Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Woonschepen |
Citeertitel | Verordening Woonschepen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | bouwen, kaart, ligplaats, ligplaatsvergunning, ligplaatsenkaart, repareren, schip, vaartuig, vergunning, verblijfsruimte, waarderhaven, woonschip |
Externe bijlage | Verduidelijking art. 11, lid, sub e |
vervangt Woonschepenverordening 2005, uitgezonderd artikel 19
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-07-2013 | Nieuwe regeling | 06-06-2013 Stadskrant 27-06-2013 | 2013/167579 |
Een vergunning kan voor bepaalde en onbepaalde tijd worden verstrekt, verband houdend met het doel en de strekking van de vergunning. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.
De vergunning en/of ontheffing is persoons- en woonschipgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.
Een olietank aan de buitenkant van een schip met een tankinhoud van minder dan 1000 liter dient te zijn voorzien van een lekbak. De opnamecapaciteit van de lekbak is tenminste gelijk aan de tankinhoud indien één tank in de lekbak geplaatst is. Bij twee of meer tanks in de lekbak is de opnamecapaciteit van de lekbak tenminste even groot als de inhoud van de grootste tank + 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks.
De Woonschepenverordening dateert uit 2005. Na zeven jaar is de verordening toe aan een update. Nieuwe wetgeving (invoering Dienstenrichtlijn en Waterwet), maar vooral de onduidelijkheid over een aantal regels en de moeilijkheid voor de uitvoering van deze regels, maken dat er besloten is de Woonschepenverordening te vervangen door de Verordening Woonschepen. De toelichting geeft uitleg over de juridische regels zoals gesteld in de verordening. Daarnaast zijn een aantal zaken expliciet omschreven (zie bijvoorbeeld artikel 6 lid 1 sub h) welke dat nog niet in de Woonschepenverordening waren.
De juridische gevolgen voor de woonschipbewoners zijn niet gewijzigd door de invoering van deze nieuwe verordening. Regels zijn anders omschreven, maar de juridische impact blijft gelijk.
Daarnaast zal de regeldruk voor de gemeenteraad kleiner worden met invoering van deze nieuwe verordening. Gekozen is voor een verordening in een APV-vorm. De verordening vormt de paraplu waaraan meerdere besluiten kunnen worden gehangen. De verordening geeft daar immers de mogelijkheid toe. Dit betreft besluiten welke door het college kunnen worden genomen. Kleine wijzigingen behoeven op deze manier niet meer door de gemeenteraad te worden beslecht. Dit betreffen wijzigingen welke in de regel van meer praktische aard zijn en regelmatiger kunnen voorkomen.
Aard en plaats van de Verordening Woonschepen
De Verordening Woonschepen komt in plaats van de Woonschepenverordening. Het betreft hier een autonome verordening. De bevoegdheid van het gemeentebestuur tot het uitvaardigen van regels betreffende het eigen huishouden is gebaseerd op artikel 108 lid 1 Gemeentewet. De regels in deze verordening bieden het juridische instrumentarium voor de inrichting van het openbare water, het afmeren van woonschepen en voor het waarborgen van de openbare orde en veiligheid, rond en op het openbare water.
Artikel 121 van de Gemeentewet geeft een aanvullende verordenende bevoegdheid aan het gemeentebestuur, waardoor zij bevoegd is om lokale verordeningen te maken ten aanzien van onderwerpen waarin ook hogere regelgeving voorziet, mits deze verordening niet strijdig is met deze hogere regelgeving. Vaste jurisprudentie leert dat wanneer een bepaling in een posterieure lagere regelgeving in hetzelfde onderwerp voorziet, maar een ander motief heeft, dat de bepaling verbindend is. Dit is voor de Verordening Woonschepen met name van belang omdat er op diverse terreinen hogere regels zijn die geheel of gedeeltelijk hetzelfde onderwerp hebben. Het betreft hier ruimtelijke ordenings,- bouw- en milieuwetgeving.
Reikwijdte van de Verordening Woonschepen
Ruimtelijke ordening en bouwregels
De Verordening Woonschepen bevat vrijwel geen inhoudelijke bepalingen die betrekking hebben op de ruimtelijke inrichting (op artikel 11 Verordening Woonschepen na). De Wet ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan zijn aangewezen juridische instrumenten om de ruimtelijke inrichting te regelen.
De Woningwet is niet van toepassing op woonschepen en daarmee ook niet het hiermee samenhangende regime van bijvoorbeeld bouwvergunningen. De Verordening Woonschepen stelt een vergunningsplicht voor het innemen van een ligplaats en voor het verbouwen van een woonschip. Voor de beoordeling van dergelijke vergunningsaanvragen wordt door de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit geadviseerd op grond van de Welstands- en Monumentennota.
Tot de taken van het gemeentebestuur behoort een veilig en milieuverantwoord waterbeheer. De Verordening Woonschepen geeft het college de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels op het gebied van milieu. Deze regels betreffen een aanvulling op de Wet milieubeheer.
De keur van het waterschap (in dit geval het Hoogheemraadschap van Rijnland) ziet op aspecten van waterkwaliteit en –kwantiteit. Deze heeft derhalve een ander doel dan de Verordening Woonschepen. Vergunningen op basis van de keur (bijvoorbeeld voor woonschepen, maar ook voor objecten en steigers bij woonschepen) worden daarom ook aan andere criteria getoetst dan die op basis van de Verordening Woonschepen.
Alleen de bepalingen die nadere regels uitleg behoeven, worden hieronder toegelicht.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
e. Historisch schip. Een woonschip kan zowel landelijk door het Nationaal Register Varende Monumenten (NRVM) worden aangewezen als een historisch woonschip, dan wel door de gemeente op grond van de Monumentenverordening.
l. Woonschip. Het gebruik als of het bestemd zijn tot wonen is bepalend of een vaartuig of object op het openbaar water als woonschip moet worden aangemerkt. Het begrip bestemmen is geobjectiveerd en daarom niet afhankelijk van wat een belanghebbende voor ogen heeft met het object. De beantwoording van de vraag of een object als woonschip kan worden aangemerkt, dient te geschieden naar algemene gewoonte en (spraak)gebruik. Het betrokken schip moet naar bouw of inrichting of naar uiterlijke kenmerken als woonschip te herkennen zijn. Oorspronkelijke vrachtschepen of (grote) voormalige pleziervaartuigen kunnen, als ze bewoond worden, ook als woonschip worden aangemerkt.
Op het water is het gebruikelijk dat de havenmeester/toezichthouder/handhaver mondeling bevelen geeft. Dat komt omdat er vaak sprake is van spoed en onomkeerbare situaties. Essentieel hierbij is dat er snel gehandeld moet worden. Het is vergelijkbaar met controles van de politie waarbij bevelen mondeling gegeven worden en het voor de uitoefening van de functie niet mogelijk is om de bevelen schriftelijk te geven.
Bijvoorbeeld kan het voorkomen dat een woonschip tijdelijk een meter verplaats dient te worden of los gemaakt moet worden van de kant, als er een spoedreparatie aan een oever dient plaats te vinden. De havenmeester zal het bevel geven waaraan onmiddellijk gehoor aan dient te worden gegeven.
Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de beschikking
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Ofschoon in literatuur en jurisprudentie algemeen het standpunt wordt gehuldigd dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften en beperkingen in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning of ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan, verdient het uit oogpunt van duidelijkheid en ter uitsluiting van elke twijfel aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen in de regeling, ter uitvoering waarvan vergunning of ontheffing wordt verleend. Daarbij dient tevens –ten overvloede- te worden aangegeven dat die voorschriften en beperkingen uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van vergunning of ontheffing is gesteld. Voorschriften specificeren de werking van een beschikking in een gegeven situatie of voor een bepaald doel. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 6 is de intrekkingsbevoegdheid vastgelegd. De vraag of bij niet-nakoming van vergunningsvoorschriften bestuursdwang kan worden toegepast, wordt in het algemeen bevestigend beantwoord. Doordat in het tweede lid van artikel 4 naleving van deze voorschriften wordt omschreven als verplichting, wordt hierover alle onzekerheid weggenomen. In de algemene strafbepaling wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften met straf bedreigd. Beperkingen zien op de werking van de beschikking naar tijd, plaats, doel of persoon. Het is niet nodig om in de verordening te regelen dat de vergunning of de ontheffing de beperking kent naar (bepaalde of onbepaalde) tijd. Het is in het bestuursrecht algemeen aanvaard dat een bestuursorgaan in zijn beschikking een dergelijke beperking kan opnemen.
Artikel 5 Karakter van de beschikking
Beschikkingen kunnen zowel persoons- als zaaksgebonden zijn. Gezien de wenselijkheid hiertoe, zijn alle beschikkingen op basis van deze verordening in elke geval altijd beide (naast eventuele andere gebondenheid). De ligplaats is in de regel immers in eigendom van de gemeente Haarlem. Alleen een eigenaar is beschikkingsbevoegd tot overdragen van een vergunning. Dit betekent dat bij verandering van bijvoorbeeld de eigenaar, maar ook bij de aanschaf van een nieuw woonschip, een nieuwe beschikking moet worden aangevraagd.
Op de Lieoever geldt echter een ander regime. De Lieoever is niet in eigendom van de gemeente Haarlem, maar ligt wel binnen de gemeentegrenzen. De eigenaar van de Lieoever is Staatsbosbeheer en deze heeft het eigendom in erfpacht aan het recreatieschap gegeven. Het recreatieschap heeft een ondererfpacht met de woonschipbewoners aan de Lieoever afgesproken. De privaatrechtelijke erfpachtconstructie staat echter niet in de weg aan het opnemen van voorwaarden omtrent de ligplaats zoals gesteld in deze verordening en krachtens het publiekrecht. Het water aan de Lieoever heeft immers wel de status van openbaar water, wat valt binnen de werkingsfeer van deze verordening (zie artikel 3 Verordening Woonschepen). Ook hierbij geldt dus dat de beschikking, de ligplaatsvergunning, zowel persoons- als zaaksgebonden is en niet kan worden overgedragen door een woonschipbewoner.
Artikel 6 Intrekking of wijziging van de beschikking
De in dit artikel genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of wijziging wordt overgegaan. Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunningsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning. Met name het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel beperken nogal eens de bevoegdheid tot wijziging en intrekking. Indien het college overweegt om de vergunning of ontheffing in te trekken of te wijzigen, dient het de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun bedenkingen in te dienen als wordt voldaan aan artikel 4:8 Awb.
Bij toepassing van artikel 6 lid 1 sub h houdt het college rekening met het volgende:
Dit lid is opgenomen in deze verordening, omdat de APV niet de mogelijkheid biedt een ligplaatsvergunning in te trekken of te wijzigen.
Artikel 7 Weigering bij strijd met bestemmingsplan
De weigeringsgrond is niet-imperatief geformuleerd. Het college heeft de beleids- en beoordelingsvrijheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat er bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarin wel een vergunning of ontheffing wordt afgegeven, ook al is deze in strijd met het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Bepalingen over het innemen van een ligplaats
Artikel 9 Vaststelling bestemming woonschepen
Inmiddels zijn alle woonschepen opgenomen in bestemmingsplannen (in het verleden waren de woonschepen slechts opgenomen op een ligplaatsenkaart). Er zijn de volgende locaties voor woonschepen: Lieoever, Jaagpad, Schalkwijkerstraat, Zuider Buiten Spaarne, Hooimarkt, Houtmarkt, Friese Varkenmarkt, Waarderhaven, Pol, Rietpol, Spaarndamsweg en Taanplaats.
In het bestemmingsplan kunnen locaties worden aangegeven waar bijvoorbeeld alleen historische woonschepen ligplaats mogen nemen. Ook kan beleid over historische woonschepenen op basis van deze bepaling worden ontwikkeld door het college.
§ 3.1 Bepalingen ligplaats woonschepen
Artikel 10 Ligplaatsvergunning woonschip
Voor een ligplaats voor een woonschip is een vergunning vereist. Lid 2 geeft de weigeringsgronden, naast het bepaalde in artikel 7 van deze verordening. Lid 2 sub c van artikel 10 geeft aan dat een ligplaatsvergunning zal worden geweigerd indien alle ligplaatsen bezet zijn. Dit betekent dat alle ligplaatsen, conform het aantal zoals gesteld in het bestemmingsplan, bezet zijn.
Op grond van het vierde lid kan onder speciale omstandigheden voorlopig toestemming worden verleend om een ligplaats in te nemen. Aan deze voorlopige toestemming kunnen geen rechten worden ontleent. De voorlopige toestemming geldt tot het moment dat de Havendienst de aanvraag volledig heeft beoordeeld. De voorlopige toestemming is in juridische zin niets meer en minder dan een expliciete gedoogsituatie. Er kunnen geen schadeclaims worden ingediend indien de Havendienst een negatieve beslissing op de aanvraag neemt. Wat onder omstandigheden dient te worden verstaan is ter beoordeling van aan het afdelingsmanager of zijn plaatsvervanger.
Verder kent het bestuursrecht het systeem van de van rechtswege verleende vergunningen (dit systeem ligt verankerd in de Dienstenrichtlijn). Dat wil zeggen dat als bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag binnenkomt voor een vergunning en er wordt niet binnen de voorgeschreven termijn op de aanvraag beschikt of zelfs helemaal niet gereageerd, de vergunning van rechtswege geacht wordt te zijn verleend (lex silencio positivo). Bij de ligplaatsvergunningen voor woonschepen is dit ongewenst, omdat bijvoorbeeld de brandveiligheid in het geding kan komen. In artikel 10 lid 6 is daarom de lex silencio positivo niet van toepassing verklaard.
Artikel 11 Afmetingen woonschepen
In verband met de veiligheid voor het scheepsverkeer, de breedte van de vaargeul en de beschikbare ruimte, is het van belang dat er maximaal toegestane afmetingen voor woonschepen worden vastgelegd.
In lid 1 is omschreven dat de afmetingen in het rechtskracht hebbende bestemmingsplan, leidend zijn. Dit betreft de afmeting van het woonschip inclusief de eventuele aanbehoren. Hierbij moet worden gedacht aan steigers, loopplanken rond het schip en ophangsystemen voor pleziervaartuigen.
In het tweede lid zijn de maximaal toegestane afmetingen van woonschepen opgenomen voor zover deze niet in het bestemmingsplan zijn geregeld (uitzonderingen hierop zijn verwerkt in lid 3 van dit artikel). De afmetingen zijn tot stand gekomen op basis van de veiligheid van de andere watergebruikers (met name het grote scheepsverkeer), de breedte van de vaargeul en de wenselijke beschikbare ruimte voor woonschepen.
Een wijziging heeft plaatsgevonden betreffende de hoogte van het woonschip in de Waarderhaven. Ook voor woonschepen in de Waarderhaven geldt dat bij een plat dak het woonschip maximaal 3,85 meter boven de waterlijn mag liggen, respectievelijk 4,00 meter bij een schuin of bol dak.
In artikel 11 lid 2 sub e is opgenomen dat het woonschip niet dieper mag liggen dan fysiek mogelijk. Te allen tijde dient onder een woonschip 30 centimeter vrij water aanwezig te zijn. Dit in verband met de doorstroming van het water onder het woonschip[1].
Verduidelijking art. 11, lid, sub e
In lid 3 zijn uitzonderingen op de algemene regel van het tweede lid geformuleerd. Deze uitzonderingen dienen te worden gemaakt, omdat in sommige gevallen de breedte van de vaargeul, de veiligheid van het scheepsverkeer of de beperkte aanwezige ruimte, dit gebiedt.
Artikel 12 Brandveiligheid woonschepen
In juli 1991 is het ‘Besluit houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet op de woonwagen en woonschepen ingetrokken. Dat besluit regelde onder meer het ontvluchten uit woonschepen bij brand. Per 1991 zijn woonwagens opgenomen in de Woningwet, waarmee voor woonwagens de brandveiligheid geregeld is. Woonschepen zijn echter buiten de werkingssfeer gebleven. Woonschepen worden zodoende niet aangemerkt als bouwwerken in de zin van de Woningwet en vallen derhalve niet direct onder de werking van het Bouwbesluit en de Haarlemse Bouwverordening. De brandveiligheid ten aanzien van woonschepen is onvoldoende geregeld. Gezien de aard van de functie, het wonen op een woonschip is tenslotte gelijk aan iedere ander vorm van wonen, en gezien het aantal woonschepen in Haarlem, levert dit voor de gemeente Haarlem een onwenselijke situatie op.
Met dit artikel wordt beoogd de ongehinderde uitbreiding van een brand te beperken tot een woonschip. Daardoor hebben de bewoners van het naast gelegen woonschip die zich niet in de brandhaard bevinden, de gelegenheid veilig te vluchten. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat de brand in korte tijd een zodanige omvang aanneemt dat zij voor de brandweer niet meer te beheersen is.
De eisen die gesteld worden aan de weerstand tegen doorslag en brandoverslag (WBDOBO) voor een woonschip kunnen op twee verschillende manieren bereikt worden:
De eerste manier is door middel van het aanbrengen van brandwerend materiaal aan de binnenzijde van het woonschip. Hierbij kan gedacht worden aan brandwerende planken die bij de bouwmarkten verkrijgbaar zijn, waarmee een 30 minuten brandwerende scheiding geconstrueerd kan worden. Bij bepaling van de weerstand van de scheidende constructie wordt uitgegaan van een identieke, doch spiegelsymmetrisch op een afstand van 5,00 meter geplaatste woonschip (NEN 6068 en NPR 6092). Hierbij dient rekening gehouden te worden met brandbare bouwsels en/of opslagen op de walkant. Indien de woonschip met de kopse kanten naar elkaar toe liggen wordt het materiaal aan deze kopse zijden aangebracht. Indienen de woonschepen met de lange zijde naast elkaar liggen wordt het materiaal aan de lange zijde aangebracht;
Het bovenstaande geldt tevens voor bouwwerken (schuurtjes, opslaggebouwtjes, enzovoort) op de walkant, die op minder dan 5,00 meter van de naastgelegen woonschipbewoner staan. In dit geval moeten deze bouwwerken dus 30 minuten brandwerend gescheiden worden van het naastgelegen woonschip.
Voor meer informatie over het brandveilig maken van het woonschip in zowel bestaande situaties als nieuw ontstane situaties wordt verwezen naar de ‘Handreiking Brandveiligheid van woonschepen en woonschepenhavens[2]’ van het Nederlandse Instituut Fysieke Veiligheid Nibra. Voor bepaalde begrippen met betrekking tot de brandveiligheid wordt tevens verwezen naar deze handreiking. Een hand-out met als titel ‘Hoe kan ik mijn woonboot brandveilig maken’ kan worden opgevraagd bij de Havendienst.
Indien een ligplaatsvergunning wordt aangevraagd voor een woonschip zal de advies worden geven op grond van bovenstaande handreiking.
Artikel 13 Nadere regels woonschepen
Dit artikel delegeert regelgevende bevoegdheid aan het college. Het opnemen van een bepaling voor het stellen van regels met betrekking tot veiligheid is nodig, omdat de Woningwet – en daarmee de Bouwverordening- niet van toepassing is op woonschepen.
In lid vijf is bepaald dat het college nadere regels kan stellen omtrent de welstandseisen van woonschepen. Bij het vaststellen van deze verordening zijn er nog geen welstandseisen voor woonschepen vastgelegd. In ieder geval moet een woonschip op zichzelf en in de omgeving voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bij aanvraag van de ligplaatsvergunning adviseert de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit of aan deze redelijke welstandseisen wordt voldaan. Dit doen zij op basis van de Welstands- en Monumentennota.
Tevens kan het Hoogheemraadschap van Rijnland nadere regels stellen aan woonboten. Hiervoor dient contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap.
Artikel 14 Woonverblijf anders dan op een woonschip
Het is verboden om te wonen op het water zonder daarvoor een ligplaatsvergunning te hebben. Het tweede lid betreft een afwijking op dit verbod. In de gemeente Haarlem is het mogelijk gedurende het winterseizoen om als beroepsvaarder, die tevens op zijn boot woont, op een winterligplaats te verblijven. Hiervoor is geen ligplaatsvergunning voor een woonschip nodig.
§ 3.2 Bepalingen over het verbouwen van een woonschip
Artikel 15 Verbouwen woonschip
Deze bepaling regelt de situatie van het wijzigen van de staat van een woonschip door op-, aan- of verbouw of vergroting ervan. Het beoogt te voorkomen dat zonder nadere afweging een groter of anderszins ongewenst beslag op de openbare ruimte zou worden gelegd, een constructieve wijziging van de veiligheid plaatsvindt, dan wel dat zonder nadere afweging de uiterlijke staat zou wijzigen. Wanneer de romp of de opbouw van een woonschip vervangen of onherkenbaar veranderd wordt, dan is geen sprake van verbouwing maar van een nieuw woonschip.
Op werkzaamheden waarvan geen gevaar, schade of hinder valt te verwachten is het verbod niet van toepassing, bijvoorbeeld bij kleine interne reparaties. Ook is dit verbod niet van toepassing bij noodreparaties.
Hoofdstuk 4 Handhavingsbepalingen
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie.
In dit artikel worden de toezichthouders genoemd. De basis voor toezichthoudende bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Afdeling 1 van dit hoofdstuk geeft regels voor het toezicht. Op basis van artikel 142 lid 1 sub c van het Wetboek van Strafvordering hebben personen die bij de verordening zijn belast met het toezicht op de naleving van die verordening, een en ander voor zover het die feiten betreft en die personen zijn beëdigd, bijzondere opsporingsbevoegdheid. De aanwijzing als toezichthouders in de Verordening Woonschepen is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. Met het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn dus zowel toezichthouders in de zin van de Awb bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
Besluiten in dit artikel betreffen beslissingen in primo en beslissingen op bezwaar conform de Awb. Deze nieuwe verordening geldt bij procedures en beslissingen in bezwaar, ook al zijn de bezwaarschriften voordat deze verordening is vastgesteld, ingediend.
In dit artikel wordt expliciet bepaald dat de overgangsbepalingen van de Woonschepenverordening 2005, blijven staan. De gedachte hierachter is dat de oude vergunningen blijven bestaan, ook al zijn deze afgegeven in de periode vooraf aan de inwerkingtreding van de Woonschepenverordening 2005.
Dit alles houdt in dat onderstaand artikel blijft staan:
Voor woonschepen waarvan een of meer maten de in artikel 8 genoemde afmetingen overschrijden en deze overschrijding reeds bestond ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging van de Scheepvaart‑ en Havenverordening, bij raadsbesluit van 26 oktober 1988, nr. 443, en een ligplaatsvergunning hadden, geldt, dat deze overschrijding wordt toegestaan. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Bij vervanging van een woonschip en/of het innemen van een nieuwe ligplaats zal moeten worden voldaan aan de geldende voorschriften.
Voor woonschepen waarvan een of meer maten de in artikel 9 genoemde maximum afmetingen overschrijden, wordt de overschrijding toegestaan, indien deze schepen reeds ligplaats in de Waarderhaven hadden op het moment van het in werking treden van de bij raadsbesluit van 14 december 1977, nr. 350, vastgestelde Verordening op de Waarderhaven.
[1] Dit is tevens een eis van het Hoogheemraadschap Rijnland, te lezen in ‘Beleidsregel 11: drijvende woningen’, versie 2.6, 16-01-2009.
[2] Versie: 411N6013, definitieve versie, 22 november 2007.