Organisatie | Kapelle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | HANDHAVINGS- EN AFSTEMMINGSVERORDENING WWB/BBZ/IOAW/IOAZ 2013 GEMEENTE KAPELLE |
Citeertitel | Handhavings- en Afstemmingsverordening Wwb/Bbz/Ioaw/Ioaz 2013 gemeente Kapelle |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-04-2013 | 01-01-2015 | Onbekend | 23-04-2013 Scheldepost, 23 april 2013 | 2013/ 11 |
De raad van de gemeente Kapelle;
overwegende dat de Afstem- en handhavingsverordening Wwb,Wij,Ioaw,Ioaz en Wi gemeente Kapelle 2011 aanpassing behoeft;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 maart 2013, nummer 2013/11;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8, lid 1, sub b, sub h en sub i, alsmede artikel 8a van de Wet werk en bijstand, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b t/m d van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 20 en artikel 35, lid 1, sub b t/m d van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
HANDHAVINGS- EN AFSTEMMINGSVERORDENING WWB/BBZ/IOAW/IOAZ 2013 GEMEENTE KAPELLE
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), dan wel de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) of de Wet Inburgering (WI) voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:
Artikel 5 Horen van belanghebbende
Bij de voorbereiding van besluiten op grond van deze verordening zijn de bepalingen uit afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot het horen van een belanghebbende onverkort van toepassing.
Paragraaf 1 Maatregelwaardige gedragingen in het kader van de Wwb/Bbz
Artikel 9 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden in het kader van re-integratie, waardoor een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 44a Wwb niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b., Wwb, waaronder begrepen sociale activering, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;
gedragingen die leiden tot beëindiging van dit traject;
b.het door eigen toedoen niet verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde
b. arbeid. Hieronder kan tevens worden begrepen het niet deelnemen aan een
b. scholingstraject of re-integratievoorziening waarvan de instroom in algemeen
geaccepteerde arbeid een onderdeel uitmaakt, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Paragraaf 2 Maatregelwaardige gedragingen in het kader van de Ioaw/Ioaz
Artikel 10 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden in het kader van re-integratie, waardoor een verplichting op grond van artikel 20, lid 2, Ioaw, dan wel artikel 20, lid 1, Ioaz en hoofdstuk III Ioaw/Ioaz niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, lid 1, sub e, Ioaw/Ioaz, waaronder begrepen sociale activering, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;
intrekking van de ontheffing van de sollicitatieplicht bij een alleenstaande ouder aan
wie toepassing van artikel 38, lid 1, Ioaw/Ioaz is gegeven en waarbij uit houding en gedrag ondubbelzinnig blijkt, dat de opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 37, lid 1, sub e, Ioaw/Ioaz niet worden nagekomen;
gedragingen die leiden tot beëindiging van dit traject;
b.het door eigen toedoen niet verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde
b. arbeid. Hieronder kan tevens worden begrepen het niet deelnemen aan een
b. scholingstraject of re-integratievoorziening waarvan de instroom in algemeen
geaccepteerde arbeid een onderdeel uitmaakt, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Artikel 11 De hoogte en duur van de maatregel
1.Onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordeningwordt de maatregel vastgesteld op:
a.10 procent van de bijstandsnorm, gedurende een maand, bij gedragingen van de eerste categorie;
b.20 procent van de bijstandsnorm, gedurende een maand, bij gedragingen van de tweede categorie;
c. 40 procent van de bijstandsnorm, gedurende een maand, bij gedragingen van de derde categorie;
d.100procent van de bijstandsnorm bij gedragingen, gedurende een maand, van de vierde categorie.
De hoogte of duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging op grond van artikel 9, 12, 12a of 13 van deze verordening van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening of indien volstaan is met een schriftelijke waarschuwing.
Van het opleggen van een maatregel kan, in afwijking van artikel 2, lid 1, van deze verordening worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, bij gedragingen van de eerste categorie, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalfmaanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 3 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 12 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Deze gedragingen worden onderscheiden in de volgende categorieën:
gedragingen die hebben geleid tot een benadelingbedrag van minder dan € 100,--;
gedragingen die hebben geleid tot een benadelingbedrag van € 100,00 tot € 2.000,--;
gedragingen die hebben geleid tot een benadelingbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--;
gedragingen die hebben geleid tot een benadelingbedrag van € 4.000,00 tot € 10.000,--.
De hoogte of duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalfmaanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging op grond van artikel 9, 12, 12a of 13 van deze verordening van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid of indien volstaan is met een schriftelijke waarschuwing
Van het opleggen van een maatregel kan, in afwijking van artikel 2, lid 1, van deze verordening worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, bij gedragingen van de eerste categorie, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalfmaanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 12a Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorziening door toepassing van een recidiveboete
In afwijking van het bepaalde in artikel 12 van deze verordening wordt, indien belanghebbende geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden van de bijstandsverlening.
Artikel 13 Niet nakomen van overige verplichtingen
1.Gedragingen van belanghebbende waardoor één of meerdere door het college opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 57 of 55 van de Wwb of artikel 38, tweede lid, van het Bbz, niet of niet voldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of onvoldoende meewerken aan de verplichting dat het college in naam van belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht;
het niet of onvoldoende meewerken aan door het college opgelegde verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand; dit kan bijvoorbeeld inhouden een traject minnelijke schuldhulpverlening, nazorg in het kader van uitstroom of het verzuimen toestemming te vragen voor verblijf buiten de gemeente;
het niet of onvoldoende meewerken aan door het college opgelegde verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling; dit kan, op advies van een onafhankelijke arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard;
het niet of onvoldoende meewerken aan door het college opgelegde verplichtingen die strekken tot vermindering of beëindiging van de bijstand; dit kan inhouden een procedure ter verkrijging van alimentatie.
10procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;
40 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand;
d.bij gedragingen van de 4e categorie:
100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
De hoogte of duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalfmaanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging op grond van artikel 9, 12, 12a of 13 van deze verordening van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening of indien volstaan is met een schriftelijke waarschuwing.
Van het opleggen van een maatregel kan, in afwijking van artikel 2, lid 1, van deze verordening worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, bij gedragingen van de eerste categorie, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twaalfmaanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 14 Zeer ernstig misdragen jegens het college
Indien een belanghebbende, die een uitkering ontvangt of daartoe een aanvraag indient, zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Wwb, dan wel artikel 20, lid 2, van de Ioaw of artikel 20, lid 1, van de Ioaz, wordt de uitkering verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, in afwijking van artikel 2, lid 1, van deze verordening worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij de gedraging plaatsvindt binnen een periode van twaalfmaanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
Indien binnen twaalfmaanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel, als bedoeld in het eerste lid is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging, wordt een individueel besluit genomen afgestemd op de ernst van de gedraging. Tijdelijke uitsluiting van het recht op bijstand behoort daarbij tot de mogelijkheden.
Hoofdstuk 4 Verrekening recidiveboete
Artikel 16 Verrekening bij geen of onvoldoende gelden
Indien belanghebbende redelijkerwijs niet kan beschikken over gelden ter hoogte van tenminste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt met ingang van de eerst volgende kalendermaand vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
Artikel 17 Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet
In afwijking van de artikelen 15 en 16 van deze verordening kan het college, op verzoek van belanghebbende en onder toevoeging van overtuigende bewijsstukken, de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
Artikel 18 Eerder opgelegde bestuurlijke boete
De artikelen 15, 16 en 17 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wwb, dan wel artikel 20a van de Ioaw/Ioaz, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
De bij raadsbesluit van 24 mei 2011, besluitnummer 2011/16, vastgestelde Afstem- en handhavingsverordening Wwb,Wij,Ioaw,Ioaz en Wi gemeente Kapelle 2011 wordt ingetrokken.