een wandelroute gelegen in het landelijk gebied in Zuid Holland.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere toegankelijkheid van het landelijk gebied in Zuid-Holland voor wandelaars.
Subsidie, als bedoeld in artikel 86a wordt verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 86a in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de wandelroute is opgenomen in het vigerende Wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010 - 2020 en als zodanig aangegeven op de provinciale kaart;
b. de wandelroute is gelegen buiten de bebouwde kom van gemeenten in Zuid-Holland;
c. het beheer en onderhoud van de wandelroute is door de aanvrager duurzaam geregeld;
d. de toegankelijkheid van de route voor wandelaars wordt duurzaam vastgelegd zonder dat de wandelaar daarvoor moet betalen;
e. ingeval seizoenbeperkingen in de toegankelijkheid op de route voor wandelaars van toepassing is of zal worden dient dit noodzakelijk te zijn uit oogpunt van natuurbeheer. Dit wordt bij de aanvraag aangegeven en gaat vergezeld van een advies van een onafhankelijke natuurbeheerdeskundige;
f. routemarkering wordt uitgevoerd met de provinciale geel rood-geel markering;
g. indien paden anders worden uitgevoerd dan onverhard of half-verhard wordt deze afwijking in de aanvraag beargumenteerd, en
h. er kan geen gebruik worden gemaakt van inrichtingssubsidie in het kader van Recreatie om de Stad- of Ecologische Hoofd Structuurprojecten danwel uit andere provinciale programma's.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. voorbereidingskosten tot een maximum van 10 % van de kosten voor aanleg en inrichting;
b. de kosten van vestiging van een recht van overpad;
c. voorlichting- en promotiekosten verband houdende met de ingebruikname van de route.
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
a. aankoopkosten van grond;
b. kosten voor beheer en onderhoud.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100 % van de subsidiabele aanleg- en inrichtingskosten.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2.Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
2. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een controleverklaring.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor beheer en onderhoud van wandelpaden over boerenland, inclusief kleinschalige inrichtingsmaatregelen ten behoeve van deze wandelpaden.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere toegankelijkheid van het landelijk gebied in Zuid-Holland voor wandelaars.
Subsidie, als bedoeld in artikel 87, wordt uitsluitend verstrekt aan eigenaren of pachters van gronden.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 87 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. op de gronden rust een agrarische bestemming;
b. het project wordt voor een periode van ten minste zeven jaar in stand gehouden, hiertoe wordt een overeenkomst aangegaan;
c de route, waarvan het boerenlandpad deel uitmaakt dient wezenlijk bij te dragen aan wandelmogelijkheden in de regio;
d. het boerenlandpad moet in alle seizoenen begaanbaar zijn;
e. het boerenlandpad mag maximaal 3 maanden per jaar gesloten zijn;
f. de route wordt openbaar gemaakt door middel van een folder en website.
1. De subsidie bedraagt € 0,45 per strekkende meter per jaar. 2. De subsidie ten behoeve van kleinschalige inrichtingsmaatregelen betreft 100% van de subsidiabele kosten.
1. Artikel 11, eerste lid onder a van de Asv is op paragraaf 3.8B niet van toepassing. 2. Van de algemene bepalingen van de subsidieregeling zijn op de paragraaf 3.8A en 3.8 B niet van toepassing: artikel 2 lid 4, artikel 3, sub c en artikel 4 lid 1 sub b. 3. GS kunnen ten aanzien van de openstelling nadere eisen stellen.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag. 2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verlenen voor het uitvoeren van pilots (proefprojecten) ter bevordering van de (functionele) agrobiodiversiteit.
Subsidie als bedoeld in artikel 92 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 111.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 111, onderdeel c demonstratieprojecten zijn onverkort van toepassing.
1. De POP2-maatregel 111, onderdeel c demonstratieprojecten is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden .
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw genoemd in POP2-maatregel 125 (Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw) voor zover deze betrekking hebben op:
a) verbetering van de verkaveling/de ligging van de landbouwkavels ten opzichte van elkaar;
b) verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen.
Subsidie als bedoeld in artikel 94 kan op aanvraag verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 125.
1. Artikel 11, eerste lid onder a van de Asv is op paragraaf 3.10 niet van toepassing.2. De voorwaarden als genoemd in POP2-maatregel 125 zijn van toepassing op de activiteiten genoemd in artikel 94. 3. In bijlage III zijn regels opgenomen omtrent de activiteiten uit POP2-maatregel 125, genoemd in artikel 94, onder a en b.
1. De POP2-maatregel 125 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is ten hoogste gelijk aan de gezamenlijke bijdrage van nationale overheden. 3. De nationale overheidsbijdrage wegens de benodigde cofinanciering komt volledig voor rekening van de provincie bij activiteiten die zijn opgenomen in de regels als genoemd in artikel 96, lid 3. 4. Gedeputeerde Staten kunnen, bij activiteiten die niet zijn opgenomen in de regels als genoemd in artikel 96, lid 3, in uitzonderlijke gevallen besluiten de nationale overheidsbijdrage geheel of gedeeltelijk alsnog te voldoen uit provinciale middelen.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 216, onderdeel A2, andere agromilieudoelstellingen en onderdeel A3, Niet-productieve investeringen in het kader van de nieuwe uitdagingen voor waterbeheer.
Subsidie als bedoeld in artikel 97 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 216, onderdeel A2 en onderdeel A3.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 216, onderdeel A2 en onderdeel A3 zijn onverkort van toepassing.
1. De POP2-maatregel 216, onderdelen A2 en A3 zijn onverkort van toepassing. 2. Voor onderdeel A2 is de Europese bijdrage vanuit POP2 gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden.3. Voor onderdeel A3 is de Europese bijdrage vanuit POP2 75% van de subsidiabele kosten.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 311 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten) en 311b (hernieuwbare energie), zijnde activiteiten die als doel hebben bij te dragen aan de verbreding van de plattelandseconomie en het multifunctioneel gebruik van het platteland en die als doel hebben het genereren van aanvullende of alternatieve inkomstenbronnen uit activiteiten rond hernieuwbare energie.
Subsidie als bedoeld in artikel 98 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 311 en 311b.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 311 en 311b.
1. De POP2-maatregelen 311 en 311b zijn onverkort van toepassing. 2. Voor maatregel 311 is de Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Voor maatregel 311b is de Europese bijdrage vanuit POP2 75% van de subsidiabele kosten. De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties wordt voldaan.4. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 312 (steun voor de oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemingen), met als doel de ontwikkeling van nieuwe of bestaande bedrijvigheid (niet zijnde landbouwbedrijvigheid) in het landelijk gebied gelet op de afname van het aantal arbeidsplaatsen in de landbouwsector.
Subsidie als bedoeld in artikel 103 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in de POP2-maatregel 312.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 312
1. De POP2-maatregel 312 is onverkort van toepassing. 2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan. 3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 313 (bevordering van toeristische activiteiten) zijnde de verbetering van de recreatieve infrastructuur, de toegankelijkheid van het platteland en versterking van de economische positie van recreatie en toerisme en de werkgelegenheid.
Subsidie als bedoeld in artikel 108 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in de POP2-maatregel 313.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 313 en dient aan te sluiten bij bestaande infrastructuur van routenetwerken.
1. De POP2-maatregel 313 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten genoemd in POP2-maatregel 321(Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking) en 321b. (Hernieuwbare energie), zijnde activiteiten die als doel te hebben het verbeteren van basisvoorzieningen voor het ondersteunen van instanties, organisaties en samenwerkings-verbanden die basiszorg aanbieden voor de plattelandseconomie en –bevolking en die als doel hebben het verbeteren en oprichten van basisvoorzieningen rond hernieuwbare energie.
Subsidie als bedoeld in artikel 113 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in de POP2-maatregel 321.
1. De POP2-maatregelen 321 en 321b zijn onverkort van toepassing.2. Subsidie onder de POP2-maatregelen 321 en 321b kan slechts worden verstrekt indien co-financiering door een andere overheid dan de provincie plaatsvindt.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 322 (Dorpsvernieuwing en ontwikkeling), met als doel het verbeteren van de ruimtelijk fysieke kwaliteit van de dorpen en het woon-, werk- en leefklimaat in het landelijk gebied.
Subsidie als bedoeld in artikel 117 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 322.
1. De POP2-maatregel 322 is onverkort van toepassing.2. Subsidie onder POP2-maatregel 322 kan slechts worden verstrekt indien co-financiering door een andere overheid dan de provincie plaatsvindt.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 323 (Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed) voor zover deze betrekking hebben op:
a) pestbosjes in de topgebieden van de provinciale cultuurhistorische hoofdstructuur,
b) als eendenkooi, dijkwiel, eeuwkant of rietheuvel aangeduide elementen die voorkomen in de topgebieden van de provinciale cultuurhistorische hoofdstructuur, of
c) de opstelling van beschermings- en beheersplannen met betrekking tot Natura 2000-gebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 121 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 323.
1. De POP2-maatregel 323 is onverkort van toepassing voor zover deze betrekking heeft op de in artikel 121 genoemde activiteiten.2. De activiteit dient niet subsidiabel te zijn in het kader van de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer of van paragraaf 3.29 van de subsidieregeling.
1. De POP2-maatregel 323 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 341 (verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie), met als doel het bevorderen van vaardigheden om lokale ontwikkelingsstrategieën in niet Leadergebieden tot uitvoering te brengen en om de vakkundigheid en dynamisering te ondersteunen.
Subsidie als bedoeld in artikel 126 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 341.
Alle voorwaarden zoals vermeld in POP2-maatregel 341.
1. De POP2-maatregel 341 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 411 (concurrentievermogen).
Subsidie als bedoeld in artikel 131 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 411.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 411.
1. De POP2-maatregel 411 is onverkort van toepassing.2.De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 412 (milieu/landbeheer).
Subsidie als bedoeld in artikel 136 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 412.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 412.
1. De POP2-maatregel 412 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 413(leefkwaliteit/diversificatie).
Subsidie als bedoeld in artikel 141 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 413.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 413.
1. De POP2-maatregel 413 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2-maatregel 421 (uitvoering van samenwerkingsprojecten).
Subsidie als bedoeld in artikel 146 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 421.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 421.
1. De POP2-maatregel 421 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor alle activiteiten zoals vermeld in POP2- maatregel 431 (beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en dynamisering van het gebied).
Subsidie als bedoeld in artikel 151 kan verstrekt worden aan de begunstigde(n) zoals genoemd in POP2-maatregel 431.
Alle voorwaarden genoemd in POP2-maatregel 431.
1. De POP2-maatregel 431 is onverkort van toepassing.2. De Europese bijdrage vanuit POP2 is gelijk aan de bijdrage van de gezamenlijke nationale overheden (provincie, gemeenten, waterschappen, etc.). De provincie hanteert hierbij het uitgangspunt dat zij in de prioritaire gebieden maximaal de helft van de nationale overheidsbijdrage bijdraagt uit provinciale middelen. In de niet-prioritaire gebieden draagt de provincie niet bij uit eigen middelen en dient de nationale overheidsbijdrage volledig door publieke organisaties te worden voldaan.3. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag gemotiveerd afwijken van de voorwaarden zoals gesteld in lid 2 van dit artikel.
Vervallen
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor de verhoging van de vitaliteit van het platteland en het bevorderen van de diversificatie van de economische bedrijvigheid, door middel van de ondersteuning van regionale initiatieven tot het ontwikkelen van (een systeem van) groenblauwe diensten, aansluitend bij de catalogus Groenblauwe diensten, zoals:
a) onderzoek naar regionale prioriteiten;
b) de voorbereiding van regionale implementatie;
c) het organiseren van gebiedsprocessen.
Subsidie als bedoeld in artikel 156 kan verstrekt worden aan:
a) gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen;
b) waterschappen;
c) belangenorganisaties voor de agrarische en recreatieve sector.
Subsidie wordt alleen verstrekt in prioritaire gebieden.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten ter uitvoering van de vastgestelde uitvoeringsprogramma's Nationale Landschappen: Groene Hart, Hoeksche Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Subsidie als bedoeld in artikel 161 kan verstrekt worden aan:
a) regionale samenwerkingsverbanden verantwoordelijk voor de opstelling en uitvoering van het Uitvoeringsprogramma;
b) waterschappen;
c) gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen;
d) overige natuurlijke en rechtspersonen, met uitsluiting van individuele agrarische ondernemers.
De activiteiten dienen te passen binnen een van de door het Rijk goedgekeurde uitvoeringsprogramma’s; Nationaal landschap voor Groene Hart, Hoeksche Waard of Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een pilot dat op voordracht van provincie is gehonoreerd door het Rijk, waaronder in ieder geval de pilot functionele akkerranden en bodembiodiversiteit Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot bevordering van de agrobiodiversiteit.
Subsidie als bedoeld in artikel 166 wordt uitsluitend verstrekt aan waterschappen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 166 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de pilot is vernieuwend ten opzichte van voorgaande pilots;
b. de pilot is bottom-up opgezet;
c. er is voorzien in een adequate monitoring van de te realiseren doelen;
d. de aanvrager draagt zelf ten minste 30% van de subsidiabele kosten.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor het opstellen en of het uitvoeren van een regionaal uitvoeringsprogramma zoals bedoeld in artikel 86.
Subsidie als bedoeld in artikel 171 kan verstrekt worden aan:
a) waterschappen;
b) gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsorganen;
c) overige natuurlijke en rechtspersonen, met uitsluiting van individuele agrarische ondernemers.
De projectsubsidie wordt per prioritair gebied maximaal éénmaal verstrekt in de periode 2007 - 2013.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Gedeputeerde Staten kunnen projectsubsidie verstrekken voor activiteiten die in het bijzonder gericht zijn op versterking van lokaal en regionaal ondernemerschap in het landelijk gebied.
Subsidie als bedoeld in artikel 175, kan verstrekt worden aan publieke en private organisaties, met uitsluiting van private ondernemingen.
Projecten komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij voldoen aan de volgende kenmerken:1. de activiteiten zijn gericht op het bevorderen, starten en ontwikkelen van vormen van ondernemerschap die bijdragen aan het verbeteren van het voorzieningenniveau in het landelijk gebied;2. de activiteiten vinden plaats in de volgende gebieden: Krimpenerwaard, Goeree-Overflakkee, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Gouwe Wiericke (voor de begrenzing wordt verwezen naar de kaart met prioritaire gebieden in bijlage II);3. de activiteiten zijn het resultaat van samenwerking tussen meerdere partijen;4. alleen projecten met een budget van € 100.000,- of hoger komen in aanmerking voor een subsidie;5. het project heeft breed draagvlak bij bestuurlijke en maatschappelijke partijen alsmede betrokkenheid en participatie van (organisaties van) burgers en bewoners, en;6. opgedane kennis en ervaring van het project moet actief beschikbaar worden gesteld aan derden.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele projectkosten.
Voor subsidie krachtens dit artikel komen de volgende kosten in aanmerking:1. kosten ten behoeve van kennisvergaring in de vorm van scholing, training of voorlichting;2. kosten van het (doen) opstellen van adviezen;3. kosten van het opzetten en uitvoeren van demonstratieprojecten (pilots) en best practices;4. kosten van het (doen) uitvoeren van onderzoek;5. kosten van het opstellen van uitvoeringsprogramma's.
1. Aanvragen kunnen jaarlijks bij Gedeputeerde Staten worden ingediend gedurende de tijdvakken:
- van 1 juli tot en met 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd;
- van 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd tot en met de laatste dag van februari van het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.
2. Met inachtneming van het eerste lid wordt een aanvraag ingediend voor het tijdstip van aanvang van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
1. Artikel 11, eerste lid, onderdeel a van de Asv is niet van toepassing op deze subsidieparagraaf.2. De volgende artikelen van deze subsidieregeling zijn niet van toepassing op deze paragraaf: artikelen 2, vierde lid, 3, onderdeel i, 4 eerste lid, onderdeel b en 5.
1. GS kunnen projectsubsidie verstrekken voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap aangevuld met de provinciale pakketten die behoort bij de Subsidieregeling Natuur en Landschap, zoals die van kracht zijn 6 weken voor het begin van de aanvraagperiode.2. De subsidieontvanger dient het landschapselement te onderhouden volgens de beheervoorschriften die voor dat element opgenomen zijn in de Index Natuur en Landschap aangevuld met de provinciale pakketten.3. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie wanneer in het eerste jaar van de periode waarvoor men aanvraagt, niet daadwerkelijk is voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap.4. Een aanvrager die meerdere elementen onderhoudt, vraagt gelijktijdig voor alle elementen gezamenlijk subsidie aan, waarbij voor ten minste één element in het eerste jaar van de aangevraagde periode, daadwerkelijk onderhoud is voorzien.5. Gedeputeerde Staten weigeren een subsidie indien de subsidie niet meer bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar. Voor de berekening ten behoeve van deze drempel worden subsidies voor meerdere landschapselementen opgeteld.6. De subsidie wordt toegekend voor een periode van 6 jaar.
De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 175g bedraagt de subsidie maximaal het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6.
1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie als bedoeld in deze paragraaf uitsluitend verstrekken aan:
a) een natuurlijke persoon die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is, die de grond niet gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf.
b) een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent, en die c.q. dat krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is, één en ander uitsluitend voor zover het betreft zandwallen/ schurvelingen en landschapselementen op gronden die aansluitend gelegen zijn rondom de woning en de stallen (het erf), met inbegrip van de ontsluiting naar de openbare weg.
1. Gedeputeerde Staten nemen een aanvraag slechts in behandeling, wanneer deze is voorzien van een ingevuld en ondertekend advies van de stichting Landschapsbeheer Zuid-Holland middels het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde formulier.2. Aanvragen kunnen worden ingediend als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling, gedurende de periode met ingang van 16 november tot en met 15 januari daarop volgend. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de openstelling.3. Aanvragen kunnen worden ingediend als GS hebben besloten tot openstelling, gedurende de periode met ingang van 16 november tot en met 15 januari daarop volgend. In aanvulling van het in lid 1 bepaalde kunnen GS bij het besluit tot openstelling tevens de tarieven vaststellen alsook de voorrang van honorering.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 van de subsidieregeling:
a) kunnen Gedeputeerde Staten, vooruitlopend op de subsidievaststelling, op aanvraag een voorschot verlenen van maximaal 100%, dat jaarlijks voor 1/6 deel wordt uitbetaald.
b) verlenen Gedeputeerde Staten het in het eerste lid bedoelde voorschot slechts nadat de subsidieontvanger bij Gedeputeerde Staten na het eerste onderhoud een tussentijds verslag in de vorm van een “eigen verklaring” heeft ingediend ter verantwoording van het uitgevoerde werk.
c) is de subsidieontvanger verplicht om na elke afgesproken onderhoudsronde een “eigen verklaring” in te dienen.
2. De subsidieontvanger dient uiterlijk 26 weken na afloop van de subsidieperiode bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie. Bij die aanvraag moeten alle “eigen verklaringen”, voor zover niet reeds in bezit bij Gedeputeerde Staten, worden gevoegd van al het uitgevoerde werk over de voorbije periode van 6 jaren.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ter uitvoering van afspraken tussen het Rijk en de provincie Zuid-Holland in het Onderhandelingsakkoord “Decentralisatie Natuur”, ter opvolging van de bestuursovereenkomst ILG 2007-2013 tussen het Rijk en de provincie Zuid-Holland.2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot afronding van projecten als genoemd in de (gewijzigde) bestuursovereenkomst ILG en het Onderhandelingsakkoord “Decentralisatie Natuur” .
Subsidie, als bedoeld in artikel 175l, wordt uitsluitend verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 11, 1e lid, onder a tot en met d van de Asv is op deze paragraaf niet van toepassing.
1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 175l komen uitsluitend in aanmerking de volgende door het Rijk geïnitieerde (deel)projecten in het kader van:
a. FES/Nota Ruimte, Greenports
b. FES/Synergiegelden Water
c. Motie Koopmans-Koppejan/Greenports
d. Glassanering en –innovatie/Midden Delfland en Zuidplaspolder
e. FES/Nota Ruimte Westelijke Veenweiden/Nieuwkoop en omgeving
f. FES/Nota Ruimte Westelijke Veenweiden/Krimpenerwaard
g. FES/Nota Ruimte Westelijke Veenweiden/Gouwe Wiericke
h. FES/Mooi en Vitaal Delfland-Poelzone
i. FES/Mooi en Vitaal Delfland-Oostland Groenzone
j. Restant Groenakkoord
k. IODS
2. In paragraaf 3.31 zijn regels opgenomen ter uitwerking van het onder lid 1, sub e, f en g bepaalde.
1. Subsidie kan worden verleend ten bedrage van maximaal het bedrag dat door het Rijk aan de provincie ter beschikking is gesteld ter uitvoering van hetgeen is overeengekomen voor de betreffende activiteit/het betreffende (deel)project in de (gewijzigde) Bestuursovereenkomst ILG, het Onderhandelingsakkoord “Decentralisatie Natuur” dan wel voortvloeiend daaruit. 2. Op het toe te kennen bedrag als bepaald in het eerste lid kan een indexering conform het CBS prijsindexeringcijfer voor alle huishoudens worden toegepast.3. Het te verlenen bedrag als bepaald in het eerste lid kan met maximaal 5% worden gekort ten behoeve van door de provincie gemaakte en te maken proceskosten. 4. Subsidie wordt slechts verleend voor zover de (ILG-)middelen daadwerkelijk aan de provincie ter beschikking zijn gesteld voor dit doel.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst. 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. Deze paragraaf is een uitwerking van het bepaalde in artikel 175n, eerste lid, sub e, f, en g.2. Artikel 11, 1e lid, onder a tot en met d van de Asv is op deze paragraaf niet van toepassing.
Het in deze paragraaf bepaalde heeft tot doel de aanleg van onderwaterdrainage in het veenweidegebied te stimuleren, als onderdeel van een grootschalige proef met de volgende doelen:
a. toetsen van de uitkomsten van modelonderzoeken en kleinschalige praktijkproeven;
b. ervaring opdoen met de implementatie van een onderwaterdrainage-regeling in de praktijk;
c. vertragen van de bodemdaling in veenweidegebied.
In aanvulling op artikel 175m kan subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.
De subsidie wordt verstrekt voor de aanlegkosten van onderwaterdrainage.
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de aanlegkosten van onderwaterdrainage, tot maximaal € 0,50 per meter drain en maximaal € 1000 per ha.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 175n, eerste lid, sub e, f of g in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. het gebied of perceel heeft een omvang van ten minste 3 ha en ten hoogste 15 ha; en
b. de maatregelen die met de subsidie worden uitgevoerd, zijn voor 31 december 2014 gerealiseerd.
c. het gebied of perceel staat aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage VI. als:
- een van de gebieden die bodemdaling gevoelig zijn, zoals ‘globaal’ aangewezen in de Provinciale Structuurvisie, of
- een van de veenweide-pactgebieden Krimpenerwaard, Gouwe-Wiericke en Nieuwkoopse Plassen, waarvoor businesscases zijn opgesteld te betreffen, of - een van de percelen te betreffen die door de hoogheemraadschappen Schieland en Krimpenerwaard, Rijnland en De Stichtse Rijnlanden op de kaarten op het Zuid-Hollandse grondgebied zijn aangewezen, als locaties waar de aanleg van onderwaterdrainage een verantwoord risico is en/of effect heeft op het watersysteem (zie bijlage VI).
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten van onderwaterdrainage voor subsidie in aanmerking:
a. de onderwaterdrainage wordt aangelegd in blijvend grasland;
b. de onderwaterdrainage voldoet aan de volgende technische aanlegeisen, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage VI.a:
- drooglegging is maximaal 60 cm + minimaal 30 cm, t.o.v. zomerpeil;
- bovenkant drain is minimaal 15 cm + maximaal 25 cm onder slootpeil, ten opzichte van . zomerpeil;
- bovenkant drain is minimaal 45 cm -maaiveld + maximaal 75 cm-mv;
- drainafstand is maximaal 6 m; .
- drains die ongeveer parallel langs een sloot liggen, moeten op minimaal 6 m afstand van de sloot liggen, om te voorkomen dat deze de sloot leegtrekken;
- drainlengte mag maximaal 300 m zijn, omdat te lange drains niet functioneren;
- draindiameter is minimaal 6 cm;
- drains voldoen aan de geldende wettelijke regels;
c. onderwaterdrainage als bedoeld in deze paragraaf, wordt benut voor zowel landbouwkundige bedrijfsvoering als voor onderzoeksdoeleinden in het kader van deze grootschalige proef;
De Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2012, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 23 oktober 2012 en gepubliceerd in het Provinciaal Blad, nummer 140 op 24 oktober 2012, wordt ingetrokken.
Ten aanzien van het nemen van besluiten betreffende subsidies die zijn aangevraagd voor de inwerkingtreding van dit besluit, alsmede voor daaruit voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen blijven de bepalingen van toepassing zoals die golden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
1. Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2013 .2. Onverlet het in het eerste lid van dit artikel bepaalde:
a werken de artikelen 5, 6, 8 en 96, eerste lid, terug tot en met 1 januari 2010.
b werkt artikel 175j terug tot en met 1 januari 2012.
c werkt artikel 175k terug tot en met 16 november 2010.
d werkt artikel 10 terug tot en met 1 januari 2011.
e werken de artikelen 19 en 24 terug tot en met 1 juli 2012.
f werken de artikelen 175l tot en met 175n terug tot en met 30 augustus 2011.
g vervalt artikel 19, eerste lid, onder b per 1 januari 2014.
3. Onverlet het in het tweede lid van dit artikel bepaalde: vervallen de paragrafen 2.1 en 2.2 met de daarin opgenomen artikelen per 1 juli 2014.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Landelijk Gebied Zuid-Holland 2013.
Den Haag, 1 juli 2013
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland J. FRANSSEN, voorzitter
Mw. drs. J.A.M. HILGERSOM, secretaris
AlgemeenOp 1 juli 2013 treedt de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv) in werking. Dit brengt met zich mee dat op dat moment de huidige subsidieregelingen die nog gebaseerd zijn op de huidige algemene subsidieverordening hun werking verliezen. Daarom moeten alle subsidieregelingen die hun werking vanaf 1 juli 2013 moeten behouden opnieuw worden vastgesteld en bekendgemaakt. De subsidieregeling landelijk gebied is in deze versie nog slechts in beperkte mate aangepast aan de Asv. Deze aanpassingen hebben betrekking op de invoering van het uniform subsidiekader (USK *) dat ten grondslag ligt aan de Asv en de strikt noodzakelijke aanpassingen om strijd tussen de Asv en deze subsidieregeling te voorkomen. De reden hiervoor is dat op dit moment nog volop wordt gewerkt aan het opstellen van de integrale herziening van de Subsidieregeling landelijk gebied (Slg) waarin de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen 2012-2015 worden uitgewerkt. Deze aanpassing dient uitsluitend om de continuering van de bestaande regeling en daarop gebaseerde subsidies in de tussentijd te borgen. De aanpassingen zijn te vinden in de onderdelen van de regeling waarvoor een subsidieplafond openstaat in 2013 en 2014. De besluitvorming van genoemde integrale herziening van de Subsidieregeling landelijk gebied is voorzien in het najaar van 2013.
* Nu steeds meer decentrale overheden het uniform subsidiekader hebben geïmplementeerd wordt er in den lande gesproken over USK in plaats van RSK.
BegrippenEen aantal begrippen is aangepast aan de bij artikel 42 als regel in de bijlage opgenomen en aan de provincie Zuid-Holland aangepaste PNBregeling (PRGEH), aangezien een aantal begrippen in beide regelingen voorkomt. De als bijlage opgenomen regel voorziet echter zelf ook in begrippen.
StaatssteunaspectenStaatssteun is een synoniem van overheidssteun. Zo wordt met het begrip ‘staatsmiddelen’ ook overheidsmiddelen bedoeld. Onder het begrip ‘staatsmiddelen’ valt niet alleen steun van de centrale overheid, maar ook van gemeenten, provincies en waterschappen. Ook steun die niet door (de)centrale overheden, maar bijvoorbeeld door openbare bedrijven of lichamen wordt bekostigd, wordt als staatssteun beschouwd als de steunverlening uiteindelijk voor rekening van de (decentrale) overheid komt. Ook derving van overheidsinkomsten kan als steun worden gezien. Steunmaatregelen van decentrale overheden die in omvang onder de zogenaamde de-minimisdrempel• blijven, blijken een beperkt effect op het handelsverkeer tussen de lidstaten te hebben, waardoor deze niet aan alle criteria van artikel 107 lid 1 VWEU voldoen. Dat heeft de Commissie vastgelegd in Vrijstellingsverordening nr. 1998/2006 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU op de-minimissteun. Volgens deze verordening hoeft steun die onder de de-minimisdrempel blijft niet aan de Commissie te worden gemeld. a) Sinds 1 januari 2007 bedraagt het plafond voor de-minimissteun 200.000 euro over een periode van drie belastingjaren. Een decentrale overheid mag dit bedrag aan één onderneming verlenen, in welke vorm van steun ook. De vrijstelling is ook van toepassing op de afzet en verwerking van landbouwproducten. b) Decentrale overheden kunnen ook de-minimissteun aan landbouwbedrijven voor de primaire productie verlenen. Een landbouwbedrijf (een primaire producent van landbouwproducten in de zin van Bijlage I EG-Verdrag) mag tot 7.500 euro steun binnen een periode van drie belastingjaren ontvangen, zonder dat de overheid deze steun aan de Europese Commissie moet melden. In bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008) van toepassing zijn. Indien steun wordt verleend krachtens de algemene groepsvrijstellingsverordening, dient de Europese Commissie hiervan in kennis te worden gesteld. c) Op kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren is in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden verordening nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren van toepassing. Van steun verleend op grond van deze verordening dient de Europese Commissie eveneens in kennis te worden gesteld. d) Ten aanzien van een ondernemer, inclusief landbouwers die landbouwproducten verwerken en afzetten, geldt de Europese "De Minimis-regeling" van Verordening (EG) 1998/2006 van 15 december 2006, Pb. 2006 L 379/5, die bepaalt dat over een periode van 3 aaneengesloten belastingjaren € 200.000,= aan totale steun mag worden toegekend. e) Ten aanzien van de landbouwproductiesector; geldt de Verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun in de landbouwproductiesector, Pb L 337/35, 21.12.2007, die bepaalt dat over een periode van 3 aaneengesloten belastingjaren € 7.500,= aan totale steun mag worden toegekend.
Cumulatiebeperking
De de-minimis verordening bevat een cumulatiebeperking. Deze cumulatiebeperking is als anticumulatiebepaling in artikel 16a opgenomen van de subsidieregeling. Mogelijk heeft een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun, reeds staatssteun ontvangen, die onder een groepsvrijstellingsverordening valt of bij een besluit van de Commissie is vastgesteld. Het totaalbedrag van de de-minimissteun en deze reeds ontvangen staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die in de voor het specifieke geval relevante wetgeving zijn vastgesteld. De verordening verduidelijkt de eventuele cumulatie van de-minimissteun met Europese subsidies. Voortaan moet alle overheidssteun (ook decentrale steunmaatregelen) worden opgeteld, zelfs indien dit geheel of gedeeltelijk uit communautaire middelen wordt gefinancierd. Steun die in zijn totaliteit het de-minimissteunplafond overschrijdt, mag niet worden opgesplitst in een aantal kleinere tranches om deze tranches afzonderlijk onder de toepassing van deze verordening te brengen
Artikelsgewijze toelichting:Artikel 1, sub w: Rods ziet op strategisch groen en recreatieve verbindingen. Het betreft vooral het verwerven en inrichten van gebieden en routes. Het strategisch groen omvat vooral dagrecreatieve voorzieningen. De provincie streeft daarbij naar een capaciteit van minimaal 20 personen per hectare per dag. RodS-gebieden komen voor in de provincies: Gelderland, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland. Er wordt onderscheid gemaakt in concreet begrensde RodS en zoekgebieden. De gegevens zijn afkomstig van de Nulmeting op Kaart (NoK).
Artikel 5 en 5a: Deze artikelen zijn gewijzigd met het oog op de uitvoeringspraktijk. Voorschotten kunnen worden uitgekeerd aan natuurlijke personen en zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke rechtspersonen. Het uitkeren door middel van jaarschijven is al geruime tijd praktijk. Door deze wijziging wordt dat geformaliseerd.
Artikel 10, derde lid: Dit is gewijzigd om te kunnen voldoen aan de Europese regelgeving.
Artikel 42: Dit is gewijzigd om de oude bepaling ten aanzien van subsidiering van grondverwerving te laten vervallen en tegelijkertijd een aanknopingspunt te bieden ter implementatie van de nieuwe door de Europese Commissie goedgekeurde PNBregeling (de als bijlage opgenomen Provinciale Regeling voor Grondverwerving ten behoeve van de Ecologische Hoofdstructuur (PRGEH). Hierbij is relevant dat de Provincie Zuid-Holland ingevolge de problematiek met de particuliere grondeigenaren gevolg heeft gegeven aan de gewenste implementatie, maar aan een belangrijke randvoorwaarde nog niet voldaan is. Deze belangrijke randvoorwaarde is erin gelegen dat deze regeling min of meer wordt gefinancierd door het Rijk en dat het Rijk hiervoor (medio 2012) geen middelen ter beschikking heeft gesteld. Ook is de subsidiëring van verwerving en inrichting van ecologische verbindingen, die vanouds met eigen provinciale middelen wordt gefinancierd en werd geregeld in artikel 42 lid 2 van de SLG, in de als bijlage opgenomen Provinciale Regeling voor Grondverwerving ten behoeve van de Ecologische Hoofdstructuur geïncorporeerd. Artikelen 43 tot en met 54: Deze artikelen zijn vervallen in verband met de wijziging van artikel 42 en de daarbij als bijlage opgenomen Provinciale Regeling voor Grondverwerving ten behoeve van de Ecologische Hoofdstructuur.
Artikel 79: De hierin bedoelde maatregelen staan als bijlage IV opgenomen bij de subsidieregeling.
Bijlage IV, sub d: Met ongewenste recreatie wordt ondermeer bedoeld recreatie die leidt tot verstoring van natuurwaarden en de rust.
Artikel 80, tweede lid: In onderstaande tabel staan de naar de stand van medio 2012 gegeven, maatregelen/pakketen, (erf)pachters/eigenaren en het aantal ha aan oppervlakte aangegeven. De kolom “betaling” ziet op de totale indicatieve bedragen bij onverkorte en behoorlijke uitvoering van de maatregelen/paketten.
Westerse & Oosterse Laagjes | (erf)pachter/eigenaar | oppervlakte | betaling* |
Oosterse Laagjes pakket 2 | Griend, J. van der | 12.2570 ha | 11.075 |
Oosterse Laagjes pakket 2 | Trouw, J.H. en H.G. | 10.08.40 ha | 2.322 |
Oosterse Laagjes pakket 2 | Veld, I.A. in 't | 4.15.40 ha | 2.143 |
Oosterse Laagjes pakket 5 | p/a Verhagen Rentmeesters | 8.07.80 ha | 29.199 |
Oosterse Laagjes pakket 2 | Vollebregt e.a. | 4.3 ha | 3.890 |
Westerse Laagjes pakket 2 | Erve, Maatschap van de | 3.28.20 ha | 1.791 |
Westerse Laagjes pakket 2 | Gaalen, R.A.van | 2.25.70 ha | 1.250 |
Westerse Laagjes pakket 1 & 2 | Jagt, P H. van der | 3.76.80 ha | 1.311 |
Westerse Laagjes pakket 1 & 2 | Jong, A.A. de | 4.49.10 ha | 1.457 |
Westerse Laagjes pakket 2 | Veld, K. in 't | 4.79.20 ha | 2.472 |
Westerse Laagjes pakket 5 | Vliet, D J. van | 3.25.70 ha | 3.495 |
Westerse & Oosterse Laagjes | Totaal | 56.420 ha | 60.405 |
Koekoekswaard | E. van Blaricom | 8 ha | 7.133 |
Huys ten Donck | Overwater Rentmeesters | 26 ha. | 20.000 |
Boezems Kinderdijk | Waterschap Rivierenland | 175 ha | 25.000 |
TOTAAL 112.538
De systematiek van berekening is dezelfde als die welke al jaren (10 jaar) door GS gehanteerd wordt.
* Dit betreft het totale indicatieve uit te betalen bedrag. Indicatief wil zeggen dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend.
Artikelen 80, eerste lid en 81c, eerste lid: Het ligt in de bedoeling qua tarieven aan te sluiten bij de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland op een moment nader bepaald bij GS.
Paragraaf 3.6B is opgenomen om voor het gebied Nieuwkoop & de Haeck en Oukoop een passende oplossing te bieden om beheer (en monitoring bij Oukoop) te faciliteren en stimuleren op grond van artikel 10a Natuurbeschermingswet.
Artikel 81d, tweede lid: Voor het intensiveren beheer Veenmosrietland van Nieuwkoopseplassen & de Haeck wordt gedacht aan een maximale subsidie van € 100.000,- waarbij de maximale subsidie per hectare niet hoger is dan € 1960 Het ligt in de bedoeling qua tarieven aan te sluiten bij de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland op een moment nader bepaald bij GS. Voor het beheer bij Oukoop wordt gedacht aan een maximale subsidie per ha per jaar van € 465,- en een maximale opp van 2,5 ha. Voor de monitoring wordt gedacht aan een maximaal totaalbedrag van € 27.500
Artikel 86b en 86c: Relatie recht van overpad en de algemene gratis toegankelijkheid. In het kader van de boerenlandpadregeling kan een agrariër zijn land openstellen voor wandelaars. Dit is vrijwillig. Hiervoor wordt een overeenkomst voor 7 jaar afgesloten. Na 7 jaar kan een agrariër besluiten of hij zijn eigendom wel of niet langer openstelt. De openstelling kan geformaliseerd worden door het afsluiten van een recht van overpad. Dit hoeft echter niet. Het afsluiten van een recht van overpad levert meer zekerheid op ten aanzien van langdurige openbaarheid. In de praktijk zal het waarschijnlijk niet zo vaak voorkomen. Om de aanvrager niet te belasten met extra kosten komen deze wel voor subidie in aanmerking.
Artikel 87: Onder kleinschalige inrichtingsmaatregelen worden ondermeer overstapjes en planken over de sloot begrepen.
Artikel 88: Een subsidieaanvraag kan door (of namens) zowel een individuele agrariër, meerdere agrariërs of door bijvoorbeeld een agrarische natuurvereniging worden ingediend.
Artikel 89, sub e: bijvoorbeeld in verband met het broedseizoen
Artikel 89 is niet limitatief bedoeld.
Artikel 91: Hier is een extra uitzonderingsbepaling ten opzichte van de Asv opgenomen, aangezien het hier veelal gaat om lopende zaken en de subsidiabele activiteit op zichzelf geen duidelijk gemarkeerd begin en einde heeft (het betreft de openstelling van een boerenerf ten behoeve van wandelaars)
Artikel 96, derde lid: Hiermee wordt bedoeld de Provinciale Regeling Agrarische Structuurversterking .
Artikel 96A: Alleen voor die activiteiten die onder bijlage III vallen, te weten eerder genoemde kavelruil, aanleg kavelpaden, dammen en bruggen is provinciale co-financiering beschikbaar. Voor zover een activiteit niet onder bijlage III valt, dient de nationale co-financiering te worden opgebracht door andere overheden. In bijzondere, uitzonderlijke gevallen kan deze afkomstig zijn van de provincie.
Artikel 175p: Voorheen werden Rijks middelen aangeduid met ILGmiddelen. Tevens was afgesproken met het Rijk dat Gedeputeerde Staten een percentage inhielden van de ter beschikking gestelde (ILG-)middelen ter dekking van de proceskosten bij projecten waar de provincie niet zelf de regie en uitvoering doet. In het licht van de decentralisatie zullen deze afspraken worden herzien. Artikel 175p, eerste en vierde lid: Bij gebleken noodzaak tot cofinaciering kunnen Gedeputeerde Staten, na bijdrage van de aanvrager dan wel derden, uit eigen middelen slechts ten maximale die gelden beschikbaar stellen, welke als indicatief voor dat betreffende doel in de BOVK waren opgenomen. Indicatief als opgenomen in de (vervallen) Bestuursovereenkomsten ILG wil zeggen dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend en dat het als indicatief opgenomen bedrag slechts een aanwijzing vormt voor het eventueel bij te dragen of te verstrekken bedrag. Een als indicatief opgenomen bedrag kan onder omstandigheden derhalve ook op 0 uitkomen.
Paragraaf 3.31 is een uitwerking voor de inzet van de Nota Ruimte middelen, die beschikbaar zijn gesteld voor de businesscases van de Westelijke Veenweiden Krimpenerwaard, Gouwe-Wiericke en Nieuwkoopse Plassen, zoals opgenomen in de subsidieregeling, paragraaf 3.30, artikel 175l, onderdelen e, f en g.
Artikel 175w sub c: De percelen die in aanmerking komen voor subsidie voor onderwaterdrainage, zijn aangeduid op de kaarten (bijlage VI). Deze kaarten zijn meer in detail te downloaden via de provinciale website of op te vragen via het provinciale bureau subsidies.
Artikel 175c sub c: Onderzoek uitvoeren kan zonder verdere toestemming, maar gebeurt wel in goed overleg met de subsidieontvanger. Het onderzoek kan worden verricht op het gehele bedrijf (om delen met en zonder drains te kunnen vergelijken), voor een periode tot maximaal tien jaar na subsidietoekenning.