Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HELMOND 2013 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond 2010.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-06-2013 | 11-01-2014 | nieuwe regeling | 25-06-2013 | Raadsbesluit, 2013, 1303088 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Compensatieplicht: de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per
vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.
Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.
Gesprek: het eerste contact na een melding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen
daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk)
Persoon met beperkingen: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een melding of een aanvraag doet of laat doen.
Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwden die al dan niet tezamen met één of meer ongehuwden een huishouden voeren, dan wel een ongehuwde meerderjarige die met één of meer
minderjarige of meerderjarige ongehuwden een huishouden voert. Onder gehuwden worden daarbij ook verstaan ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met minderjarige en/of meerderjarige kinderen samenwonen.
Voorziening: hulp bij het uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen, een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. Bij het bepalen van het recht op een voorziening wordt rekening gehouden met de persoonskenmerken en de behoefte van de belanghebbende en met de capaciteit van deze persoon om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien en die op basis van een individuele aanvraag toegekend wordt door de gemeente;
ICF classificatie: International Classification of Functions, Disabilities and Impairments: een uniform begrippenkader dat als grondslag moet dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele
gevallen vast te stellen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in stoornis, beperking of participatieprobleem.
HOOFDSTUK 2 RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE
Artikel 2.1 De te bereiken resultaten
De op basis van artikel 4 eerste lid van de wet, via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:
Artikel 2.2 Persoonskenmerken en verantwoordelijkheid
Bij het compenseren van beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die belanghebbende maakt in het leven. Verwacht wordt dat de belanghebbende geschikte keuzes maakt, rekening houdend met de beperkingen die horen bij zijn individuele omstandigheden.
Een melding kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch worden gedaan bij de Zorgpoort, door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.
Artikel 3.3 Toegangsbepaling en het gesprek
Artikel 4.1 Het maken van een afweging
Bij de beoordeling of er een voorzieningen getroffen gaat worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en
persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.
Artikel 4.3 Wonen in een geschikt huis
Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Het college bepaalt in de nadere regels de momenten waarbij deze beoordeling in ieder geval plaatsvindt.
Artikel 4.4 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften
Het resultaat als genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder c, bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt,
evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.
Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een
aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.
Artikel 4.6 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt. Deze voorziening kan ook tijdelijk worden getroffen ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen.
HOOFDSTUK 5 VERSTREKKINGSVORMEN EN TYPEN VAN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
Artikel 5.1 Verstrekkingsvormen van individuele voorzieningen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura of
Artikel 5.3 Typen van individuele voorzieningen
Individuele voorzieningen kunnen in verschillende vormen worden aangeboden. Bij de bepaling welke voorziening wordt ingezet wordt de onderstaande volgorde gehanteerd:
HOOFDSTUK 6 PROCEDURELE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING, INTREKKING EN TERUGVORDERING
Artikel 6.2 Voorwaarden belanghebbende
Een voorziening wordt niet toegekend:
indien een voorziening reeds eerder krachtens deze, of voorafgaande versie van deze verordening dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen
gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van
omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:
het een aanvraag betreft van een belanghebbende die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 3.3 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden
zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.
Artikel 6.4 Wijziging situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 6.5 Intrekking / beëindigen
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling van het geldbedrag niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de, in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende nadere regels, geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 eerste van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450), dan wel een andere voor de branche gebruikelijke prijsindex.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 25 juni 2013.
De raad voornoemd,
de voorzitter,
Mevr. P.J.M.G. Blanksma - van den Heuvel
de griffier,
Mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
28 juni 2013
De gemeentesecretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe RA
In deze nieuwe verordening zijn met name de uitgangspunten van de “Kanteling” verwerkt. In deze verordening wordt uitgegaan van te behalen resultaten en niet van te verstrekken individuele voorzieningen. Als basis voor deze verordening is genomen de modelverordening van de VNG.
Naast het verwerken van de kantelingsgedachte is aanpassing van de verordening op onderdelen noodzakelijk vanwege jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Waar dit mogelijk en/of noodzakelijk is zullen verwijzingen plaatsvinden.
De opbouw van deze verordening is geheel anders dan de huidige verordening die op 9 november 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad. In deze verordening ligt het zwaartepunt op het zogenaamde “het gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn. Pas hierna kan sprake zijn van een aanvraag voor individuele voorzieningen.
Door deze wijze van werken wordt het proces om te komen tot oplossingen in twee delen gesplitst: een inventarisatiefase, gekarakteriseerd door het “het gesprek” en een fase van aanvraag, beoordeling en toekenning van individuele voorzieningen.
In deze verordening geeft de gemeente aan hoe zij invulling geeft aan het begrip “compensatie” zoals dat in artikel 4 van de Wmo is opgenomen. Onder compenseren wordt verstaan een alternatief bieden voor de beperkingen die iemand heeft om te kunnen participeren in de samenleving, zodanig dat de gevolgen van die beperkingen zoveel mogelijk worden opgeheven, daarbij uitgaande van de zelfredzaamheid van de belanghebbende. Bij de compensatie gaat het om beperkingen in de zelfredzaamheid. Onder zelfredzaamheid wordt verstaan het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.
De grens van de compensatieplicht ligt bij de goedkoopst mogelijke voorziening of verstrekking en gaat niet verder dan wat in alle redelijkheid van de gemeente verwacht mag worden. Met goedkoopst wordt bedoeld dat een voorziening of verstrekking “verantwoord” moet zijn, hetgeen zo veel betekent als doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht.
Uiteraard spelen begrippen als eigen verantwoordelijkheid en uitgaan van de eigen mogelijkheden van belanghebbende een belangrijke rol. Van een ondersteuningsvrager mag verwacht worden dat deze verantwoorde keuzes maakt in zijn leven en daarmee eigen verantwoordelijkheid neemt.
3.Resultaatgerichte compensatie
Bij resultaatgerichte compensatie gaat het om denken in resultaten. Het denken in resultaten vraagt iets anders van het contact met de ondersteuningsvrager dan alleen het bepalen of iemand in aanmerking komt voor een individuele voorziening of verstrekking of niet. De totale persoonskenmerken en behoeften van de ondersteuningsvrager moeten in kaart gebracht worden.
Hierbij is het belangrijk dat er eerst gekeken wordt naar de ondersteuningsbehoefte van de belanghebbende voordat er over
oplossingen gesproken wordt. In eerste instantie moet vastgesteld worden welk resultaat behaald moet worden alvorens gekeken wordt of en hoe de beperkingen gecompenseerd moeten worden. Dit vraagt om één of meer gesprekken met belanghebbende om dit helder in kaart te brengen. Niet iedere ondersteuningsvrager is hetzelfde en niet iedereen met (ogenschijnlijk) dezelfde beperking of belemmering zit in dezelfde situatie of heeft dezelfde ondersteuningsbehoeften. Tijdens het gesprek wordt samen met belanghebbende gezocht naar oplossingen die dicht bij de ondersteuningsvrager zelf staan. Dit kan door te beginnen bij de oplossingen die belanghebbende zelf al had gevonden, toen zijn probleem nog niet zo groot was dat hij daar hulp van anderen bij nodig had. Door in eerste instantie te kijken naar wat de ondersteuningsvrager wel kan en naar wat hij in zijn eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren, blijft de ondersteuningsvrager beter betrokken bij de samenleving. Ook wordt deze daarmee gestimuleerd om naar vermogen actief te blijven. Als in het gesprek blijkt dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorliggende voorzieningen onvoldoende mogelijkheden geven om belanghebbende passend te ondersteunen kan een individuele voorziening nodig zijn.
Begrippen als eigen verantwoordelijkheid en uitgaan van de eigen mogelijkheden van belanghebbende spelen een belangrijke rol bij het toepassen van maatwerk en daarmee bij het compenseren van beperkingen om het gewenste resultaat te bereiken. Bij het compenseren van beperkingen moet rekening gehouden worden met de mate waarin belanghebbende zelf verantwoordelijk is of kan worden geacht voor het opheffen van zijn beperkingen, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen. Bij het te bereiken resultaat wordt hier rekening mee gehouden.
Er wordt in eerste instantie uitgegaan van de eigen individuele kracht van belanghebbende en de kracht van het sociale netwerk. Wanneer deze netwerken en verbindingen tekort schieten, kan bekeken worden of een algemene/collectieve voorziening uitkomst kan bieden. Pas als laatste is de mogelijkheid van een individuele voorziening aan de orde. Het gaat hierbij om de “getraptheid” in verantwoordelijkheid:
“ getraptheid” in verantwoordelijkheid
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt ten aanzien van de doelgroep: personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem. In artikel 1 van de Wmo wordt ten aanzien van prestatieveld 6 ook de doelgroepen mantelzorgers en vrijwilligers genoemd.
In het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een melding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn wensen en behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten te realiseren zijn met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Dit traject kan uiteindelijk ook nog leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor individuele voorziening.
Onder het gesprek wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar het de compensatieplicht geldig is, zich aanmeldt en na die melding in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert waar betrokkene problemen ondervindt, wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de wensen en behoeften daarbij zijn, welke oplossingsmogelijkheden er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen, zodat een uitgangspunt ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd. Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al zijn te behalen, zal een vervolg noodzakelijk zijn in de vorm van een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek zal de basis zijn voor de aanvraag. Het verslag van het gesprek zal dan ook bij de aanvraag worden gevoegd. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek zal in feite het gesprek verplaatsen naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren. In het gesprek zal ook de financiële consequenties in de vorm van een eigen bijdrage besproken worden. De uiteindelijke eigen bijdrage wordt berekent door het CAK. Echter zal door de vertegenwoordiger van het college duidelijk gesproken moeten worden over de kosten van de eventuele individuele voorziening.
De aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het moge duidelijk zijn dat het
gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet. De aanvraag kan schriftelijk, elektronisch of mondelinge gedaan worden
Als in een leefeenheid meerdere minder of meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter.
Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van beroep is een voorziening algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die gewoon in een normale winkel te koop is en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten.
Sub t: Algemene voorzieningen.
Dit zijn voorzieningen die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle Nederlanders; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden zijn:
- De dagrecreatie voor ouderen
- De boodschappenservice van de LEV-groep
- De maaltijdservice van de LEV-groep en Savant
- Klusjesdiensten van de LEV-groep
- De rolstoel-pools en scootmobiel-pools
Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet.
Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die niet in de vorm van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.
Sub x: Persoonsgebonden budget
Nadere uitwerking omtrent de relatie tussen diverse compenserende voorzieningen en daarbij behorende persoonsgebonden budgetten vindt plaats in de Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning Helmond.
Sub y: financiële tegemoetkoming
Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld om een bepaalde voorziening te
verwerven. Het is niet perse een kostendekkende vergoeding, maar een bedrag, bedoeld als tegemoetkoming in de kosten.
In dit artikel is een delegatiebepaling opgenomen die het mogelijk maken voor de Raad om zaken te delegeren aan het college.
Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie
Hoofdstuk 2 is het hart van de verordening. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 Wmo genoemde doelstellingen van de compensatieplicht.
Er zijn hieruit 8 te bereiken resultaten afgeleid: een schoon en leefbaar huis, beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding, het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren, wonen in een geschikt huis, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan.
Een toelichting op de resultaatgerichte compensatie is al gegeven in het eerste hoofdstuk van deze toelichting onder 3.
Hoofdstuk 3 Het gesprek en de aanvraag
Dit hoofdstuk bepaalt dat er een scheiding wordt aangebracht tussen een melding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening, wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen, of indien ofwel belanghebbende ofwel de gemeente dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door het gesprek. Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaats kunnen vinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek.
Hoofdstuk 4 Beoordeling van de te bereiken resultaten
Artikel 4.2 Een schoon en leefbaar huis.
Hierin wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis. Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden zijn normen geformuleerd in de beleidsregels en een indicatie protocol. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar
boven of naar beneden (maatwerk).
Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte
slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten.
Met een geschikte woning wordt bedoeld dat de woning zodanig functioneel is ingericht dat de bewoner gebruik kan maken van de genoemde ruimten. Bijvoorbeeld brede deuren, en vrij van drempels, ook bij de voordeur, indien verplaatsen gebeurt met een rolstoel.
Hierin wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Een schoon huis zal bereikt worden via licht en zwaar huishoudelijk werk. Het gaat hierbij om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij horen aspecten die via algemeen gebruikelijke voorzieningen te realiseren zijn niet onder de compensatieplicht. Het aantal benodigde uren voor deze activiteit zal bepaald worden via een normenschema welke nader uitgewerkt is in het Protocol indicatiestelling Persoonlijke Ondersteuning
Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen zal allereerst gekeken moeten worden of dit niet onder de Gebruikelijke zorg valt. Alle huisgenoten boven 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan.
Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal al dat onderzoek gedaan moeten worden om dit vast te stellen.
Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen bestaande overbelasting van huisgenoten kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.
Artikel 4.3 Wonen in een geschikt huis
Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.
Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan
mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de wensen en behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid op te maken kan het college sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels die gelden bij het maken van afwegingen zijn in de nadere regels of de beleidsregels opgenomen.
Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening over meerdere gehandicapten een belangrijke rol.
Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de wensen van de aanvrager. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die wensen zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.
Als er voorliggende voorzieningen zijn of alternatieve voorzieningen zijn die goedkoper zijn zal eerst beoordeeld worden of het hanteren hiervan nog leidt tot maatwerk, zodat via deze voorzieningen het resultaat bereikt zou kunnen worden.
Artikel 4.4 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften
Deze beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua kostprijs artikelen past bij het bestedingspatroon van de aanvrager. Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen.
Stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet perse door de aanvrager zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.
Bepalen dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leiden tot het te bereiken resultaat voorliggend zijn op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar is kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.
Artikel 4.5 Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding
Gemeenten dienen aanvragers in staat te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.
Als mobiliteit het probleem is kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is zou dit de oplossing kunnen bieden.
Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is.
Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen zal allereerst gekeken moeten worden of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan.
Als er voorliggende: algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn die tot het te bereiken resultaat kunnen leiden zal geen ruimte bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk.
Artikel 4.6 Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren
Spreekt over de dagelijkse zorg van gezonde kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.
Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.
Het thuis verzorgen van gezonde kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz.
Voor- tussen- en naschoolse opvang kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.
Artikel 4.7 Zich verplaatsen in en om de woning
Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.
In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is moet ook de berging bereikt kunnen worden.
Het doel hierbij is men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is.
In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis verstrekt worden als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ.
De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men elders gedurende langere tijd zich moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.
De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt alleen dan verstrekt, indien de gemeente geen regeling heeft voor het lenen van dit soort rolstoelen. Ook is het wellicht in incidentele situaties noodzakelijk om andere redenen een dergelijke rolstoel voor incidenteel gebruik te verstrekken. Het zal hierbij gaan om uitzonderingen: uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.
Een rolstoelpool zou kunnen leiden tot een adequate oplossing voor het probleem van het verplaatsen op andere plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt.
Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.
Artikel 4.8 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen.
Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de WIA.
De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.
De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager.
Ook bij de vervoersvoorzieningen kan een scootmobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.
Artikel 4.9 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten
Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 14 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.
Als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 14 het vervoersprobleem opgelost worden.
Als sprake is van voorliggende voorzieningen die het probleem op kunnen lossen zal er geen ruimte meer
zijn voor individuele voorzieningen.
Hoofdstuk 5 Verstrekkingsvormen en typen van individuele voorzieningen
Artikel 5.1 Verstrekkingsvormen van individuele voorzieningen.
In dit artikel wordt allereerst behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn genoemd in artikel 5 Wmo en voorgeschreven in artikel 6 Wmo. De financiële tegemoetkoming staat tevens genoemd in artikel 5 Wmo maar staat verder uitgewerkt in artikel 7 lid 2 Wmo.
In deze leden wordt door de raad vastgesteld dat het college in de nadere regels de PGB tarieven vaststelt. Het college dient echter bij de vaststelling van de tarieven uit te gaan van criteria als minimumloon en het van toepassing zijnde Cao-loon, en de hoogte van de tarieven van gecontracteerde aanbieders en de wijze van inkoop. Dit betekent dat het college er zorg voor moet dragen dat belanghebbende wanneer deze voor een persoonsgebonden budget kiest, deze voor het PGB tarief ook daadwerkelijk de geïndiceerde hulp kan inkopen.
Deze bepalingen zijn in deze nieuwe verordening maatschappelijke ondersteuning opgenomen in verband met de rechtbank uitspraak van Rechtbank 's-Hertogenbosch 04-09-2012, nr. AWB 11/4288. In deze uitspraak is de gemeente Helmond in het ongelijk gesteld is met betrekking tot het vaststellen van de PGB tarieven zoals deze gehanteerd worden sinds 1 oktober 2011. De delegatiebepaling in de oude verordening was onvoldoende duidelijk omschreven. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in deze uitspraak de delegatiebetaling in dit concrete geval onverbindend verklaard. Dit betekent dat de gemeente Helmond de opdracht heeft gekregen om de bepaling in de verordening aan te passen.
Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering
De Algemene wet bestuursrecht regelt dat als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De wet bepaalt niets over beslistermijnen. Met betrekking tot bouwkundige woonvoorzieningen is besloten om een langere beslistermijn van 12 weken te hanteren. Er wordt een langere beslistermijn gehanteerd omdat bij deze voorzieningen vaak een offerte aangevraagd moet worden. Dit neemt enige tijd in beslag, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is.
Artikel 6.2 Voorwaarden belanghebbende
Bepaalt dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is.
Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een
belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal
immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.
Bepaalt dat de voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.
Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Als daar aanleiding voor is biedt artikel 6:3 daartoe de mogelijkheid. Geregeld is dat het college twee mogelijkheden heeft: het college kan iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen.
De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze mogelijkheid biedt ook de mogelijkheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts. Het zal duidelijk zijn dat er van deze mogelijkheden alleen maar gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is.
Geeft de situaties weer waarin een adviesinstantie (over het algemeen een medisch adviseur) om advies gevraagd zal worden. Dat kan van belang zijn als het gaat om een aanvraag van een persoon die nog niet bij de gemeente bekend is. In die situatie is het van groot belang te weten wat de aard van de problemen is en welke prognose er bestaat.
Is de aanvrager bekend, maar is er sprake van gewijzigde omstandigheden, dan kan er ook aanleiding zijn een advies op te vragen.
Artikel 6.4 Wijziging situatie
Dit artikel voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie de plicht bestaat het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden de voorziening stopgezet kunnen worden en dient men dit zo snel mogelijk te melden. Uiteraard kan de gemeente in deze situatie ook via het GBA kennis hebben van deze gewijzigde omstandigheid.
Een besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of
gedeeltelijk ingetrokken worden. De nadere uitwerking van dit artikel zal in een nieuw beleidsregel vastgesteld worden.
Indien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een financiële tegemoetkoming of een pgb kan worden teruggevorderd.
Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook worden teruggevorderd als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt. Voor verdere uitwerking zal er een beleidsregel opgesteld worden.
Artikel 6.7 Verhaal van schade
Het college zal de belanghebbende verzoeken om de derde aansprakelijk te stellen voor het verloren gaan of beschadiging van de voorziening. Dit artikel zal alleen gebruikt kunnen worden bij voorzieningen die in natura aan belanghebbende verstrekt zijn.
Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet.
Bepaalde bedragen zullen jaarlijks aangepast worden zonder dat het college hier iets voor hoeft te doen. Te denken valt daarbij aan de bedragen voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze bedragen jaarlijks aanpassen. Een college is op basis van dit artikel ook bevoegd eigen bedragen aan te passen.
Om deze reden is het voor de hand liggend alle bedragen in de gemeentelijke Nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Helmond op te nemen, zodat de bedragen snel en gemakkelijk aan te passen zijn.