Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Huisvestingsverordening Veenendaal 2013 

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening Veenendaal 2013 
CiteertitelHuisvestingsverordening Veenendaal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpruimtelijke ordening en volkshuisvesting
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

de Huisvestingsverordening Veenendaal 2013 vervangt de Huisvestingsverordening WERV-Veenendaal 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Huisvestingswet, art. 2
  2. beleidsregels bindingseisen woningmarkt provincie Utrecht 2006

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Urgentieregeling WERV-gemeenten 2013

Reglement Urgentiecommissie WERV-gemeenten 2013

Reglement Klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV-gemeenten 2013

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201331-08-2016nieuwe regeling

25-04-2013

Veenendaalse Krant, 2013-05-01

2013, 2013.00017

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening Veenendaal 2013

De raad van de gemeente Veenendaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 maart 2013, nummer 2013.00017;

 

overwegende dat: 

een technische herziening van de Huisvestingsverordening WERV – Veenendaal leidt tot eenduidiger teksten en helderder uiteengezette regels met betrekking tot de woonruimteverdeling in de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal;

 

gelet op:

de zorg- en huisvestingsplicht van de gemeente voor kwetsbare inwoners;

 

Besluit:

onder intrekking van de Huisvestingsverordening WERV – Veenendaal de Huisvestingsverordening Veenendaal 2013 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.aanbodmodel:

model waarbij woonruimte te huur wordt aangeboden door middel van een advertentiemedium, waarbij woningzoekenden zelf reageren op de aangeboden woonruimte en de uiteindelijke huurder door de eigenaar wordt geselecteerd uit de binnengekomen reacties aan de hand van de inschrijvingsduur bij Huiswaarts.nu;

b.besluit:

het Huisvestingsbesluit;

c.college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

d.economische binding:

de binding van een persoon aan de WERV daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de WERV. Er moet dan minimaal sprake zijn van een contract van een halve werkweek met een duur van tenminste 1 jaar. Ook degene die een dagopleiding volgt aan een in de WERV gevestigde instelling van onderwijs heeft deze binding. Daarnaast geldt dat een persoon met een economische binding aan de provincie Utrecht zich mag vestigen in de gemeente Veenendaal. Deze provinciale bindingseis is geldig op basis van wederkerigheid tussen de gemeenten in de provincie Utrecht;

e.eigenaar:

degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een woonruimte;

f.huishouden:

een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

g.huisvestingsvergunning:

de vergunning als bedoeld in artikel 7, lid 1 van de Wet;

h.Huiswaarts.nu:

internetsite/advertentiemedium waar woningzoekenden zich kunnen inschrijven voor het verkrijgen van een huurwoning;

i.huurprijs:

de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;

j.huurprijsgrens:

het bedrag dat wordt genoemd in artikel 13, lid 1, onder a van de Wet op de huurtoeslag;

k.ingezetene:

degene die in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) in een van de WERV-gemeenten is opgenomen en daar feitelijk hoofdverblijf heeft;

l.lotingmodel:

model waarbij woonruimte te huur wordt aangeboden door middel van een advertentiemedium, en de toewijzing plaatsvindt via een geautomatiseerde loting, en het inschrijfnummer bij Huiswaarts.nu van de woningzoekende die deelneemt aan de loting, als lotnummer geldt;

m.maatschappelijke binding:

 

de binding van een persoon aan de WERV daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen. Een maatschappelijke binding wordt in elk geval aangenomen ten aanzien van een persoon die:

-ten minste 1 jaar onafgebroken ingezetene is in een van de WERV-gemeenten of

-gedurende de voorafgaande 10 jaar ten minste 6 jaar onafgebroken ingezetene is geweest van een van de WERV-gemeenten.

-Daarnaast geldt dat een persoon met een maatschappelijke binding aan de provincie Utrecht zich mag vestigen in de gemeente Veenendaal. Deze provinciale bindingseis is geldig op basis van wederkerigheid tussen de gemeenten in de provincie Utrecht;

n.optiemodel:

model waarbij woonruimte te huur wordt aangeboden aan woningzoekenden die hebben aangegeven in aanmerking te willen komen voor woonruimte van een bepaalde groep woningen en waarbij de toewijzing plaatsvindt aan de hand van de inschrijvingsduur bij Huiswaarts.nu voor de betreffende groep woningen;

o.onzelfstandig woonruimte:

 

woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

p.splitsingsvergunning:

de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet;

q.toegelaten instelling:

een instelling als bedoeld in artikel 70, lid 1 van de Woningwet;

r.WERV:

de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal;

s.Wet:

de Huisvestingswet;

t.woonruimte:

besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

u.zelfstandige woonruimte:

 

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

Artikel 2 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning op grond van deze verordening binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

  • 3.

    Indien het college niet binnen de beslistermijn heeft besloten wordt de aangevraagde vergunning geacht te zijn verleend.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1 Werkingsgebied en inschrijving

Artikel 3 Werkingsgebied

De bepalingen in de paragrafen 2.1 tot en met 2.4 en 2.6 zijn van toepassing op zelfstandige woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens in eigendom van een toegelaten instelling.

Artikel 4 Inschrijving als woningzoekende voor een huurwoning

Woningzoekenden moeten zich voor het verkrijgen van een huurwoning inschrijven via Huiswaarts.nu.

Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning

Artikel 5 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, als bedoeld in artikel 3 in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden de in artikel 3 bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 6 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1.

    Voor de aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag de volgende actuele bewijsstukken:

    • 1.

      een bereidverklaring van de verhuurder behoudens de gevallen genoemd in de artikelen 267, 268 en 270 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    • 2.

      gegevens over het inkomen van het huishouden;

    • 3.

      gegevens over de economische of maatschappelijke binding;

    • 4.

      gegevens over leeftijd, nationaliteit en verblijfsstatus.

Artikel 7 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Het college verleent de huisvestingsvergunning indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt, voldoet aan de in paragraaf 2.3 opgenomen eisen;

    • b.

      er is voor de woonruimte geen gegadigde voor wie met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing bij een huurwoning.

  • 2.

    Het in het vorige lid, sub b, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Besluit.

Artikel 8 Vruchteloze aanbieding

In afwijking van het bepaalde in artikel 7 wordt de huisvestingsvergunning altijd verleend indien de woonruimte door de eigenaar minimaal twee maal middels een advertentiemedium is aangeboden aan woningzoekenden die ingevolge artikel 7 voor die woonruimte in aanmerking komen.

Artikel 9 Inhoud huisvestingsvergunning

De huisvestingsvergunning bevat tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    de woonruimte waarop het besluit betrekking heeft;

  • b.

    de naam van de persoon die de woonruimte in gebruik wenst te nemen;

  • c.

    de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.

Paragraaf 2.3 Toelatingseisen

Artikel 10 Toelatingseisen

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een huisvestingsvergunning moet een huishouden voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      tenminste een van de leden van het huishouden moet 18 jaar of ouder zijn;

    • b.

      tenminste een van de leden van het huishouden bezit de Nederlandse nationaliteit of wordt op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld of is vreemdeling en verblijft rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, a tot en met e en l van de Vreemdelingenwet 2000;

    • c.

      tenminste een van de volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, sub c, geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden zoals bedoeld in artikel 13c van de Wet en artikel 6 van het Besluit.

Paragraaf 2.4 Aanbod van huurwoonruimte

Artikel 11 Aanbod van huurwoningen

Woonruimten die voor verhuur beschikbaar komen, worden door de eigenaar aan woningzoekenden aangeboden door middel van een aanbodmodel, een lotingmodel of een optiemodel.

Artikel 12 Rangorde aanbieden huurwoningen

Voor het verkrijgen van huurwoningen komen achtereenvolgens in aanmerking:

  • a.

    woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in paragraaf 2.6;

  • b.

    in de gevallen waarin meerdere woningzoekenden met een urgentieverklaring hebben gereageerd gaat de woningzoekende van wie de urgentieverklaring het eerst eindigt voor;

  • c.

    in alle andere gevallen wordt de rangorde bepaald aan de hand van het door de eigenaar gehanteerde model.

Artikel 13 Doelgroepen

  • 1.

    Woonruimte die speciaal bestemd is voor de huisvesting van senioren wordt, met in achtneming van het bepaalde in artikel 12, bij voorrang verhuurd aan een huishouden waarvan tenminste een van de leden 55 jaar of ouder is.

  • 2.

    Statushouders worden volgens de taakstelling van het Rijk gehuisvest buiten het door de eigenaar gehanteerde model als bedoeld in artikel 11 en met voorbijgaan aan het bepaalde in artikel 12.

  • 3.

    Voor overige doelgroepen kan het college door middel van lokaal maatwerk als bedoeld in artikel 19 met eigenaren nadere afspraken maken.

Paragraaf 2.5 Toewijzing van nieuwbouwwoningen

Artikel 14 Toewijzing van nieuwbouwwoningen

Het college kan een regeling vaststellen voor de toewijzing van nieuwbouwwoningen die nog niet eerder zijn bewoond.

Paragraaf 2.6 Urgentiebepaling

Artikel 15 Urgentieverklaring

  • 1.

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan het college verzoeken hem een urgentieverklaring te verlenen.

  • 2.

    De urgentieverklaring houdt de erkenning in dat verhuizing van de woningzoekende binnen zes maanden dringend gewenst is en dat binnen deze periode aan hem woonruimte zal worden aangeboden.

  • 3.

    Het college kan de in lid 2 genoemde periode eenmalig met zes maanden verlengen.

  • 4.

    In de urgentieverklaring wordt aangegeven voor welke woningtype de woningzoekende in aanmerking komt.

Artikel 16 Aanvraag urgentieverklaring

  • 1.

    De aanvraag voor een urgentieverklaring wordt ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    In de aanvraag wordt door de woningzoekende de aard van de persoonlijke problematiek en de relatie met de huidige woonsituatie aangegeven.

  • 3.

    Het college beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    De beslistermijn kan eenmalig met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5.

    Lid 3 van artikel 2 is niet van toepassing.

Artikel 17 Urgentieregeling

Het college stelt een urgentieregeling vast waarin wordt aangegeven in welke gevallen en op welke wijze een woningzoekende in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.

Artikel 18 Wijziging en intrekking urgentieverklaring

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kan het college al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de urgentieverklaring te wijzigen.

  • 2.

    Het college kan een urgentieverklaring intrekken indien:

    • a.

      het huishouden niet meer in de omstandigheden verkeert op basis waarvan de verklaring is verleend;

    • b.

      het huishouden daarom verzoekt;

    • c.

      deze is verleend op grond van door het huishouden verstrekte gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • d.

      het huishouden een aanbieding van een naar het oordeel van het college passende woonruimte heeft geweigerd.

Paragraaf 2.7 Lokaal Maatwerk

Artikel 19 Lokaal Maatwerk

Door toepassing van lokaal maatwerk kunnen B&W met besturen van woningcorporaties een overeenkomst sluiten waarin afspraken worden neergelegd over de toewijzing van maximaal 30% van de vrijkomende woningen van de corporatie. Deze overeenkomst zal betrekking hebben op in de monitoring geconstateerde problematiek ten opzichte van de slaagkansen van de doelgroepen van beleid. Over de aard, inhoud, rapportage, toepassingsgebied en de evaluatie worden in deze overeenkomst voor een periode van maximaal 2 jaar bindende afspraken gemaakt in de vorm van een experiment. Deze af te sluiten overeenkomst(en) vormen een aanvulling van deze verordening. Na maximaal 2 jaar wordt een experiment geëvalueerd. Na evaluatie van een experiment is één van de volgende vervolgstappen mogelijk:

  • -

    indien, na evaluatie, aan de doelstellingen is voldaan: het experiment kan worden omgezet in structureel beleid.

  • -

    indien, na evaluatie, niet aan de doelstellingen is voldaan: het experiment wordt stopgezet.

  • -

    eventueel kan besloten worden het experiment, na evaluatie, nog voor een jaar te verlengen wanneer nog niet duidelijk is in hoeverre aan de doelstellingen is voldaan.

Hoofdstuk 3 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad

Paragraaf 3.1 Omzetting

Artikel 20 Werkingsgebied

De bepalingen in deze paragraaf zijn van toepassing op alle woonruimte.

Artikel 21 Vergunningvereiste

Het is verboden zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 22 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij het college en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

  • a.

    naam en adres van de eigenaar;

  • b.

    gegevens over de huidige situatie:

    • -

      huur- of koopprijs;

    • -

      aantal kamers;

    • -

      woonoppervlak;

    • -

      woonlaag;

    • -

      staat van onderhoud;

  • c.

    gegevens over de beoogde situatie:

    • -

      bestemming;

    • -

      bouwtekening/omgevingsvergunning;

    • -

      compensatievoorstel.

Artikel 23 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Het college verleent de onttrekkingsvergunning, indien naar zijn oordeel het met de omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op de omzetting van woonruimte en een woonruimte met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van het college voldoende compensatie als bedoeld in artikel 24 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, als omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens.

  • 3.

    Indien het college heeft vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend als voldoende compensatie als bedoeld in artikel 24 wordt geboden en overigens aan door het college gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.

  • 4.

    De onttrekkingsvergunning bevat de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

    • d.

      de verschuldigde leges.

  • 5.

    Het college kan een vergunning verlenen voor een tijdelijke omzetting als de omzetting voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 24 Compensatie

  • 1.

    Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere vervangende woonruimte die naar het oordeel van het college gelijkwaardig is aan de om te zetten woonruimte.

  • 2.

    Compensatie kan ook worden geboden door betaling van een compensatiebedrag € 201,- per m2. Het compensatiebedrag kan jaarlijks door het college worden aangepast.

    Voor het berekenen van de vloeroppervlakte van de te compenseren woonruimte wordt uitgegaan van de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

  • 3.

    Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de volkshuisvesting worden aangewend.

  • 4.

    Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de aanvrager binnen vier weken na verzenddatum van het desbetreffende besluit van het college, een waarborgsom betaald, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in dat besluit gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen. Wanneer de compenserende woonruimte aantoonbaar is toegevoegd aan de woningvoorraad vindt teruggave van de waarborgsom plaats.

Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten

Artikel 25 Werkingsgebied

De bepalingen in deze paragraaf zijn van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte.

Artikel 26 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van het boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon voor een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27 Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij het college en gaat vergezeld van in ieder geval de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten;

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw;

    • c.

      indien het college dat nodig acht, kan overlegging van andere stukken verzocht worden.

  • 2.

    De splitsingsvergunning bevat in elk geval de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

    • b.

      het gebouw waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 28 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

  • 1.

    Het college kan een splitsingsvergunning alleen weigeren, indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of laatstelijk verhuurd zijn geweest, of als het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

    • b.

      de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijsgrens;

    • c.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en;

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

  • 2.

    Het college weigert eveneens een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft is gelegen, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is, dan wel een ontwerp voor een zodanig plan of voor een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 29 is aangehouden, voor dat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing naar het oordeel van het college nadelig gevolgen kan hebben voor de met het plan nagestreefde of na te streven doeleinden;

    • d.

      het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de modernisering of vervanging.

  • 3.

    Het college weigert tenslotte een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 4.

    Van gebreken als bedoeld in het voorgaande lid is in ieder geval sprake, indien een handhavingsbesluit ingevolge artikel 1b, tweede lid van de Woningwet is genomen of is aangeschreven ingevolge de artikelen 13 of 13a van de Woningwet.

Artikel 29 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

  • 1.

    Het college houdt de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aan, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of een herziening daarvan;

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend en

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing.

  • 2.

    De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening is vervallen.

  • 3.

    Het college kan de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen de daarvoor redelijke termijn de gebreken als bedoeld in artikel 28, lid 3, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.

  • 4.

    Indien het college de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhoudt, vermeldt hij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn hij dit redelijk acht. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 30 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 31 Strafbepalingen

Degene die handelt in strijd met artikel 5, 14, 21 of 26 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 32 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren en de overige genoemde personen in artikel 75, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering;

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Wet.

Artikel 33 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college gezamenlijk met de colleges van burgemeester en wethouders van de WERV-gemeenten primair overleg met de toegelaten instellingen binnen de WERV en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de WERV op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een nader door het college vastgestelde datum.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding wordt de Huisvestingsverordening WERV-Veenendaal ingetrokken.

Artikel 35 Overgangsbepaling

  • 1.

    De intrekking van de Huisvestingsverordening WERV-Veenendaal heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen en urgentieverklaringen die op grond van deze verordening zijn verleend.

  • 2.

    Op een aanvraag om vergunning of urgentieverklaring die is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht is en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing, tenzij hierdoor de aanvrager in een nadeliger positie komt. In laatstbedoeld geval wordt beschikt met toepassing van de bepalingen van de Huisvestingsverordening WERV-Veenendaal.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Veenendaal.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 april 2013,

de heer mr. E.J. Kruijswijk Jansen - raadsgriffier

de heer mr. A.W. Kolff - de voorzitter

toelichting  

Toelichting