Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Beverwijk |
Citeertitel | Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Beverwijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet werk en bijstand, artikel 8a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2000 | 01-01-2015 | Onbekend | 20-06-2013 De Kennemer, d.d. 3 juli 2013 | INT-13-02777 |
Als de belanghebbende zijn verplichtingen niet of onvoldoende nakomt dan wel anderszins blijk geeft van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verlaagt het college de uitkering of de inkomensvoorziening conform de Maatregelenverordening WWB 2013 respectievelijk de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ 2013. Dit geldt naast de verplichting van het college om een boete op te leggen bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand of een ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening.
Indien een gedraging van de belanghebbende leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, naast de verplichting de ten onrechte verstrekte bijstand of inkomensvoorziening terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door de wetgever en het Openbaar Ministerie hiervoor gehanteerde uitgangspunten.
Toelichting Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Beverwijk
In de Wet werk en bijstand (WWB) van 1 januari 2004 is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden onder de Algemene bijstandswet (Abw), losgelaten en omgezet in een “kan”-bepaling. Hiermee krijgt de gemeente de bevoegdheid eigen regels te bepalen omtrent handhaving.
De WWB schrijft voor dat de gemeente een verordening moet opstellen die de handhaving regelt. De letterlijke tekst van het bij amendement ingevoegde artikel 8a WWB luidt:
De gemeenteraad stelt in het kader van het financiële beheer bij verordening regels voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Er worden geen eisen gesteld aan de inhoud van het beleid. Verlaging van de uitkering en terugvordering waren onder de WWB geen verplichtingen meer, maar bevoegdheden.
Door de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) van 1 januari 2010 heeft de gemeente een grotere financiële verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de IOAW en de IOAZ gekregen. Gelijk is de beleidsmatige vrijheid vergroot. Dat betekent onder andere dat er op het gebied van handhaving beleid moet worden geformuleerd.
De Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving (Stbl. 2012, 462) verplicht het college vanaf 1 januari 2013 tot volledige terugvordering en het opleggen van een bestuurlijke boete ter hoogte van het benadelingsbedrag bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht. Deze verordening is in overeenstemming met deze wettelijke verplichting gebracht.
De IOAW en de IOAZ schrijven evenals de WWB voor dat de raad een Handhavingsverordening vaststelt. Gezien de verwantschap tussen deze wetten en uit een oogpunt van deregulering en efficiency is gekozen voor een combiverordening.
Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.
Onder uitkeringsgerechtigden met een WWB uitkering worden mede verstaan mensen met een uitkering krachtens het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
Dit artikel legt de verantwoordelijkheid voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de WWB en de IOAW/Z neer bij het college. Het college dient in ieder geval eenmaal per vier jaar een beleidsplan op te stellen. Een plan 2013-2017 is in het tweede kwartaal 2013 vastgesteld.
Met het tweede lid wordt tot uitdrukking gebracht dat de bijstand en de inkomensvoorziening alleen bestemd zijn voor hen die daar recht op hebben. Het college heeft de plicht alle mogelijke middelen in te zetten om de rechtmatigheid van de uitkeringen te waarborgen.
Terugvordering is een bevoegdheid van de gemeente. Zoals in het algemene deel van deze toelichting al is vermeld, is terugvordering van teveel betaalde bijstand als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht echter een verplichting van het college geworden. Met dit artikel spreekt de gemeenteraad uit dat van de bevoegdheid tot terugvordering in de overige gevallen gebruik wordt gemaakt De regels omtrent de terugvordering zijn vastgelegd in de door het college vastgestelde Beleidsregels terugvordering en verhaal Wet werk en bijstand. Deze zijn ook van toepassing op de IOAW en IOAZ.
Ook verhaal (op derden zoals de onderhoudsplichtige) is een bevoegdheid. Met dit artikel spreekt de gemeenteraad uit dat van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Ook dit onderdeel is nader uitgewerkt in de bij de toelichting van artikel 3 genoemde beleidsregels.
Wanneer de cliënt onvolledig of onjuiste informatie verstrekt, waardoor teveel bijstand is betaald, wordt deze bijstand teruggevorderd en wordt een boete opgelegd. Bij het niet nakomen van andere verplichtingen, zoals het niet nakomen van de arbeidsvoorwaarden, de medewerkingsplicht en andere opgelegde verplichtingen, kan de uitkering of de inkomensvoorziening (tijdelijk) worden verlaagd conform de Maatregelenverordening WWB respectievelijk de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ. Dat kan ook als de belanghebbende blijk geeft van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Deze verlaging is bedoeld om het nakomen van de verplichtingen en de hoogte van de uitkering op elkaar af te stemmen en heeft daarmee het karakter van gedragscorrectie.
Onder het boeteregime van de Abw bestond de verplichting voor gemeenten om proces-verbaal op te maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie als er sprake was van fraude en het benadelingsbedrag hoger was dan € 6.000,-- (de aangifterichtlijn sociale zekerheid). Deze grens is per 1 januari 2009 opgetrokken tot € 10.000,-- en vanaf 1 januari 2013 tot € 50.000,- (behoudens de uitzonderingsgevallen waarbij aangifte moet worden gedaan onder de € 50.000,-).