Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Beheersverordening Steenwijk en Tuk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheersverordening Steenwijk en Tuk
CiteertitelBeheersverordening Steenwijk en Tuk
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De bij de beheersverordening Steenwijk-Tuk behorende verbeelding (plankaart) is digitaal beschikbaar via de volgende link:

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?planidn=NL.IMRO.1708.SteenwijkenTukBV-VA01

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-06-201315-01-2014nieuwe regeling

18-06-2013

Gemeenteblad 2013, nr. 15

2013/56

Tekst van de regeling

Intitulé

Regels beheersverordening Steenwijk en Tuk

Inhoudsopgave regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 6 Bedrijf - Opslag

Artikel 7 Bedrijf - Tuincentrum

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

Artikel 10 Bedrijventerrein

Artikel 11 Centrum - 1

Artikel 12 Centrum - 2

Artikel 13 Centrum - 3

Artikel 14 Detailhandel

Artikel 15 Gemengd - 1

Artikel 16 Gemengd - 5

Artikel 17 Gemengd - 6

Artikel 18 Groen

Artikel 19 Groen - Stadspark

Artikel 20 Groen - Stadswal

Artikel 21 Horeca

Artikel 22 Kantoor

Artikel 23 Maatschappelijk

Artikel 24 Maatschappelijk - Begraafplaats

Artikel 25 Recreatie - Jachthaven

Artikel 26 Recreatie - Volkstuin

Artikel 27 Sport

Artikel 28 Tuin

Artikel 29 Verkeer

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

Artikel 31 Water

Artikel 32 Wonen - 1

Artikel 33 Wonen - 2

Artikel 34 Wonen - 3

Artikel 35 Wonen - Binnenstad

Artikel 36 Wonen - Garage

Artikel 37 Wonen - Gestapeld

Artikel 38 Wonen - Woonwagenstandplaats

Artikel 39 Leiding

Artikel 40 Waarde - Archeologie 1

Artikel 41 Waarde - Archeologie 2

Artikel 42 Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad

Artikel 43 Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee

Artikel 44 Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan

Artikel 45 Waarde - Cultuurhistorie Irisplein

Artikel 46 Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan

Artikel 47 Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel

Artikel 48 Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg

Artikel 49 Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat

Artikel 50 Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk

Artikel 51 Waarde - Cultuurhistorie Tuk

Artikel 52 Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg

Artikel 53 Waterstaat - Waterkering

Artikel 54 Waterstaat - Waterlopen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 55 Antidubbeltelregel

Artikel 56 Algemene bouwregels

Artikel 57 Algemene gebruiksregels

Artikel 58 Algemene aanduidingsregels

Artikel 59 Algemene afwijkingsregels

Artikel 60 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 61 Overgangsrecht

Artikel 62 Slotregel

Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Toegesneden lijst van bedrijfstypen

Bijlage 2 Overzicht aan huis gebonden beroepen en consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijvigheid (aan huis gebonden bedrijven)

Bijlage 3 Overzicht monumenten

Bijlage 4 Kappenkaart

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening:

de beheersverordening Steenwijk en Tuk van de gemeente Steenwijkerland, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.SteenwijkenTukBV-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij, niet zijnde een agrarische nevenactiviteit.

1.10 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 40 NGE.

1.11 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering

van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.12 agrarisch hobbymatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met een omvang van maximaal 20 NGE.

1.13 agrarisch grondgebruik:

een agrarische activiteit waarvan de productie afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond.

1.14 ambacht(elijk):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.15 archeologische deskundige:

de provinciaal, gemeentelijk of regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.16 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.17 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.18 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.19 architectonische waarde:

de aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.20 automatenhal/speelhal:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw welk is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.

1.21 bebouwde kom in verband met archeologie:

voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 40 en artikel 41 wordt aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet.

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.23 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.24 bed & breakfast:

het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen gericht op kortdurend verblijf, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf. Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.25 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan huis verbonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen.

1.26 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.27 bedrijfsmatig:

via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.28 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.29 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor één huishouden waarvan de huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.30 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.31 begane grond:

het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte daarvan.

1.32 beperkt kwetsbaar object:

objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen.

1.33 bestaand:

situatie ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening.

1.34 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.35 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.36 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.37 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.38 bijzonder kwetsbaar object:

een kwetsbaar object zijnde:

  • a.

    een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;

  • b.

    een kinderdagverblijf;

  • c.

    een school voor basisonderwijs.

1.39 biomassa-vergistingsinstallatie:

een installatie waarbij minimaal 50% dierlijke mest door toepassing van technieken energie

dan wel warmte wordt opgewekt met digestaat als eindproduct.

1.40 boerderijkamer:

appartement in een daarvoor ingericht bedrijfsgebouw op een agrarisch bedrijf, ten behoeve

van recreatief nachtverblijf.

1.41 boerderijwoning:

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere afzonderlijke en

zelfstandige huishoudens waarbij de karakteristieke hoofdvorm in stand wordt gehouden.

1.42 bomenteelt:

het bedrijfsmatig voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondsteelt dan wel containerteelt, dan wel glasboomteelt.

1.43 botenhuis:

een gebouw ten behoeve van het aanleggen, afmeren en de stalling van boten.

1.44 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.45 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.46 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.

1.47 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.48 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.49 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.50 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.51 brug:

een vaste (of beweegbare) verbinding voor het verkeer tussen twee punten die door water gescheiden zijn.

1.52 buitenopslag/open opslag:

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.

1.53 camperovernachtingsplaats:

een kleinschalig kampeerterrein ten behoeve van een kortdurend verblijf voor campers, van maximaal 48 uur.

1.54 carport:

een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

1.55 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.56 complementair daghorecabedrijf:

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren.

1.57 consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.58 containerveld:

uitgespreid afdekmateriaal, al dan niet op of met ondersteunende constructie, waarbij de relatie van de grond en het te telen product is verbroken en bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteelt.

1.59 corsotent:

tijdelijk bouwwerk, dat dient als onderkomen voor de opbouw van praalwagens die deelnemen aan het jaarlijkse corso.

1.60 culturele voorzieningen:

een atelier, een expositieruimte, een creativiteitscentrum, een museum en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.61 cultuurgrond:

gronden die in cultuur zijn gebracht, waaronder grasland-, akkerbouw- en tuinbouwgrond alsmede grond ten behoeve van de rietteelt.

1.62 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.63 cultuurlandschappelijke waarden:

waarden die ontstaan zijn door het gebruik van de gronden door de mens in de loop van de geschiedenis.

1.64 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.65 dak:

een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk.

1.66 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.67 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, wand- en vloertegels, elektra, meubelen en bouwmarkten.

1.68 dienstverlening:

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder in ieder geval zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop.

1.69 digestaat:

een product ontstaan na verwerking in vergistingsinstallatie, bestaande uit minimaal 50% dierlijke mest en co-producten afkomstig van witte of positieve lijst zoals bedoeld in de Meststoffenwet.

1.70 draadomheining en draaderfafscheiding:

een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden.

1.71 eerste bouwlaag:

bouwlaag ter plaatse van de begane grond.

1.72 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, mits deze inrichting in overeenstemming is met de beheersverordening.

1.73 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.74 erker:

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor een verbijzondering van de voor- of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.75 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.76 galerie:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient ten behoeve van tenoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.

1.77 gastouderopvang:

kinderopvang binnen een gezinssituatie in een woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft, als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

1.78 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.79 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij, waarbij het gebruik van paarden voorop staat, ten behoeve van recreatie

en sport, te onderscheiden in:

  • a.

    paardenhouderijen gericht op training van paarden waaronder worden begrepen africhtbedrijven, handels- en springstallen en draf- en renentrainementen;

  • b.

    dienstverlenende paardenhouderijen, waaronder worden begrepen manegebedrijven, paardenverhuurbedrijven en pensions;

  • c.

    paardenhouderijen ten behoeve van het houden van paarden en pony's voor eigen gebruik, als vrijetijdsbesteding, waaronder tevens begrepen oefenaccommodaties van rijverenigingen.

1.80 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.81 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander (hoofd)gebouw van een andere woning.

1.82 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.83 gevellijn:

de bouwgrens die (nagenoeg) gelijk loopt aan de as van de weg of het water waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg grenzende perceelsgrens, ofwel de gevellijn als aangeduid op de kaart.

1.84 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.85 groepsaccommodatie:

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers.

1.86 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie in overwegende mate afhankelijk is van het

voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

1.87 grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen.

1.88 groothandelsbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.89 herdenkingsmonument:

een gedenkteken ter nagedachtenis van een gebeurtenis.

1.90 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.91 hoogwaardige recreatieve voorziening:

recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relax-voorzieningen, maar bijvoorbeeld ook dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen.

1.92 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.93 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.94 horeca van categorie 2:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.95 horeca van categorie 3:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.96 horeca van categorie 4:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van recreatief nachtverblijf met de daarbij behorende voorzieningen. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.97 horeca van categorie 5:

een inrichting die is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.98 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.99 ijsmakerij:

ambachtelijk bedrijf voor het maken van (consumptie)ijs en de consumptie van ijs.

1.100 industrieel bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verkopen van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productietechnische bedrijven).

1.101 jachthaven:

afmeergelegenheid en ligplaats ten behoeve van pleziervaartuigen, daaronder tevens begrepen recreatief nachtverblijf.

1.102 jeugdontmoetingplaats (jop):

een onderkomen ten behoeve van een ontmoetingsplek voor jongeren.

1.103 jongerencentrum:

een inrichting met een sociaal-cultureel doel, waarin naast sociaal-culturele activiteiten, men zich al dan niet bedrijfsmatig richt op het geven van ontspanning en vermaak, waaronder voorstellingen en gelegenheid tot dansen, al dan niet met live-muziek, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse al of niet gepaard gaand met het verstrekken van eetwaren en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse.

1.104 kampeermiddel:

  • a.

    een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;

  • b.

    enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.105 kampeerterrein:

terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.106 kantine:

een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.107 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.108 karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk, dat vanwege zijn architectonische vormgeving, schaal en cultuurhistorische waarde als kenmerkend voor een gebied kan worden beschouwd.

1.109 karakteristieke beplanting:

beeldbepalende en/of waardevolle beplanting welke kenmerkend is voor en past bij de omgeving.

1.110 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten.

1.111 kernrandzone:

gebied met historisch gegroeide menging van kleinschalige aan buitengebied- en niet aan

buitengebied verbonden functies, grenzend aan de bebouwde kom.

1.112 kleinschalig kampeerterrein (mini-camping):

terrein of plaats met maximaal 15 kampeerplaatsen, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar.

1.113 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in Bijlage 1 bij de regels (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.114 kwadrantwoning:

een eengezinswoning die onderdeel uitmaakt van een blok van vier woningen. Karakteristiek aan een kwadrantwoning is dat deze altijd met twee zijden grenst aan twee andere woningen uit dit blok van vier.

1.115 kwetsbaar object:

  • a.

    een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortige gebouw dat hoort bij een externe veiligheid relevante inrichting;

  • b.

    één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;

  • c.

    een water waar woonboten zijn toegestaan;

  • d.

    een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor het publiek;

  • e.

    gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen voor particuliere consumenten;

  • f.

    gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;

  • g.

    een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar;

  • h.

    objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot deel van het jaar.

1.116 lage, niet menstoegankelijke tunnels:

niet verankerde, niet menstoegankelijke tunnels van maximaal 1,5 m hoog, die teeltgebonden zijn en uitsluitend tijdens de teeltperiode voor overkapping van gewassen wordt gebruikt.

1.117 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.118 landschapselement:

landschapselementen vormen een verzamelbegrip voor bijna alle individuele (biotische) onderdelen met een oppervlakte of een volume, die het landschap mee opbouwen en er een inhoud en identiteit aan geven. Hun ontstaan of voortbestaan is haast altijd op de een of andere manier te danken aan menselijke activiteiten.

1.119 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging.

1.120 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.121 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

manege:

1.122 manege:

een niet-agrarisch bedrijf dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur) met paarden.

1.123 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

1.124 milieubelasting:

de beïnvloeding van de fysieke omgeving door het veroorzaken van lawaai, stank, hinder en/of door de uitworp van schadelijk (afval-)stoffen daarin.

1.125 milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.126 monumenten:

alle bouwwerken conform artikel 6 Monumentenwet, alsmede gemeentelijke monumenten.

1.127 natuurbeheer:

zorg voor onderhoud van het natuurlandschap.

1.128 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.129 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge deze beheersverordening toegestane hoofdfunctie op een perceel.

1.130 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf, waaronder in ieder geval worden verstaan:

  • a.

    hokdierbedrijven;

  • b.

    glastuinbouwbedrijven;

  • c.

    gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormkwekerijen.

1.131 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.132 oever:

de langs een vaarweg aanwezige natuurlijke oever of aangebrachte oevervoorziening met inbegrip van de daarvoor noodzakelijke verankering.

1.133 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.134 onderbouw/kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat is gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken en wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.135 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.

1.136 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief verblijf.

1.137 openbare dienstverlening:

dienstverlening door openbare instanties in het kader van het algemeen belang.

1.138 openbare nutsvoorziening:

een gebouw of bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.139 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.140 opslag van brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

opslag van goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat de opslag hiervan in een woon-/winkelgebied niet verantwoord is.

1.141 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.142 paardenbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.143 paardenhouderij:

het houden van paarden en pony’s ten behoeve van het gebruik van deze dieren, zoals ten behoeve van pensionstallen, wedstrijdstallen, verhuurbedrijven, rijscholen en maneges.

1.144 paardenpension:

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden, waaronder tevens wordt begrepen de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden.

1.145 parkeervoorzieningen:

een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a.

    openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;

  • b.

    particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.

1.146 parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

1.147 passantenhaven:

verzameling ligplaatsen die recreatievoertuigen de mogelijkheid bieden hun reis tijdelijk te onderbreken en/of recreatief te overnachten voor maximaal 2 x 24 uur.

1.148 peil:

  • a.

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b.

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;

  • c.

    indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil.

1.149 patiowoning:

een eengezinswoning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.150 perifere detailhandel:

detailhandel in producten die qua aard en/of omvang van het aangeboden product niet past binnen binnenstedelijke winkelgebieden, waaronder in elk geval worden verstaan: woninginrichting mits niet groter dan 1.000 m², keukens en badkamers, inclusief tegels en sanitair, bouwmarkten, auto's, motoren, boten, caravans, tenten, tuincentra (inclusief dierenverzorgingsartikelen), autoaccessoires, in directe relatie met inbouw, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen en diversen, zoals zonwering, vijvers, zwembaden, tuinhuisjes.

1.151 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf.

1.152 plaatsgebonden risico:

  • a.

    op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die daarvoor gelden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

  • b.

    op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen.

1.153 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.154 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij welke is gericht op het fokken van paarden die bedoeld en geschikt zijn voor een specifieke taak, waaronder in ieder geval wordt begrepen hengstenstations, paardenmelkerijen, opfokbedrijven voor paarden en pony's, ook merriehouderijen of stoeterijen genaamd.

1.155 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.156 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.157 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.158 recreatief nachtverblijf:

verblijf door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.159 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.

1.160 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief gebruik en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben.

1.161 recreatiewoonschip:

een hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben.

1.162 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.163 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.164 schuilgelegenheid:

een bouwwerk dat aan dieren de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij de dieren vrij in en uit kunnen lopen.

1.165 seizoensstandplaats:

een aaneengesloten stuk grond op een kampeerterrein, al dan niet afgebakend, waarop krachtens de beheersverordening plaatsen van een kampeermiddel, of meerdere bij elkaar behorende kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, is toegestaan, gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar.

1.166 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.167 serviceshop:

een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serviceverlening ook artikelen als bijvoorbeeld lectuur, dranken, ijs, en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht.

1.168 setback:

een dakopbouw die is gelegen ten minste 2,00 meter achter de denkbeeldige verticaal doorgetrokken voorgevel van een gebouw en die een hoogte heeft van maximaal 3,50 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de desbetreffende verdiepingsvloer.

1.169 silo:

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarische bedrijf.

1.170 shop-in-shop formule:

shops die zijn gevestigd in andere winkels en voor wat betreft oppervlakte daaraan ondergeschikt zijn. Ze voldoen niet aan de definitie van volumineuze detailhandel. Mocht dat wel het geval zijn, dan zouden ze zich immers zelfstandig kunnen vestigen. Dergelijke formules zijn onder andere herkenbaar doordat ze geen onderdeel uit maken van de rechtspersoon van de overkoepelende winkel, ze eigen kassa's hebben, beschikken over eigen personeel en ze eigen reclameuitingen gebruiken.

1.171 showroom:

uitstallingsruimte voor goederen en artikelen ten behoeve van de detail- of groothandel, waarbij de goederen niet altijd direct (kunnen) worden geleverd.

1.172 sociale veiligheid:

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

1.173 speelautomatenhal:

een horeca-inrichting van maximaal categorie 3 bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in de Wet op de Kansspelen.

1.174 spoorwegvoorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van railverkeer, zoals rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en dergelijke, met uitzondering van een restaurant, boekhandel en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.175 sportcentrum:

gebouw of deel van een gebouw dat gebruikt wordt voor de beoefening van individuele of groepssporten.

1.176 Staat van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen in de Bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.177 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals kraam, wagen of tafel.

1.178 statische opslag:

opslag van goederen die naar hun aard weinig verplaatsing behoeven, zoals bijvoorbeeld caravans, campers, boten en (klassieke) auto's.

1.179 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.180 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor elektrische auto's, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, openbaar urinoir, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.181 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, welke door zijn inrichting of indeling kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening.

1.182 terras:

een plek van een horecagelegenheid waar men buiten kan zitten.

1.183 theeschenkerij:

een gebouw of een gedeelte daarvan waar overdag bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

1.184 transportbedrijf:

een bedrijf gericht op het transport van goederen.

1.185 tuincentrum:

het bedrijfsmatig uitoefenen van detailhandelsactiviteiten ten behoeve van de verkoop van bloemen, planten, heesters en bomen alsmede de voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen, parken, plantsoenen en bosschages benodigde hulpmiddelen en gereedschappen.

1.186 tunnelkas:

een verankerde, menstoegankelijke kas met een tijdelijk karakter, behorende bij een vollegrondsgroente-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.

1.187 vaartuig:

alle soorten van varende en drijvende voorwerpen welke gebezigd kunnen worden e/of ingericht zijn voor vervoer te water van personen en /of goederen waaronder mede vaartuigen dienende tot beoefening van de watersport of in gebruik ten behoeve van de sportvisserij, evenals vaartuigen dienende tot uitvoering van werkzaamheden onder in of boven water zoals baggermolens, zandbakken,vlotten en drijvende inrichtingen, elevators, dokken, sleepboten, duwboten en daarmee gelijk te stellen vaartuigen alsmede woonschepen.

1.188 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een beheersverordening conform het gestelde in de Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan.

1.189 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.190 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag, welke is gelegen ter plaatse van de begane grond.

1.191 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

1.192 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de

detailhandel, niet zijnde de netto-vloeroppervlakte.

1.193 vloeroppervlak:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen op de begane grond.

1.194 volkstuin:

een perceel grond dat hetzij als siertuin, hetzij voor de teelt van voedingsgewassen of bloemen en heesters in gebruik is bij een particulier en geen deel uitmaakt van het bouwperceel waarop de woning van de gebruiker staat al dan niet deel uitmakend van een complex.

1.195 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.196 wasstraat:

een mechanische, meestal computergestuurde, installatie om de buitenzijde van personenwagens te reinigen.

1.197 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.198 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerplaatsen.

1.199 wellness:

activiteiten gericht op het lichamelijk welzijn van de mens in de breedste zin van het woord.

1.200 windturbine:

een bouwwerk dat dient voor het omzetten van energie van bewegende lucht in andere

vormen van energie zoals elektriciteit en warmte.

1.201 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.202 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen.

1.203 woonark:

een object te water, zijnde een woonboot, niet zijnde een woonschip of woonvaartuig, dat feitelijk niet geschikt is om mee te varen en dat wordt gebruikt als of is bestemd tot woon- en/of nachtverblijf.

1.204 woonboot:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk en zelfstandig huishouden.

1.205 woonschip:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, zijnde een woonboot die aan romp en opbouw herkenbaar is als een van origine varend schip met een authentieke opbouw.

1.206 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, waaronder niet begrepen een caravan.

1.207 woonzorgcomplex:

woonvorm, bedoeld voor mensen die niet geheel zelfstandig kunnen wonen, maar geen behoefte hebben aan intensieve verzorging, zoals dat in een bejaardenhuis het geval is. De zorg wordt op maat verleend.

1.208 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals banken, verzekeringswezen, exploitatie van handel in onroerende zaken, adviesbureaus en verhuurbedrijven, met uitsluiting van detailhandel.

1.209 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.210 zorgboerderij:

een voormalige boerderij met de bijbehorende gebouwen, waar woongelegenheid wordt geboden aan en activiteiten plaatsvinden gericht op het bieden van zorg en begeleiding aan personen die begeleid dienen te worden in de leefsituatie en de dagbesteding.

1.211 zorgwoning:

woning geschikt voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de lengte van een bouwwerk, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.10 de ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 meter.

2.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    agrarisch bedrijfsmatig gebruik;

  • b.

    agrarisch hobbymatig gebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    perceelsontsluitingswegen;

  • 2.

    recreatief medegebruik;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    een gebouw ten behoeve van dierenverblijf, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 3.2.2 tot en met 3.2.3).

3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 3.2.3.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen géén bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a.

    omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

  • b.

    voederruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

  • c.

    paardenbakken uitsluitend voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 3.4.1.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;

  • b.

    paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;

  • c.

    het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;

  • d.

    opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;

  • e.

    buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:

  • a.

    de paardenbak geen grotere afmeting mag hebben dan 20 x 40 meter;

  • b.

    de volledige paardenbak dient te worden gerealiseerd binnen een straal van 70,00 meter gemeten vanaf het hoofdgebouw;

  • c.

    de paardenbak op een minimale afstand van 50,00 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;

  • d.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd en lichthinder door lichtmasten dient te worden voorkomen;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaats- en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • f.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    ter plaatse reeds legaal bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat de beheersverordening in werking treedt;

  • b.

    bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijvenen/of bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:

    • 1.

      geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;

    • 2.

      risicovolle inrichtingen;

  • c.

    een bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen en vervaardigen van kunststof verpakkingsmateriaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststof verpakkingsmateriaal';

  • d.

    een natuursteenbewerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerking';

  • e.

    de verkoop, het onderhoud, de reparatie en de stalling van motorvoertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    kantoorruimtes;

  • 2.

    ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    één bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel4.2.2 tot en met 4.2.5).

4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 80% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;

  • d.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • e.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • f.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 13,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • g.

    voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning geldt het bepaalde in artikel 4.2.3;

  • h.

    voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 4.2.4;

  • i.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 4.2.5.

4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

4.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 50 m² bedragen;

  • b.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

4.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

  • 4.

    3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 4.1;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 4.1;

  • c.

    gebouwen voor bewoning, anders dan in de bedrijfswoning;

  • d.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • e.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 4.3.2;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen), anders dan bedoeld in artikel 4.1;

  • h.

    shop-in-shop formules;

  • i.

    horeca;

  • j.

    zelfstandig kantoor;

  • k.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

4.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • 4.

    4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.3, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit naast de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:

  • a.

    de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak bedraagt, tot een maximum van 150 m²;

  • b.

    de oppervlakte van afhaalpunten van internetwinkels maximaal 15 m² bedraagt, met dien verstande dat detailhandel anders dan in de aan het hoofdassortiment ondergeschikte artikelen niet is toegestaan;

  • c.

    etalages niet zijn toegestaan;

  • d.

    verkoop van etenswaren, dranken en genotsmiddelen niet is toegestaan;

  • e.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • f.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.3, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 4.2.4;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende voorzieningen;

  • b.

    een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

  • c.

    een gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

  • 2.

    groenvoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 5.2.2 tot en met 5.2.3).

5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

    • 2.

      de goothoogte van een gebouw minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

    • 2.

      de bouwhoogte van een gebouw minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte bedraagt;

  • d.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 5.2.3.

5.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van:

    • 1.

      erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' maximaal 60,00 meter bedraagt.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • b.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;

  • b.

    het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;

  • c.

    opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;

  • d.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 6 Bedrijf - Opslag

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.de opslag van goederen, met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

  • 2.

    groenvoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel6.2.2 tot en met 6.2.3).

6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 4,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 4,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 6.2.3.

6.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 6.1;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 6.1;

  • c.

    zelfstandig kantoor;

  • d.

    wonen;

  • e.

    detailhandel;

  • f.

    horeca;

  • g.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 7 Bedrijf - Tuincentrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.een tuincentrum;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    kassen;

  • 2.

    aan een tuincentrum gerelateerde detailhandel;

  • 3.

    ondergeschikte horeca van categorie 1 tot een oppervlakte van maximaal 25 m²;

  • 4.

    (buiten)opslag en stalling van goederen ten dienste van een tuincentrum;

  • 5.

    buitenverkoop tot een oppervlakte van maximaal 250 m²;

  • 6.

    groenvoorzieningen;

  • 7.

    parkeervoorzieningen;

  • 8.

    waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het ontvangen, vasthouden, infiltreren, bergen en afvoeren van hemelwater;

  • 9.

    overige voorzieningen zoals kantoor, opslagruimten en dergelijke.

7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van het in artikel 7.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    kassen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 7.2.2 tot en met 7.2.3).

7.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    bedrijfsgebouwen, uitgezonderd kassen, worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangeduide maximale goothoogte;

  • e.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide maximale bouwhoogte;

  • f.

    voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 7.2.3.

7.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder

geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a.

    standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;

  • b.

    staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

  • c.

    opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;

  • d.

    gebouwen voor (recreatieve) bewoning;

  • e.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 7.1.1;

  • f.

    horeca, behoudens ondergeschikte horeca als bedoeld in artikel 7.1.1.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.de opslag en verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    detailhandel in de vorm van een serviceshop tot maximaal 150 m²;

  • 2.

    een wasstraat;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    parkeervoorzieningen;

  • 5.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel8.2.2 tot en met 8.2.3).

8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    bedrijfsgebouwen worden met een plat dak of een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 8.2.3.

8.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 8.1;

  • b.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 8.1;

  • c.

    horeca;

  • d.

    uitstalling ten behoeve van een serviceshop van meer dan 10 m²;

  • e.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.de opslag en verkoop van motorbrandstoffen exclusief lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    detailhandel in de vorm van een serviceshop tot maximaal 150 m²;

  • 2.

    een wasstraat;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    parkeervoorzieningen;

  • 5.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel9.2.2 tot en met 9.2.3).

9.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    bedrijfsgebouwen worden met een plat dak of een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 9.2.3.

9.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 9.1;

  • b.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 9.1;

  • c.

    horeca;

  • d.

    uitstalling ten behoeve van een serviceshop van meer dan 10 m²;

  • e.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 10 Bedrijventerrein

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    ter plaatse reeds legaal bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat de beheersverordening in werking treedt;

  • b.

    bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijvenen/of bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:

    • 1.

      geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;

    • 2.

      risicovolle inrichtingen;

  • c.

    (zakelijke) dienstverlening;

  • d.

    detailhandel in volumineuze goederen met een daarbijbehorende showroom;

  • e.

    kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

  • f.

    een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';

  • g.

    uitsluitend horeca tot en met categorie 4, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4';

  • h.

    uitsluitend transportbedrijven, groothandelsbedrijven en/of showrooms, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';

  • i.

    hoogopgaande, afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beplantingsstrook';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    (ontsluitings)wegen en voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;

  • 2.

    parkeervoorzieningen;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of te bergen water.

10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    één bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 10.2.2 tot en met 10.2.5).

10.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • f.

    voor de maatvoering van de bedrijfswoning geldt het bepaalde in artikel 10.2.3;

  • g.

    voor de maatvoering van de bijgebouwen bij de bedrijfswoning geldt het bepaalde in artikel 10.2.4;

  • h.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 10.2.5.

10.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

10.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 50 m² bedragen;

  • b.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

10.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.5 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.

10.3.2 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van reclamezuilen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.5 ten aanzien van het plaatsen van reclamezuilen, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de reclamezuil niet meer dan 30,00 meter bedraagt.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het gebruik van gronden en opstallen voor het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 10.1;

  • b.

    gebouwen voor bewoning, anders dan in de bedrijfswoning;

  • c.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • d.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 10.4.2;

  • e.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • f.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 10.1;

  • g.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 10.1;

  • h.

    kantoor, anders dan bedoeld in artikel 10.1;

  • i.

    shop-in-shop formules;

  • j.

    buitenopslag, anders dan bedoeld in artikel 10.1 of als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

10.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

10.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.4, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 10.2.4;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Centrum - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    detailhandel en de montage van ter plaatse verkochte artikelen, uitsluitend op de begane grond;

  • b.

    dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en uitsluitend op de begane grond;

  • c.

    horeca van categorie 1, uitsluitend op de begane grond;

  • d.

    horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping';

  • e.

    horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping';

  • f.

    wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' en uitsluitend op de verdieping(en);

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    terrassen;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel11.2.2 tot en met 11.2.4).

11.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot minimaal 2,50 meter hoog;

  • d.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen;

  • e.

    per bouwvlak bedraagt het aantal andere hoofdgebouwen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale hoofdgebouwen;

  • f.

    de gevels van het hoofdgebouw worden geplaatst in de bouwgrenzen;

  • g.

    hoofdgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat de kapvorm zoals opgenomen in de kappenkaart (Bijlage 4 bij deze regels) wordt toegepast;

  • h.

    de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte;

  • i.

    de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte;

  • j.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 11.2.3;

  • k.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 11.2.4.

11.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 75% per bouwperceel bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    bijgebouwen worden met een plat dak afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 11.2.4.

11.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0° als dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 11.1;

  • b.

    wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van hoofdgebouwen;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;

  • h.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel op de verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.4, ten behoeve van het toestaan van detailhandel in andere bouwlagen dan de begane grond, met dien verstande dat:

  • a.

    de functies van de ruimten op de verdieping bij het bedrijf op de begane grond horen. Het ontstaan van een afzonderlijk bedrijf op de verdieping is niet toegestaan;

  • b.

    het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;

  • c.

    in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een horecabedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.4, ten behoeve van de vestiging van een horecabedrijf van categorie 3, elders dan ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', met dien verstande dat:

  • a.

    het een horecabedrijf van maximaal categorie 3 betreft;

  • b.

    het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;

  • c.

    in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 11.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.4, ten behoeve van het samenvoegen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    het onderscheid in uiterlijke kenmerken van de verschillende voorgevels van de samen te voegen hoofdgebouwen herkenbaar blijft;

  • c.

    de inhoud en oppervlakte van de hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 5.

      het straatbeeld en de cultuurhistorische waarden.

Artikel 12 Centrum - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

  • b.

    (zakelijke) dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

  • c.

    kantoren, uitsluitend op de begane grond;

  • d.

    maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

  • e.

    horeca van categorie 1, detailhandel en de montage van ter plaatse verkochte artikelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verdieping';

  • f.

    horeca tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping';

  • g.

    horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping';

  • h.

    horeca tot en met categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4';

  • i.

    een ijsmakerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding een 'specifieke vorm van bedrijf - ijsmakerij' en uitsluitend op de begane grond;

  • j.

    uitsluitend een bioscoop, ter plaatse van de aanduiding 'bioscoop';

  • k.

    een speelautomatenhal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal' en uitsluitend op de begane grond;

  • l.

    een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' en uitsluitend op de begane grond;

  • m.

    een seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';

  • n.

    een uitvaartcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum';

  • o.

    wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    terrassen;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' en uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel12.2.2 tot en met 12.2.4).

12.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot minimaal 2,50 meter hoog;

  • d.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen;

  • e.

    per bouwvlak bedraagt het aantal andere hoofdgebouwen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale hoofdgebouwen;

  • f.

    de gevels van het hoofdgebouw worden geplaatst in de bouwgrenzen;

  • g.

    hoofdgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat de kapvorm zoals opgenomen in de kappenkaart (Bijlage 4 bij deze regels) wordt toegepast;

  • h.

    de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte;

  • i.

    de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte;

  • j.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 12.2.3;

  • k.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 12.2.4.

12.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 75% per bouwperceel bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    bijgebouwen worden met een plat dak afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 12.2.4.

12.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, als dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 12.1;

  • b.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 12.1;

  • c.

    wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  • d.

    woningsplitsing;

  • e.

    het samenvoegen van hoofdgebouwen;

  • f.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • h.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 12.1;

  • i.

    gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;

  • j.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

12.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 12.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.4, ten behoeve van het samenvoegen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    het onderscheid in uiterlijke kenmerken van de verschillende voorgevels van de samen te voegen hoofdgebouwen herkenbaar blijft;

  • c.

    de inhoud en oppervlakte van de hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 5.

      het straatbeeld en de cultuurhistorische waarden.

Artikel 13 Centrum - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    (zakelijke) dienstverlening;

  • b.

    kantoren;

  • c.

    opslag;

  • d.

    wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en uitsluitend op de verdieping;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel13.2.2 tot en met 13.2.4).

13.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen;

  • d.

    per bouwvlak bedraagt het aantal andere hoofdgebouwen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale hoofdgebouwen;

  • e.

    de gevels van het hoofdgebouw worden geplaatst in de bouwgrenzen;

  • f.

    hoofdgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat de kapvorm zoals opgenomen in de kappenkaart (Bijlage 4 bij deze regels) wordt toegepast;

  • g.

    de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte;

  • h.

    de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte;

  • i.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 13.2.3;

  • j.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 13.2.4.

13.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag voor maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    bijgebouwen worden met een plat dak afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 13.2.4.

13.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 13.1;

  • b.

    woningsplitsing;

  • c.

    het samenvoegen van hoofdgebouwen;

  • d.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • e.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • f.

    detailhandel;

  • g.

    horeca;

  • h.

    gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

13.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 13.3, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 13.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.3, ten behoeve van het samenvoegen van hoofdgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    het onderscheid in uiterlijke kenmerken van de verschillende voorgevels van de samen te voegen hoofdgebouwen herkenbaar blijft;

  • c.

    de inhoud en oppervlakte van de hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mag worden vergroot;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 5.

      het straatbeeld en de cultuurhistorische waarden.

Artikel 14 Detailhandel

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.1.1 Algemeen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

  • b.

    een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' en uitsluitend op de begane grond;

  • c.

    wonen, uitsluitend op de verdieping(en);

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel14.2.2 tot en met 14.2.4).

14.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;

  • b.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • c.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • d.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • e.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • f.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • g.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 14.2.3;

  • h.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 14.2.4.

14.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • b.

    bijgebouwen worden met een plat dak afgedekt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kap' bijgebouwen met een kap van maximaal 60° mogen worden afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 14.2.4.

14.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 6,00 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

14.3 Specifieke gebruiksregels

14.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 14.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 14.3.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van panden;

  • e.

    mantelzorg in de woning of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel in volumineuze goederen;

  • h.

    horeca;

  • i.

    opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;

  • j.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

14.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

14.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.3.1, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 14.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Gemengd - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

  • b.

    (zakelijke) dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

  • c.

    kantoren, uitsluitend op de begane grond;

  • d.

    maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk uitgesloten', en uitsluitend op de begane grond;

  • e.

    wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  • f.

    detailhandel en de montage van ter plaatse verkochte artikelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', en uitsluitend op de begane grond;

  • g.

    horeca tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' en uitsluitend op de begane grond;

  • h.

    horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping';

  • i.

    horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' en uitsluitend op de begane grond;

  • j.

    horeca tot en met categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 5' en uitsluitend op de begane grond;

  • k.

    beurzen, exposities, manifestaties, (sport)evenementen, sportwedstrijden, voorstellingen en/of daarmee gelijk te stellen activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - stadshal';

  • l.

    een jongerencentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - jongerencentrum' en uitsluitend op de begane grond;

  • m.

    een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' en uitsluitend op de begane grond;

  • n.

    het stallen, verkopen en/of verhuren van fietsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - fietsenstalling' en uitsluitend op de begane grond;

  • o.

    een standplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    terrassen;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • d.

    een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met inachtneming van de volgende regels (artikel15.2.2 tot en met 15.2.4).

15.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen;

  • d.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • e.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • f.

    de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;

  • g.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • h.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 11,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • i.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 15.2.3;

  • j.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 15.2.4.

15.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

a.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Bouwperceel tot 350 m²

50 m²

Bouwperceel van 350 m² - 700 m²

70 m²

Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²

80 m²

Bouwperceel vanaf 1.000 m²

100 m²

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% per bouwperceel bebouwd;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 15.2.4.

15.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat:

    • 1.

      de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen;

    • 2.

      de bouwhoogte van een brug maximaal 15,00 meter mag bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0° als dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 15.1;

  • b.

    wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  • c.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 15.4.2;

  • d.

    woningsplitsing;

  • e.

    het samenvoegen van panden;

  • f.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • h.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 15.1;

  • i.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 15.1;

  • j.

    gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;

  • k.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

15.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en artikel 15.5.1 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

15.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en het artikel 15.4.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

15.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 15.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel-16 Gemengd - 5

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    (zakelijke) dienstverlening;

  • b.

    kantoren;

  • c.

    praktijkruimten;

  • d.

    een bedrijf gespecialiseerd in de handel en productie van (landbouw)machines, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    parkeervoorzieningen;

  • 2.

    groenvoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    één inpandige bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    fietsenstallingen, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel16.2.2 tot en met 16.2.4).

16.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt per bouwperceel;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangeduide goothoogte;

  • e.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;

  • f.

    voor de maatvoering van de bedrijfswoning geldt het bepaalde in artikel 16.2.3;

  • g.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 16.2.4.

16.2.3 Bedrijfswoning

  • a.

    per bedrijf is slechts één inpandige bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.

16.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    buiten het bouwvlak mogen fietsenstallingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

    • 1.

      er maximaal 50 m² per bouwperceel aan fietsenstalling(en) wordt gebouwd;

    • 2.

      de bouwhoogte van de fietsenstalling maximaal 2,50 meter bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 16.1;

  • b.

    bedrijfsdoeleinden, anders dan bedoeld in artikel 16.1;

  • c.

    wonen, anders dan in een bedrijfswoning;

  • d.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 16.3.2;

  • e.

    woningsplitsing;

  • f.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • h.

    detailhandel;

  • i.

    horeca;

  • j.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

16.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

16.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.3, ten behoeve van de realisatie van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    ten hoogste één bedrijfswoning per bouwperceel wordt gerealiseerd;

  • b.

    de bedrijfswoning binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m3 bedraagt;

  • d.

    maximaal 40% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de bedrijfswoning;

  • e.

    de geluidsbelasting aan de gevels van de te realiseren bedrijfswoning niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde;

  • f.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.3, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en artikel 16.3.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

16.4.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.3, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 16.2.2;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de bedrijfswoning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen is niet mogelijk;

    • 3.

      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Gemengd - 6

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    culturele voorzieningen;

  • b.

    (zakelijke) dienstverlening;

  • c.

    kantoren;

  • d.

    maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    terrassen;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    één bedrijfswoning, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel17.2.2 tot en met 17.2.5).

17.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt tot maximaal 80% per bouwperceel bebouwd;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    de gebouwen worden op een afstand van minimaal 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd;

  • d.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • e.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • f.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • g.

    voor de maatvoering van de bedrijfswoning geldt het bepaalde in artikel 17.2.3;

  • h.

    voor de maatvoering van de bijgebouwen bij de bedrijfswoning geldt het bepaalde in artikel 17.2.4;

  • i.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 17.2.5.

17.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

17.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 50 m² bedragen;

  • b.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

17.2.5 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

17.3 Specifieke gebruiksregels

17.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    bedrijfsdoeleinden, anders dan bedoeld in artikel 17.1;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 17.1;

  • c.

    wonen, anders dan in een bedrijfswoning;

  • d.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 17.3.2;

  • e.

    woningsplitsing;

  • f.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • h.

    detailhandel;

  • i.

    horeca;

  • j.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

17.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

17.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17.3, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en artikel 17.3.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

17.4.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17.3, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 17.2.4;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de bedrijfswoning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Groen

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;

  • b.

    structurele beplantingen;

  • c.

    hoogopgaande, afschermende beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beplantingsstrook';

  • d.

    hoogopgaande, visueel afschermende en met groenvoorzieningen beplante wal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapswal';

  • e.

    een skate- en skeelerbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'skeelerbaan';

  • f.

    recreatief medegebruik;

  • g.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  • h.

    openbare nutsvoorzieningen;

  • i.

    herdenkingsmonumenten;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 18.4.2;

  • 2.

    standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

18.2 Bouwregels

18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    gebouwen ten behoeve van de opslag van materialen voor buitenactiviteiten, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

  • c.

    een skate- en skeelerbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'skeelerbaan';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak':

    • 1.

      noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

    • 2.

      ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

    • 3.

      behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;

    • 4.

      behorende tot het straatmeubilair;

    • 5.

      ten behoeve van nutsvoorzieningen;

    • 6.

      speelvoorzieningen;

    • 7.

      herdenkingsmonumenten;

    • 8.

      met sub 1 t/m 7 vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (artikel 18.2.2 tot en met 18.2.4).

18.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    gebouwen worden met een plat dak afgedekt;

  • c.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 18.2.3.

18.2.3 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • b.

    de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt maximaal 15 m2.

18.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt.

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.3, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • b.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

a.de aanleg van terrassen.

18.4.2 Evenemententerreinen

Evenementen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

  • b.

    Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.

  • c.

    Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.

  • d.

    Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.

  • e.

    Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.

  • f.

    Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

  • g.

    In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.

  • h.

    Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.

  • i.

    Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

18.5.1 Afwijken van de gebruiksregels voor het verbreden van wegen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.1 ten behoeve van het verbreden van aan de bestemming grenzende wegen of voor de aanleg van fietspaden, onder de voorwaarden dat:

  • a.

    de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;

  • b.

    de verbreding binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse past;

  • c.

    geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

  • d.

    waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

18.5.2 Afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.1 ten behoeve van het realiseren van parkeerplaatsen, onder de voorwaarden dat:

  • a.

    de parkeerbehoefte is aangetoond;

  • b.

    de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;

  • c.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • d.

    geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

  • e.

    waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen.

18.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 18.6.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

18.6.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 18.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 19 Groen - Stadspark

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Stadspark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    parken en plantsoenen, met de daarbij behorende groenvoorzieningen, voet- en fietspaden en andere voorzieningen;

  • b.

    recreatief medegebruik;

  • c.

    een restaurant en/of een theeschenkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij';

  • d.

    een muziekkoepel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - muziekkoepel';

  • e.

    een kinderboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';

  • f.

    uitsluitend tuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';

  • g.

    speelvoorzieningen;

  • h.

    herdenkingsmonumenten;

  • i.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  • j.

    openbare nutsvoorzieningen.

19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen - Stadspark' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten dienste van de theeschenkerij, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij';

  • b.

    een muziekkoepel, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - muziekkoepel';

  • c.

    gebouwen ten dienste van de kinderboerderij, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';

  • d.

    gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten de aanduiding bouwvlak;

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak':

    • 1.

      noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

    • 2.

      ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

    • 3.

      behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;

    • 4.

      behorende tot het straatmeubilair;

    • 5.

      ten behoeve van nutsvoorzieningen;

    • 6.

      speelvoorzieningen;

    • 7.

      herdenkingsmonumenten;

    • 8.

      met sub 1 t/m 7 vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (artikel19.2.2 tot en met 19.2.4).

19.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangeduide goothoogte;

  • c.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;

  • d.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 19.2.4.

19.2.3 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • b.

    de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt maximaal 15 m2.

19.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Groen - Stadspark' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    het verwijderen, vellen en/of rooien van karakteristieke beplanting;

  • b.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of grasbanen;

  • c.

    het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;

  • d.

    het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;

  • e.

    het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen en/of oppervlaktewater;

  • f.

    het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

19.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 19.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

19.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 19.1 genoemde waarden en doeleinden niet on-evenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 20 Groen - Stadswal

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Stadswal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;

  • b.

    structurele beplantingen;

  • c.

    behoud, herstel en ontwikkeling van het structureel groen en/of de aanwezige landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden;

  • d.

    recreatief medegebruik;

  • e.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  • f.

    openbare nutsvoorzieningen;

  • g.

    een openbaar toilet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar toilet'.

20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

20.2 Bouwregels

20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen - Stadswal' aangewezen gronden mogen:

  • a.

    géén gebouwen worden gebouwd met uitzondering van een openbaar toilet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar toilet';

  • b.

    uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

    • 1.

      noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

    • 2.

      ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

    • 3.

      behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;

    • 4.

      behorende tot het straatmeubilair;

    • 5.

      ten behoeve van nutsvoorzieningen;

    • 6.

      speelvoorzieningen;

    • 7.

      herdenkingsmonumenten;

    • 8.

      met sub 1 t/m 7 vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (artikel20.2.2).

20.2.2 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van een openbaar toilet bedraagt maximaal 2,50 meter;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.3.1 Vergunningsplicht

Het is verboden in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    het verwijderen, vellen en/of rooien van karakteristieke beplanting;

  • b.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of gras;

  • c.

    het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;

  • d.

    het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;

  • e.

    het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen en/of oppervlaktewater;

  • f.

    het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

20.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 20.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

20.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 20.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 21 Horeca

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    horeca van categorie 1 en 2;

  • b.

    horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';

  • c.

    horeca tot en met categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    terrassen;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

21.2 Bouwregels

21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    maximaal één inpandige bedrijfswoning per bouwperceel, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 21.2.2 tot en met 21.2.4).

21.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezig hoofdgebouw;

  • b.

    het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³;

  • d.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • e.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • f.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • g.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 9,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • h.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 21.2.3;

  • i.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 21.2.4.

21.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

a.de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Bouwperceel tot 350 m²

50 m²

Bouwperceel van 350 m² - 700 m²

70 m²

Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²

80 m²

Bouwperceel vanaf 1.000 m²

100 m²

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% per bouwperceel bebouwd;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 21.2.4.

21.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

21.3 Specifieke gebruiksregels

21.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 21.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 21.3.2;

  • c.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • d.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • e.

    detailhandel;

  • f.

    ambachtelijke en/of industriële doeleinden;

  • g.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

21.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

21.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 21.3, ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 21.2.2;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 22 Kantoor

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    kantoren;

  • b.

    zakelijke dienstverlening;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    parkeervoorzieningen;

  • 2.

    groenvoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

22.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

22.2 Bouwregels

22.2.1 Algemeen

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 22.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 22.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel22.2.2 tot en met 22.2.3).

22.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 22.2.3.

22.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

22.3 Specifieke gebruiksregels

22.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    bedrijfsdoeleinden, anders dan bedoeld in artikel 22.1;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 22.1;

  • c.

    gebouwen voor (recreatieve) bewoning;

  • d.

    detailhandel;

  • e.

    horecadoeleinden;

  • f.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 23 Maatschappelijk

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    bibliotheek;

  • b.

    gezondheidszorg;

  • c.

    jeugd- en kinderopvang;

  • d.

    onderwijs;

  • e.

    sociaal-culturele doeleinden;

  • f.

    openbare dienstverlening;

  • g.

    religie;

  • h.

    verenigingsleven;

  • i.

    welzijnsinstelling;

  • j.

    zorginstelling;

  • k.

    een uitvaartcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum';

  • l.

    wonen, uitsluitend ter plaatse van aanduiding 'wonen';

  • m.

    ambtswoning van de imam, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • n.

    onderschikte detailhandel tot maximaal 10% van het vloeroppervlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen;

  • 3.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

23.2 Bouwregels

23.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel23.2.2 tot en met 23.2.4).

23.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 9,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

    • 2.

      de goothoogte van een gebouw minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte bedraagt;

  • e.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 16,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

    • 2.

      de bouwhoogte van een gebouw minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte bedraagt;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 23.2.3;

  • g.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 23.2.4.

23.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen;

  • b.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • c.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 23.2.4.

23.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.2.2, ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a.

    bij onderwijs voldoende onbebouwde buitenruimte resteert ten behoeve van speelruimte;

  • b.

    de goothoogte gebouwen maximaal 9,00 meter bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte gebouwen maximaal 16,00 meter bedraagt;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Specifieke gebruiksregels

23.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

 

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 23.1;

  • b.

    wonen, anders dan bedoeld in artikel 23.1;

  • c.

    detailhandel;

  • d.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 23.1;

  • e.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • f.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 24 Maatschappelijk - Begraafplaats

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    begraafplaats;

  • b.

    religieuze doeleinden, waaronder tevens begrepen een kerk of een kapel;

  • c.

    urnenmuur;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    wegen en paden;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

24.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

24.2 Bouwregels

24.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 24.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 24.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel24.2.2 tot en met 24.2.3).

24.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de bestaande goothoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • d.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 24.2.3.

24.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt.

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.2 voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen ten behoeve van opslag, met dien verstande dat:

  • a.

    de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 20,00 m2bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3,00 meter bedraagt;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

24.4 Specifieke gebruiksregels

24.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 24.1;

  • b.

    gebouwen voor (recreatieve) bewoning;

  • c.

    horeca;

  • d.

    detailhandel;

  • e.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 25 Recreatie - Jachthaven

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    jachthaven;

  • b.

    opslag en stalling van boten;

  • c.

    (aanleg)steigers;

  • d.

    oeverbeschoeiingen;

  • e.

    aan de bestemming gerelateerde kantoorvoorzieningen;

  • f.

    parkeervoorzieningen;

  • g.

    recreatief nachtverblijf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 25.3.2;

  • h.

    daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen en tuinen;

  • i.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

25.2 Bouwregels

25.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 25.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 25.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat buiten de aanduiding 'bouwvlak' geen overkappingen mogen worden gebouwd;

met inachtneming van de volgende regels (artikel25.2.2 tot en met 25.2.3).

25.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • b.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 25.2.3.

25.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      lichtmasten, starttorens, en scheepvaarttekens, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt.

25.3 Specifieke gebruiksregels

25.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 25.1;

  • b.

    buitenopslag, anders dan bedoeld in artikel 25.1;

  • c.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 25.1;

  • d.

    recreatief nachtverblijf, anders dan bedoeld in artikel 25.3.2;

  • e.

    horeca;

  • f.

    wonen.

25.3.2 Recreatief nachtverblijf

  • a.

    Recreatief nachtverblijf is slechts toegestaan voor de duur van 2 x 24 uur.

Artikel 26 Recreatie - Volkstuin

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    volkstuinen;

  • b.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    wegen en paden;

  • 2.

    groenvoorzieningen;

  • 3.

    parkeervoorzieningen.

26.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

26.2 Bouwregels

26.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a.

    ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

  • b.

    behorende tot de recreatieve voorziening, zoals bijvoorbeeld teeltondersteunende voorzieningen en erfafscheidingen;

  • c.

    behorende tot het straatmeubilair;

  • d.

    ten behoeve van de waterhuishoudkundige voorzieningen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met inachtneming van de volgende regels (artikel26.2.3).

26.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van schuurtjes voor de opslag van tuinartikelen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1, ten behoeve van het bouwen van kassen of schuurtjes voor de opslag van tuinartikelen, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte maximaal 2,50 meter bedraagt;

  • b.

    de oppervlakte maximaal 6,00 m² bedraagt.

26.4 Specifieke gebruiksregels

26.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 26.1;

  • b.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

Artikel 27 Sport

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    het uitoefenen van sportactiviteiten;

  • b.

    evenementen, waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 27.4.2;

  • c.

    een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';

  • d.

    een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    horeca tot en met categorie 2;

  • 2.

    tribunes;

  • 3.

    wegen en paden;

  • 4.

    groenvoorzieningen;

  • 5.

    parkeervoorzieningen;

  • 6.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

27.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artike 60.1.

27.2 Bouwregels

27.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 27.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 27.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel27.2.2 tot en met 27.2.3).

27.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 27.2.3.

27.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    buiten het bouwvlak mag maximaal 25,00 m2 per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  • b.

    de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;

    • 2.

      lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt of maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;

    • 3.

      ballenvangers, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt.

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27.2.3 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.

27.4 Specifieke gebruiksregels

27.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 27.1;

  • b.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;

  • c.

    detailhandel;

  • d.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 27.1, onder 1;

  • e.

    (recreatieve) bewoning.

27.4.2 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

 

  • a.

    Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

  • b.

    Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.

  • c.

    Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.

  • d.

    Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.

  • e.

    Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.

  • f.

    Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

  • g.

    In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.

  • h.

    Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.

  • i.

    Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.

Artikel 28 Tuin

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  • b.

    parkeren;

  • c.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

28.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

28.2 Bouwregels

28.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt;

  • b.

    steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger', met dien verstande dat:

    • 1.

      de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

  • c.

    vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • d.

    erkers, luifels, balkons en dergelijke, met dien verstande dat:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens binnen de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', of 'Wonen - 3' niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter.

28.3 Specifieke gebruiksregels

28.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 28.1;

  • b.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

Artikel 29 Verkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving

29.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    verkeersdoeleinden;

  • b.

    speelvoorzieningen;

  • c.

    parkeervoorzieningen;

  • d.

    een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

  • e.

    een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

  • f.

    een busstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation';

  • g.

    een openbaar toilet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar toilet';

  • h.

    een sanitaire voorziening ten behoeve van watersportrecreatie, uitsluitend ter plaatse aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - havengebouw';

  • i.

    paden, wegen en straten;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    straatmeubilair;

  • 3.

    kunstwerken;

  • 4.

    herdenkingsmonumenten;

  • 5.

    afvalinzameling;

  • 6.

    terrassen;

  • 7.

    evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'markt', waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 29.4.1;

  • 8.

    evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 29.4.1;

  • 9.

    standplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', de aanduiding 'markt' of de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats' overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • 10.

    nutsvoorzieningen;

  • 11.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

29.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

29.2 Bouwregels

29.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

  • b.

    een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

  • c.

    een openbaar toilet, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar toilet';

  • d.

    een sanitaire voorziening ten behoeve van watersportrecreatie, uitsluitend ter plaatse aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - havengebouw';

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde:

    • 1.

      noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

    • 2.

      ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

    • 3.

      behorende tot het straatmeubilair;

    • 4.

      ten behoeve van speelvoorzieningen;

    • 5.

      ten behoeve van afvalinzameling;

    • 6.

      kunstwerken, zoals bruggen en duikers;

    • 7.

      voorwerpen betreffende de beeldende kunsten;

    • 8.

      ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;

    • 9.

      met sub 1 t/m 8 vergelijkbare bouwwerken;

met inachtneming van de volgende regels (artikel29.2.2 tot en met 29.2.4).

29.2.2 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • b.

    de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2 .

29.2.3 Parkeergarage

Voor het bouwen van een parkeergarage gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van de ondergrondse parkeerlagen bedraagt ten minste 0,60 meter beneden peil;

  • b.

    het aantal parkeerlagen van een parkeergarage bedraagt niet meer dan 2;

  • c.

    de gezamenlijke oppervlakte van liften en trappenhuizen bedraagt niet meer dan 100 m2;

  • d.

    de bouwhoogte van liften en trappenhuizen bedraagt niet meer dan 6,00 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van overige ondergeschikte bouwdelen van de parkeergarage bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  • f.

    de bouwhoogte van hekwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  • g.

    de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' bedraagt niet meer dan 2,00 meter.

29.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • b.

    de bouwhoogte van een openbaar toilet bedraagt maximaal 2,50 meter;

  • c.

    de bouwhoogte van een sanitaire voorziening ten behoeve van watersportrecreatie bedraagt maximaal 3,00 meter.

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.4 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.

29.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29.2.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • b.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

29.4 Specifieke gebruiksregels

29.4.1 Evenemententerreinen

Evenementen zijn toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en ter plaatse van de aanduiding 'markt' en onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    Het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

  • b.

    Het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.

  • c.

    Een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt.

  • d.

    Er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement.

  • e.

    Er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten.

  • f.

    Er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

  • g.

    In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien.

  • h.

    Het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.

  • i.

    Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    spoorwegvoorzieningen;

  • b.

    geluidwerende voorzieningen;

  • c.

    een brug, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    groenvoorzieningen;

  • 2.

    wegen en paden;

  • 3.

    parkeervoorzieningen;

  • 4.

    nutsvoorzieningen;

  • 5.

    waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

30.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

30.2 Bouwregels

30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 30.1 genoemde bestemming;

  • b.

    een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde die noodzakelijk zijn met het oog op de regeling van (de veiligheid van) het (rail)verkeer, dan wel ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met inachtneming van de volgende regels (artikel30.2.2 tot en met 30.2.3).

30.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • b.

    de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25,00 m2.

30.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter, met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      samenhangende bouwwerken ten behoeve van het railverkeer en (licht)masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt;

    • 3.

      bruggen waarvan de bouwhoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;

    • 4.

      geluidwerende voorzieningen, deze mogen worden opgericht tot een bouwhoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder.

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 30.2.2 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.

30.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 30.2.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • b.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

30.4 Specifieke gebruiksregels

30.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 30.1;

  • b.

    opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  • c.

    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving

31.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterbergingen met de bijbehorende bermen en taluds;

  • b.

    watersportvoorzieningen;

  • c.

    ligplaatsen voor pleziervaartuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';

  • d.

    bruggen;

  • e.

    steigers, uitsluitend grenzend aan de bestemming 'Tuin' met de aanduiding 'steiger';

  • f.

    behoud en ontwikkeling van ecologische waarden in relatie tot de waterhuishoudkundige voorzieningen.

31.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

31.2 Bouwregels

31.2.1 Algemeen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

31.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    verkeerstekens;

  • b.

    steigers, grenzend aan de bestemming 'Tuin' met de aanduiding 'steiger', met dien verstande dat:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bestemmingsgrens van de bestemming 'Tuin' niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer dan 5,00 meter bedraagt.

31.2.3 Overige regels

  • a.

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen.

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.2, ten behoeve van het bouwen van aanlegsteigers, kademuren en oeverbeschoeiingen, met dien verstande dat:

  • a.

    kademuren en oeverbeschoeiingen noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van waterbeheer;

  • b.

    deze vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het dempen van oppervlaktewater;

  • b.

    het vergraven van oevers;

  • c.

    het verleggen van watergangen.

31.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

31.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.4.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 31.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

31.4.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 32 Wonen - 1

32.1 Bestemmingsomschrijving

32.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

    • 2.

      een praktijkruimte op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';

    • 3.

      een schildersbedrijf op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';

    • 4.

      een verloskundigenpraktijk op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verloskundigenpraktijk';

    • 5.

      tuinen;

    • 6.

      parkeervoorzieningen op eigen terrein;

    • 7.

      groenvoorzieningen;

    • 8.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

32.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

32.2 Bouwregels

32.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' uitsluitend patiowoningen mogen worden gebouwd;

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 32.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • d.

    steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met inachtneming van de volgende regels (artikel32.2.2.tot en met 32.2.5).

32.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal wooneenheden is toegestaan;

  • d.

    de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • e.

    de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;

  • f.

    de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

    • 2.

      de goothoogte van een woning minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte bedraagt;

  • g.

    de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

    • 2.

      de bouwhoogte van een woning minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte bedraagt;

  • h.

    woningen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' woningen met een lessenaarsdak worden afgedekt;

  • i.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 32.2.3;

  • j.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 32.2.4

32.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Toegestane oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Bouwperceel tot 350 m²

50 m²

Bouwperceel van 350 m² - 700 m²

70 m²

Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²

80 m²

Bouwperceel vanaf 1.000 m²

100 m²

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% per bouwperceel bebouwd;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 32.2.4.

32.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels

  • a.

    steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, mits:

    • 1.

      de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • d.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

32.2.5 Saneringsregeling

Voor zover de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen de maximale oppervlakte zoals vermeld in artikel 32.2.3 onder a. overschrijdt, mag indien het meerdere wordt gesloopt, 75% van de gesloopte oppervlakte van een gebouw worden teruggebouwd.

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 32.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

32.4 Specifieke gebruiksregels

32.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen, anders dan bedoeld in artikel 32.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 32.4.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van woningen;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 32.1;

  • h.

    horeca;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 32.1.

32.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 32.5.1 en/of 32.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

32.5 Afwijken van de gebruiksregels

32.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 32.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 32.4.2 en/of 32.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

32.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 32.4 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a.

    er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • b.

    de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);

  • c.

    maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 32.4.2 en/of 32.5.1 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • e.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • f.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • g.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • h.

    omliggende functies niet worden gehinderd.

32.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 32.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 32.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

32.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 32.4, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;

  • c.

    de totale inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 33 Wonen - 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

33.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      een kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

    • 2.

      tuinen;

    • 3.

      parkeervoorzieningen op eigen terrein;

    • 4.

      groenvoorzieningen;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

33.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

33.2 Bouwregels

33.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat:

    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kwadrantwoning' uitsluitend kwadrantwoningen mogen worden gebouwd;

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 33.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • d.

    steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met inachtneming van de volgende regels (artikel33.2.2 tot en met 33.2.5).

33.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen;

  • d.

    de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • e.

    de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;

  • f.

    de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • g.

    de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 9,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • h.

    woningen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat:

    1.ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak' woningen met een lessenaarsdak worden afgedekt;

  • i.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 33.2.3;

  • j.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 33.2.4

33.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Toegestane oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Bouwperceel tot 350 m²

50 m²

Bouwperceel van 350 m² - 700 m²

70 m²

Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²

80 m²

Bouwperceel vanaf 1.000 m²

100 m²

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% per bouwperceel bebouwd;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat:

    1.ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' bijgebouwen met een plat dak worden afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 33.2.4.

33.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, mits:

    • 1.

      de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • d.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

33.2.5 Saneringsregeling

Voor zover de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen de maximale oppervlakte zoals vermeld in artikel 33.2.3 onder a. overschrijdt, mag indien het meerdere wordt gesloopt, 75% van de gesloopte oppervlakte van een gebouw worden teruggebouwd.

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 33.2.2 ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

33.4 Specifieke gebruiksregels

33.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 33.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 33.4.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van woningen;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel;

  • h.

    horeca;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 33.1.

33.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 33.5.1 en/of 33.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

33.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 33.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 33.4.2 en/of 33.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

33.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 33.4, ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a.

    er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • b.

    de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);

  • c.

    maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 33.4.2 en/of 33.5.1 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • e.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • f.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • g.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • h.

    omliggende functies niet worden gehinderd.

33.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 33.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 33.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

33.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 33.4, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;

  • c.

    de totale inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 34 Wonen - 3

34.1 Bestemmingsomschrijving

34.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen;

  • b.

    een zorgwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    tuinen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen op eigen terrein;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

34.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

34.2 Bouwregels

34.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 34.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • d.

    steigers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

met inachtneming van de volgende regels (artikel 34.2.2 tot en met 34.2.5).

34.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen;

  • d.

    de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • e.

    de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;

  • f.

    de goothoogte van een woning bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • g.

    de bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 11,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;

  • h.

    woningen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' woningen met een plat dak worden afgedekt;

  • i.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 34.2.3;

  • j.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 34.2.4.

34.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Toegestane maximale oppervlakte aan bijgebouwen

Bouwperceel tot 350 m²

50 m²

Bouwperceel van 350 m² - 700 m²

70 m²

Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²

80 m²

Bouwperceel vanaf 1.000 m²

100 m²

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% per bouwperceel bebouwd;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat:

    • 1.

      ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' bijgebouwen met een plat dak worden afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 34.2.4.

34.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    steigers mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger' worden gebouwd, mits:

    • 1.

      de breedte van een steiger niet meer dan 5,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de lengte van een steiger niet meer dan 3,00 meter bedraagt;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • d.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

34.2.5 Saneringsregeling

Voor zover de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen de maximale oppervlakte zoals vermeld in artikel 34.2.3 onder a. overschrijdt, mag indien het meerdere wordt gesloopt, 75% van de gesloopte oppervlakte van een gebouw worden teruggebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

34.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 34.2.2 ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

34.4 Specifieke gebruiksregels

34.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, anders dan bedoeld in artikel 34.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 34.4.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van woningen;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel;

  • h.

    horeca;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 34.1.

34.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 34.5.1 en/of 34.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

34.5 Afwijken van de gebruiksregels

34.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 34.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 34.4.2 en/of 34.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

34.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 34.4 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a.

    er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • b.

    de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);

  • c.

    maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 34.4.2 en/of 34.5.1 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • e.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • f.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • g.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • h.

    omliggende functies niet worden gehinderd.

34.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 34.4, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 34.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

34.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 34.4, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;

  • c.

    de totale inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 35 Wonen - Binnenstad

35.1 Bestemmingsomschrijving

35.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Binnenstad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    tuinen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen op eigen terrein;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

35.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

35.2 Bouwregels

35.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Binnenstad' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 35.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel35.2.2 tot en met 35.2.4).

35.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    binnen het bouwvlak is de bouw van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan als zij horen bij een binnen hetzelfde bouwvlak aanwezige woning;

  • b.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal wooneenheden is toegestaan;

  • d.

    de gevels van de woning worden geplaatst in de bouwgrenzen;

  • e.

    woningen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt, met dien verstande dat de kapvorm zoals opgenomen in de kappenkaart (Bijlage 4 bij deze regels) wordt toegepast;

  • f.

    de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' aangeduide minimale en maximale goothoogte;

  • g.

    de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt minimaal respectievelijk maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' aangeduide minimale en maximale bouwhoogte;

  • h.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 35.2.3;

  • i.

    voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 35.2.4.

35.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Bouwperceel tot 350 m²

50 m²

Bouwperceel van 350 m² - 700 m²

70 m²

Bouwperceel van 700 m² - 1.000 m²

80 m²

Bouwperceel vanaf 1.000 m²

100 m²

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 75% per bouwperceel bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • c.

    aangebouwde bijgebouwen worden met een plat dak afgedekt en vrijstaande bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  • f.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 35.2.4.

35.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van de carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

35.3 Afwijken van de bouwregels

35.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 35.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

35.4 Specifieke gebruiksregels

35.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 35.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 35.4.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van woningen;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 35.1;

  • h.

    horeca;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 35.1.

35.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 35.5.1 en/of 35.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

35.5 Afwijken van de gebruiksregels

35.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 35.4.1, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden bedrijven (Bijlage 2 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 35.4.2 en/of 35.5.2 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel niet mag worden gebruikt voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

35.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 35.4.1 , ten behoeve van een bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a.

    er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • b.

    de slaapplaatsen moeten worden gerealiseerd in het hoofdgebouw (de woning);

  • c.

    maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 35.4.2 en/of 35.5.1 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • e.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • f.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • g.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • h.

    omliggende functies niet worden gehinderd.

35.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 35.4.1, ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 35.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden:

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

35.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 35.4.1, ten behoeve van het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de samenvoeging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;

  • b.

    de verschijningsvorm van karakteristieke bebouwing niet mag worden aangetast;

  • c.

    het onderscheid in uiterlijke kenmerken van de verschillende voorgevels van de samen te voegen panden herkenbaar blijft;

  • d.

    de inhoud en oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet worden vergroot;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 5.

      het straatbeeld en de cultuurhistorische waarden.

Artikel 36 Wonen - Garage

36.1 Bestemmingsomschrijving

36.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    garageboxen ten behoeve van het stallen van (motor)voertuigen en fietsen.

36.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

36.2 Bouwregels

36.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.garageboxen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel36.2.2).

36.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    de bouwhoogte van een garagebox bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    de inhoud van een garagebox bedraagt maximaal 60 m3.

36.3 Specifieke gebruiksregels

36.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;

  • b.

    bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte;

  • c.

    permanente bewoning;

  • d.

    recreatieve bewoning;

  • e.

    detailhandel;

  • f.

    horeca.

Artikel 37 Wonen - Gestapeld

37.1 Bestemmingsomschrijving

37.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen in gestapelde woningen;

  • b.

    zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    tuinen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen op eigen terrein;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

37.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

37.2 Bouwregels

37.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gestapelde woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 37.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (artikel37.2.2 tot en met 37.2.4).

37.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;

  • b.

    ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing tot minimaal 2,50 meter hoog;

  • c.

    per bouwvlak bedraagt het aantal woningen niet meer en niet minder dan het aantal bestaande legale woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal wooneenheden is toegestaan;

  • d.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangeduide goothoogte;

  • e.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide bouwhoogte;

  • f.

    gebouwen worden met plat dak of een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • g.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 37.2.3;

  • h.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 37.2.4.

37.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • b.

    bijgebouwen worden met een plat dak afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 37.2.4.

37.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

37.3 Afwijken van de bouwregels

37.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 37.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.

37.4 Specifieke gebruiksregels

37.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 37.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 37.4.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    het samenvoegen van woningen;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel;

  • h.

    horeca;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 37.1.

37.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

Artikel 38 Wonen - Woonwagenstandplaats

38.1 Bestemmingsomschrijving

38.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen in de vorm van standplaatsen voor woonwagens/chalets;

met daaraan ondergeschikt:

  • 1.

    tuinen;

  • 2.

    parkeervoorzieningen op eigen terrein;

  • 3.

    groenvoorzieningen;

  • 4.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

38.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

38.2 Bouwregels

38.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woonwagens/chalets, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 35.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

met inachtneming van de volgende regels (artikel38.2.2 tot en met 38.2.4).

38.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a.

    per bouwvlak mag maximaal één woonwagen/chalet worden opgericht;

  • b.

    de goothoogte van een woonwagen/chalet bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • c.

    de bouwhoogte van een woonwagen/chalet bedraagt maximaal 5,00 meter;

  • d.

    voor de maatvoering van bijgebouwen geldt het bepaalde in artikel 38.2.3;

  • e.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 38.2.4

38.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a.

    de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • b.

    voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 38.2.4.

38.2.4 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,50 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

38.3 Specifieke gebruiksregels

38.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 38.1;

  • b.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen anders dan bedoeld in artikel 38.3.2;

  • c.

    woningsplitsing;

  • d.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • e.

    recreatieve bewoning;

  • f.

    detailhandel;

  • g.

    horeca;

  • h.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en anders dan bedoeld in artikel 38.1 .

38.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep, als opgenomen in het overzicht aan huis verbonden beroepen (Bijlage 2 bij deze regels), is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • b.

    maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en);

  • c.

    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is ten hoogste één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.

Artikel 39 Leiding

39.1 Bestemmingsomschrijving

39.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding en de daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

39.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

39.2 Bouwregels

39.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

39.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a.

    die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van de in 39.1 bedoelde leiding(en) met een oppervlakte van maximaal 15 m2;

  • b.

    met een bouwhoogte van maximaal 2,00 meter.

39.3 Afwijken van de bouwregels

39.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 39.2.1, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a.

    het doelmatig functioneren van de in artikel 39.1 bedoelde leiding(en) niet wordt aangetast en de veiligheid van deze leiding(en) niet wordt geschaad;

  • b.

    vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;

  • c.

    bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;

  • d.

    geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  • b.

    het ontginnen, woelen, mengen, diepploegen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem en/of het aanleggen van drainage en/of het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  • c.

    het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  • d.

    het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;

  • e.

    het aanleggen van andere kabels en leidingen dan de in artikel 39.1 bedoelde leiding(en);

  • f.

    het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen en andere wateren.

39.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 39.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

39.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 39.4.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a.

    door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig functioneren van de in artikel 39.1 bedoelde leiding(en) niet wordt aangetast;

  • b.

    daarover vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 1

40.1 Bestemmingsomschrijving

40.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

40.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

40.2 Bouwregels

40.2.1 Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m² en de bestaande fundering niet wordt benut, dient door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;

  • b.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  • c.

    in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

40.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 40.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

40.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    voorzover de ingreep dieper gaat dan 50 centimeter beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 100 m² beslaat;

  • b.

    het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  • c.

    het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  • d.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

40.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 40.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a.

    door middel van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;

  • b.

    het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

  • d.

    de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

40.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.3.1 kan alleen worden verleend indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

40.3.4 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.3.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1 dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;

  • b.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  • c.

    in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

40.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 40.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 41 Waarde - Archeologie 2

41.1 Bestemmingsomschrijving

41.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

41.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

41.2 Bouwregels

41.2.1 Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

  • a.

    Voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken:

    • -

      met een oppervlakte groter dan 250 m² wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom, dan wel,

    • -

      met een oppervlakte groter dan 2.500 m² wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom,

  • 1.

    dient door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

    • -

      de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en;

    • -

      in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard of gedocumenteerd, dan wel:

    • -

      in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

41.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 41.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

41.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  • b.

    het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  • c.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

voorzover de ingreep:

  • 1.

    dieper gaat dan 50 centimeter beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 250 m² beslaat, wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom;

  • 2.

    dieper gaat dan 50 centimeter benden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 2.500 m² beslaat, wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom.

41.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 41.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a.

    door middel van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;

  • b.

    het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

  • d.

    de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

41.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 41.3.1 kan alleen worden verleend indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

41.3.4 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 41.3 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;

  • b.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  • c.

    in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

41.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 41.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 42 Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad

42.1 Bestemmingsomschrijving

42.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd bij lijst in Bijlage 3 'Overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

42.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-gesloten gevelwanden; - geen verspringingen in voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-de bebouwing ligt direct aan de straat.

bebouwingstypologie

-langs de Oosterstraat, Gasthuisstraat, Woldpromenade, Markt, en het zuidelijke deel van de Kerkstraat rijker gedecoreerde panden, de meeste gevels voorzien van een lijst, daarnaast trap- en halsgevels; - in de Onnastraat, Molenstraat, Doelenstraat, Koningstraat, Scholestraat en het noordelijke deel van de Kerkstraat voornamelijk eenvoudige panden.

maatvoeringen

-de panden bestaan uit twee bouwlagen onder een kap; - pandbreedte van 4,00 tot 6,00 meter.

kapvormen/nokrichting

-voor de kapvormen en nokrichting wordt verwezen naar Bijlage 4 bij de regels.

bijzondere structuren/elementen

-diverse kerkgebouwen die als herkenningspunt dienen; - open gebied midden in het centrum (de Markt); - centrum wordt grotendeels omsloten door stadswallen die een belangrijke groenstructuur vormen; - het laat middeleeuwse stratenpatroon, bestaande uit de elkaar haaks kruisende hoofdstraten met de centraal gelegen Markt; - voormalige HBS, welke nu is ingericht voor wonen en maatschappelijke functies.

42.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

42.2 Bouwregels

42.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 42.1.2.

42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

42.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;

  • c.

    geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen.

42.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 42.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

42.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 42.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 42.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

42.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 42.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

42.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

42.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

42.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 42.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

42.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 42.4.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

42.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 42.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 43 Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee

43.1 Bestemmingsomschrijving

43.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse bestaande cultuurhistorisch en oudheidkundig waardevolle beeld (beplantingspatronen, wegenpatronen, het landschappelijke beeld).

43.1.2 Waarden

De waarden komen als volgt tot uitdrukking:

  • a.

    grotendeels onverharde weg;

  • b.

    duidelijke groenstructuur in de vorm van bomenrijen aan weerszijden van de weg;

  • c.

    achtertuinen uitbreidingswijken grenzend aan weg, bebouwing zelf niet op deze weg georienteerd.

43.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

43.2 Bouwregels

43.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

43.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de het aanwezige beplantingspatroon;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;

  • c.

    aanbrengen van verhardingen.

43.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 43.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

43.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 43.3.1 kan alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 43.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

43.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 43.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 44 Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan

44.1 Bestemmingsomschrijving

44.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

44.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-aaneengesloten, symmetrische bebouwingswand an het begin en eind van de straat; - eenduidige voorgevelrooilijn bij woningen; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-straat met gebogen beloop; - groenstructuur afwezig; - bebouwing ligt meestal direct aan de weg, recente bebouwing ligt op enige afstand van de weg.

bebouwingstypologie

-middenstandsrijtjeswoningen; - eenduidige bouwstijl begin 20e eeuw.

maatvoeringen

-de woningen hebben één bouwlaag met kap.

kapvormen

-mansardekap.

nokrichting

-in het noordelijke deel loodrecht op de voorgevel; - in het zuidelijke deel evenwijdig met de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-directe relatie met Park Ramswoerthe.

44.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

44.2 Bouwregels

44.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 44.1.2.

44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

44.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.

44.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 44.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

44.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in in artikel 44.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 44.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

44.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 44.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

44.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

44.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

44.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 44.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

44.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 44.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

44.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 44.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 45 Waarde - Cultuurhistorie Irisplein

45.1 Bestemmingsomschrijving

45.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Irisplein' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

45.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-gesloten gevelwand met verhoogde geveldelen en poortdoorgangen voorzien van rondbogen; - eenduidige voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-woonstraat met gebogen beloop; - pleinruimte; - groenstructuur (heggen) de indeling van de openbare ruimte; - bebouwing ligt direct aan de weg, een aantal gebouwen heeft een voortuin.

bebouwingstypologie

-aaneengesloten arbeiderswoningen; - eenduidige bouwstijl begin 20e eeuw.

maatvoeringen

-woonhuizen hebben vergelijkbare gevel/pandbreedte en diepte; - één bouwlaag met kap.

kapvormen

-zadeldaken, een enkel schilddak en mansardedak; - uitspringende voorgevels met verhoogde gootlijn; - met schilddakjes afgedekte dakkapellen komen voor.

nokrichting

-evenwijdig met de voorgevel; - vooruitstekende geveldelen en geveldelen met verhoogde gootlijn loodrecht op de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-het plein.

45.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

45.2 Bouwregels

45.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Irisplein' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 45.1.2.

45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

45.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Irisplein' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten van heggen.

45.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 45.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

45.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 45.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 45.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

45.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 45.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

45.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

45.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Irisplein' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

45.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 45.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

45.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 45.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

45.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 45.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 46 Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan

46.1 Bestemmingsomschrijving

46.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

46.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-open bebouwingslint deels grenzend aan de stadsgracht; - bebouwing ligt op afstand van elkaar. Aan de noord- en zuidzijde van de J.H. Tromp Meesterstraat heeft de bebouwing een aaneengesloten karakter; - verspringingen in voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-woonstraat met breed profiel en gebogen beloop; - met name het zuidelijke deel duidelijke groenstructuur in de vorm van bomenrij parallel aan de gracht; - bebouwing ligt op enige afstand van de weg.

bebouwingstypologie

-afwisselend vrijstaande, halfvrijstaande, aaneengesloten villa's en herenhuizen; - eind 19e, begin 20e eeuwse bouwstijlen.

maatvoeringen

-woonhuizen variëren in breedte en diepte; - twee bouwlagen met kap.

kapvormen

-sterke afwisseling in kapvormen.

nokrichting

-afwisselend loodrecht op en evenwijdig met de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-vrijstaande herenhuizen en villa's in eclectische stijl bepalen het straatbeeld; - de gracht rondom het centrum.

46.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

46.2 Bouwregels

46.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 46.1.2.

46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

46.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.

46.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 46.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

46.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 46.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 46.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

46.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 46.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

46.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

46.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

46.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 46.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

46.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 46.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

46.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 46.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 47 Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel

47.1 Bestemmingsomschrijving

47.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

47.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-gesloten bebouwingswand met richting het zuiden enkele openingen; - eenduidige voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-invalsweg met vrijwel recht beloop, richting het noorden breder profiel en gebogen verloop; - aan de noordzijde groene middenberm met bomen, aan zuidzijde groenstructuur afwezig; - bebouwing ligt direct aan de weg.

bebouwingstypologie

-aan de zuidwestwand aaneengesloten 19e eeuwse herenhuizen.

maatvoeringen

-woonhuizen hebben vergelijkbare breedte en diepte; - twee bouwlagen met kap.

kapvormen

-afwisseling in kapvorm, toegepast zijn zadeldak en schilddak.

nokrichting

-loodrecht op de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-herenhuizen, al dan niet met speklagen en geplaatst op een plint, bepalen het straatbeeld.

47.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

47.2 Bouwregels

47.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 47.1.2.

47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

47.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels in de openbare ruimte.

47.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 47.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

47.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 47.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 47.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

47.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 47.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

47.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

47.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

47.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 47.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

47.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 47.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

47.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 47.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 48 Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg

48.1 Bestemmingsomschrijving

48.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

48.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-open bebouwingslint met richting het buitengebied gronden die agrarisch in gebruik zijn; - de afstand tussen de bebouwing onderling wordt richting het buitengebied steeds groter; - verspringingen in voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-invalsweg met breed profiel en vrijwel recht beloop; - duidelijke groenstructuur in de vorm van bomenrijen aan weerszijden van de weg (na rotonde met Gagelsweg); - bebouwing ligt op enige afstand van de weg.

bebouwingstypologie

-vrijstaande en enkele halfvrijstaande woningen; - diversiteit in bouwstijlen, doordat bebouwingslint verdicht is in verschillende decennia.

maatvoeringen

-één of twee bouwlagen met kap.

kapvormen

-zadel- en schilddaken wisselen elkaar af.

nokrichting

-afwisselend loodrecht op of evenwijdig met de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-beeldbepalende eind 19e eeuwse villa markeert de hoek van de Oostwijkstraat en de Meppelerweg; - bijgebouwen liggen achter de achtergevel van het hoofdgebouw; - op enkele plaatsen in het lint zijn enkele andere functies aanwezig die afwijken in maat en schaal; - aanwezigheid van de Algemene en Rooms Katholieke begraafplaatsen met parkje.

48.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

48.2 Bouwregels

48.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 48.1.2.

48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

48.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages en singels;

  • c.

    aanbrengen van verhardingen.

48.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 48.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

48.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 48.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 48.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

48.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 48.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

48.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

48.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

48.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 48.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

48.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 48.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

48.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 48.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 49 Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat

49.1 Bestemmingsomschrijving

49.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

49.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-aaneengesloten, symmetrische bebouwingswand; - eenduidige voorgevelrooilijn bij woningen; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-wijkontsluitingsweg met smal profiel en licht gebogen beloop; - groenstructuur afwezig; - bebouwing ligt meestal direct aan de weg, recente bebouwing ligt op enige afstand van de weg.

bebouwingstypologie

-overwegend arbeiderswoningen; - eenduidige bouwstijl begin 20e eeuw.

maatvoeringen

-de woningen hebben één bouwlaag met kap.

kapvormen

-zadeldak en mansardekap.

nokrichting

-vrijstaande woningen loodrecht op de voorgevel; - de tussenwoningen evenwijdig met de voorgevel en de hoekwoningen loodrecht op de voorgevel; - overige rijenwoningen loodrecht op de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-eerste stadsuitbreiding buiten de stadswallen; - De Buze; - de kerk; - de stadsboerderij.

49.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

49.2 Bouwregels

49.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 49.1.2.

49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

49.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.

49.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 49.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

49.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in in artikel 49.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 49.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

49.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 49.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

49.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

49.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

49.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 49.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

49.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 49.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

49.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 49.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 50 Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk

50.1 Bestemmingsomschrijving

50.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

50.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

  • a.

    openheid/geslotenheid;

  • b.

    het straatpatroon;

  • c.

    de groenstructuur;

  • d.

    afstand woningen tot weg;

  • e.

    geen verspringingen in voorgevelrooilijn;

  • f.

    oriëntatie bebouwing op voorgevel;

  • g.

    bebouwingstypologie, één of twee bouwlagen met kap;

  • h.

    nokrichting bij vrijstaande bebouwing haaks op de weg, bij aaneengesloten bebouwing evenwijdig met de weg;

  • i.

    bijgebouwen zijn ten opzichte van het hoofdgebouw zodanig gesitueerd dat hoofdgebouw en bijgebouwen met elkaar een samenhangend geheel vormen.

50.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

50.2 Bouwregels

50.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 50.1.2.

50.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

50.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.

50.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 50.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

50.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in in artikel 50.3.1 mag alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 50.1.2 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

50.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 50.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

50.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

50.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

50.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 50.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

50.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 50.4.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

50.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 50.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 51 Waarde - Cultuurhistorie Tuk

51.1 Bestemmingsomschrijving

51.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tuk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd bij lijst in Bijlage 3 'Overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

51.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-open bebouwingslint; - verspringingen in voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-woningen liggen op enige afstand van de weg.

bebouwingstypologie

-vrijstaande en halfvrijstaande woningen; - enkele voormalige, oude boerderijen.

maatvoeringen

-één of twee bouwlagen met kap; - aan de rand van het dorp grotere vrijstaande woningen; - de voormalige, oude boerderijen hebben grotere bouwvolumes.

kapvormen

-sterke afwisseling in kapvormen, meest voorkomend zijn zadeldak en schilddak.

nokrichting

-afwisselend loodrecht op of evenwijdig met de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-bij de oude boerderijen heeft het schuurgedeelte een gesloten dakvlak; - voormalige gemeentehuis met tuin; - NOVAC-terrein; voormalige zuivelfabriek met schoorsteen.

51.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

51.2 Bouwregels

51.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tuk' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 51.1.2.

51.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

51.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tuk' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;

  • c.

    geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen.

51.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 51.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

51.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvegunning als bedoeld in artikel 51.3.1 kan alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 51.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

51.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 51.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

51.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

51.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tuk' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

51.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 51.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

51.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 51.4.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

51.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 51.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 52 Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg

52.1 Bestemmingsomschrijving

52.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden, met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de monumenten, zoals vastgelegd in Bijlage 3 'overzicht monumenten', en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de karakteristieke panden.

52.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van gebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

bebouwingswand, rooilijn

-overwegend eenduidige voorgevelrooilijn; - oriëntatie bebouwing op de voorgevel.

straatprofiel

-invalsweg met breed profiel, ventwegen aan weerszijden van de straat en vrijwel recht beloop; - duidelijke groenstructuur in de vorm van bomenrijen en laag groen aan weerzijden van de weg; - woningen liggen op enige afstand van de weg.

bebouwingstypologie

-overwegend vrijstaande en halfvrijstaande woningen; - diversiteit in bouwstijlen uit met name de eerste 3 decennia van de 20e eeuw.

maatvoeringen

-één of twee bouwlagen met kap.

kapvormen

-afwisseling in kapvormen, meest voorkomend zijn zadeldak en schilddak.

nokrichting

-afwisselend loodrecht op en evenwijdig met de voorgevel.

bijzondere structuren/elementen

-voormalig schoolgebouw met beeldbepalende gevel; - voormalige welkoopgebouw.,

52.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

52.2 Bouwregels

52.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg' aangewezen gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' slechts worden gebouwd indien:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 52.1.2.

52.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

52.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.

52.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 52.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

52.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 52.3.1 kan alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 52.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

52.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 52.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

52.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

52.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

52.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 52.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

52.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 52.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;

  • b.

    het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • c.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

52.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 52.4.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 53 Waterstaat - Waterkering

53.1 Bestemmingsomschrijving

53.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a.

    primaire waterkering;

  • b.

    regionale waterkering;

  • c.

    hoofdwatergang;

  • d.

    watergang;

  • e.

    behoud en bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      terreinen.

53.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

53.2 Bouwregels

53.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

53.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt.

53.3 Afwijken van de bouwregels

53.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 53.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a.

    vooraf advies wordt ingewonnen bij het bevoegd waterschapsgezag;

  • b.

    bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaats- en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

53.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

53.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    het ophogen en afgraven van de gronden

  • b.

    het verwijderen en aanbrengen van verhardingen;

  • c.

    het wijzigen van het waterpeil;

  • d.

    het dempen van watergangen;

  • e.

    het verwijderen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen.

53.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 53.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

53.4.3 Voorwaarden

De in 53.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterstaatkundige en waterkerende functies niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het bevoegde waterschapsgezag.

Artikel 54 Waterstaat - Waterlopen

54.1 Bestemmingsomschrijving

54.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

54.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 60.1.

54.2 Bouwregels

54.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

54.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a.

    van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3,50 meter.

54.3 Afwijken van de bouwregels

54.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 54.2.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde of gebouwen binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a.

    het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;

  • b.

    bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 55 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 56 Algemene bouwregels

56.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a.

    ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak';

  • b.

    de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;

  • c.

    de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;

  • d.

    om het ondergrondse bouwwerk toegankelijk te maken is overschrijding van het bouwvlak toegestaan, mits de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;

  • e.

    de regels van de betreffende bestemmingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 57 Algemene gebruiksregels

57.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 12.1.1;

  • b.

    een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogbestemming is verleend;

  • c.

    straatprostitutie;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.

Artikel 58 Algemene aanduidingsregels

58.1 'geluidzone - industrie'

58.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

58.1.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 58.1.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai op de gevels van de te realiseren geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

58.2 'geluidzone - spoor'

58.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' mogen geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

58.2.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 58.2.1, met dien verstande dat de geluidbelasting vanwege spoorweglawaai op de gevels van de te realiseren geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

58.3 'veiligheidszone - lpg'

58.3.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

58.3.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 58.3.1, met dien verstande dat:

  • a.

    voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;

  • b.

    indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in paragraaf 5 van het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) plaatsvindt.

58.4 'vrijwaringszone - spoor'

58.4.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder vergunning of ontheffing door of vanwege het daartoe bevoegde gezag.

58.5 vrijwaringszone - weg 0-50 meter en vrijwaringszone weg 50-100 meter

58.5.1 Verbod

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer;

  • b.

    ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter' mag worden gebouwd, nadat vooraf overleg is gevoerd met en overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat.

58.5.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, gehoord Rijkswaterstaat, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bebouwing op de gronden gelegen binnen de 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' overeenkomstig het bepaalde in de onderliggende bestemming, mits:

  • a.

    dit toekomstige infrastructurele uitbreidingen niet onmogelijk maakt;

  • b.

    dit niet leidt tot uit milieuhygiënisch en/of veiligheidsoogpunt onaanvaardbare situaties.

Artikel 59 Algemene afwijkingsregels

59.1 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

59.2 Functiewijzigingen onbebouwde gronden

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels voor een wijziging van het gebruik van onbebouwde gronden, zonder dat daarbij wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a.

    de oppervlakte maximaal 1.000 m2 mag bedragen;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

59.3 Omgevingsvergunning evenementen

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van de beheersverordening ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, mits:

  • a.

    de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;

  • d.

    er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;

  • f.

    er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;

  • g.

    in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;

  • h.

    aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;

  • i.

    het evenement niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

  • j.

    er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.

59.4 Omgevingsvergunning corsotenten

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het tijdelijk oprichten en in stand houden van corsotenten, met dien verstande dat:

  • a.

    de corsotenten slechts aanwezig mogen zijn gedurende de periode 1 maart tot 1 oktober;

  • b.

    de oppervlakte maximaal 20 x 15 meter (lxb) mag bedragen;

  • c.

    de goothoogte maximaal 4,00 meter mag bedragen;

  • d.

    de bouwhoogte maximaal 10,00 meter mag bedragen;

  • e.

    er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu mogen optreden;

  • f.

    belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad.

59.5 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.

Artikel 60 Overige regels

60.1 Voorrangsregels

60.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

60.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a.

    Waarde - Archeologie 1;

  • b.

    Waarde - Archeologie 2;

  • c.

    Leiding;

  • d.

    Waarde - Cultuurhistorie Binnenstad, Waarde - Cultuurhistorie Dennenallee, Waarde - Cultuurhistorie Gasthuislaan, Waarde - Cultuurhistorie Irisplein, Waarde - Cultuurhistorie Kornputsingel, Waarde - Cultuurhistorie Meppelerweg, Waarde - Cultuurhistorie Oostwijkstraat, Waarde - Cultuurhistorie Steenwijk, Waarde - Cultuurhistorie J.H. Tromp Meesterstraat en Tramlaan, Waarde - Cultuurhistorie Tuk, Waarde - Cultuurhistorie Tukseweg;

  • e.

    Waterstaat - Waterkering;

  • f.

    Waterstaat - Waterlopen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 61 Overgangsrecht

  • 61.

    1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a.

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • 1.

      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    • 2.

      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b.

    Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • c.

    Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

  • 61.

    2 Overgangsrecht gebruik

  • a.

    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b.

    Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c.

    Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 62 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening 'Steenwijk en Tuk'.