Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Besluit Wmo (2013)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Wmo (2013)
CiteertitelBesluit Wmo(2013)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Dit is gedelegeerde regelgeving van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Haaren 2012

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201302-12-2014Nieuwe regeling

18-06-2013

De Leije, 3 juli 2013

B&W-voorstel 18 juni 2013

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Wmo (2013)

Het college van de gemeente Haaren,

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en het bepaalde in de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Haaren 2012,

besluit het volgende vast te stellen:

Besluit Wmo (2013)

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Haaren 2012

  • b.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening en de Awb (Algemene wet bestuursrecht).

Hoofdstuk 2 : Persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Regels rond verstrekking

  • 1.

    Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a)

      er tijdens het onderzoek, naar aanleiding van de aanvraag, twijfels ontstaan of de aanvrager in staat is om:

      • -

        de verantwoordelijkheid tot besteding van een persoonsgebonden budget aan de voorziening waarvoor deze wordt toegekend aan te kunnen; of

      • -

        te kunnen voldoen aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • b)

      bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager het budget niet of slechts ten dele heeft besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend of zich niet heeft gehouden aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 3.

    De voorziening als bedoeld in artikel 19, lid 2 van de Verordening (een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer) wordt uitsluitend in natura verstrekt.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

  • 5.

    Een voorziening die de aanvrager met een persoonsgebonden budget heeft aangeschaft, moet worden ingeleverd bij - of terugbetaald aan de gemeente, als er tussentijds geen recht meer op bestaat.

Artikel 2.2 Regels rond verantwoording

1.De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

a) indien er een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt aan personen met een indicatie voor de hulp bij het huishouden van vier uur per week of hoger, binnen vier weken na afloop van iedere periode waarover verantwoording dient te worden afgelegd. Verantwoording vindt plaats door middel van een door het college beschikbaar gesteld verantwoordingsformulier. Tevens wordt jaarlijks een formulier verstrekt met informatie over de periodes waarover verantwoording dient te worden afgelegd met de inleverdata;

  • b)

    indien er een persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening is verstrekt: voorafgaand aan de uitbetaling van het persoonsgebonden budget door middel van overlegging van de nota.

  • 2.

    Geen verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het

college vindt plaats indien er een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is verstrekt aan personen met een indicatie tot vier uur per week. De budgethouder wordt vrijgesteld van de verantwoording van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

  • 3.

    Indien de budgethouder verzuimt om het verantwoordingsformulier binnen vier weken na de verantwoordingsperiode in te leveren, of het verantwoordingsformulier niet of niet volledig invult, wordt de betaling van het persoonsgebonden budget voor de daaropvolgende vier weken opgeschort totdat het volledig ingevuld verantwoordingsformulier is ontvangen.

  • 4.

    Blijft de budgethouder, na een geboden hersteltermijn voor het indienen van een volledig ingevuld verantwoordingsformulier, in gebreke, dan kan het recht op een persoonsgebonden budget worden ingetrokken. Een reeds uitbetaald persoonsgebonden budget kan dan worden teruggevorderd.

  • 5.

    Indien het aantal verantwoorde uren van budgethouders die verantwoording moeten afleggen over het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden meer bedraagt dan 90% en minder dan 100% van het geïndiceerd aantal uren dan wordt het teveel verstrekte budget niet teruggevorderd.

  • 6.

    Indien het aantal verantwoorde uren van budgethouders die verantwoording moeten afleggen over het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden lager is dan het geïndiceerd aantal uren wordt het teveel verstrekte budget tot aan maximaal 90% van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd.

  • 7.

    Indien het aantal verantwoorde uren van budgethouders die verantwoording moeten afleggen over het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden nul bedraagt, dan wordt het volledig verstrekte budget teruggevorderd.

Artikel 2.3 Regels rond uitbetaling

  • 1.

    De uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats eenmaal in de vier weken waarin recht bestaat op een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    De uitbetaling van het persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt plaats na het overleggen van de aankoopnota.

Hoofdstuk 3: Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een eenpersoonshuishouden jonger dan 65 jaar € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuningmeer bedraagt dan € 23.208,00 per jaar, het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 23.208,00.

  • 2.

    De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een eenpersoonshuishouden van 65 jaar of ouder € 18,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuningmeer bedraagt dan € 16.257,00 per jaar, het bedrag van € 18,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.257,00.

  • 3.

    De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een meerpersoonshuishouden, indien beiden of één van beide jonger is dan 65 jaar, € 26,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het gezamenlijke inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuningmeer bedraagt dan € 28.733,00 per jaar, het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 28.733,00.

  • 4.

    De eigen bijdrage en het eigen aandeel bedragen voor een meerpersoonshuishouden, beiden 65 jaar of ouder, € 26,60 per 4 weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning meer bedraagt dan € 22.676,00 per jaar, het bedrag van € 26,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.676,00.

  • 5.

    De eigen bijdrage per uur voor het ontvangen van hulp bij het huishouden bedraagt maximaal de kostprijs per uur van de hulp bij het huishouden, welke het college is overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders.

  • 6.

    De bedragen genoemd in dit artikel 3.1 sub 1 tot en met 4 worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast conform de standaard parameters Wmo die worden bekend gemaakt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport.

Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan.

  • 2.

    Het college kan over gaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de persoon met beperkingen opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Blijft de persoon met beperkingen volharden in zijn verzuim, dan kan het college overgaan tot terugvordering van de aan de zorgaanbieder verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.

Artikel 3.3 Eigen aandeel

Indien een woonvoorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager of zijn/haar ouder(s) of verzorger(s) wordt een eigen aandeel in rekening gebracht.

Artikel 3.4 Termijnen

  • 1.

    Voor hulp bij het huishouden wordt voor de feitelijke kosten gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage opgelegd.

  • 2.

    Voor onderhoud- en reparatiekosten (niet zijnde opgenomen in een leaseprijs) wordt voor de feitelijke kosten gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage opgelegd.

    a)De (jaarlijkse) onderhoud- en reparatiekosten voor uitstaande trapliften (liften die aangeschaft zijn vóór 1 juli 2013) worden met ingang van 30 december 2013 opgevoerd als zorgkosten voor de eigen bijdrageregeling.

  • 3.

    Voor de overige voorzieningen wordt voor de feitelijke kosten een eigen bijdrage of eigen aandeel opgelegd voor maximaal 39 periodes van vier weken.

Hoofdstuk 4 : Hulp bij het huishouden

Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is vastgesteld op € 15,00 per uur.

  • 2.

    De periode waarover het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, hangt samen met de periode waarvoor de gestelde indicatie geldt. Bij indicaties die een looptijd hebben van langer dan 1 jaar, wordt het persoonsgebonden budget per kalenderjaar vastgesteld.

Hoofdstuk 5: Woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor bouwkundige- of woontechnische woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte op basis van de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor overige woonvoorzieningen bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

Artikel 5.2 Verhuis- en herinrichtingskosten

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 10 lid 4 van de verordening, bedraagt voor een alleenstaande € 2.663,= en voor een meerpersoons huishouden € 3.423,=.

Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking

1.De financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, en rolstoelvloerbedekking is eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen:

Stoffering

Maximale bijdrage per eenheid

Overgordijnen in de woonkamer

€ 33,- per m2 raamoppervlak

Overgordijnen in de slaapkamer

€ 22,- per m2 raamoppervlak

Vitrage woon- en slaapkamer

€ 22,- per m2 raamoppervlak

Vloerbedekking (laminaat) in slaapkamer

€ 56,- per m2

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt afgestemd op de afschrijvingstermijn van de te saneren zaken en/of de te vervangen vloerbedekking.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van rolstoelvloerbedekking wordt alleen verstrekt bij de initiële verstrekking van een rolstoel.

Artikel 5.4 Kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting, bedraagt:

  • a.

    de werkelijke kosten van de kale huur minus huurtoeslag met een maximum van zes maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

  • b.

    de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van zes maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 2.

    de werkelijke kosten van de kale huur per maand mogen nimmer meer bedragen dan de maximale huurgrens die is vastgesteld in artikel 13 lid 1 Wet op de huurtoeslag, tenzij weigering van de woonvoorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 5.5 Kosten van huurderving

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving, bedraagt de kosten van de kale huur van de woonruimte, waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

Artikel 5.6 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld op basis een door het college goedgekeurde offerte.

Artikel 5.7 Uitbetaling financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte als het gaat om:

    • a.

      bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

    • b.

      huurderving

    • c.

      verwijderen van voorzieningen

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de aanvrager van de woonvoorziening als het gaat om:

  • a.

    verhuis- en herinrichtingskosten

  • b.

    tijdelijke huisvesting

  • c.

    onderhoud, keuring en reparatie.

  • 3.

    De gereedmelding is een verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. In de regel gebeurt dit via het overleggen van de nota. De gereedmelding vindt plaats door de persoon aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald.

Hoofdstuk 6: Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer

Indien een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer wordt verstrekt, zijn de kosten van dit vervoer voor de persoon met beperkingen per zone gelijk aan het OV-chipkaartbustarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer.

Artikel 6.2 Vervoersvoorziening in natura

  • 1.

    Een vervoersvoorziening in natura wordt in opdracht van het college verstrekt door de verstrekker of wordt door het college van de verstrekker gekocht.

  • 2.

    Indien het college de vervoersvoorziening koopt, treedt het college op als verstrekker van de vervoersvoorziening.

  • 3.

    De verstrekker is eigenaar van de vervoersvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de persoon met beperkingen. De persoon met beperkingen en de verstrekker sluiten daartoe een gebruikersovereenkomst.

Artikel 6.3 Vervoersvoorziening als persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer, bedraagt € 970,= per jaar.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een rolstoeltaxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer, bedraagt € 1.456,= per jaar.

  • 4.

    De uitbetaling van de financiële tegemoetkomingen voor de vervoersvoorzieningen genoemd in lid 2 en 3 vindt éénmaal per maand plaats.

  • 5.

    De financiële tegemoetkomingen voor de vervoersvoorzieningen genoemd in lid 2 en 3 hoeven niet verantwoord te worden.

Artikel 6.4 Afstemming hoogte persoonsgebonden budget bij samenvallende vervoersbehoefte

Indien er, binnen een leefeenheid, meerdere personen met beperkingen zijn, die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor deze vervoersvoorziening afgestemd op de mate waarin de vervoersbehoeften van de personen met beperkingen samenvallen.

Hoofdstuk 7: Rolstoelvoorzieningen

Artikel 7.1 Rolstoelvoorziening in natura

  • 1.

    Een rolstoelvoorziening in natura wordt in opdracht van het college verstrekt door de verstrekker of wordt door het college van de verstrekker gekocht.

  • 2.

    Indien het college de rolstoelvoorziening koopt, treedt het college op als verstrekker van de rolstoelvoorziening.

  • 3.

    De verstrekker is eigenaar van de rolstoelvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de persoon met beperkingen. De persoon met beperkingen en de verstrekker sluiten daartoe een gebruikersovereenkomst.

Artikel 7.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

Hoofdstuk 8 : Slotbepalingen

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit Wmo (2013).

Het besluit treedt op 1 juli 2013 in werking.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren op 18 juni 2013.

de secretaris, Joan van den Akker

 

de burgemeester, Frans Ronnes

Toelichting op het Besluit Wmo (2013)

Inleiding

Naast een Verordening Wmo is er ook een Besluit Wmo. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de Verordening gewijzigd moet worden en dus in de raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het besluit Wmo door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Wijziging 2013

  • a.

    Bedragen zijn aangepast (PGB-tarief voor HH en de andere bedragen zijn geïndexeerd).

  • b.

    Artikel 6.1 over inkomensgrenzen is verwijderd. Jurisprudentie staat het hanteren van inkomensgrenzen niet toe.

  • c.

    De term bruikleenovereenkomst is vervangen door gebruikersovereenkomst.

  • d.

    In artikel 3.3 is toegevoegd: als de woning eigendom is van de aanvrager of zijn/haar ouders/verzorgers.

  • e.

    Artikel 3.4 is aangepast. Nu worden onderhoud- en reparatiekosten (als deze geen onderdeel zijn van een leasbedrag) als zorgkosten opgevoerd voor zolang de voorziening gebruikt wordt.

Eerdere wijzigingen

2012:

In 2011 is de Wet maatschappelijke ondersteuning op lokaal niveau doorontwikkeld. Op 7 juli 2011 heeft de raad kennis genomen van de notitie “ De kanteling in de gemeente Haaren”. Aan de leden van de raad zijn vier scenario’s voorgelegd hoe de kanteling in de gemeente vorm moet krijgen.

Over het algemeen kon de raadscommissie zich vinden in de principes van de kanteling. Gelet op de overwegingen is scenario twee verder uitgewerkt in het beleid: de Wmo-Verordening, het Besluit Wmo en de beleidsregels.

Hieronder leest is wat er precies is gewijzigd:

1.Leesbaarheid

Niet gebruikte begrippen zijn weggehaald bij de begripsbepalingen. Bepaalde artikelen zijn eenvoudiger geformuleerd en bepaalde termen zijn nu correct weergegeven.

2.Aansluiting bij Wmo-Verordening

Het Besluit Wmo is aangepast aan de Wmo-Verordening. U treft niet meer aan: een bedrag bij het primaat van verhuizen, het bezoekbaar maken van de tweede woning en het bedrag voor de sportrolstoel. Ook de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of bruikleenauto is komen te vervallen.

3.PGB- hoogte bepaling

In verschillende artikelen is de tekst aangepast aan de praktijk. Het bedrag van het persoonsgebonden budget is maximaal het bedrag dat de gemeente betaalt aan de gecontracteerde leverancier voor een voorziening in natura. Exclusief korting.

4.PGB-middel gaat terug naar de gemeente als er geen recht meer op bestaat.

In aansluiting op de Wmo-Verordening is een lid toegevoegd waarin staat dat een voorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget, ingeleverd moet worden bij de gemeente als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. De klant wordt verplicht om het eigendom over te dragen of dat de voorziening naar rato wordt terugbetaald.

5.Terugbetaling PGB-HH als er geen uren zijn verantwoord.

Er geldt een verantwoordingsvrije ruimte van 10%. Echter, dit geldt niet als de budgethouder nul uren verantwoordt. Dan dient het hele persoonsgebonden budget te worden terugbetaald.

6.Parameters en inkomensgrenzen

De bedragen uit artikel 3.1 zijn aangepast aan de standaardparameters voor 1-1-2012.

7.Bedragen zijn geïndexeerd

Alle overige bedragen zijn geïndexeerd volgens het indexcijfer van het CBS, artikel 30 van de Wmo-Verordening.

8.Termijnen eigen bijdrage en eigen aandeel

In de Wmo-Verordening is de eigen bijdrage regeling al verruimd voor alle voorzieningen. Behalve de rolstoel en forfaitaire financiële tegemoetkomingen wordt nu voor alles een eigen bijdrage gevraagd. Voor de kosten van een woningaanpassing geldt nu geen vrijstelling meer tot 75% van de kosten. Dit is verwerkt in het Wmo-Besluit.

De termijn van de te betalen eigen bijdrage en eigen aandeel is maximaal 39 periodes van vier weken. Met uitzondering de hulp bij het huishouden. Daarvoor geldt de eigen bijdrage gedurende de verstrekkingsperiode.

9.Artikel terugbetaling bij verkoop is verwijderd

Aanvragers gaan met dit nieuwe beleid naar draagkracht meebetalen aan de aanpassingskosten van de woning. Het past dan niet om daarnaast nog te verlangen dat er een bedrag moet worden terugbetaald als de woning verkocht wordt. Bovendien is er tot op heden nooit iets met dit artikel gedaan.

2009

  • 1.

    Artikel 1 onder d. Voorheen werd het inkomen verlaagd met het gemis aan zorg- en huurtoeslag en eigen bijdragen AWBZ/Wmo. In de praktijk is dat een ingewikkelde berekening, waarbij de klant veel inkomstengegevens moet overleggen. Berekend is dat deze kosten overeenkomen met 10% van het netto inkomen. Derhalve is de draagkrachtberekening hiermee vereenvoudigd en wordt het inkomen verlaagd met 10% alvorens berekend wordt of er ruimte is in het inkomen.

  • 2.

    Artikel 2.3 lid 2: uitbetaling vindt plaats nadat de nota is ingeleverd. Men is niet verplicht de voorziening aan te schaffen bij de leverancier die de goedkoopst adequate voorziening kan leveren. Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.

  • 3.

    Artikel 3.1: bedragen zijn aangepast. Conform lid 6.

  • 4.

    Artikel 3.3 lid 3 is geschrapt, omdat dat lid niet correct was. Bij niet bouwkundige of niet woontechnische aanpassingen in de vorm van een pgb of in natura, kan niet naar de draagkracht gekeken worden. Draagkracht is alleen van toepassing bij een financiële tegemoetkoming. Ook wordt voor deze voorzieningen geen eigen bijdrage opgelegd. Derhalve is het lid verwijderd.

  • 5.

    In artikel 3.3 is een nieuw lid toegevoegd (derde lid) om geen eigen aandeel op te leggen als de woonvoorziening enkel het plaatsen van een wandcontactdoos betreft voor een scootmobiel. De reden hiervoor is dat het zowel in de uitvoering als voor de klant veel werk oplevert om, als de scootmobiel is geleverd, achteraf de klant te belasten met het overleggen van inkomstengegevens voor het berekenen van het eigen aandeel voor een woonvoorziening. De kosten van het plaatsen van een wandcontactdoos zijn bovendien gering.

  • 6.

    Artikel 3.4: is aangepast. Voor een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt wordt namelijk geen eigen bijdrage opgelegd. De werkwijze van het innen van het eigen aandeel is sinds 1 januari 2009 gewijzigd: het eigen aandeel wordt nu doorgegeven aan het CAK. Het CAK bewaakt de anticumulatie en legt de klant het eigen aandeel op gedurende 39 perioden van 4 weken en int deze.

  • 7.

    Artikel 3.5 is geschrapt. In de praktijk wordt er zelden een besparingsbijdrage opgelegd. Bovendien is er een uitspraak van de CRvB dat de Wvg geen grondslag kent om een besparingsbijdrage op te leggen. De vraag is of dit ook voor de Wmo geldt. De rechtbank van Zutphen heeft zich over een Wmo voorziening uitgesproken: ook in de Wmo mag je geen besparingsbijdrage opleggen. De CRvB zal zich hierover moeten uitspreken.

  • 8.

    De bedragen in de volgende artikelen zijn geïndexeerd voor 2009: artikel 4, 5.1, 5.3, 5.4, 5.7, 6.4 lid 4 en 5. Dit conform artikel 8.2 van de Wmo verordening.

  • 9.

    Artikel 5.2 is aangepast omdat de werkwijze van het innen van het eigen aandeel is gewijzigd. Voorheen werd dat in een keer afgetrokken van de financiële tegemoetkoming of in rekening gebracht bij de klant. Nu wordt het eigen aandeel verspreid over periodes van 39 maal vier weken en controleert het CAK of de klant nooit meer bedraagt dan de maximale periodebijdrage voor Wmo voorzieningen en AWBZ zorg (anticumulatie).

  • 10.

    Artikel 5.5 is vernummerd in lid 1 en 2.

  • 11.

    Artikel 5.10 lid 2: de vermelding onder c is niet correct en daarom verwijderd. Voor een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt. ‘Hoofdbewoner’ is vervangen door ‘aanvrager’, omdat de financiële tegemoetkoming aan de aanvrager wordt uitbetaald en niet aan de hoofdbewoner.

  • 12.

    Artikel 5.11 is komen te vervallen. Artikel 5.2 volstaat en is aangevuld met ‘goedkoopst adequate voorziening’. Omdat de besparingsbijdrage is komen te vervallen is ook lid 2 niet meer van toepassing.

  • 13.

    Artikel 6.4 lid 1 is aangevuld en komt overeen met de strekking van artikel 5.2.

  • 14.

    Artikel 6.4 lid 6 is komen te vervallen omdat de besparingsbijdrage is komen te vervallen en er geen sprake meer is van meerkosten.

  • 15.

    Artikel 7.2 lid 1 is aangevuld en komt overeen met de strekking van artikel 5.2 en 6.4.

  • 16.

    In artikel 8 was er bij de vorige versie iets verkeerd gegaan met de opsomming, dat is nu hersteld.

2008

  • 1.

    Een inhoudsopgave is toegevoegd;

  • 2.

    De term “ziekte of gebrek” is vervangen door “ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen”.

De vervanging heeft plaatsgevonden op advies van Schulinck. De Wmo geeft een verruiming van de doelgroep, namelijk ook personen met chronisch psychische en psychosociale problemen behoren tot de doelgroep. Door deze wijziging is het duidelijk dat ook personen met chronisch psychische en psychosociale problemen een beroep kunnen doen op de Wmo;

  • 3.

    Artikel 2.2 en artikel 2.3 lid 1 zijn gewijzigd conform het besluit van het college van de gemeente Haaren op 18 december 2007.;

  • 4.

    Artikel 2.3 lid 3 is toegevoegd, omdat deze ontbrak.

  • 5.

    In artikel 3.1 zijn de bedragen aangepast voor 2008. Hierbij is aangesloten bij de standaard parameters van het CAK. Lid 5 is toegevoegd conform het besluit van het college van de gemeenten Haaren op 11 december 2007. Lid 6 is toegevoegd, omdat een indexeringsbepaling ontbrak. Zodoende hoeft niet ieder jaar een nieuw Besluit Wmo te worden vastgesteld omdat de bedragen worden geïndexeerd.

  • 6.

    In artikel 3.4 ontbrak een aantal woorden en het artikel is omgevormd tot een ‘kan’ bepaling.

  • 7.

    In artikel 3.5 zijn de bedragen aangepast voor 2008. De leden 5 en 6 zijn toegevoegd, zodat duidelijk is dat een besparingsbijdrage voor iedere vorm van voorziening kan worden opgelegd en om te bepalen dat er slechts eenmaal in de vijf jaar voor een zelfde voorziening een besparingsbijdrage kan worden opgelegd.

  • 8.

    Artikel 4 lid 1 is aangepast conform het besluit van het college van de gemeente Haaren op 18 december 2007. Het uurtarief voor hulp bij het huishouden wordt jaarlijks geïndexeerd op grond van artikel 8.2 van de Verordening Wmo.

  • 9.

    De bedragen in de volgende artikelen zijn aangepast (afgerond op hele euro’s) op grond van artikel 8.2 van de Verordening Wmo, waarin staat dat de bedragen jaarlijks kunnen worden aangepast conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek:

Artikel 3.5, 5.1, 5.3, 5.4, 5.7, 6.4 lid 4 en 5 en 7.2.

  • 10.

    Artikel 5.5 lid 3 is toegevoegd, omdat geen maximum per maand was bepaald voor de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. Hierdoor kunnen de kosten voor tijdelijke huisvesting per maand ongelimiteerd hoop oplopen. De aanvulling heeft plaatsgevonden op advies van Schulinck.

  • 11.

    In artikel 5.10 was abusievelijk niet aangegeven dat de genoemde artikelen verwijzen naar de Verordening Wmo.

  • 12.

    In artikel 6.4 lid 2 en 3 is het bedrag verhoogd naar € 0,29. Onder de Wvg was aansluiting gezocht bij het kilometerbedrag zoals aangegeven in de Wet Rea (zijnde € 0,29). Voor het Besluit Wmo (2007) gold het kilometerbedrag zoals de Belastingdienst dat hanteerde (zijnde € 0,19).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt uitleg gegeven over de begripsbepalingen die in het besluit Wmo worden gehanteerd.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Regels rond verstrekking

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

  • 2.

    Niet in alle situaties wordt het verzoek tot het verstrekken van de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget gehonoreerd. Per individuele situatie zal, naar aanleiding van de aanvraag om een individuele voorziening, een onderzoek plaatsvinden waarbij tevens wordt beoordeeld of de aanvrager om kan gaan met de verantwoordelijkheid van het besteden van het persoonsgebonden budget aan een voorziening waarvoor een indicatie is afgegeven. Tevens wordt beoordeeld of de aanvrager in staat is om verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget volgens de regels die hiervoor zijn vastgesteld.

In het geval dat een aanvrager in het verleden een persoonsgebonden budget heeft gehad voor een individuele voorziening op grond van de verordening Wmo of op grond van de AWBZ waarbij is gebleken dat hij zich niet heeft gehouden aan de regels van besteding van het persoonsgebonden budget of de verantwoording daarvan, wordt een persoonsgebonden budget geweigerd.

5.Een voorziening die iemand met een PGB heeft gekocht, moet bij de gemeente worden ingeleverd of terugbetaald, als er (tussentijds) geen recht meer op bestaat. Bijvoorbeeld als de voorziening niet gebruikt wordt, of bij verhuizing of overlijden. Hiermee verplicht de gemeente de klant (of zijn nabestaanden) om de eigendom van het middel over te dragen aan de gemeente. Het is ook mogelijk dat de klant de voorziening niet overdraagt, maar de voorziening naar rato terugbetaalt aan de gemeente.

Artikel 2.2 Regels rond verantwoording

De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget is hier vastgelegd.

Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden betreft, vindt de verantwoording voor personen met een indicatie voor de hulp bij het huishouden van vier uur per week of hoger achteraf plaats op basis van het aantal geleverde uren. De budgethouder ontvangt hiervoor vier maal per jaar van de gemeente een verantwoordingsformulier. Tevens ontvangt de budgethouder ieder jaar een schema waarin vermeld staat over welke periodes wanneer verantwoording dient te worden afgelegd.

De uren die verantwoord worden, mogen tot 10% afwijken van het geïndiceerd aantal uren over de betreffende periode, zonder dat het budget teruggevorderd wordt. Pas als de verantwoorde uren meer dan 10% afwijken, wordt het teveel verstrekte persoonsgebonden teruggevorderd tot aan 90% van het budget. Een percentage van 10% is derhalve verantwoordingsvrij. Dit geldt niet als er nul uren worden verantwoord. Dan dient het hele budget te worden terugbetaald.

Wat de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen betreft, vindt de verantwoording vooraf plaats door middel van het overleggen van de nota.

In principe vraagt de persoon met beperkingen zelf een voorziening aan. Het is logisch, en conform het huidige beleid, dat de aanvraag door de wettelijk vertegenwoordiger, voogd, bewindvoerder of curator namens de persoon met beperkingen kan worden ingediend. De verantwoording van de besteding van een persoonsgebonden budget zal in dat geval ook via de wettelijk vertegenwoordiger, voogd, bewindvoerder of curator lopen.

Artikel 2.3 Regels rond uitbetaling

Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt per vier weken plaats in de eerste week van de betreffende periode. Hierdoor is de budgethouder in staat om de nota van de door hem ingeschakelde hulp tijdig te betalen.

Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt plaats nadat de aankoopnota is overlegd.

Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.

Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.

Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3.1 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

Hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 lid 1 van het besluit wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen.

De raad heeft besloten om aan te sluiten bij de maximale inkomensafhankelijke bedragen zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

De maximale eigen bijdrage per uur genoemd in lid 5 sluit aan bij de kostprijs van de zorg in natura.

Het CAK bewaakt of er geen cumulatie van kosten plaatsvindt. Dus iemand betaalt nooit meer dan zijn maximale periodebijdrage voor AWBZ-zorg en Wmo ondersteuning (eigen bijdrage en eigen aandeel).

Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel

In dit artikel is bepaald dat het college over kan gaan tot het opschorten van de betaling van het persoonsgebonden budget dan wel stopzetting van de zorg in natura als de persoon met beperkingen de opgelegde eigen bijdrage niet voldoet aan het Centaal Administratie Kantoor (CAK).

Blijft de persoon met beperkingen volharden in het verzuim, kan worden overgegaan tot intrekking van het recht en terugvordering van het ten onrechte betaalde persoonsgebonden budget of terugvordering van de ten onrechte aan de zorgaanbieder betaalde vergoeding voor de zorg in natura. Voor alle duidelijkheid: bij ten onrechte verstrekte zorg in natura, krijgt de persoon met beperkingen te maken met een terugvordering van de door de gemeente aan de zorgaanbieder betaalde uren.

Artikel 3.3 Eigen aandeel

Artikel 3.3 Eigen aandeel

Als de aanvrager (of zijn ouder(s)/verzorger(s) van de woningaanpassing de eigenaar van de woning is, moet hij een eigen aandeel betalen. Het college geeft het eigen aandeel door aan het CAK. Het CAK int het eigen aandeel bij de klant gedurende 39 perioden van vier weken en bewaakt tegelijkertijd of er geen cumulatie van kosten optreedt. De klant betaalt nooit meer dan de maximale periode bijdrage, voor ondersteuning vanuit de Wmo én AWBZ-zorg.

Artikel 3.4 Termijnen

Deze bepaling sluit aan op het bepaalde in artikel 4.1 lid 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Concreet betekent dit dat de ten laste van de persoon met beperkingen blijvende kosten over een periode van maximaal 39 perioden van 4 weken worden uitgesmeerd.

Dit geldt niet voor hulp bij het huishouden en onderhoud- en reparatiekosten (als deze geen onderdeel zijn van een leasebedrag. Daarvoor moet gedurende de verstrekkingsperiode een eigen bijdrage worden betaald.

Bij het opleggen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt uitgegaan van de feitelijke kosten.

Uitgangspunt is dat alle kosten die de gemeente heeft opgevoerd worden voor het CAK als zorgkosten waarvoor een eigen bijdrage betaald moet worden.

Voor hulp bij het huishouden en onderhoud- en reparatiekosten (als deze geen onderdeel zijn van een leasebedag) geldt dit voor zolang de klant de voorziening heeft.

Bij het opvoeren van de zorgkosten moet ook rekening worden gehouden met de betrekkingsperiode.

Voor hulp bij het huishouden hebben de zorgkosten betrekking op een vierwekelijkse periode. De onderhoud- en reparatiekosten (als die geen onderdeel zijn van een leasebedrag) hebben betrekking op een jaar, of keren jaarlijks terug. Dus worden ze over 13 periodes van vier weken uitgesmeerd.

Voor de overige voorzieningen geldt een maximum van 39 vierwekelijkse periodes. Bijvoorbeeld kosten voor een woningaanpassing, traplift, persoonsgebonden budget (niet zijnde voor HH) en leasebedragen voor hulpmiddelen.

De (jaarlijkse) onderhoud- en reparatiekosten voor uitstaande trapliften (liften die aangeschaft zijn vóór 1 juli 2013) worden met ingang van 30 december 2013 opgevoerd als zorgkosten voor de eigen bijdrageregeling.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 4 Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden hangt samen met de gestelde indicatie. Bij de indicatiestelling wordt aangegeven hoeveel uren hulp bij het huishouden er per week nodig zijn. Zowel voor de gemeente als voor de aanvrager schept dit duidelijkheid over de omvang van het aantal uren.

Het aantal uren wordt vermenigvuldigd met het uurtarief.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkomingen en pgb woonvoorzieningen

De vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt gebaseerd op een door het college goedgekeurde offerte voor de goedkoopst compenserende voorziening. Daarin kan een aantal subsidiabele kosten teruggevonden worden. Om welke subsidiabele kosten het gaat, wordt uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek.

Het PGB voor woonvoorzieningen bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardige voorziening in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.

Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.

Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.

Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking

Bij de vaststelling van de maximale vergoedingsbedragen is uitgegaan van de Nibud bedragen.

Bij het toekennen van de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de economische levensduur van de gordijnen en de vloerbedekking die reeds aanwezig is. Mochten de te vervangen zaken ouder dan 7 jaar zijn, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Zo wordt naar rato van de afschrijvingstermijn 7/7, 6/7, 5/7 etc van de maximale vergoedingsbedragen van stoffering toegekend.

In principe moet de aanvrager de ouderdom van de te vervangen spullen aantonen.

De tegemoetkoming is eenmalig omdat van de aanvrager mag worden verwacht dat hij zelf reserveert om in de toekomst een vervanging te bekostigen.

Bij verhuizing kan er geen aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming in de kosten van woningsanering of rolstoelvloerbedekking omdat deze kosten onderdeel uitmaken van de normale verhuiskosten. Immers bij verhuizing zal de woning opnieuw moeten worden ingericht en daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de ondervonden beperkingen.

Artikel 5.7 Uitbetaling financiële tegemoetkoming

In dit artikel wordt aangegeven dat de financiële tegemoetkomingen voor onroerende woonvoorzieningen en voor het verwijderen van voorzieningen worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte terwijl financiële tegemoetkomingen voor verhuizing, voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie en voor tijdelijke huisvesting uitbetaald worden aan de aanvrager.

Huurderving wordt aan de eigenaar van de woonruimte betaald. De eigenaar kan voor huurderving in aanmerking komen indien hij een aangepaste woonruimte die vrijkomt, aanhoudt totdat een persoon met beperkingen de woonruimte gaat huren.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 Inkomensgrens

In dit artikel wordt bepaald voor welke voorzieningen een inkomensgrens wordt gehanteerd. Ligt het inkomen hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief eventuele toeslagen en verlagingen, dan bestaat er geen recht op een pasje voor de regiotaxi of een financiële tegemoetkoming voor de kosten van een (rolstoel)taxi.

Artikel 6.2 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer

Het gebruik van het collectief vervoer is, binnen 5 zônes openbaar vervoer, ongelimiteerd. Wel dient de persoon met beperkingen het zogenaamde OV-chipkaart tarief voor de bus te betalen. Dit zijn algemene kosten die personen zonder beperkingen ook hebben op het moment dat ze gebruik maken van het openbaar vervoer. Het collectief vraagafhankelijk vervoer is immers een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen gebruik kan maken. Echter voor reizigers die geen beperkingen hebben of personen met beperkingen maar die een inkomen ter beschikking hebben van meer dan anderhalf maal de voor hen geldende bijstandsnorm, worden de verschuldigde kosten per zone door de provincie vastgesteld.

Artikel 6.4 Vervoersvoorziening als pgb of financiële tegemoetkoming.

In dit artikel wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening.

Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.

Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.

Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.

Verder wordt in dit artikel een aantal bedragen vastgesteld voor de

taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze

bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en zal in de beleidsregels (Verstrekkingenboek) verder worden uitgewerkt.

Artikel 6.5 Afstemming hoogte pgb bij samenvallende vervoersbehoefte

Als er, binnen een leefeenheid, sprake is van huisgenoten die ter compensatie van hun beperkingen in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget afgestemd op het eventuele samenvallen van de vervoersbehoeften van de huisgenoten. Indien deze grotendeels samenvallen zal het persoonsgebonden budget naar rato naar beneden worden bijgesteld. Per geval dient beoordeeld te worden of er sprake is van samenvallende vervoersbehoeften en in welke mate deze samenvallen.

Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 7.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld geregeld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening.

Het PGB bedraagt de hoogte van de nota (inclusief onderhoud, keuring en reparatie) tot een maximum bedrag. Dit maximumbedrag staat voor het bedrag wat het college zou betalen aan de leverancier waarmee een contract is afgesloten voor het verstrekken van een gelijkwaardig hulpmiddelen in natura. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de korting die het college krijgt.

Wij gaan ervan uit dat de aanvrager de voorziening niet koopt bij de gecontracteerde leverancier (dan kan namelijk beter voor zorg in natura worden gekozen.) Eventuele meerkosten betaalt de aanvrager zelf.

Het is belangrijk dat de aanvrager een adequate voorziening aanschaft op basis van het programma van eisen. Blijkt achteraf dat er geen adequate voorziening is aangeschaft, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd of kan gedurende de afschrijvingstermijn geen soortgelijke voorziening meer worden toegekend.

Inhoudsopgave

Besluit Wmo (2013)

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2 : Persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Regels rond verstrekking

Artikel 2.2 Regels rond verantwoording

Artikel 2.3 Regels rond uitbetaling

Hoofdstuk 3: Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3.2 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3.3 Eigen aandeel

Artikel 3.4 Termijnen

Hoofdstuk 4 : Hulp bij het huishouden

Artikel 4 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Hoofdstuk 5: Woonvoorzieningen

Artikel 5.1 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen

Artikel 5.2 Verhuis- en herinrichtingskosten

Artikel 5.3 Woningsanering en rolstoelvloerbedekking

Artikel 5.4 Kosten van tijdelijke huisvesting

Artikel 5.5 Kosten van huurderving

Artikel 5.6 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

Artikel 5.7 Uitbetaling financiële tegemoetkoming

Hoofdstuk 6: Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.1 OV-chipkaart bustarief collectief vraagafhankelijk vervoer

Artikel 6.2 Vervoersvoorziening in natura

Artikel 6.3 Vervoersvoorziening als persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

Artikel 6.4 Afstemming hoogte persoonsgebonden budget bij samenvallende vervoersbehoefte

Hoofdstuk 7: Rolstoelvoorzieningen

Artikel 7.1 Rolstoelvoorziening in natura

Artikel 7.2 Rolstoelvoorziening als persoonsgebonden budget

Hoofdstuk 8 : Slotbepalingen

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding  Toelichting op het Besluit Wmo (2013)