Organisatie | Haaren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Wmo (2013) |
Citeertitel | Besluit Wmo(2013) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
Dit is gedelegeerde regelgeving van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Haaren 2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 02-12-2014 | Nieuwe regeling | 18-06-2013 De Leije, 3 juli 2013 | B&W-voorstel 18 juni 2013 |
Hoofdstuk 2 : Persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking
Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.
Artikel 2.2 Regels rond verantwoording
1.De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:
a) indien er een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt aan personen met een indicatie voor de hulp bij het huishouden van vier uur per week of hoger, binnen vier weken na afloop van iedere periode waarover verantwoording dient te worden afgelegd. Verantwoording vindt plaats door middel van een door het college beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier. Tevens wordt jaarlijks een formulier verstrekt met informatie over de periodes waarover verantwoording dient te worden afgelegd met de inleverdata;
college vindt plaats indien er een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt aan personen met een indicatie tot vier uur per week. De budgethouder wordt vrijgesteld van de verantwoording van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.
Indien de budgethouder verzuimt om het verantwoordingsformulier binnen vier weken na de verantwoordingsperiode in te leveren, of het verantwoordingsformulier niet of niet volledig invult, wordt de betaling van het persoonsgebonden budget voor de daaropvolgende vier weken opgeschort totdat het volledig ingevuld verantwoordingsformulier is ontvangen.
Hoofdstuk 3: Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdrage en eigen aandeel
De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een eenpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuningmeer bedraagt dan € 23.208,00 per jaar, het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 23.208,00.
De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een eenpersoonshuishouden van 65 jaar of ouder € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuningmeer bedraagt dan € 16.257,00 per jaar, het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.257,00.
De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een meerpersoonshuishouden, indien beiden of één van beide jonger is dan 65 jaar, € 26,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het gezamenlijke inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuningmeer bedraagt dan € 28.733,00 per jaar, het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 28.733,00.
De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een meerpersoonshuishouden, beiden 65 jaar of ouder, € 26,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning meer bedraagt dan € 22.676,00 per jaar, het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.676,00.
Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel
Het college kan over gaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de persoon met beperkingen opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Blijft de persoon met beperkingen volharden in zijn verzuim, dan kan het college overgaan tot terugvordering van de aan de zorgaanbieder verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.
Indien een woonvoorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager of zijn/haar ouder(s) of verzorger(s) wordt een eigen aandeel in rekening gebracht.
Voor onderhoud- en reparatiekosten (niet zijnde opgenomen in een leaseprijs) wordt voor de feitelijke kosten gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage opgelegd.
a)De (jaarlijkse) onderhoud- en reparatiekosten voor uitstaande trapliften (liften die aangeschaft zijn vóór 1 juli 2013) worden met ingang van 30 december 2013 opgevoerd als zorgkosten voor de eigen bijdrageregeling.
Hoofdstuk 5: Woonvoorzieningen
Artikel 5.2 Verhuis- en herinrichtingskosten
De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 10 lid 4 van de verordening, bedraagt voor een alleenstaande € 2.663,= en voor een meerpersoons huishouden € 3.423,=.
Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
1.De financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, en rolstoelvloerbedekking is eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen:
Artikel 5.4 Kosten van tijdelijke huisvesting
de werkelijke kosten van de kale huur per maand mogen nimmer meer bedragen dan de maximale huurgrens die is vastgesteld in artikel 13 lid 1 Wet op de huurtoeslag, tenzij weigering van de woonvoorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 5.5 Kosten van huurderving
De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving, bedraagt de kosten van de kale huur van de woonruimte, waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.
Hoofdstuk 6: Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer
Indien een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer wordt verstrekt, zijn de kosten van dit vervoer voor de persoon met beperkingen per zone gelijk aan het OV-chipkaartbustarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer.
Artikel 6.4 Afstemming hoogte persoonsgebonden budget bij samenvallende vervoersbehoefte
Indien er, binnen een leefeenheid, meerdere personen met beperkingen zijn, die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor deze vervoersvoorziening afgestemd op de mate waarin de vervoersbehoeften van de personen met beperkingen samenvallen.
Toelichting op het Besluit Wmo (2013)
Naast een Verordening Wmo is er ook een Besluit Wmo. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de Verordening gewijzigd moet worden en dus in de raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het besluit Wmo door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
In 2011 is de Wet maatschappelijke ondersteuning op lokaal niveau doorontwikkeld. Op 7 juli 2011 heeft de raad kennis genomen van de notitie “ De kanteling in de gemeente Haaren”. Aan de leden van de raad zijn vier scenario’s voorgelegd hoe de kanteling in de gemeente vorm moet krijgen.
Over het algemeen kon de raadscommissie zich vinden in de principes van de kanteling. Gelet op de overwegingen is scenario twee verder uitgewerkt in het beleid: de Wmo-Verordening, het Besluit Wmo en de beleidsregels.
Hieronder leest is wat er precies is gewijzigd:
Niet gebruikte begrippen zijn weggehaald bij de begripsbepalingen. Bepaalde artikelen zijn eenvoudiger geformuleerd en bepaalde termen zijn nu correct weergegeven.
2.Aansluiting bij Wmo-Verordening
Het Besluit Wmo is aangepast aan de Wmo-Verordening. U treft niet meer aan: een bedrag bij het primaat van verhuizen, het bezoekbaar maken van de tweede woning en het bedrag voor de sportrolstoel. Ook de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of bruikleenauto is komen te vervallen.
In verschillende artikelen is de tekst aangepast aan de praktijk. Het bedrag van het persoonsgebonden budget is maximaal het bedrag dat de gemeente betaalt aan de gecontracteerde leverancier voor een voorziening in natura. Exclusief korting.
4.PGB-middel gaat terug naar de gemeente als er geen recht meer op bestaat.
In aansluiting op de Wmo-Verordening is een lid toegevoegd waarin staat dat een voorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget, ingeleverd moet worden bij de gemeente als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. De klant wordt verplicht om het eigendom over te dragen of dat de voorziening naar rato wordt terugbetaald.
5.Terugbetaling PGB-HH als er geen uren zijn verantwoord.
Er geldt een verantwoordingsvrije ruimte van 10%. Echter, dit geldt niet als de budgethouder nul uren verantwoordt. Dan dient het hele persoonsgebonden budget te worden terugbetaald.
6.Parameters en inkomensgrenzen
De bedragen uit artikel 3.1 zijn aangepast aan de standaardparameters voor 1-1-2012.
Alle overige bedragen zijn geïndexeerd volgens het indexcijfer van het CBS, artikel 30 van de Wmo-Verordening.
8.Termijnen eigen bijdrage en eigen aandeel
In de Wmo-Verordening is de eigen bijdrage regeling al verruimd voor alle voorzieningen. Behalve de rolstoel en forfaitaire financiële tegemoetkomingen wordt nu voor alles een eigen bijdrage gevraagd. Voor de kosten van een woningaanpassing geldt nu geen vrijstelling meer tot 75% van de kosten. Dit is verwerkt in het Wmo-Besluit.
De termijn van de te betalen eigen bijdrage en eigen aandeel is maximaal 39 periodes van vier weken. Met uitzondering de hulp bij het huishouden. Daarvoor geldt de eigen bijdrage gedurende de verstrekkingsperiode.
9.Artikel terugbetaling bij verkoop is verwijderd
Aanvragers gaan met dit nieuwe beleid naar draagkracht meebetalen aan de aanpassingskosten van de woning. Het past dan niet om daarnaast nog te verlangen dat er een bedrag moet worden terugbetaald als de woning verkocht wordt. Bovendien is er tot op heden nooit iets met dit artikel gedaan.
Artikel 1 onder d. Voorheen werd het inkomen verlaagd met het gemis aan zorg- en huurtoeslag en eigen bijdragen AWBZ/Wmo. In de praktijk is dat een ingewikkelde berekening, waarbij de klant veel inkomstengegevens moet overleggen. Berekend is dat deze kosten overeenkomen met 10% van het netto inkomen. Derhalve is de draagkrachtberekening hiermee vereenvoudigd en wordt het inkomen verlaagd met 10% alvorens berekend wordt of er ruimte is in het inkomen.
Artikel 3.3 lid 3 is geschrapt, omdat dat lid niet correct was. Bij niet bouwkundige of niet woontechnische aanpassingen in de vorm van een pgb of in natura, kan niet naar de draagkracht gekeken worden. Draagkracht is alleen van toepassing bij een financiële tegemoetkoming. Ook wordt voor deze voorzieningen geen eigen bijdrage opgelegd. Derhalve is het lid verwijderd.
In artikel 3.3 is een nieuw lid toegevoegd (derde lid) om geen eigen aandeel op te leggen als de woonvoorziening enkel het plaatsen van een wandcontactdoos betreft voor een scootmobiel. De reden hiervoor is dat het zowel in de uitvoering als voor de klant veel werk oplevert om, als de scootmobiel is geleverd, achteraf de klant te belasten met het overleggen van inkomstengegevens voor het berekenen van het eigen aandeel voor een woonvoorziening. De kosten van het plaatsen van een wandcontactdoos zijn bovendien gering.
Artikel 3.4: is aangepast. Voor een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt wordt namelijk geen eigen bijdrage opgelegd. De werkwijze van het innen van het eigen aandeel is sinds 1 januari 2009 gewijzigd: het eigen aandeel wordt nu doorgegeven aan het CAK. Het CAK bewaakt de anticumulatie en legt de klant het eigen aandeel op gedurende 39 perioden van 4 weken en int deze.
Artikel 3.5 is geschrapt. In de praktijk wordt er zelden een besparingsbijdrage opgelegd. Bovendien is er een uitspraak van de CRvB dat de Wvg geen grondslag kent om een besparingsbijdrage op te leggen. De vraag is of dit ook voor de Wmo geldt. De rechtbank van Zutphen heeft zich over een Wmo voorziening uitgesproken: ook in de Wmo mag je geen besparingsbijdrage opleggen. De CRvB zal zich hierover moeten uitspreken.
Artikel 5.2 is aangepast omdat de werkwijze van het innen van het eigen aandeel is gewijzigd. Voorheen werd dat in een keer afgetrokken van de financiële tegemoetkoming of in rekening gebracht bij de klant. Nu wordt het eigen aandeel verspreid over periodes van 39 maal vier weken en controleert het CAK of de klant nooit meer bedraagt dan de maximale periodebijdrage voor Wmo voorzieningen en AWBZ zorg (anticumulatie).
Artikel 5.10 lid 2: de vermelding onder c is niet correct en daarom verwijderd. Voor een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt. ‘Hoofdbewoner’ is vervangen door ‘aanvrager’, omdat de financiële tegemoetkoming aan de aanvrager wordt uitbetaald en niet aan de hoofdbewoner.
De vervanging heeft plaatsgevonden op advies van Schulinck. De Wmo geeft een verruiming van de doelgroep, namelijk ook personen met chronisch psychische en psychosociale problemen behoren tot de doelgroep. Door deze wijziging is het duidelijk dat ook personen met chronisch psychische en psychosociale problemen een beroep kunnen doen op de Wmo;
In artikel 3.1 zijn de bedragen aangepast voor 2008. Hierbij is aangesloten bij de standaard parameters van het CAK. Lid 5 is toegevoegd conform het besluit van het college van de gemeenten Haaren op 11 december 2007. Lid 6 is toegevoegd, omdat een indexeringsbepaling ontbrak. Zodoende hoeft niet ieder jaar een nieuw Besluit Wmo te worden vastgesteld omdat de bedragen worden geïndexeerd.
In artikel 3.5 zijn de bedragen aangepast voor 2008. De leden 5 en 6 zijn toegevoegd, zodat duidelijk is dat een besparingsbijdrage voor iedere vorm van voorziening kan worden opgelegd en om te bepalen dat er slechts eenmaal in de vijf jaar voor een zelfde voorziening een besparingsbijdrage kan worden opgelegd.
De bedragen in de volgende artikelen zijn aangepast (afgerond op hele euro’s) op grond van artikel 8.2 van de Verordening Wmo, waarin staat dat de bedragen jaarlijks kunnen worden aangepast conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek:
Artikel 3.5, 5.1, 5.3, 5.4, 5.7, 6.4 lid 4 en 5 en 7.2.
Artikel 5.5 lid 3 is toegevoegd, omdat geen maximum per maand was bepaald voor de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. Hierdoor kunnen de kosten voor tijdelijke huisvesting per maand ongelimiteerd hoop oplopen. De aanvulling heeft plaatsgevonden op advies van Schulinck.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit artikel wordt uitleg gegeven over de begripsbepalingen die in het besluit Wmo worden gehanteerd.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking
Niet in alle situaties wordt het verzoek tot het verstrekken van de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget gehonoreerd. Per individuele situatie zal, naar aanleiding van de aanvraag om een individuele voorziening, een onderzoek plaatsvinden waarbij tevens wordt beoordeeld of de aanvrager om kan gaan met de verantwoordelijkheid van het besteden van het persoonsgebonden budget aan een voorziening waarvoor een indicatie is afgegeven. Tevens wordt beoordeeld of de aanvrager in staat is om verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget volgens de regels die hiervoor zijn vastgesteld.
In het geval dat een aanvrager in het verleden een persoonsgebonden budget heeft gehad voor een individuele voorziening op grond van de verordening Wmo of op grond van de AWBZ waarbij is gebleken dat hij zich niet heeft gehouden aan de regels van besteding van het persoonsgebonden budget of de verantwoording daarvan, wordt een persoonsgebonden budget geweigerd.
5.Een voorziening die iemand met een PGB heeft gekocht, moet bij de gemeente worden ingeleverd of terugbetaald, als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. Bijvoorbeeld als de voorziening niet gebruikt wordt, of bij verhuizing of overlijden. Hiermee verplicht de gemeente de klant (of zijn nabestaanden) om de eigendom van het middel over te dragen aan de gemeente. Het is ook mogelijk dat de klant de voorziening niet overdraagt, maar de voorziening naar rato terugbetaalt aan de gemeente.
Artikel 2.2 Regels rond verantwoording
De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget is hier vastgelegd.
Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden betreft, vindt de verantwoording voor personen met een indicatie voor de hulp bij het huishouden van vier uur per week of hoger achteraf plaats op basis van het aantal geleverde uren. De budgethouder ontvangt hiervoor vier maal per jaar van de gemeente een verantwoordingsformulier. Tevens ontvangt de budgethouder ieder jaar een schema waarin vermeld staat over welke periodes wanneer verantwoording dient te worden afgelegd.
De uren die verantwoord worden, mogen tot 10% afwijken van het geïndiceerd aantal uren over de betreffende periode, zonder dat het budget teruggevorderd wordt. Pas als de verantwoorde uren meer dan 10% afwijken, wordt het teveel verstrekte persoonsgebonden teruggevorderd tot aan 90% van het budget. Een percentage van 10% is derhalve verantwoordingsvrij. Dit geldt niet als er nul uren worden verantwoord. Dan dient het hele budget te worden terugbetaald.
Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen betreft, vindt de verantwoording vooraf plaats door middel van het overleggen van de nota.
In principe vraagt de persoon met beperkingen zelf een voorziening aan. Het is logisch, en conform het huidige beleid, dat de aanvraag door de wettelijk vertegenwoordiger, voogd, bewindvoerder of curator namens de persoon met beperkingen kan worden ingediend. De verantwoording van de besteding van een persoonsgebonden budget zal in dat geval ook via de wettelijk vertegenwoordiger, voogd, bewindvoerder of curator lopen.
Artikel 2.3 Regels rond uitbetaling
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt per vier weken plaats in de eerste week van de betreffende periode. Hierdoor is de budgethouder in staat om de nota van de door hem ingeschakelde hulp tijdig te betalen.
Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt plaats nadat de aankoopnota is overlegd.
Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.
Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.
Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.1 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel
Hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 lid 1 van het besluit wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen.
De raad heeft besloten om aan te sluiten bij de maximale inkomensafhankelijke bedragen zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
De maximale eigen bijdrage per uur genoemd in lid 5 sluit aan bij de kostprijs van de zorg in natura.
Het CAK bewaakt of er geen cumulatie van kosten plaatsvindt. Dus iemand betaalt nooit meer dan zijn maximale periodebijdrage voor AWBZ-zorg en Wmo ondersteuning (eigen bijdrage en eigen aandeel).
Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel
In dit artikel is bepaald dat het college over kan gaan tot het opschorten van de betaling van het persoonsgebonden budget dan wel stopzetting van de zorg in natura als de persoon met beperkingen de opgelegde eigen bijdrage niet voldoet aan het Centaal Administratie Kantoor (CAK).
Blijft de persoon met beperkingen volharden in het verzuim, kan worden overgegaan tot intrekking van het recht en terugvordering van het ten onrechte betaalde persoonsgebonden budget of terugvordering van de ten onrechte aan de zorgaanbieder betaalde vergoeding voor de zorg in natura. Voor alle duidelijkheid: bij ten onrechte verstrekte zorg in natura, krijgt de persoon met beperkingen te maken met een terugvordering van de door de gemeente aan de zorgaanbieder betaalde uren.
Als de aanvrager (of zijn ouder(s)/verzorger(s) van de woningaanpassing de eigenaar van de woning is, moet hij een eigen aandeel betalen. Het college geeft het eigen aandeel door aan het CAK. Het CAK int het eigen aandeel bij de klant gedurende 39 perioden van vier weken en bewaakt tegelijkertijd of er geen cumulatie van kosten optreedt. De klant betaalt nooit meer dan de maximale periode bijdrage, voor ondersteuning vanuit de Wmo én AWBZ-zorg.
Deze bepaling sluit aan op het bepaalde in artikel 4.1 lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Concreet betekent dit dat de ten laste van de persoon met beperkingen blijvende kosten over een periode van maximaal 39 perioden van 4 weken worden uitgesmeerd.
Dit geldt niet voor hulp bij het huishouden en onderhoud- en reparatiekosten (als deze geen onderdeel zijn van een leasebedrag. Daarvoor moet gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage worden betaald.
Bij het opleggen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt uitgegaan van de feitelijke kosten.
Uitgangspunt is dat alle kosten die de gemeente heeft opgevoerd worden voor het CAK als zorgkosten waarvoor een eigen bijdrage betaald moet worden.
Voor hulp bij het huishouden en onderhoud- en reparatiekosten (als deze geen onderdeel zijn van een leasebedag) geldt dit voor zolang de klant de voorziening heeft.
Bij het opvoeren van de zorgkosten moet ook rekening worden gehouden met de betrekkingsperiode.
Voor hulp bij het huishouden hebben de zorgkosten betrekking op een vierwekelijkse periode. De onderhoud- en reparatiekosten (als die geen onderdeel zijn van een leasebedrag) hebben betrekking op een jaar, of keren jaarlijks terug. Dus worden ze over 13 periodes van vier weken uitgesmeerd.
Voor de overige voorzieningen geldt een maximum van 39 vierwekelijkse periodes. Bijvoorbeeld kosten voor een woningaanpassing, traplift, persoonsgebonden budget (niet zijnde voor HH) en leasebedragen voor hulpmiddelen.
De (jaarlijkse) onderhoud- en reparatiekosten voor uitstaande trapliften (liften die aangeschaft zijn vóór 1 juli 2013) worden met ingang van 30 december 2013 opgevoerd als zorgkosten voor de eigen bijdrageregeling.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Artikel 4 Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden hangt samen met de gestelde indicatie. Bij de indicatiestelling wordt aangegeven hoeveel uren hulp bij het huishouden er per week nodig zijn. Zowel voor de gemeente als voor de aanvrager schept dit duidelijkheid over de omvang van het aantal uren.
Het aantal uren wordt vermenigvuldigd met het uurtarief.
Artikel 5.1 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkomingen en pgb woonvoorzieningen
De vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt gebaseerd op een door het college goedgekeurde offerte voor de goedkoopst compenserende voorziening. Daarin kan een aantal subsidiabele kosten teruggevonden worden. Om welke subsidiabele kosten het gaat, wordt uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek.
Het PGB voor woonvoorzieningen bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardige voorziening in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.
Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.
Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
Bij de vaststelling van de maximale vergoedingsbedragen is uitgegaan van de Nibud bedragen.
Bij het toekennen van de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de economische levensduur van de gordijnen en de vloerbedekking die reeds aanwezig is. Mochten de te vervangen zaken ouder dan 7 jaar zijn, dan wordt de aanvraag afgewezen.
Zo wordt naar rato van de afschrijvingstermijn 7/7, 6/7, 5/7 etc van de maximale vergoedingsbedragen van stoffering toegekend.
In principe moet de aanvrager de ouderdom van de te vervangen spullen aantonen.
De tegemoetkoming is eenmalig omdat van de aanvrager mag worden verwacht dat hij zelf reserveert om in de toekomst een vervanging te bekostigen.
Bij verhuizing kan er geen aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming in de kosten van woningsanering of rolstoelvloerbedekking omdat deze kosten onderdeel uitmaken van de normale verhuiskosten. Immers bij verhuizing zal de woning opnieuw moeten worden ingericht en daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de ondervonden beperkingen.
Artikel 5.7 Uitbetaling financiële tegemoetkoming
In dit artikel wordt aangegeven dat de financiële tegemoetkomingen voor onroerende woonvoorzieningen en voor het verwijderen van voorzieningen worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte terwijl financiële tegemoetkomingen voor verhuizing, voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie en voor tijdelijke huisvesting uitbetaald worden aan de aanvrager.
Huurderving wordt aan de eigenaar van de woonruimte betaald. De eigenaar kan voor huurderving in aanmerking komen indien hij een aangepaste woonruimte die vrijkomt, aanhoudt totdat een persoon met beperkingen de woonruimte gaat huren.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
In dit artikel wordt bepaald voor welke voorzieningen een inkomensgrens wordt gehanteerd. Ligt het inkomen hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief eventuele toeslagen en verlagingen, dan bestaat er geen recht op een pasje voor de regiotaxi of een financiële tegemoetkoming voor de kosten van een (rolstoel)taxi.
Artikel 6.2 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer
Het gebruik van het collectief vervoer is, binnen 5 zônes openbaar vervoer, ongelimiteerd. Wel dient de persoon met beperkingen het zogenaamde OV-chipkaart tarief voor de bus te betalen. Dit zijn algemene kosten die personen zonder beperkingen ook hebben op het moment dat ze gebruik maken van het openbaar vervoer. Het collectief vraagafhankelijk vervoer is immers een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen gebruik kan maken. Echter voor reizigers die geen beperkingen hebben of personen met beperkingen maar die een inkomen ter beschikking hebben van meer dan anderhalf maal de voor hen geldende bijstandsnorm, worden de verschuldigde kosten per zone door de provincie vastgesteld.
Artikel 6.4 Vervoersvoorziening als pgb of financiële tegemoetkoming.
In dit artikel wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening.
Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.
Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.
Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
Verder wordt in dit artikel een aantal bedragen vastgesteld voor de
taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze
bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels (Verstrekkingenboek) verder worden uitgewerkt.
Artikel 6.5 Afstemming hoogte pgb bij samenvallende vervoersbehoefte
Als er, binnen een leefeenheid, sprake is van huisgenoten die ter compensatie van hun beperkingen in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget afgestemd op het eventuele samenvallen van de vervoersbehoeften van de huisgenoten. Indien deze grotendeels samenvallen zal het persoonsgebonden budget naar rato naar beneden worden bijgesteld. Per geval dient beoordeeld te worden of er sprake is van samenvallende vervoersbehoeften en in welke mate deze samenvallen.
Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 7.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget
In dit artikel wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening.
Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.
Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.
Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.
Hoofdstuk 2 : Persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking
Artikel 2.2 Regels rond verantwoording
Artikel 2.3 Regels rond uitbetaling
Hoofdstuk 3: Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel
Hoofdstuk 4 : Hulp bij het huishouden
Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Hoofdstuk 5: Woonvoorzieningen
Artikel 5.1 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen
Artikel 5.2 Verhuis- en herinrichtingskosten
Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
Artikel 5.4 Kosten van tijdelijke huisvesting
Artikel 5.5 Kosten van huurderving
Artikel 5.6 Kosten onderhoud, keuring en reparatie
Artikel 5.7 Uitbetaling financiële tegemoetkoming
Hoofdstuk 6: Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer
Artikel 6.2 Vervoersvoorziening in natura
Artikel 6.3 Vervoersvoorziening als persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming
Artikel 6.4 Afstemming hoogte persoonsgebonden budget bij samenvallende vervoersbehoefte
Hoofdstuk 7: Rolstoelvoorzieningen
Artikel 7.1 Rolstoelvoorziening in natura
Artikel 7.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget
Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding Toelichting op het Besluit Wmo (2013)