Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Losser

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Losser

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLosser
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Losser
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Losser 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpBelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 23 bevat een hardheidsclausule. De “Financiële verordening 2007”, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 oktober 2007 wordt hierbij ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-201201-04-2018nieuwe regeling

18-12-2012

Nieuwe Dinkellander 24-12-2012

18-12-2012, 5

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Losser

De raad van de gemeente Losser, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2012; gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, Besluit vast te stellen: De Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Losser.

Titeldeel 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

b. Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Losser en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c. Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Losser.

d. Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

 

Titeldeel 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een (deel)programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

2. De raad stelt op voorstel van het college, daar waar zinvol per programma, relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

 

Artikel 3 Integrale Planning & Controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan de raad aan, met daarin in elk geval de data voor het aanbieden van de nota’s van wijziging, tussentijdse rapportage, gemeenterekening, kadernota en programmabegroting met de meerjarenraming.

Artikel 4 Inrichting programmabegroting en gemeenterekening

1. Bij de programmabegroting worden onder elk van de programma’s op productniveau de lasten en baten aangegeven en bij de gemeenterekening worden onder elk van de programma’s op productniveau de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting worden de benodigde investeringskredieten weergegeven, opgedeeld naar nieuwe c.q. uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen.

3. In de gemeenterekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

 

Artikel 5 Kaders ontwerp begroting

Het college biedt voor 30 juli aan de raad een kadernota aan, waarin opgenomen een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en meerjarenraming.

Artikel 6 Autorisatie programmabegroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

2. Bij de begrotingsbehandeling autoriseert de raad de vervangingsinvesteringen waarvoor dekking aanwezig is.

3. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

3. Gedurende het boekjaar is het aan de raad voorbehouden om (aanvullend) investeringskredieten beschikbaar te stellen.

4. De raad verleent décharge aan het college aan de hand van de programmabegroting en de, door de accountant goedgekeurde, gemeenterekening.

 

Artikel 7 Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad middels een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting en over de uitputting van de investeringskredieten van de gemeente over de eerste periode van het begrotingsjaar.

2. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de programmabegroting. In de tussentijdse rapportage worden opmerkelijke financiële (groter dan € 10.000,-) en beleidsmatige verschillen, zowel wat betreft de lasten als de geleverde resultaten, toegelicht.

3. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

 

Artikel 8 Gemeenterekening

Het college legt verantwoording af over de realisatie van de programma’s, waarbij per programma inzicht wordt gegeven in:

a. de mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd;

b. de wijze waarop getracht is de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken;

c. de gerealiseerde baten en lasten.

 

Titeldeel 3 Financieel beleid

Artikel 9 Waardering & afschrijving vaste activa

1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijging- of vervaardigingprijs.

2. De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

3. De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

4. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

5. Immateriële vaste activa worden in principe zo snel mogelijk afgeschreven.

6. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

7. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

8. Op de materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), wordt jaarlijks afgeschreven. Hierbij worden de volgende, maximale, afschrijvingstermijnen in acht genomen:

a. 40 jaar: nieuwbouw kantoren, woonruimten, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen;

b. 40-60 jaar: rioleringen;

c. 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren, woonruimten, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen;

d. 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

e. 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair;

schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke woonruimten en

bedrijfsgebouwen;

f. 8 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; personenauto’s; lichte motorvoertuigen;

g. 5 jaar: automatiseringsapparatuur, software en lespakketten voor onderwijsdoeleinden;

h. niet: gronden en terreinen;

i. in bijzondere gevallen kan van deze afschrijvingstermijnen gemotiveerd bij raadsbesluit worden afgeweken;

9. Activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

10. Het materiële vaste activum wordt geactiveerd in het jaar van ingebruikname. De afschrijving start met ingang van het daaropvolgende begrotingsjaar.

 

Artikel 10 Overheveling specifieke exploitatiebudgetten

Het college verzoekt de gemeenteraad vóór 1 januari van het volgende jaar, bij het niet volledig besteden van specifieke exploitatiebudgetten, het overgebleven bedrag toe te voegen aan een bestemmingsreserve “nog uit te voeren werkzaamheden”. Het college geeft daarbij aan op welke (specifieke) budgetten en/of projecten het verzoek betrekking heeft.

Artikel 11 Voorziening voor dubieuze vorderingen

1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

a. onroerende zaakbelasting gebruikers;

b. onroerende zaakbelasting eigenaren;

c. hondenbelasting;

d. rioolrechten;

e. afvalstoffenheffing;

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

2. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

 

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

2. De nota behandelt:

a. de vorming en besteding van reserves;

b. de vorming en besteding van voorzieningen;

c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

d. de relatie tot de nota weerstandsvermogen beschreven in artikel 16.

3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening verstrekt het college jaarlijks een overzicht van de stand van reserves en voorzieningen.

 

Artikel 13 Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

3. De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de (geraamde) financieringsbehoefte.

 

Titeldeel 4 Paragrafen

Artikel 14 Weerstandsvermogen en risicomanagement

1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de vorm en inhoud van risicomanagement binnen de gemeente;

b. wijze van bepalen van het weerstandsvermogen en de vereisten hieromtrent;

3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op een inventarisatie van de risico’s, een inventarisatie van het weerstandsvermogen en het beleid omtrent de risico’s en het weerstandsvermogen.

 

Artikel 15 Onderhoud kapitaalgoederen

1 Het college biedt tenminste eens in de vier jaar de volgende plannen aan:

Een integrale, overkoepelende, nota kapitaalsgoederen voor de openbare ruimte, een wegenbeleidsplan, verbreed gemeentelijk rioleringsplan, kwaliteitsplan groenonderhoud en beleidsplan Openbare verlichting. De plannen geven het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau. In de plannen staat ook vermeld wat de (meerjarige) financiële consequenties zijn van de plannen in relatie tot de meerjarencijfers van de begroting en het meerjarig budgettaire beslag. De plannen worden door de raad vastgesteld.

2. Het college biedt eens in de vier jaar het Meerjaren Onderhoudsplan voor (onderwijs)gebouwen ter vaststelling aan de raad aan. Dit plan geeft inzicht in de onderhoudskwaliteit.

3. Bij de gemeenterekening doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag van de financiële consequenties en de voortgang van het geplande onderhoud aan openbare verlichting, groen, wegen, riolering en water, vastgoed, onderwijsgebouwen en sportaccommodaties.

 

Artikel 16 Financiering / Treasury

1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een treasurystatuut aan. Het statuut wordt door de raad vastgesteld.

2. In het treasurystatuut wordt aandacht besteed aan:

a. taken en bevoegdheden;

b. verantwoordingrelaties en bijhorende informatievoorziening.

3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op, de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, de rentevisie en de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de treasuryfunctie en de limieten voor het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het aantrekken van langlopende geldleningen.

 

Artikel 17 Verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen

1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de definities en de kaders met betrekking tot verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen;

b. het doel en het beleid met betrekking tot verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen.

3. In de paragraaf verbonden partijen van de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op nieuwe beleidsvoornemens, nieuwe verbonden partijen, het beëindigen en wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

4. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt met betrekking tot de gesubsidieerde instellingen ingegaan op nieuwe beleidsvoornemens en een overzicht gegeven van de toegekende gemeentelijke subsidies.

 

Artikel 18 Grondbeleid

1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

b. de kaders voor het te voeren grondbeleid;

c. de voorraadverwerving en transformatie naar bouwrijpe grond;

d. de uitgifte van gronden en grondprijzen.

3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid en met name op de belangrijkste financiële ontwikkelingen, zoals de actuele en prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie.

 

Titeldeel 5 Financieel beheer en interne controle

Artikel 19 (Financiële) administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

1. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

2. de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

3. de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

c. het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

d. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

e. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

 

Artikel 20 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijk-heden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouw-baarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

 

Artikel 21 Interne controle

1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Artikel 22 Aanbesteding en inkoop

1. Het college draagt zorg voor en legt in het “inkoop- en aanbestedingsbeleid” de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen vast. Het beleid wordt vastgesteld door de Raad en ten minste eenmaal in de drie jaar geëvalueerd.

2. In het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt aandacht besteed aan:

a. juridische- en organisatorische uitgangspunten;

b. ethische en ideële uitgangspunten;

c. procedures omtrent inkoop en aanbesteding.

 

Titeldeel 6 Slotbepalingen

Artikel 23 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de raad.

2. De raad kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 24 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking. De stukken voor het begrotingsjaar 2013 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

2. De “Financiële verordening 2007”, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 oktober 2007 wordt ingetrokken.

 

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Losser 2013”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 18 december 2012.

giffier, voorzitter,

Nota-toelichting Toelichting op de artikelen

Algemeen

Deze verordening regelt bepaalde onderwerpen in de verhouding tussen de raad en het college. Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. Enkele begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd. Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de programmabegroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast. Mede op basis van het BBV bepaalt de gemeente het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting. De gemeente kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Artikel 4. Inrichting programmabegroting en gemeenterekening

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de programmabegroting. In het eerste lid wordt het college opgedragen om bij de gemeenterekening de realisatie op productniveau toe te voegen. Opgemerkt moet worden dat het overzicht van de realisatie op productniveau bij het jaarverslag wordt gevoegd en niet bij de jaarrekening. Anders gaat het overzicht van de realisatie onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, hetgeen niet de bedoeling kan zijn. In dit artikel wordt tevens de verplichting om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Artikel 6. Autorisatie programmabegroting, investeringkrediet en begrotingswijzigingen

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de programmabegroting en investeringskredieten. In lid 1 is weergegeven dat autorisatie van de baten en lasten plaats vindt op programmaniveau. Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

De hoofdregels voor activering en afschrijving van kapitaalgoederen zijn in dit artikel vastgelegd. Deze uitgangspunten worden verder uitgewerkt in de nota activeren en afschrijven. De te hanteren afschrijvingstermijnen maken daar ook onderdeel van uit.

De raad bepaald de afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Hierbij geldt het criterium dat de afschrijvingsmethodiek en de afschrijvingstermijnen van een actief met economisch nut moeten afstemmen met de verwachte levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast.

Activa met een maatschappelijk nut worden, zo mogelijk onder aftrek van bijdragen van derden en bijdragen, uit de bestemmingsreserve ten laste van de exploitatie gebracht. Artikel 10. Overheveling specifieke exploitatiebudgetten

Indien het budget in het oude jaar nog niet is besteed (ofwel de afgesproken activiteiten zijn nog niet uitgevoerd / afgerond), maar wel voor uitvoering van activiteiten in het nieuwe jaar nodig is, is overheveling van budget benodigd. Voor een rechtmatige aanwending van de overgehevelde middelen naar het nieuwe jaar moet de begroting van dat jaar worden aangepast. Gekozen is om de gemeenteraad te laten besluiten dat bij het niet volledig besteden van specifieke budgetten een bestemmingsreserve mag worden gevormd waaruit in een volgend jaar deze specifieke lasten kunnen worden gedekt. Het is een min of meer generiek besluit waarbij de specifieke budgetten worden genoemd. Een voorbeeld van een specifiek budget is het budget voor het onderhoud van wegen. Indien het onderhoud van de weg nog niet is afgerond aan het eind van het jaar, dan dient het budget overgeheveld te worden naar het nieuwe jaar. Artikel 11. Voorziening voor dubieuze vorderingen

Artikel 11 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor verwachte oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is gekozen voor een scheiding in bulkfacturen en overige facturen. Voor de bulkfacturen wordt een voorziening getroffen op basis van het historische percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. Artikel 12. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Het eerste lid van dit artikel bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In het derde lid wordt bepaald dat een overzicht van de stand van reserves en voorzieningen wordt opgenomen in de programmabegroting en de gemeenterekening. Artikel 13. Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en gemeenterekening zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd. Artikel 14 t/m 18 Paragrafen

In de artikelen 14 t/m 18 worden de verplicht voorgeschreven paragrafen volgens het BBV nader uitgewerkt. Deze paragrafen moeten een dwarsdoorsnede van de programmabegroting en de gemeenterekening vormen. Per paragraaf is aangegeven waarover jaarlijks bij de programmabegroting en gemeenterekening moet worden gerapporteerd. Artikel 19. (Financiële) administratie

In artikel 19 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.

Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het BBV zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc. Artikel 20. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In het onderdeel c worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover. In onderdeel d wordt aangegeven dat voor de verdeling en toerekening van kosten aan de producten verdeelsleutels moeten worden vastgesteld. Artikel 21. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college voldoet aan de eisen genoemd in deze verordening.

In lid 2 is aangegeven dat regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik vastgelegd moeten zijn. Hier kan gekozen worden voor het opstellen van een nota of meerdere aparte regelingen, zoals declaratieregeling en gedragsregels internet. Artikel 22. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Dit artikel legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de gemeenterekening nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets.